1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945
Book Chapter: Verse
501 Exo 10:17 | vuriglijk tot den HEERE, uw God, dat Hij slechts dezen dood van
502 Exo 10:20 | verstokte Farao's hart, dat hij de kinderen Israels
503 Exo 10:21 | duisternis komen over Egypteland, dat men de duisternis tasten
504 Exo 10:28 | hem: Ga van mij! wacht u, dat gij niet meer mijn aangezicht
505 Exo 11:2 | voor de oren des volks, dat ieder man van zijn naaste,
506 Exo 11:7 | toe; opdat gijlieden weet, dat de HEERE tussen de Egyptenaren
507 Exo 11:8 | uit, gij en al het volk, dat uw voetstappen volgt; en
508 Exo 11:10 | verhardde Farao's hart, dat hij de kinderen Israels
509 Exo 12:4 | zielen, een iegelijk naar dat hij eten kan; gij zult rekening
510 Exo 12:13 | 13 En dat bloed zal ulieden tot een
511 Exo 12:19 | 19 Dat er zeven dagen lang geen
512 Exo 12:20 | 20 Gij zult niets eten, dat gedesemd is; in al uw woningen
513 Exo 12:22 | doopt het in het bloed, dat in een bekken zal wezen;
514 Exo 12:22 | aan de beide zijposten van dat bloed, hetwelk in het bekken
515 Exo 12:25 | zal geschieden, als gij in dat land komt, dat u de HEERE
516 Exo 12:25 | als gij in dat land komt, dat u de HEERE geven zal, gelijk
517 Exo 12:29 | geschiedde ter middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen
518 Exo 12:36 | de ogen der Egyptenaren, dat zij hun hun begeerte deden;
519 Exo 12:39 | zij bakten van het deeg, dat zij uit Egypte gebracht
520 Exo 12:41 | denzelfden dag geschied, dat al de heiren des HEEREN
521 Exo 12:48 | HEERE het pascha houden zal, dat alles, wat mannelijk is,
522 Exo 12:48 | dan kome hij daartoe, om dat te houden, en hij zal wezen
523 Exo 12:51 | geschiedde even ten zelfden dage, dat de HEERE de kinderen Israels
524 Exo 13:2 | van mensen en van beesten, dat is Mijn. ~
525 Exo 13:14 | Wanneer het geschieden zal, dat uw zoon u morgen zal vragen,
526 Exo 13:14 | vragen, zeggende: Wat is dat? zo zult gij tot hem zeggen:
527 Exo 13:17 | nader was; want God zeide: Dat het den volke niet rouwe,
528 Exo 13:21 | daags in een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde,
529 Exo 13:21 | nachts in een vuurkolom, dat Hij hen lichtte, om voort
530 Exo 14:2 | tot de kinderen Israels, dat zij wederkeren, en zich
531 Exo 14:4 | Farao's hart verstokken, dat hij hen najage; en Ik zal
532 Exo 14:4 | verheerlijkt worden, alzo dat de Egyptenaars zullen weten,
533 Exo 14:4 | Egyptenaars zullen weten, dat Ik de HEERE ben. En zij
534 Exo 14:5 | Egypte werd geboodschapt, dat het volk vluchtte, zo is
535 Exo 14:5 | zeiden: Waarom hebben wij dat gedaan, dat wij Israel hebben
536 Exo 14:5 | Waarom hebben wij dat gedaan, dat wij Israel hebben laten
537 Exo 14:5 | Israel hebben laten trekken, dat zij ons niet dienden? ~
538 Exo 14:8 | den koning van Egypte, dat hij de kinderen Israels
539 Exo 14:11 | zouden? Waarom hebt gij ons dat gedaan, dat gij ons uit
540 Exo 14:11 | hebt gij ons dat gedaan, dat gij ons uit Egypte gevoerd
541 Exo 14:12 | 12 Is dit niet het woord, dat wij in Egypte tot u spraken,
542 Exo 14:13 | ziet het heil des HEEREN, dat Hij heden aan ulieden doen
543 Exo 14:15 | Zeg den kinderen Israels, dat zij voorttrekken. ~
544 Exo 14:16 | de zee, en klief dezelve, dat de kinderen Israels door
545 Exo 14:17 | Egyptenaren verstokken, dat zij na hen daarin gaan;
546 Exo 14:18 | Egyptenaars zullen weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer
547 Exo 14:24 | in dezelfde morgenwake, dat de HEERE, in de kolom des
548 Exo 14:26 | uw hand uit over de zee, dat de wateren wederkeren over
549 Exo 14:28 | het ganse heir van Farao, dat hen nagevolgd was in de
550 Exo 15:13 | Uw weldadigheid dit volk, dat Gij verlost hebt; Gij voert
551 Exo 15:16 | dit volk henen doorkome, dat Gij verworven hebt. ~
552 Exo 15:25 | HEERE wees hem een hout, dat wierp hij in dat water;
553 Exo 15:25 | een hout, dat wierp hij in dat water; toen werd het water
554 Exo 15:26 | 26 En zeide: Is het, dat gij met ernst naar de stem
555 Exo 16:3 | Israels zeiden tot hen: Och, dat wij in Egypteland gestorven
556 Exo 16:5 | geschieden op den zesden dag, dat zij bereiden zullen hetgeen
557 Exo 16:5 | ingebracht zullen hebben; dat zal dubbel zijn boven hetgeen
558 Exo 16:6 | avond, dan zult gij weten, dat u de HEERE uit Egypteland
559 Exo 16:7 | heeft; want wat zijn wij, dat gij tegen ons murmureert? ~
560 Exo 16:12 | worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE uw God ben. ~
561 Exo 16:13 | geschiedde aan den avond, dat er kwakkelen opkwamen, en
562 Exo 16:16 | 16 Dit is het woord, dat de HEERE geboden heeft:
563 Exo 16:16 | Verzamelt daarvan een ieder naar dat hij eten mag, een gomer
564 Exo 16:21 | morgen, een iegelijk naar dat hij eten mocht; want als
565 Exo 16:22 | geschiedde op den zesden dag, dat zij dubbel brood verzamelden,
566 Exo 16:23 | zeide tot hen: Dit is het, dat de HEERE gesproken heeft:
567 Exo 16:23 | wat gij bakken zoudt, bakt dat, en ziedt, wat gij zieden
568 Exo 16:25 | 25 Toen zeide Mozes: Eet dat heden, want het is heden
569 Exo 16:27 | geschiedde aan den zevenden dag, dat sommigen van het volk uitgingen,
570 Exo 16:29 | ieder blijve in zijn plaats! dat niemand uit zijn plaats
571 Exo 16:32 | opdat zij zien het brood, dat Ik ulieden heb te eten gegeven
572 Exo 17:2 | Geeft gijlieden ons water, dat wij drinken! Mozes dan zeide
573 Exo 17:6 | zo zal er water uitgaan, dat het volk drinke. Mozes nu
574 Exo 17:12 | en legden dien onder hem, dat hij daarop zat; en Aaron
575 Exo 17:13 | 13 Alzo dat Jozua Amalek en zijn volk
576 Exo 17:14 | het in de oren van Jozua, dat Ik de gedachtenis van Amalek
577 Exo 18:1 | Zijn volk, gedaan had: dat de HEERE Israel uit Egypte
578 Exo 18:8 | dien weg ontmoet was, en dat hen de HEERE verlost had. ~
579 Exo 18:9 | HEERE Israel gedaan had; dat Hij het verlost had uit
580 Exo 18:11 | 11 Nu weet ik, dat de HEERE groter is dan alle
581 Exo 18:14 | zeide hij: Wat ding is dit, dat gij het volk doet? Waarom
582 Exo 18:16 | hebben, zo komt het tot mij, dat ik richte tussen den man
583 Exo 18:16 | en tussen zijn naaste; en dat ik hun bekend make Gods
584 Exo 18:20 | wandelen zullen, en het werk, dat zij doen zullen. ~
585 Exo 18:22 | 22 Dat zij dit volk te allen tijde
586 Exo 18:22 | richten; doch het geschiede, dat zij alle grote zaken aan
587 Exo 18:22 | zaken aan u brengen, maar dat zij alle kleine zaken richten;
588 Exo 18:26 | 26 Dat zij het volk te allen tijde
589 Exo 19:9 | als Ik met u spreek, en dat zij ook eeuwiglijk aan u
590 Exo 19:10 | hen heden en morgen, en dat zij hun klederen wassen, ~
591 Exo 19:16 | dag, toen het morgen was, dat er op den berg donderen
592 Exo 19:16 | al het volk verschrikte, dat in het leger was. ~
593 Exo 19:21 | Ga af, betuig dit volk, dat zij niet doorbreken tot
594 Exo 19:22 | naderen, zich heiligen, dat de HEERE niet tegen hen
595 Exo 19:24 | Aaron met u, opklimmen; doch dat de priesters en het volk
596 Exo 19:24 | te klimmen tot den HEERE, dat Hij tegen hen niet uitbreke. ~
597 Exo 20:8 | 8 Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt. ~
598 Exo 20:12 | verlengd worden in het land, dat u de HEERE uw God geeft. ~
599 Exo 20:17 | noch zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is. ~
600 Exo 20:19 | en wij zullen horen; en dat God met ons niet spreke,
601 Exo 20:20 | uw aangezicht zou zijn, dat gij niet zondigdet. ~
602 Exo 20:22 | zeggen: Gij hebt gezien, dat Ik met ulieden van den hemel
603 Exo 21:8 | in de ogen haars heren, dat hij haar niet ondertrouwd
604 Exo 21:12 | 12 Wie iemand slaat, dat hij sterft, die zal zekerlijk
605 Exo 21:14 | voor Mijn altaar nemen, dat hij sterve. ~
606 Exo 21:16 | een mens steelt, hetzij dat hij dien verkocht heeft,
607 Exo 21:16 | dien verkocht heeft, of dat hij in zijn hand gevonden
608 Exo 21:20 | dienstmaagd met een stok slaat, dat hij onder zijn hand sterft,
609 Exo 21:22 | slaan een zwangere vrouw, dat haar de vrucht afgaat, doch
610 Exo 21:28 | man of een vrouw stoot, dat hij sterft, zal de os zekerlijk
611 Exo 21:31 | 31 Hetzij dat hij een zoon gestoten heeft,
612 Exo 21:31 | dochter gestoten heeft, naar dat recht zal hem gedaan worden. ~
613 Exo 21:34 | het geld wederkeren; doch dat dode zal zijns wezen. ~
614 Exo 21:35 | van zijn naaste kwetst, dat hij sterft, zo zal men den
615 Exo 21:36 | is het kennelijk geweest, dat die os van te voren stotig
616 Exo 22:2 | en hij wordt geslagen, dat hij sterft, het zal hem
617 Exo 22:5 | zijn beest daarin drijft, dat het in eens anders veld
618 Exo 22:9 | verlorene, hetwelk iemand zegt, dat het zijn is, beider zaak
619 Exo 22:10 | verzeerd, of weggedreven, dat het niemand ziet; ~
620 Exo 22:13 | gewisselijk verscheurd, dat hij het brenge tot getuige,
621 Exo 22:16 | uitstel een bruidschat geven, dat zij hem ter vrouwe zij. ~
622 Exo 22:25 | 25 Indien gij Mijn volk, dat bij u arm is, geld leent,
623 Exo 22:27 | 27 Want dat alleen is zijn deksel, het
624 Exo 22:27 | wanneer hij tot Mij roept, dat Ik het zal horen; want Ik
625 Exo 22:31 | zult gij geen vlees eten, dat op het veld verscheurd is,
626 Exo 23:2 | spreken in een twistige zaak, dat gij u neigt naar de menigte,
627 Exo 23:11 | rusten en stil liggen laten, dat de armen uws volks mogen
628 Exo 23:12 | os en uw ezel ruste, en dat de zoon uwer dienstmaagd
629 Exo 23:27 | maken; en Ik zal maken, dat al uw vijanden u den nek
630 Exo 23:31 | want Ik zal de inwoners van dat land in uw hand geven, dat
631 Exo 23:31 | dat land in uw hand geven, dat gij hen voor uw aangezicht
632 Exo 24:2 | 2 En dat Mozes alleen zich nadere
633 Exo 24:2 | nadere tot den HEERE, maar dat zij niet naderen; en het
634 Exo 24:8 | 8 Toen nam Mozes dat bloed, en sprengde het op
635 Exo 25:2 | tot de kinderen Israels, dat zij voor Mij een hefoffer
636 Exo 25:8 | Mij een heiligdom maken, dat Ik in het midden van hen
637 Exo 25:9 | even alzo zult gijlieden dat maken. ~
638 Exo 25:12 | aan haar vier hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde
639 Exo 25:14 | aan de zijde der ark zijn, dat men de ark daarmede drage. ~
640 Exo 25:39 | talent louter goud zal men dat maken, met al dit gereedschap. ~
641 Exo 25:40 | 40 Zie dan toe, dat gij het maakt naar hun voorbeeld,
642 Exo 26:5 | het uiterste der gordijn, dat aan de tweede samenvoegende
643 Exo 26:11 | zult de tent samenvoegen, dat zij een zij.
644 Exo 26:12 | 12 Het overige nu, dat overschiet aan de gordijnen
645 Exo 26:13 | gene zijde van hetgeen, dat overig zijn zal aan de lengte
646 Exo 27:4 | netwerk; en gij zult aan dat net vier koperen ringen
647 Exo 27:5 | van beneden opleggen, alzo dat het net tot het midden des
648 Exo 27:7 | ringen gedaan worden, alzo dat de handbomen zijn aan beide
649 Exo 27:14 | 14 Alzo dat er vijftien ellen der behangselen
650 Exo 27:20 | kinderen Israels gebieden, dat zij tot u brengen reine
651 Exo 27:20 | gestoten tot den luchter, dat men geduriglijk de lampen
652 Exo 28:3 | der wijsheid vervuld heb, dat zij voor Aaron klederen
653 Exo 28:3 | maken, om hem te heiligen, dat hij Mij het priesterambt
654 Exo 28:11 | Israel; gij zult ze maken, dat zij omvat zijn in gouden
655 Exo 28:28 | met een hemelsblauw snoer, dat hij op den kunstelijken
656 Exo 28:30 | Urim en de Thummim zetten, dat zij op het hart van Aaron
657 Exo 28:30 | ingaan zal; alzo zal Aaron dat gericht der kinderen Israels
658 Exo 28:32 | pantsiers zal het daaraan zijn, dat het niet gescheurd worde. ~
659 Exo 28:34 | 34 Dat er een gouden schelletje,
660 Exo 28:37 | hemelsblauw snoer, alzo dat zij aan den hoed zij; aan
661 Exo 28:41 | vullen, en hen heiligen, dat zij Mij het priesterambt
662 Exo 29:1 | zult, om hen te heiligen, dat zij Mij het priesterambt
663 Exo 29:13 | beide nieren en het vet, dat aan dezelve is, en gij zult
664 Exo 29:20 | teen huns rechtervoets; en dat bloed zult gij op het altaar
665 Exo 29:21 | gij nemen van het bloed, dat op het altaar is, en van
666 Exo 29:22 | den staart, ook het vet, dat het ingewand bedekt, en
667 Exo 29:22 | beide nieren, met het vet, dat aan dezelve is, en den rechterschouder;
668 Exo 29:27 | des vuloffers, van hetgeen dat Aarons, en van hetgeen dat
669 Exo 29:27 | dat Aarons, en van hetgeen dat zijner zonen is. ~
670 Exo 29:29 | hen in dezelve zalve, en dat men hun hand in dezelve
671 Exo 29:32 | ram eten, en het brood, dat in den korf zal zijn, bij
672 Exo 29:37 | het heiligen; alsdan zal dat altaar een heiligheid der
673 Exo 29:42 | zal Ik met ulieden komen, dat Ik aldaar met u spreke. ~
674 Exo 29:46 | 46 En zij zullen weten, dat Ik de HEERE hun God ben,
675 Exo 30:4 | plaatsen voor de handbomen, dat men het daarmede drage. ~
676 Exo 30:8 | de twee avonden, zal hij dat aansteken; het zal een gedurig
677 Exo 30:19 | 19 Dat Aaron en zijn zonen zich
678 Exo 30:20 | altaar naderen, om te dienen, dat zij het vuuroffer den HEERE
679 Exo 30:29 | Gij zult ze alzo heiligen, dat zij heiligheid der heiligheden
680 Exo 30:34 | specerijen, en zuiveren wierook; dat elk bijzonder zij. ~
681 Exo 31:7 | getuigenis, en het verzoendeksel, dat daarop zal zijn, en al het
682 Exo 31:13 | geslachten; opdat men wete, dat Ik de HEERE ben, Die u heilige.
683 Exo 31:16 | 16 Dat dan de kinderen Israels
684 Exo 32:1 | 1 Toen het volk zag, dat Mozes vertoog van den berg
685 Exo 32:5 | 5 Als Aaron dat zag, zo bouwde hij een altaar
686 Exo 32:7 | klim af! want uw volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd
687 Exo 32:10 | 10 En nu, laat Mij toe, dat Mijn toorn tegen hen ontsteke,
688 Exo 32:13 | aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten
689 Exo 32:19 | het kalf, en de reien zag, dat de toorn van Mozes ontstak,
690 Exo 32:19 | toorn van Mozes ontstak, en dat hij de tafelen uit zijn
691 Exo 32:20 | 20 En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden,
692 Exo 32:20 | 20 En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden, en verbrandde
693 Exo 32:21 | heeft u dit volk gedaan, dat gij zulk een grote zonde
694 Exo 32:22 | niet! gij kent dit volk, dat het in den boze ligt. ~
695 Exo 32:25 | 25 Als Mozes zag, dat het volk ontbloot was, (
696 Exo 32:30 | geschiedde des anderen daags, dat Mozes tot het volk zeide:
697 Exo 32:31 | een grote zonde gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt
698 Exo 32:35 | HEERE dit volk, omdat zij dat kalf gemaakt hadden, hetwelk
699 Exo 33:1 | 1 Toen het volk zag, dat Mozes vertoog van den berg
700 Exo 33:5 | 5 Als Aaron dat zag, zo bouwde hij een altaar
701 Exo 33:7 | klim af! want uw volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd
702 Exo 33:10 | 10 En nu, laat Mij toe, dat Mijn toorn tegen hen ontsteke,
703 Exo 33:13 | aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten
704 Exo 33:19 | het kalf, en de reien zag, dat de toorn van Mozes ontstak,
705 Exo 33:19 | toorn van Mozes ontstak, en dat hij de tafelen uit zijn
706 Exo 33:20 | 20 En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden,
707 Exo 33:20 | 20 En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden, en verbrandde
708 Exo 33:21 | heeft u dit volk gedaan, dat gij zulk een grote zonde
709 Exo 33:22 | niet! gij kent dit volk, dat het in den boze ligt. ~
710 Exo 33:25 | 25 Als Mozes zag, dat het volk ontbloot was, (
711 Exo 33:30 | geschiedde des anderen daags, dat Mozes tot het volk zeide:
712 Exo 33:31 | een grote zonde gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt
713 Exo 33:35 | HEERE dit volk, omdat zij dat kalf gemaakt hadden, hetwelk
714 Exo 34:1 | van hier, gij en het volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd
715 Exo 34:1 | opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob
716 Exo 34:3 | 3 Naar het land, dat van melk en honig is vloeiende;
717 Exo 34:3 | zijt een hardnekkig volk; dat Ik u op dezen weg niet vertere. ~
718 Exo 34:7 | samenkomst. En het geschiedde, dat al wie den HEERE zocht,
719 Exo 34:13 | in Uw ogen; en zie aan, dat deze natie Uw volk is! ~
720 Exo 34:16 | waarbij zou nu bekend worden, dat ik genade gevonden heb in
721 Exo 34:16 | volk? Is het niet daarbij, dat Gij met ons gaat? Alzo zullen
722 Exo 34:16 | Uw volk, van alle volk, dat op den aardbodem is. ~
723 Exo 34:25 | bereid tegen den morgenstond; dat gij in den morgenstond op
724 Exo 34:26 | niemand zal met u opklimmen; dat er ook niemand gezien worde
725 Exo 34:33 | onder enige volken; alzo dat dit ganse volk, in welks
726 Exo 34:33 | des HEEREN werk zien zal, dat het schrikkelijk is, hetwelk
727 Exo 34:35 | 12 Wacht u, dat gij toch geen verbond maakt
728 Exo 34:35 | waarin gij komen zult; dat hij misschien niet tot een
729 Exo 34:38 | maakt met den inwoner van dat land; en zij hun goden niet
730 Exo 34:39 | goden nahoererende, maken, dat ook uw zonen haar goden
731 Exo 34:42 | is Mijn; ja, al uw vee, dat mannelijk zal geboren worden,
732 Exo 34:52 | afging), zo wist Mozes niet, dat het vel zijns aangezichts
733 Exo 34:58 | het aangezicht van Mozes, dat het vel van het aangezicht
734 Exo 35:1 | de HEERE geboden heeft, dat men ze doe. ~
735 Exo 35:4 | zeggende: Dit is het woord, dat de HEERE geboden heeft,
736 Exo 35:5 | 5 Neemt van hetgeen, dat gijlieden hebt, een hefoffer
737 Exo 35:29 | door de hand van Mozes; dat brachten de kinderen Israels
738 Exo 36:1 | des heiligdoms naar alles, dat de HEERE geboden had. ~
739 Exo 36:2 | wiens hart hem bewogen had, dat hij toetrad tot het werk,
740 Exo 36:2 | toetrad tot het werk, om dat te maken. ~
741 Exo 36:3 | dienst des heiligdoms, om dat te maken; doch zij brachten
742 Exo 36:6 | 6 Toen gebood Mozes, dat men een stem zoude laten
743 Exo 36:7 | genoeg tot het gehele werk, dat te maken was; ja, er was
744 Exo 36:12 | het uiterste der gordijn; dat aan de tweede samenvoegende
745 Exo 36:13 | andere, met deze haakjes, dat het een tabernakel werd. ~
746 Exo 36:18 | de tent samen te voegen, dat zij een ware. ~
747 Exo 37:3 | aan haar vier hoeken, alzo dat twee ringen op derzelver
748 Exo 37:16 | maakte het gereedschap, dat op de tafel zijn zoude,
749 Exo 37:27 | plaatsen voor de handbomen, dat men het daarmede droeg. ~
750 Exo 38:7 | aan de zijden des altaars, dat men het met dezelve droeg;
751 Exo 38:22 | stam van Juda, maakte al, dat de HEERE aan Mozes geboden
752 Exo 38:24 | 24 Al het goud, dat tot het werk verarbeid is,
753 Exo 38:26 | Een beka voor elk hoofd, dat is een halve sikkel, naar
754 Exo 39:21 | met een hemelsblauw snoer, dat hij op den kunstelijke riem
755 Exo 39:23 | gat had een boord rondom, dat het niet gescheurd wierd. ~
756 Exo 39:26 | 26 Dat er een schelletje, daarna
757 Exo 40:13 | zalven, en hem heiligen, dat hij Mij het priesterambt
758 Exo 40:15 | vader zult gezalfd hebben, dat zij Mij het priesterambt
759 Exo 40:15 | En het zal geschieden, dat hun hun zalving zal zijn
760 Exo 40:17 | op den eersten der maand, dat de tabernakel opgericht
761 Exo 40:37 | zij niet tot op den dag, dat zij opgeheven werd. ~
762 Lev 1:3 | tent der samenkomst zal hij dat offeren, naar zijn welgevallen,
763 Lev 1:5 | het bloed sprengen rondom dat altaar, hetwelk voor de
764 Lev 1:8 | smeer, schikken op het hout, dat op het vuur is, hetwelk
765 Lev 1:9 | wassen; en de priester zal dat alles aansteken op het altaar;
766 Lev 1:11 | 11 En hij zal dat slachten aan de zijde van
767 Lev 1:12 | die schikken op het hout, dat op het vuur is, hetwelk
768 Lev 1:13 | wassen; en de priester zal dat alles offeren en aansteken
769 Lev 1:17 | het altaar, op het hout, dat op het vuur is; het is een
770 Lev 2:8 | 8 Dan zult gij dat spijsoffer, hetwelk daarvan
771 Lev 2:9 | 9 En de priester zal van dat spijsoffer deszelfs gedenkoffer
772 Lev 2:11 | 11 Geen spijsoffer, dat gij den HEERE zult offeren,
773 Lev 2:14 | aren, bij het vuur gedord, dat is, het klein gebroken graan
774 Lev 3:3 | 3 Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer
775 Lev 3:3 | HEERE offeren, het vet, dat het ingewand bedekt, en
776 Lev 3:4 | vet, hetwelk daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en
777 Lev 3:5 | de zonen van Aaron zullen dat aansteken op het altaar,
778 Lev 3:5 | hetwelk op het hout zal zijn, dat op het vuur is; het is een
779 Lev 3:9 | 9 Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer
780 Lev 3:9 | ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is; ~
781 Lev 3:10 | beide de nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen
782 Lev 3:10 | het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en
783 Lev 3:11 | 11 En de priester zal dat aansteken op het altaar;
784 Lev 3:14 | ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is; ~
785 Lev 3:15 | beide nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen
786 Lev 3:15 | het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en
787 Lev 4:2 | enige geboden des HEEREN, dat niet zou gedaan worden,
788 Lev 4:5 | den var nemen, en hij zal dat tot de tent der samenkomst
789 Lev 4:6 | priester zal zijn vinger in dat bloed dopen; en van dat
790 Lev 4:6 | dat bloed dopen; en van dat bloed zal hij zevenmaal
791 Lev 4:7 | Ook zal de priester van dat bloed doen op de hoornen
792 Lev 4:7 | het aangezicht des HEEREN, dat in de tent der samenkomst
793 Lev 4:8 | ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is; ~
794 Lev 4:9 | twee nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen
795 Lev 4:9 | het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, en
796 Lev 4:13 | allen geboden des HEEREN, dat niet zoude gedaan worden,
797 Lev 4:17 | vinger indopen, nemende van dat bloed; en hij zal zevenmaal
798 Lev 4:18 | 18 En van dat bloed zal hij doen op de
799 Lev 4:18 | hoornen van het altaar, dat voor het aangezicht des
800 Lev 4:18 | aangezicht des HEEREN is, dat in de tent der samenkomst
801 Lev 4:25 | met zijn vinger nemen, en dat op de hoornen van het altaar
802 Lev 4:27 | van de geboden des HEEREN, dat niet gedaan zou worden,
803 Lev 4:29 | zondoffers leggen; en men zal dat zondoffer slachten in de
804 Lev 4:30 | daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten. ~
805 Lev 4:32 | een volkomen wijfje zijn, dat hij brengt. ~
806 Lev 4:33 | zondoffers leggen, en hij zal dat slachten tot een zondoffer,
807 Lev 4:34 | daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten. ~
808 Lev 5:1 | mens zal gezondigd hebben, dat hij gehoord heeft een stem
809 Lev 5:1 | waarvan hij getuige is, hetzij dat hij het gezien of geweten
810 Lev 5:5 | een van die schuldig is, dat hij belijden zal, waarin
811 Lev 5:9 | maar het overgeblevene van dat bloed zal uitgeduwd worden
812 Lev 5:12 | 12 En hij zal dat tot den priester brengen,
813 Lev 5:12 | gedachtenis deszelven, grijpen, en dat aansteken op het altaar,
814 Lev 5:16 | 16 Zo zal hij, dat hij zondigende heeft onwetend
815 Lev 5:16 | deel daarenboven toedoen, dat hij den priester geven zal;
816 Lev 5:17 | gedaan worden, al is het dat hij het niet geweten heeft,
817 Lev 6:2 | overtreding overtreden zal hebben, dat hij aan zijn naaste zal
818 Lev 6:2 | gesteld was, of van roof, of dat hij met geweld zijn naaste
819 Lev 6:3 | 3 Of dat hij het verlorene gevonden,
820 Lev 6:3 | hebben; over iets van alles, dat de mens doet, daarin zondigende. ~
821 Lev 6:4 | en schuldig geworden is, dat hij wederuitkeren zal den
822 Lev 6:4 | geroofd, of het onthoudene, dat hij met geweld onthoudt,
823 Lev 6:4 | onthoudt, of het bewaarde, dat bij hem te bewaren gegeven
824 Lev 6:4 | gegeven was, of het verlorene, dat hij gevonden heeft; ~
825 Lev 6:5 | valselijk gezworen heeft, dat hij hetzelve in zijn hoofdsom
826 Lev 6:5 | daarenboven toedoen zal; wiens dat is, dien zal hij dat geven
827 Lev 6:5 | wiens dat is, dien zal hij dat geven op den dag zijner
828 Lev 6:14 | der zonen van Aaron zal dat voor het aangezicht des
829 Lev 6:16 | der samenkomst zullen zij dat eten. ~
830 Lev 6:17 | worden; het is hun deel, dat Ik gegeven heb van Mijn
831 Lev 6:27 | kleed zal gesprengd hebben, dat, waarop hij gesprengd zal
832 Lev 6:29 | onder de priesteren, zal dat eten; het is een heiligheid
833 Lev 7:3 | den staart, en het vet, dat het ingewand bedekt; ~
834 Lev 7:4 | beide nieren, en het vet, dat daaraan is, dat op de weekdarmen
835 Lev 7:4 | het vet, dat daaraan is, dat op de weekdarmen is; en
836 Lev 7:6 | onder de priesteren zal dat eten; in de heilige plaats
837 Lev 7:8 | des brandoffers hebben, dat hij geofferd heeft. ~
838 Lev 7:9 | Daartoe al het spijsoffer, dat in den oven gebakken wordt,
839 Lev 7:9 | des priesters zijn, die dat offert. ~
840 Lev 7:11 | nu de wet des dankoffers, dat men den HEERE offeren zal. ~
841 Lev 7:12 | 12 Indien hij dat tot een lof offer offert,
842 Lev 7:16 | of vrijwillig offer is, dat zal ten dage als hij zijn
843 Lev 7:18 | 18 Want zo enigzins van dat vlees zijns dankoffers op
844 Lev 7:18 | derden dag gegeten wordt, die dat geofferd heeft, zal niet
845 Lev 7:19 | 19 En het vlees, dat iets onreins aangeroerd
846 Lev 7:19 | aangaande het andere vlees, dat vlees zal een ieder, die
847 Lev 7:31 | 31 En de priester zal dat vet op het altaar aansteken;
848 Lev 7:38 | kinderen Israels gebood, dat zij hun offeranden den HEERE,
849 Lev 8:6 | naderen, en wies hen met dat water. ~
850 Lev 8:16 | Voorts nam hij al het vet, dat aan het ingewand is, en
851 Lev 8:24 | naderen; en Mozes deed van dat bloed op het lapje van hun
852 Lev 8:24 | rechtervoet; daarna sprengde Mozes dat bloed rondom op het altaar. ~
853 Lev 8:25 | den staart, en al het vet, dat aan het ingewand is, en
854 Lev 8:26 | vlade; en hij legde ze op dat vet, en op den rechterschouder. ~
855 Lev 8:27 | 27 En hij gaf dat alles in de handen van Aaron,
856 Lev 8:31 | en tot zijn zonen: Ziedt dat vlees voor de deur van de
857 Lev 8:31 | daar, mitsgaders het brood, dat in den korf des vuloffers
858 Lev 8:31 | Aaron en zijn zonen zullen dat eten. ~
859 Lev 8:33 | uitgaan, tot aan den dag, dat vervuld worden de dagen
860 Lev 9:1 | geschiedde op den achtsten dag, dat Mozes riep Aaron en zijn
861 Lev 9:5 | Mozes geboden had, brengende dat tot voor aan de tent der
862 Lev 9:8 | het kalf des zondoffers, dat voor hem was. ~
863 Lev 9:9 | hij doopte zijn vinger in dat bloed, en deed het op de
864 Lev 9:12 | het bloed; en hij sprengde dat rondom op het altaar. ~
865 Lev 9:16 | brandoffer toebrengen, en maakte dat toe naar het recht. ~
866 Lev 9:18 | en den ram ten dankoffer, dat voor het volk was; en de
867 Lev 9:20 | de borsten; en hij stak dat vet aan op het altaar. ~
868 Lev 10:3 | En Mozes zeide tot Aaron: Dat is het, wat de HEERE gesproken
869 Lev 10:12 | zonen: Neemt het spijsoffer, dat van de vuurofferen des HEEREN
870 Lev 10:13 | 13 Daarom zult gij dat eten in de heilige plaats,
871 Lev 10:17 | 17 Waarom hebt gij dat zondoffer niet gegeten in
872 Lev 10:17 | heiligheden, en Hij heeft u dat gegeven, opdat gij de ongerechtigheid
873 Lev 10:18 | heiligdom gedragen; gij moest dat ganselijk gegeten hebben
874 Lev 10:19 | het zondoffer gegeten, zou dat goed geweest zijn in de
875 Lev 11:2 | zeggende: Dit is het gedierte, dat gij eten zult uit alle beesten,
876 Lev 11:3 | tweeen klieft, en herkauwt, dat zult gij eten. ~
877 Lev 11:5 | verdeelt den klauw niet; dat zal u onrein zijn; ~
878 Lev 11:7 | 7 Ook het zwijn, want dat verdeelt wel den klauw,
879 Lev 11:7 | herkauwt het gekauwde niet; dat zal u onrein zijn. ~
880 Lev 11:9 | vinnen en schubben heeft, dat zult gij eten; ~
881 Lev 11:10 | vinnen of schubben heeft, dat zal u een verfoeisel zijn. ~
882 Lev 11:12 | vinnen en schubben heeft, dat zal u een verfoeisel zijn. ~
883 Lev 11:20 | Alle kruipend gevogelte, dat op vier voeten gaat, zal
884 Lev 11:21 | het kruipend gevogelte, dat op vier voeten gaat, hetwelk
885 Lev 11:23 | alle kruipend gevogelte, dat vier voeten heeft, zal u
886 Lev 11:26 | 26 Alle beest, dat den klauw verdeelt, doch
887 Lev 11:29 | onder het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, onrein
888 Lev 11:33 | onrein zijn, en gij zult dat breken. ~
889 Lev 11:37 | zijn op enig zaaibaar zaad, dat gezaaid wordt, dat zal rein
890 Lev 11:37 | zaad, dat gezaaid wordt, dat zal rein zijn. ~
891 Lev 11:38 | daarop zal gevallen zijn, dat zal u onrein zijn. ~
892 Lev 11:41 | alle kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, zal
893 Lev 11:42 | alle kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, die
894 Lev 11:43 | enig kruipend gedierte, dat kruipt; en verontreinigt
895 Lev 11:43 | verontreinigt u niet daaraan, dat gij daaraan verontreinigd
896 Lev 11:44 | enig kruipend gedierte, dat zich op de aarde roert. ~
897 Lev 11:47 | en tussen het gedierte, dat men eten, en tussen het
898 Lev 11:47 | en tussen het gedierte, dat men niet eten zal. ~ ~
899 Lev 12:7 | 7Die zal dat offeren voor het aangezicht
900 Lev 13:5 | indien, ziet, de plaag, naar dat hij zien kan, is staande
901 Lev 13:8 | de priester merken zal, dat, ziet, de verzwering in
902 Lev 13:10 | de priester merken zal, dat, ziet, een wit gezwel in
903 Lev 13:10 | gezondheid van levend vlees in dat gezwel is; ~
904 Lev 13:11 | 11 Dat is een verouderde melaatsheid
905 Lev 13:13 | de priester merken zal, dat, ziet, de melaatsheid zijn
906 Lev 13:15 | 15 Als dan de priester dat levende vlees gezien zal
907 Lev 13:15 | hij hem onrein verklaren; dat levende vlees is onrein;
908 Lev 13:16 | 16 Of als dat levende vlees verkeert,
909 Lev 13:17 | priester hem bezien zal hebben, dat, ziet, de plaag in wit veranderd
910 Lev 13:20 | de priester merken zal, dat, ziet, haar aanzien lager
911 Lev 13:21 | priester die bezien zal hebben, dat, ziet, geen wit haar daaraan
912 Lev 13:25 | priester die gezien zal hebben, dat, ziet, het haar op de blaar
913 Lev 13:26 | priester die merken zal, dat, ziet, op de blaar geen
914 Lev 13:30 | plaag zal bezien hebben, dat, ziet, haar aanzien dieper
915 Lev 13:31 | schurftheid zal bezien hebben, dat, ziet, haar aanzien niet
916 Lev 13:36 | priester hem zal bezien hebben, dat, ziet, de schurftheid in
917 Lev 13:37 | indien die schurftheid, naar dat hij zien kan, is staande
918 Lev 13:39 | priester zal gemerkt hebben, dat, ziet, ingetrokken witte
919 Lev 13:42 | witte roodachtige plaag is, dat is melaatsheid, uitbottende
920 Lev 13:43 | priester hem zal bezien hebben, dat, ziet, het gezwel van die
921 Lev 13:51 | aan het vel, tot wat werk dat vel zou mogen gemaakt zijn,
922 Lev 13:52 | 52 Daarom zal hij dat kleed, of die werpte, of
923 Lev 13:53 | indien de priester zal zien, dat, ziet, de plaag aan het
924 Lev 13:54 | zal de priester gebieden, dat men hetgeen, waaraan die
925 Lev 13:54 | plaag is, wasse, en hij zal dat andermaal zeven dagen doen
926 Lev 13:55 | plaag zal bezien hebben, dat, ziet, de plaag haar gedaante
927 Lev 13:56 | de priester merken zal, dat, ziet, die plaag, nadat
928 Lev 13:58 | inslag, of alle vellentuig, dat gij gewassen zult hebben,
929 Lev 13:58 | daarvan geweken zal zijn, dat zal andermaal gewassen worden,
930 Lev 13:59 | of alle vellentuig, om dat rein te verklaren, of onrein
931 Lev 14:2 | ten dage zijner reiniging: dat hij tot den priester zal
932 Lev 14:3 | de priester merken zal, dat, ziet, die plaag der melaatsheid
933 Lev 14:4 | zal de priester gebieden, dat men voor hem, die te reinigen
934 Lev 14:5 | priester zal ook gebieden, dat men den ene vogel slachte,
935 Lev 14:9 | dag zal het geschieden, dat hij al zijn haar zal afscheren,
936 Lev 14:12 | 12 En de priester zal dat ene lam nemen, en hetzelve
937 Lev 14:13 | 13 Daarna zal hij dat lam slachten in de plaats,
938 Lev 14:18 | 18 Dat nog overgebleven zal zijn
939 Lev 14:20 | 20 En de priester zal dat brandoffer en dat spijsoffer
940 Lev 14:20 | priester zal dat brandoffer en dat spijsoffer op het altaar
941 Lev 14:21 | hij arm is, en zijn hand dat niet bereikt, zo zal hij
942 Lev 14:32 | wiens hand in zijn reiniging dat niet bereikt zal hebben. ~
943 Lev 14:34 | melaatsheid aan een huis van dat land uwer bezitting zal
944 Lev 14:35 | 35 Zo zal hij, van wien dat huis is, komen, en den priester
945 Lev 14:36 | de priester zal gebieden, dat zij dat huis ruimen, aleer
946 Lev 14:36 | priester zal gebieden, dat zij dat huis ruimen, aleer de priester
947 Lev 14:36 | bezien, opdat niet al wat in dat huis is, onrein worde; en
948 Lev 14:36 | zal de priester komen, om dat huis te bezien. ~
949 Lev 14:37 | hij die plaag bezien zal, dat, ziet, die plaag aan de
950 Lev 14:37 | plaag aan de wanden van dat huis zijn groenachtige of
951 Lev 14:38 | 38 De priester zal uit dat huis uitgaan, aan de deur
952 Lev 14:38 | van het huis, en hij zal dat huis zeven dagen doen toesluiten. ~
953 Lev 14:39 | indien hij merken zal, dat, ziet, die plaag aan de
954 Lev 14:39 | plaag aan de wanden van dat huis uitgespreid is; ~
955 Lev 14:40 | zal de priester gebieden, dat zij de stenen, in welke
956 Lev 14:41 | 41 En dat huis zal hij rondom van
957 Lev 14:41 | en zij zullen het stof, dat zij afgeschrabd hebben,
958 Lev 14:42 | zal ander leem nemen, en dat huis bestrijken. ~
959 Lev 14:43 | plaag wederkeert, en in dat huis uitbot, nadat men de
960 Lev 14:44 | als hij nu zal merken, dat, ziet, die plaag aan dat
961 Lev 14:44 | dat, ziet, die plaag aan dat huis uitgespreid is, het
962 Lev 14:44 | knagende melaatsheid in dat huis, het is onrein. ~
963 Lev 14:45 | 45 Daarom zal men dat huis, zijn stenen, en zijn
964 Lev 14:46 | 46 En die in dat huis gaat te enigen dage,
965 Lev 14:47 | 47 Die ook in dat huis te slapen ligt, zal
966 Lev 14:47 | wassen; insgelijks, die in dat huis eet, zal zijn klederen
967 Lev 14:48 | ingegaan zijn, en zal merken, dat, ziet, die plaag aan dat
968 Lev 14:48 | dat, ziet, die plaag aan dat huis niet uitgespreid is,
969 Lev 14:48 | zijn; zo zal de priester dat huis rein verklaren, dewijl
970 Lev 14:49 | 49 Daarna zal hij, om dat huis te ontzondigen, twee
971 Lev 14:51 | 51 Dan zal hij dat cederenhout, en dien hysop,
972 Lev 14:51 | water dopen; en hij zal dat huis zevenmaal besprengen.
973 Lev 14:52 | 52 Zo zal hij dat huis ontzondigen met het
974 Lev 14:52 | bloed des vogels, en met dat levend water, en met den
975 Lev 14:52 | den levenden vogel, en met dat cederenhout, en met den
976 Lev 15:3 | zijn vloed zich verstopt, dat is zijn onreinigheid. ~
977 Lev 15:6 | 6 En die op dat tuig zit, waarop hij, die
978 Lev 15:10 | En al wie iets aanroert, dat onder hem zal geweest zijn,
979 Lev 15:17 | des bijliggens wezen zal, dat zal met water gewassen worden,
980 Lev 15:23 | waarop zij zat, als hij dat aanroerde, hij zal onrein
981 Lev 15:24 | bij haar gelegen heeft, dat haar afzondering op hem
982 Lev 16:2 | Spreek tot uw broeder Aaron, dat hij niet te allen tijde
983 Lev 16:2 | voor het verzoendeksel, dat op de ark is, opdat hij
984 Lev 16:13 | 13 En hij zal dat reukwerk op het vuur leggen,
985 Lev 16:13 | getuigenis, bedekke, en dat hij niet sterve. ~
986 Lev 16:14 | zevenmaal met zijn vinger van dat bloed sprengen. ~
987 Lev 16:15 | var gedaan heeft, en zal dat sprengen op het verzoendeksel,
988 Lev 16:18 | zal hij tot het altaar, dat voor het aangezicht des
989 Lev 16:19 | 19 En hij zal daarop van dat bloed met zijn vinger zevenmaal
990 Lev 16:19 | zevenmaal sprengen, en hij zal dat reinigen en heiligen van
991 Lev 16:31 | 31 Dat zal u een sabbat der rust
992 Lev 17:5 | zij op het veld slachten, dat zij die den HEERE toebrengen,
993 Lev 17:7 | zij nahoereren, offeren; dat zal hun een eeuwige inzetting
994 Lev 17:9 | 9 En dat tot de deur van de tent
995 Lev 17:10 | hebben, tegen diens ziel, die dat bloed zal gegeten hebben,
996 Lev 17:11 | want het is het bloed, dat voor de ziel verzoening
997 Lev 17:13 | gedierte, of gevogelte, dat gegeten wordt, in de jacht
998 Lev 17:13 | bloed vergieten, en zal dat met stof bedekken. ~
999 Lev 17:14 | de ziel van alle vlees, dat is zijn bloed; zo wie dat
1000 Lev 17:14 | dat is zijn bloed; zo wie dat eet, zal uitgeroeid worden. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945 |