1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945
Book Chapter: Verse
3001 2Kon 4:8 | Elisa naar Sunem doortrok, dat aldaar een grote vrouw was,
3002 2Kon 4:9 | Zie nu, ik heb gemerkt, dat deze man Gods heilig is,
3003 2Kon 4:10 | wanneer hij tot ons komt, dat hij daar inwijke. ~
3004 2Kon 4:11 | het geschiedde op een dag, dat hij daar kwam; en hij week
3005 2Kon 4:18 | geschiedde het op een dag, dat het uitging tot zijn vader,
3006 2Kon 4:22 | en een van de ezelinnen, dat ik tot den man Gods lope,
3007 2Kon 4:24 | voort te rijden, tenzij dan dat ik het u zegge. ~
3008 2Kon 4:25 | haar van tegenover zag, dat hij tot Gehazi, zijn jongen
3009 2Kon 4:38 | kwam, zo was er honger in dat land, en de zonen der profeten
3010 2Kon 4:40 | geschiedde, als zij aten van dat moes, dat zij riepen en
3011 2Kon 4:40 | als zij aten van dat moes, dat zij riepen en zeiden: Man
3012 2Kon 4:41 | Schep voor het volk op, dat zij eten. Toen was er niets
3013 2Kon 4:42 | zeide: Geef aan het volk, dat zij eten. ~
3014 2Kon 4:43 | dienaar zeide: Wat zou ik dat aan honderd mannen voorzetten?
3015 2Kon 4:43 | zeide: Geef aan het volk, dat zij eten; want alzo zegt
3016 2Kon 5:6 | knecht Naaman tot u gezonden, dat gij hem ontledigt van zijn
3017 2Kon 5:7 | Israel den brief gelezen had, dat hij zijn klederen scheurde,
3018 2Kon 5:7 | doden en levend te maken, dat deze tot mij zendt, om een
3019 2Kon 5:7 | voorwaar, merkt toch, en ziet, dat hij oorzaak tegen mij zoekt. ~
3020 2Kon 5:8 | de man Gods, gehoord had, dat de koning van Israel zijn
3021 2Kon 5:8 | klederen gescheurd had, dat hij tot den koning zond,
3022 2Kon 5:8 | komen, zo zal hij weten, dat er een profeet in Israel
3023 2Kon 5:15 | zeide: Zie, nu weet ik, dat er geen God is op de ganse
3024 2Kon 5:20 | Naaman, dien Syrier belet, dat men uit zijn hand niet genomen
3025 2Kon 5:21 | achterna. En toen Naaman zag, dat hij hem naliep, viel hij
3026 2Kon 5:26 | tegemoet? Was het tijd, om dat zilver te nemen, en om klederen
3027 2Kon 6:2 | daar een timmerhout halen, dat wij ons daar een plaats
3028 2Kon 6:5 | een het timmerhout velde, dat het ijzer in het water viel;
3029 2Kon 6:9 | Israel, zeggende: Wacht u, dat gij door die plaats niet
3030 2Kon 6:13 | heen, en ziet, waar hij is, dat ik zende en hem halen late.
3031 2Kon 6:17 | HEERE, open toch zijn ogen, dat hij zie! En de HEERE opende
3032 2Kon 6:17 | de ogen van den jongen, dat hij zag; en ziet, de berg
3033 2Kon 6:20 | te Samaria gekomen waren, dat Elisa zeide: HEERE, open
3034 2Kon 6:20 | open de ogen van dezen, dat zij zien! En de HEERE opende
3035 2Kon 6:20 | de HEERE opende hun ogen, dat zij zagen; en ziet, zij
3036 2Kon 6:22 | hun brood en water voor, dat zij eten en drinken, en
3037 2Kon 6:23 | hun een groten maaltijd, dat zij aten en dronken; daarna
3038 2Kon 6:24 | En het geschiedde daarna, dat Benhadad, de koning van
3039 2Kon 6:26 | op den muur voorbijging, dat een vrouw tot hem riep,
3040 2Kon 6:28 | mij gezegd: Geef uw zoon, dat wij hem heden eten, en morgen
3041 2Kon 6:29 | haar zeide: Geef uw zoon, dat wij hem eten, zo heeft zij
3042 2Kon 6:30 | dezer vrouw gehoord had, dat hij zijn klederen scheurde,
3043 2Kon 6:30 | voortging; en het volk zag, dat, ziet, een zak van binnen
3044 2Kon 6:33 | hem af; en hij zeide: Zie, dat kwaad is van den HEERE;
3045 2Kon 7:12 | gedaan hebben; zij weten, dat wij hongerig zijn; daarom
3046 2Kon 7:13 | zijn knechten, en zeide: Dat men toch neme vijf van de
3047 2Kon 7:17 | vertrad hem in de poort, dat hij stierf, gelijk de man
3048 2Kon 7:20 | vertrad hem in de poort, dat hij stierf. ~ ~
3049 2Kon 8:3 | het einde der zeven jaren, dat de vrouw uit het land der
3050 2Kon 8:3 | wederkeerde; en zij ging uit, dat zij tot den koning riep,
3051 2Kon 8:6 | akkers, van den dag af, dat zij het land verlaten heeft,
3052 2Kon 8:10 | HEERE heeft mij getoond, dat hij den dood sterven zal. ~
3053 2Kon 8:13 | knecht, die een hond is, dat hij deze grote zaak doen
3054 2Kon 8:13 | HEERE heeft mij getoond, dat gij koning zijn zult over
3055 2Kon 8:15 | geschiedde des anderen daags, dat hij een deken nam, en in
3056 2Kon 8:15 | aangezicht uitspreidde, dat hij stierf; en Hazael werd
3057 2Kon 8:18 | vrouw geworden; en hij deed dat kwaad was in de ogen des
3058 2Kon 8:19 | als Hij hem gezegd had, dat Hij hem te allen tijde voor
3059 2Kon 8:23 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek
3060 2Kon 8:27 | huis van Achab, en deed dat kwaad was in de ogen des
3061 2Kon 9:17 | dien hunlieden tegemoet, en dat hij zegge: Is het vrede? ~
3062 2Kon 9:22 | nu, als Joram Jehu zag, dat hij zeide: Is het ook vrede,
3063 2Kon 9:24 | Joram tussen zijn armen, dat de pijl door zijn hart uitging;
3064 2Kon 9:25 | hoofdman: Neem, werp hem op dat stuk lands van Naboth, den
3065 2Kon 9:25 | zijn vader Achab reden, dat hem de HEERE dezen last
3066 2Kon 9:26 | zegt de HEERE, en Ik u dat niet vergelde op dit stuk
3067 2Kon 9:26 | Nu dan, neem, werp hem op dat stuk land, naar het woord
3068 2Kon 9:27 | Ahazia, de koning van Juda, dat zag, zo vlood hij door den
3069 2Kon 9:30 | kwam te Jizreel. Als Izebel dat hoorde, zo blankette zij
3070 2Kon 9:36 | is het woord des HEEREN, dat Hij gesproken heeft door
3071 2Kon 9:37 | stuk lands van Jizreel, dat men niet zal kunnen zeggen:
3072 2Kon 10:7 | die brief tot hen kwam, dat zij de zonen des konings
3073 2Kon 10:9 | morgens, toen hij uitging, dat hij stil stond, en tot al
3074 2Kon 10:10 | 10 Weet nu, dat niets van het woord des
3075 2Kon 10:17 | naar het woord des HEEREN, dat Hij tot Elia gesproken had. ~
3076 2Kon 10:19 | zijn priesteren tot mij, dat niemand gemist worde; want
3077 2Kon 10:19 | niet leven. Doch Jehu deed dat door listigheid, opdat hij
3078 2Kon 10:21 | alle Baalsdienaren kwamen, dat niet een man overbleef,
3079 2Kon 10:21 | kwamen in het huis van Baal, dat het huis van Baal vervuld
3080 2Kon 10:23 | Onderzoekt, en ziet toe, dat hier misschien bij u niemand
3081 2Kon 10:25 | het brandoffer te doen, dat Jehu zeide tot de trawanten
3082 2Kon 10:25 | hoofdmannen: Komt in, slaat hen, dat niemand uitkome. En zij
3083 2Kon 10:27 | van Baal af, en maakten dat tot heimelijke gemakken,
3084 2Kon 10:30 | dan zeide tot Jehu: Daarom dat gij welgedaan hebt, doende
3085 2Kon 10:33 | Manassieten; van Aroer, dat aan de beek van Arnon is,
3086 2Kon 11:1 | moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte
3087 2Kon 11:2 | verborgen hem voor Athalia, dat hij niet gedood werd. ~
3088 2Kon 11:17 | koning, en tussen het volk, dat het den HEERE tot een volk
3089 2Kon 11:18 | huis van Baal, en braken dat af; zijn altaren en zijn
3090 2Kon 12:2 | 2 En Joas deed dat recht was in de ogen des
3091 2Kon 12:4 | geld der geheiligde dingen, dat gebracht zal worden in het
3092 2Kon 12:4 | schatting, en al het geld, dat in ieders hart komt, om
3093 2Kon 12:4 | in ieders hart komt, om dat te brengen in het huis des
3094 2Kon 12:6 | jaar van den koning Joas, dat de priesters de breuken
3095 2Kon 12:7 | geen geld van uw bekenden, dat gij het zoudt geven voor
3096 2Kon 12:9 | staken daarin al het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht
3097 2Kon 12:10 | geschiedde nu, als zij zagen, dat veel gelds in de kist was,
3098 2Kon 12:10 | veel gelds in de kist was, dat des konings schrijver met
3099 2Kon 12:10 | samen, en telden het geld, dat in het huis des HEEREN gevonden
3100 2Kon 12:11 | handen der verzorgers van dat werk, die gesteld waren
3101 2Kon 12:12 | uitgegeven werd voor het huis, om dat te beteren. ~
3102 2Kon 12:13 | zilveren vat, van het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht
3103 2Kon 12:14 | 14 Maar zij gaven dat aan degenen, die het werk
3104 2Kon 12:15 | van de mannen, wien zij dat geld in hun handen gaven,
3105 2Kon 12:18 | dingen, en al het goud, dat gevonden werd in de schatten
3106 2Kon 12:19 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek
3107 2Kon 12:20 | in het huis van Millo, dat afgaat naar Silla; ~
3108 2Kon 12:21 | zijn knechten, sloegen hem, dat hij stierf; en zij begroeven
3109 2Kon 13:2 | 2 En Joas deed dat recht was in de ogen des
3110 2Kon 13:4 | geld der geheiligde dingen, dat gebracht zal worden in het
3111 2Kon 13:4 | schatting, en al het geld, dat in ieders hart komt, om
3112 2Kon 13:4 | in ieders hart komt, om dat te brengen in het huis des
3113 2Kon 13:6 | jaar van den koning Joas, dat de priesters de breuken
3114 2Kon 13:7 | geen geld van uw bekenden, dat gij het zoudt geven voor
3115 2Kon 13:9 | staken daarin al het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht
3116 2Kon 13:10 | geschiedde nu, als zij zagen, dat veel gelds in de kist was,
3117 2Kon 13:10 | veel gelds in de kist was, dat des konings schrijver met
3118 2Kon 13:10 | samen, en telden het geld, dat in het huis des HEEREN gevonden
3119 2Kon 13:11 | handen der verzorgers van dat werk, die gesteld waren
3120 2Kon 13:12 | uitgegeven werd voor het huis, om dat te beteren. ~
3121 2Kon 13:13 | zilveren vat, van het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht
3122 2Kon 13:14 | 14 Maar zij gaven dat aan degenen, die het werk
3123 2Kon 13:15 | van de mannen, wien zij dat geld in hun handen gaven,
3124 2Kon 13:18 | dingen, en al het goud, dat gevonden werd in de schatten
3125 2Kon 13:19 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek
3126 2Kon 13:20 | in het huis van Millo, dat afgaat naar Silla; ~
3127 2Kon 13:21 | zijn knechten, sloegen hem, dat hij stierf; en zij begroeven
3128 2Kon 14:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3129 2Kon 14:4 | verdrukking van Israel, dat de koning van Syrie hen
3130 2Kon 14:5 | HEERE Israel een verlosser, dat zij van onder de hand der
3131 2Kon 14:11 | 11 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3132 2Kon 14:21 | als zij een man begroeven, dat zij, ziet, een bende zagen;
3133 2Kon 15:3 | 3 En hij deed dat recht was in de ogen des
3134 2Kon 15:5 | zijn hand versterkt was, dat hij zijn knechten sloeg,
3135 2Kon 15:9 | het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging
3136 2Kon 15:10 | gij u in het kwade mengen, dat gij vallen zoudt, gij en
3137 2Kon 15:11 | aangezicht zagen te Beth-Semes, dat in Juda is. ~
3138 2Kon 15:18 | geschiedenissen van Amazia, is dat niet geschreven in het boek
3139 2Kon 15:19 | tegen hem te Jeruzalem, dat hij vluchtte naar Lachis;
3140 2Kon 15:24 | 24 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3141 2Kon 15:25 | HEEREN, des Gods van Israel, dat Hij gesproken had door den
3142 2Kon 15:26 | 26 Want de HEERE zag, dat de ellende van Israel zeer
3143 2Kon 15:26 | Israel zeer bitter was, en dat er geen opgeslotenen noch
3144 2Kon 15:26 | noch verlatenen waren, en dat Israel geen helper had. ~
3145 2Kon 15:27 | HEERE had niet gesproken, dat Hij den naam van Israel
3146 2Kon 16:3 | 3 En hij deed dat recht was in de ogen des
3147 2Kon 16:5 | HEERE plaagde den koning, dat hij melaats werd tot den
3148 2Kon 16:9 | 9 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3149 2Kon 16:11 | geschiedenissen van Zacharia, ziet, dat is geschreven in het boek
3150 2Kon 16:12 | was het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had tot Jehu,
3151 2Kon 16:18 | 18 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3152 2Kon 16:21 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek
3153 2Kon 16:24 | 24 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3154 2Kon 16:26 | hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek
3155 2Kon 16:28 | 28 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3156 2Kon 16:31 | hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek
3157 2Kon 16:34 | 34 En hij deed dat recht was in de ogen des
3158 2Kon 16:36 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek
3159 2Kon 17:2 | Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was in de ogen des
3160 2Kon 17:8 | het zilver en het goud, dat in het huis des HEEREN,
3161 2Kon 17:10 | gezien hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo zond
3162 2Kon 17:11 | de priester Uria, tegen dat de koning Achaz van Damaskus
3163 2Kon 17:13 | bloed zijner dankofferen op dat altaar. ~
3164 2Kon 17:14 | Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht des
3165 2Kon 17:14 | aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste
3166 2Kon 17:18 | het deksel des sabbats, dat zij in het huis gebouwd
3167 2Kon 17:19 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek
3168 2Kon 18:2 | Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was in de ogen des
3169 2Kon 18:8 | het zilver en het goud, dat in het huis des HEEREN,
3170 2Kon 18:10 | gezien hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo zond
3171 2Kon 18:11 | de priester Uria, tegen dat de koning Achaz van Damaskus
3172 2Kon 18:13 | bloed zijner dankofferen op dat altaar. ~
3173 2Kon 18:14 | Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht des
3174 2Kon 18:14 | aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste
3175 2Kon 18:18 | het deksel des sabbats, dat zij in het huis gebouwd
3176 2Kon 18:19 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek
3177 2Kon 19:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3178 2Kon 19:3 | Hosea werd zijn knecht, dat hij hem een geschenk gaf. ~
3179 2Kon 19:4 | een verbintenis in Hosea, dat hij tot So, den koning van
3180 2Kon 19:7 | 7 Want het was geschied, dat de kinderen Israels gezondigd
3181 2Kon 19:15 | inzettingen, en Zijn verbond, dat Hij met hun vaderen gemaakt
3182 2Kon 19:15 | wandelden de ijdelheid na, dat zij ijdel werden, en achter
3183 2Kon 19:15 | de HEERE hun geboden had, dat zij niet zouden doen gelijk
3184 2Kon 19:17 | verkochten zich, om te doen dat kwaad was in de ogen des
3185 2Kon 19:18 | HEERE zeer over Israel, dat Hij hen wegdeed van Zijn
3186 2Kon 19:25 | begin hunner woning aldaar, dat zij den HEERE niet vreesden;
3187 2Kon 19:27 | van daar weggevoerd hebt, dat zij henentrekken, en wonen
3188 2Kon 19:27 | henentrekken, en wonen aldaar; en dat hij hun lere de wijze des
3189 2Kon 19:34 | wet, en naar het gebod, dat de HEERE geboden heeft aan
3190 2Kon 19:38 | 38 En het verbond, dat Ik met u gemaakt heb, zult
3191 2Kon 20:1 | den koning van Israel, dat Hizkia koning werd, de zoon
3192 2Kon 20:3 | 3 En hij deed dat recht was in de ogen des
3193 2Kon 20:7 | den koning van Assyrie, dat hij hem niet diende. ~
3194 2Kon 20:9 | den koning van Israel) dat Salmaneser, de koning van
3195 2Kon 20:12 | 12 Daarom dat zij de stem des HEEREN,
3196 2Kon 20:12 | des HEEREN, geboden had, dat hadden zij niet gehoord,
3197 2Kon 20:15 | gaf Hizkia al het zilver, dat gevonden werd in het huis
3198 2Kon 20:16 | laten overtrekken, en gaf dat aan de koning van Assyrie. ~
3199 2Kon 20:20 | op wien vertrouwt gij nu, dat gij tegen mij rebelleert? ~
3200 2Kon 20:25 | mij gezegd: Trek op tegen dat land, en verderf het. ~
3201 2Kon 20:26 | voor de oren des volks, dat op den muur is. ~
3202 2Kon 20:27 | die op den muur zitten, dat zij met ulieden hun drek
3203 2Kon 20:29 | 29 Zo zegt de koning: Dat Hizkia u niet bedriege:
3204 2Kon 20:30 | 30 Daartoe dat Hizkia u niet doe vertrouwen
3205 2Kon 20:35 | mijn hand gered hebben, dat de HEERE Jeruzalem uit mijn
3206 2Kon 21:1 | geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde, zo scheurde hij
3207 2Kon 21:4 | op voor het overblijfsel, dat gevonden wordt. ~
3208 2Kon 21:7 | een geest in hem geven, dat hij een gerucht horen zal,
3209 2Kon 21:8 | Libna; want hij had gehoord, dat hij van Lachis vertrokken
3210 2Kon 21:19 | koninkrijken der aarde weten, dat Gij, HEERE, alleen God zijt. ~
3211 2Kon 21:20 | de HEERE, de God Israels: Dat gij tot Mij gebeden hebt
3212 2Kon 21:21 | 21 Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken
3213 2Kon 21:25 | 25 Hebt gij niet gehoord, dat Ik zulks lang te voren gedaan
3214 2Kon 21:25 | lang te voren gedaan heb en dat van oude dagen af geformeerd
3215 2Kon 21:25 | geformeerd heb? Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt
3216 2Kon 21:25 | Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt zijn, om de vaste
3217 2Kon 21:28 | uw woeden tegen Mij, en dat uw woeling voor Mijn oren
3218 2Kon 21:29 | 29 En dat zij u een teken, dat men
3219 2Kon 21:29 | En dat zij u een teken, dat men in dit jaar eten zal,
3220 2Kon 21:30 | 30 Want het ontkomene, dat overgebleven is van het
3221 2Kon 21:35 | dan in dienzelven nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer,
3222 2Kon 21:37 | zijn god, zich nederboog, dat Adramelech en Sarezer, zijn
3223 2Kon 22:3 | Och, HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in
3224 2Kon 22:4 | middelvoorhof nog niet gegaan was, dat het woord des HEEREN tot
3225 2Kon 22:8 | Jesaja: Welk is het teken, dat de HEERE mij gezond maken
3226 2Kon 22:8 | mij gezond maken zal, en dat ik den derden dag in des
3227 2Kon 22:9 | teken van den HEERE zijn, dat de HEERE het woord, dat
3228 2Kon 22:9 | dat de HEERE het woord, dat Hij gesproken heeft, doen
3229 2Kon 22:10 | nederwaarts te gaan; neen, maar dat de schaduw tien graden achterwaarts
3230 2Kon 22:12 | Hizkia; want hij had gehoord, dat Hizkia krank geweest was. ~
3231 2Kon 22:13 | zijn ganse heerschappij, dat hij hun niet toonde. ~
3232 2Kon 22:15 | is er in mijn schatten, dat ik hun niet getoond heb. ~
3233 2Kon 22:17 | 17 Zie, de dagen komen, dat al wat in uw huis is, en
3234 2Kon 22:18 | gij gewinnen zult, nemen, dat zij hovelingen zijn in het
3235 2Kon 22:19 | Jesaja: Het woord des HEEREN, dat gij gesproken hebt, is goed.
3236 2Kon 23:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3237 2Kon 23:7 | gesneden beeld van het bos, dat hij gemaakt had, in het
3238 2Kon 23:8 | te bewegen uit dit land, dat Ik hun vaderen gegeven heb;
3239 2Kon 23:9 | Manasse deed hen dwalen, dat zij erger deden dan de heidenen,
3240 2Kon 23:11 | 11 Dewijl dat Manasse, de koning van Juda,
3241 2Kon 23:12 | Jeruzalem en Juda brengen, dat een ieder, die het hoort,
3242 2Kon 23:15 | 15 Daarom, dat zij gedaan hebben dat kwaad
3243 2Kon 23:15 | Daarom, dat zij gedaan hebben dat kwaad was in Mijn ogen,
3244 2Kon 23:15 | verwekt hebben, van dien dag, dat hun vaderen van Egypte uitgegaan
3245 2Kon 23:20 | 20 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3246 2Kon 24:2 | 2 En hij deed dat recht was in de ogen des
3247 2Kon 24:3 | jaar van den koning Josia, dat de koning den schrijver
3248 2Kon 24:4 | opdat hij het geld opsomme, dat in het huis des HEEREN gebracht
3249 2Kon 24:5 | 5 En dat zij dat geven in de hand
3250 2Kon 24:5 | 5 En dat zij dat geven in de hand der verzorgers
3251 2Kon 24:5 | degenen, die het werk doen, dat in het huis des HEEREN is,
3252 2Kon 24:7 | rekening gehouden van het geld, dat in hun hand geleverd was,
3253 2Kon 24:8 | gevonden; en Hilkia gaf dat boek aan Safan, die las
3254 2Kon 24:9 | knechten hebben het geld, dat in het huis gevonden was,
3255 2Kon 24:10 | boek gegeven. En Safan las dat voor het aangezicht des
3256 2Kon 24:11 | woorden des wetboeks hoorde, dat hij zijn klederen scheurde. ~
3257 2Kon 24:13 | de woorden dezes boeks, dat gevonden is; want de grimmigheid
3258 2Kon 24:16 | al de woorden des boeks, dat de koning van Juda gelezen
3259 2Kon 24:17 | 17 Daarom dat zij Mij verlaten, en anderen
3260 2Kon 24:19 | plaats en derzelver inwoners, dat zij tot een verwoesting
3261 2Kon 24:19 | vloek zullen worden, en dat gij uw klederen gescheurd
3262 2Kon 24:20 | al het kwaad niet zien, dat Ik over deze plaats brengen
3263 2Kon 25:2 | van het boek des verbonds, dat in het huis des HEEREN gevonden
3264 2Kon 25:4 | en den dorpelbewaarders, dat zij uit den tempel des HEEREN
3265 2Kon 25:4 | HEEREN alle gereedschap, dat voor Baal, en voor het beeld
3266 2Kon 25:4 | zouden; en hij verbrandde dat buiten Jeruzalem in de velden
3267 2Kon 25:10 | verontreinigde ook Thofeth, dat in het dal der kinderen
3268 2Kon 25:15 | Daartoe ook het altaar, dat te Beth-El was, en de hoogte,
3269 2Kon 25:15 | deed, gemaakt had; te zamen dat altaar en die hoogte brak
3270 2Kon 25:16 | graven, en verbrandde ze op dat altaar, en verontreinigde
3271 2Kon 25:16 | altaar, en verontreinigde dat; naar het woord des HEEREN,
3272 2Kon 25:16 | naar het woord des HEEREN, dat de man Gods uitgeroepen
3273 2Kon 25:17 | Verder zeide hij: Wat is dat voor een grafteken, dat
3274 2Kon 25:17 | dat voor een grafteken, dat ik zie? En de lieden der
3275 2Kon 25:18 | zeide: Laat hem liggen, dat niemand zijn beenderen verroere.
3276 2Kon 25:24 | geschreven waren in het boek, dat de priester Hilkia in het
3277 2Kon 25:32 | 32 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3278 2Kon 25:35 | 35 En Jojakim gaf dat zilver en dat goud aan Farao;
3279 2Kon 25:35 | Jojakim gaf dat zilver en dat goud aan Farao; doch hij
3280 2Kon 25:35 | hij schatte het land, om dat geld naar het bevel van
3281 2Kon 25:37 | 37 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3282 2Kon 26:2 | zond hen tegen Juda, om dat te verderven, naar het woord
3283 2Kon 26:2 | naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den
3284 2Kon 26:3 | bevel des HEEREN tegen Juda, dat Hij hen van Zijn aangezicht
3285 2Kon 26:4 | om het onschuldig bloed, dat hij vergoten had, zodat
3286 2Kon 26:5 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek
3287 2Kon 26:9 | 9 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3288 2Kon 26:19 | 19 En hij deed dat kwaad was in de ogen des
3289 2Kon 27:1 | op den tienden der maand, dat Nebukadnezar, de koning
3290 2Kon 27:10 | ganse heir de Chaldeen, dat met den overste der trawanten
3291 2Kon 27:22 | Maar aangaande het volk, dat in het land van Juda overgebleven
3292 2Kon 27:22 | van Juda overgebleven was, dat Nebukadnezar, de koning
3293 2Kon 27:23 | en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia
3294 2Kon 27:25 | geschiedde in de zevende maand, dat Ismael, de zoon van Nethanja,
3295 2Kon 27:25 | en zij sloegen Gedalia, dat hij stierf; mitsgaders de
3296 2Kon 27:27 | en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning
3297 1Kro 4:10 | met het kwade alzo maakt, dat het mij niet smarte! En
3298 1Kro 5:1 | Israel; doch niet alzo, dat hij zich in het geslachtsregister
3299 1Kro 5:23 | stam van Manasse woonden in dat land. Zij werden vermenigvuldigd
3300 1Kro 6:10 | priesterambt bediende in het huis, dat Salomo te Jeruzalem gebouwd
3301 1Kro 6:54 | huisgezin der Kahathieten, want dat lot was voor hen. ~
3302 1Kro 9:26 | 26 Want in dat ambt waren vier overste
3303 1Kro 9:27 | waren over de opening, en dat allen morgen. ~
3304 1Kro 9:31 | het ambt over het werk, dat in pannen gekookt wordt. ~
3305 1Kro 9:33 | nacht was het op hen, in dat werk te zijn. ~
3306 1Kro 10:4 | doorsteek mij daarmede, dat misschien deze onbesnedenen
3307 1Kro 10:5 | Toen zijn wapendrager zag, dat Saul dood was, zo viel hij
3308 1Kro 10:7 | in het dal waren, zagen, dat zij gevloden waren, en dat
3309 1Kro 10:7 | dat zij gevloden waren, en dat Saul en zijn zonen dood
3310 1Kro 11:14 | stelden zich in het midden van dat stuk, en beschermden het,
3311 1Kro 11:19 | 19 En hij zeide: Dat late mijn God verre van
3312 1Kro 11:19 | gevaar huns levens hebben zij dat gebracht. En hij wilde het
3313 1Kro 12:31 | met namen uitgedrukt zijn, dat zij kwamen, om David koning
3314 1Kro 13:4 | zeide de ganse gemeente, dat men alzo doen zou; want
3315 1Kro 13:6 | ganse Israel naar Baala, dat is, Kirjath-Jearim, hetwelk
3316 1Kro 13:6 | Kirjath-Jearim, hetwelk in Juda is, dat hij van daar ophaalde de
3317 1Kro 13:11 | 11 En David ontstak, dat de HEERE een scheur gescheurd
3318 1Kro 14:1 | metselaars, en timmerlieden, dat zij hem een huis bouwden. ~
3319 1Kro 14:2 | 2 En David merkte, dat hem de HEERE tot koning
3320 1Kro 14:8 | de Filistijnen hoorden, dat David tot koning gezalfd
3321 1Kro 14:8 | David te zoeken. Toen David dat hoorde zo toog hij uit tegen
3322 1Kro 14:13 | zij verspreidden zich in dat dal. ~
3323 1Kro 15:12 | heiligt u, gij en uw broeders, dat gij de ark des HEEREN, des
3324 1Kro 15:16 | de oversten der Levieten, dat zij hun broeders, de zangers,
3325 1Kro 15:16 | en harpen, en cimbalen, dat zij zich zouden doen horen,
3326 1Kro 15:25 | 25 Het geschiedde nu, dat David en de oudsten van
3327 1Kro 15:26 | geschiedde het, doordien dat God de Levieten hielp, die
3328 1Kro 15:26 | verbonds des HEEREN droegen, dat zij zeven varren en zeven
3329 1Kro 15:29 | stad Davids gekomen was, dat Michal, de dochter van Saul,
3330 1Kro 16:4 | Levieten tot dienaars, en dat, om den HEERE, den God Israels,
3331 1Kro 16:10 | Naam Zijner heiligheid; dat zich het hart dergenen,
3332 1Kro 16:15 | Zijns verbonds, des woords, dat Hij ingesteld heeft tot
3333 1Kro 16:16 | 16 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt,
3334 1Kro 16:30 | wereld bevestigd worden, dat zij niet bewogen worde. ~
3335 1Kro 16:31 | 31 Dat de hemelen zich verblijden,
3336 1Kro 16:31 | aarde verheuge zich, en dat men onder de heidenen zegge:
3337 1Kro 16:32 | 32 Dat de zee bruise met haar volheid,
3338 1Kro 16:32 | bruise met haar volheid, dat het veld huppele van vreugde,
3339 1Kro 16:35 | red ons van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven,
3340 1Kro 16:35 | heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen. ~
3341 1Kro 17:1 | David in zijn huis woonde, dat David tot Nathan, den profeet,
3342 1Kro 17:3 | geschiedde in denzelven nacht, dat het woord Gods tot Nathan
3343 1Kro 17:5 | gewoond van dien dag af, dat Ik Israel heb opgevoerd
3344 1Kro 17:9 | besteld, en hem geplant, dat hij aan zijn plaats wone,
3345 1Kro 17:10 | 10 En van die dagen af, dat Ik geboden heb richters
3346 1Kro 17:10 | Ik u te kennen gegeven, dat u de HEERE een huis bouwen
3347 1Kro 17:11 | dagen zullen vervuld zijn, dat gij heengaat tot uw vaderen,
3348 1Kro 17:16 | God, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht
3349 1Kro 17:21 | tot een volk te verlossen, dat Gij U een Naam maaktet van
3350 1Kro 17:23 | Nu dan, HEERE, het woord, dat Gij over Uw knecht gesproken
3351 1Kro 17:23 | hebt, en over zijn huis, dat worde waar tot in eeuwigheid;
3352 1Kro 17:24 | gemaakt tot in eeuwigheid, dat men zegge: De HEERE der
3353 1Kro 17:25 | Uws knechts geopenbaard, dat Gij hem een huis bouwen
3354 1Kro 17:27 | zegenen het huis Uws knechts, dat het in eeuwigheid voor Uw
3355 1Kro 18:1 | geschiedde nu na dezen, dat David de Filistijnen sloeg,
3356 1Kro 18:2 | sloeg ook de Moabieten, alzo dat de Moabieten Davids knechten
3357 1Kro 18:6 | Syrie van Damaskus, alzo dat de Syriers Davids knechten
3358 1Kro 18:9 | koning van Hamath, hoorde, dat David de ganse heirkracht
3359 1Kro 18:10 | hem te zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ezer gestreden,
3360 1Kro 19:1 | geschiedde nu na dezen, dat David de Filistijnen sloeg,
3361 1Kro 19:2 | sloeg ook de Moabieten, alzo dat de Moabieten Davids knechten
3362 1Kro 19:6 | Syrie van Damaskus, alzo dat de Syriers Davids knechten
3363 1Kro 19:9 | koning van Hamath, hoorde, dat David de ganse heirkracht
3364 1Kro 19:10 | hem te zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ezer gestreden,
3365 1Kro 20:1 | het geschiedde na dezen, dat Nahas, de koning der kinderen
3366 1Kro 20:6 | de kinderen Ammons zagen, dat zij zich stinkende gemaakt
3367 1Kro 20:10 | 10 Toen Joab zag, dat de spits der slagorde van
3368 1Kro 20:14 | naderde Joab en het volk, dat bij hem was, ten strijde
3369 1Kro 20:15 | de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers vloden, zo vloden
3370 1Kro 20:16 | 16 Als de Syriers zagen, dat zij voor het aangezicht
3371 1Kro 20:19 | knechten van Hadar-ezer zagen, dat zij geslagen waren, voor
3372 1Kro 21:3 | voerde ook al het volk uit, dat daarin was, en hij zaagde
3373 1Kro 22:1 | en hij porde David aan, dat hij Israel telde. ~
3374 1Kro 22:2 | en brengt hen tot mij, dat ik hun getal wete. ~
3375 1Kro 22:8 | Ik heb zeer gezondigd, dat ik deze zaak gedaan heb;
3376 1Kro 22:10 | voor; kies u een uit die, dat Ik u doe. ~
3377 1Kro 22:12 | aangezicht uwer wederpartij, en dat het zwaard uwer vijanden
3378 1Kro 22:12 | dagen het zwaard des HEEREN, dat is, de pestilentie in het
3379 1Kro 22:15 | en het berouwde Hem over dat kwaad; en Hij zeide tot
3380 1Kro 22:17 | het niet, die gezegd heb, dat men het volk tellen zou?
3381 1Kro 22:17 | gedaan? O HEERE, mijn God, dat toch Uw hand tegen mij,
3382 1Kro 22:18 | engel des HEEREN tot Gad, dat hij David zeggen zou, dat
3383 1Kro 22:18 | dat hij David zeggen zou, dat David zou opgaan, om den
3384 1Kro 22:19 | naar het woord van Gad, dat hij in den Naam des HEEREN
3385 1Kro 22:22 | de plaats des dorsvloers, dat ik op dezelve den HEERE
3386 1Kro 22:24 | HEERE niet nemen wat uw is, dat ik een brandoffer om niet
3387 1Kro 22:27 | HEERE zeide tot den engel, dat hij zijn zwaard weder in
3388 1Kro 22:28 | zelfder tijd, toen David zag, dat de HEERE hem geantwoord
3389 1Kro 23:2 | 2 En David zeide, dat men vergaderen zou de vreemdelingen,
3390 1Kro 23:5 | jongeling en teder; en het huis, dat men den HEERE bouwen zal,
3391 1Kro 23:12 | u bevel over Israel, en dat om te onderhouden de wet
3392 1Kro 23:17 | alle vorsten van Israel, dat zij zijn zoon Salomo helpen
3393 1Kro 23:19 | heiligdom Gods des HEEREN; dat men de ark des verbonds
3394 1Kro 23:19 | Gods in dit huis brenge, dat den Naam des HEEREN zal
3395 1Kro 24:13 | Aaron nu werd afgezonderd, dat hij heiligde de allerheiligste
3396 1Kro 24:26 | ook aangaande de Levieten, dat zij den tabernakel, noch
3397 1Kro 24:32 | 32 En dat zij de wacht van de tent
3398 1Kro 28:23 | omdat de HEERE gezegd had, dat Hij Israel vermenigvuldigen
3399 1Kro 28:27 | Ramathiet; maar over hetgeen dat van de wijnstokken kwam
3400 1Kro 29:4 | mijns vaders ganse huis, dat ik tot koning over Israel
3401 1Kro 29:4 | welgevallen aan mij gehad, dat Hij mij ten koning maakte
3402 1Kro 29:5 | mijn zoon Salomo verkoren, dat hij zitten zou op den stoel
3403 1Kro 29:10 | HEERE heeft u verkoren, dat gij een huis ten heiligdom
3404 1Kro 30:3 | bijzonder goud en zilver, dat ik heb, tot het huis mijns
3405 1Kro 30:14 | ik, en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden verkregen
3406 1Kro 30:16 | den Naam Uwer heiligheid, dat is van Uw hand, en het is
3407 1Kro 30:17 | 17 En ik weet, mijn God, dat Gij het hart proeft, en
3408 1Kro 30:17 | Gij het hart proeft, en dat Gij een welgevallen hebt
3409 1Kro 30:17 | nu met vreugde Uw volk, dat hier bevonden wordt, gezien,
3410 1Kro 30:17 | bevonden wordt, gezien, dat het zich jegens U vrijwillig
3411 1Kro 30:24 | koning David, gaven de hand, dat zij onder den koning Salomo
3412 2Kro 1:5 | was het koperen altaar, dat Bezaleel, de zoon van Uri,
3413 2Kro 1:6 | op het koperen altaar, dat aan de tent der samenkomst
3414 2Kro 1:10 | wijsheid en wetenschap, dat ik voor het aangezicht van
3415 2Kro 1:11 | God tot Salomo: Daarom, dat dit in uw hart geweest is,
3416 2Kro 2:5 | 5 En het huis, dat ik zal bouwen, zal groot
3417 2Kro 2:6 | bevatten zouden? En wie ben ik, dat ik voor Hem een huis zou
3418 2Kro 2:8 | uit Libanon; want ik weet, dat uw knechten het hout van
3419 2Kro 2:9 | 9 En dat om mij hout in menigte te
3420 2Kro 2:9 | bereiden; want het huis, dat ik zal bouwen, zal groot
3421 2Kro 2:11 | zond tot Salomo: Daarom dat de HEERE Zijn volk lief
3422 2Kro 2:12 | de aarde gemaakt heeft, dat Hij den koning David een
3423 2Kro 3:5 | dennenhout; daarna overtoog hij dat met goed goud; en hij maakte
3424 2Kro 3:8 | twintig ellen; en hij overtoog dat met goed goud, tot zeshonderd
3425 2Kro 3:15 | lengte; en het kapiteel, dat op derzelver hoofd was,
3426 2Kro 4:11 | Huram het werk te maken, dat hij voor de koning Salomo
3427 2Kro 5:1 | werd al het werk volbracht, dat Salomo aan het huis des
3428 2Kro 5:9 | de handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen
3429 2Kro 5:13 | als zij den HEERE prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid
3430 2Kro 5:13 | prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot
3431 2Kro 5:13 | weldadigheid is tot in eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld
3432 2Kro 6:1 | werd al het werk volbracht, dat Salomo aan het huis des
3433 2Kro 6:9 | de handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen
3434 2Kro 6:13 | als zij den HEERE prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid
3435 2Kro 6:13 | prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot
3436 2Kro 6:13 | weldadigheid is tot in eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld
3437 2Kro 7:1 | De HEERE heeft gezegd, dat Hij in de donkerheid zou
3438 2Kro 7:5 | 5 Van dien dag af, dat Ik Mijn volk uit Egypteland
3439 2Kro 7:5 | om een huis te bouwen, dat Mijn Naam daar zou wezen;
3440 2Kro 7:6 | heb Jeruzalem verkoren, dat Mijn Naam daar zou wezen;
3441 2Kro 7:6 | en Ik heb David verkoren, dat hij over Mijn volk Israel
3442 2Kro 7:8 | mijn vader David: Dewijl dat in uw hart geweest is, Mijn
3443 2Kro 7:8 | bouwen, gij hebt welgedaan, dat het in uw hart geweest is. ~
3444 2Kro 7:9 | 9 Evenwel, gij zult dat huis niet bouwen, maar uw
3445 2Kro 7:9 | voortkomen zal, die zal Mijn Naam dat huis bouwen. ~
3446 2Kro 7:10 | HEERE Zijn woord bevestigd, dat Hij gesproken had; want
3447 2Kro 7:18 | hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb? ~
3448 2Kro 7:19 | geroep en naar het gebed, dat Uw knecht voor Uw aangezicht
3449 2Kro 7:20 | 20 Dat Uw ogen open zijn, dag en
3450 2Kro 7:25 | breng hen weder in het land, dat Gij hun en hun vaderen gegeven
3451 2Kro 7:26 | hemel zal gesloten zijn, dat er geen regen is, omdat
3452 2Kro 7:27 | en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis
3453 2Kro 7:31 | leven zullen op het land, dat Gij onzen vaderen gegeven
3454 2Kro 7:33 | Israel, als om te weten, dat Uw Naam genoemd wordt over
3455 2Kro 7:36 | aangezicht des vijands, dat degenen, die hen gevangen
3456 2Kro 7:36 | gevankelijk wegvoeren in een land, dat verre of nabij is; ~
3457 2Kro 7:37 | hun hart brengen zullen, dat zij zich bekeren, en tot
3458 2Kro 7:38 | naar den weg huns lands, dat Gij hun vaderen gegeven
3459 2Kro 7:38 | hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd heb; ~
3460 2Kro 8:3 | als al de kinderen Israels dat vuur zagen afdalen, en de
3461 2Kro 8:3 | aanbaden en loofden den HEERE, dat Hij goedig is, dat Zijn
3462 2Kro 8:3 | HEERE, dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid is tot
3463 2Kro 8:6 | om den HEERE te loven, dat Zijn weldadigheid is in
3464 2Kro 8:7 | want het koperen altaar, dat Salomo gemaakt had, kon
3465 2Kro 8:10 | goedsmoeds over het goede, dat de HEERE aan David en Salomo,
3466 2Kro 8:13 | Ik den hemel toesluite, dat er geen regen zij, of zo
3467 2Kro 8:20 | uitrukken uit Mijn land, dat Ik hun gegeven heb, en dit
3468 2Kro 8:20 | gegeven heb, en dit huis, dat Ik Mijn Naam geheiligd heb,
3469 2Kro 8:21 | 21 En dit huis, dat verheven zal geweest zijn,
3470 2Kro 8:21 | voorbijgaat, ontzetten, dat hij zal zeggen: Waarom heeft
3471 2Kro 8:22 | gediend; daarom heeft Hij al dat kwaad over hen gebracht. ~ ~
3472 2Kro 9:2 | 2 Dat Salomo de steden, welke
3473 2Kro 9:7 | 7 Aangaande al het volk, dat overgebleven was van de
3474 2Kro 9:11 | stad Davids, tot het huis, dat hij voor haar gebouwd had;
3475 2Kro 9:16 | volbrengen van hetzelve, dat het huis des HEEREN volmaakt
3476 2Kro 10:2 | er verborgen voor Salomo, dat hij haar niet verklaarde. ~
3477 2Kro 10:3 | van Salomo, en het huis, dat hij gebouwd had, ~
3478 2Kro 10:5 | waarachtig woord geweest, dat ik in mijn land gehoord
3479 2Kro 10:6 | gekomen ben, en mijn ogen dat gezien hebben; en zie, de
3480 2Kro 10:6 | overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb. ~
3481 2Kro 10:11 | En de koning maakte van dat algummimhout hoge gangen
3482 2Kro 10:13 | gewicht nu van het goud, dat voor Salomo op een jaar
3483 2Kro 10:14 | 14 Behalve dat zij van de kramers en de
3484 2Kro 11:2 | Jerobeam, de zoon van Nebat, dat hoorde (dezelve nu was in
3485 2Kro 11:2 | koning Salomo gevloden was), dat Jerobeam uit Egypte weerkeerde; ~
3486 2Kro 11:4 | dienst, en zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd heeft,
3487 2Kro 11:6 | zeggende: Hoe raadt gijlieden, dat men dit volk antwoorden
3488 2Kro 11:9 | hen: Wat raadt gijlieden, dat wij dit volk antwoorden
3489 2Kro 11:9 | zeggende: Maak het juk, dat uw vader ons opgelegd heeft,
3490 2Kro 11:10 | Alzo zult gij zeggen tot dat volk, die tot u gesproken
3491 2Kro 11:16 | het ganse volk Israel zag, dat de koning naar hen niet
3492 2Kro 11:18 | stenigden hem met stenen, dat hij stierf; maar de koning
3493 2Kro 11:18 | op een wagen te klimmen, dat hij naar Jeruzalem vluchtte. ~
3494 2Kro 12:16 | God Israels, te zoeken, dat zij den HEERE, den God hunner
3495 2Kro 12:23 | handelde verstandelijk, dat hij van al zijn zonen, door
3496 2Kro 13:1 | hij sterk geworden was, dat hij de wet des HEEREN verliet,
3497 2Kro 13:2 | van den koning Rehabeam, dat Sisak, de koning van Egypte,
3498 2Kro 13:3 | des volks was geen getal, dat met hem kwam uit Egypte,
3499 2Kro 13:7 | 7 Als nu de HEERE zag, dat zij zich verootmoedigden,
3500 2Kro 13:7 | in kort ontkoming geven, dat Mijn grimmigheid over Jeruzalem
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945 |