Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
das 1
dassendeksel 1
dassenvellen 13
dat 7945
dathan 10
datzelfde 4
datzelve 52
Frequency    [«  »]
8801 zij
8724 ik
8706 gij
7945 dat
7933 is
7660 niet
6228 der

Bijbel

IntraText - Concordances

dat

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945

     Book Chapter: Verse
3001 2Kon 4:8 | Elisa naar Sunem doortrok, dat aldaar een grote vrouw was, 3002 2Kon 4:9 | Zie nu, ik heb gemerkt, dat deze man Gods heilig is, 3003 2Kon 4:10 | wanneer hij tot ons komt, dat hij daar inwijke. ~ 3004 2Kon 4:11 | het geschiedde op een dag, dat hij daar kwam; en hij week 3005 2Kon 4:18 | geschiedde het op een dag, dat het uitging tot zijn vader, 3006 2Kon 4:22 | en een van de ezelinnen, dat ik tot den man Gods lope, 3007 2Kon 4:24 | voort te rijden, tenzij dan dat ik het u zegge. ~ 3008 2Kon 4:25 | haar van tegenover zag, dat hij tot Gehazi, zijn jongen 3009 2Kon 4:38 | kwam, zo was er honger in dat land, en de zonen der profeten 3010 2Kon 4:40 | geschiedde, als zij aten van dat moes, dat zij riepen en 3011 2Kon 4:40 | als zij aten van dat moes, dat zij riepen en zeiden: Man 3012 2Kon 4:41 | Schep voor het volk op, dat zij eten. Toen was er niets 3013 2Kon 4:42 | zeide: Geef aan het volk, dat zij eten. ~ 3014 2Kon 4:43 | dienaar zeide: Wat zou ik dat aan honderd mannen voorzetten? 3015 2Kon 4:43 | zeide: Geef aan het volk, dat zij eten; want alzo zegt 3016 2Kon 5:6 | knecht Naaman tot u gezonden, dat gij hem ontledigt van zijn 3017 2Kon 5:7 | Israel den brief gelezen had, dat hij zijn klederen scheurde, 3018 2Kon 5:7 | doden en levend te maken, dat deze tot mij zendt, om een 3019 2Kon 5:7 | voorwaar, merkt toch, en ziet, dat hij oorzaak tegen mij zoekt. ~ 3020 2Kon 5:8 | de man Gods, gehoord had, dat de koning van Israel zijn 3021 2Kon 5:8 | klederen gescheurd had, dat hij tot den koning zond, 3022 2Kon 5:8 | komen, zo zal hij weten, dat er een profeet in Israel 3023 2Kon 5:15 | zeide: Zie, nu weet ik, dat er geen God is op de ganse 3024 2Kon 5:20 | Naaman, dien Syrier belet, dat men uit zijn hand niet genomen 3025 2Kon 5:21 | achterna. En toen Naaman zag, dat hij hem naliep, viel hij 3026 2Kon 5:26 | tegemoet? Was het tijd, om dat zilver te nemen, en om klederen 3027 2Kon 6:2 | daar een timmerhout halen, dat wij ons daar een plaats 3028 2Kon 6:5 | een het timmerhout velde, dat het ijzer in het water viel; 3029 2Kon 6:9 | Israel, zeggende: Wacht u, dat gij door die plaats niet 3030 2Kon 6:13 | heen, en ziet, waar hij is, dat ik zende en hem halen late. 3031 2Kon 6:17 | HEERE, open toch zijn ogen, dat hij zie! En de HEERE opende 3032 2Kon 6:17 | de ogen van den jongen, dat hij zag; en ziet, de berg 3033 2Kon 6:20 | te Samaria gekomen waren, dat Elisa zeide: HEERE, open 3034 2Kon 6:20 | open de ogen van dezen, dat zij zien! En de HEERE opende 3035 2Kon 6:20 | de HEERE opende hun ogen, dat zij zagen; en ziet, zij 3036 2Kon 6:22 | hun brood en water voor, dat zij eten en drinken, en 3037 2Kon 6:23 | hun een groten maaltijd, dat zij aten en dronken; daarna 3038 2Kon 6:24 | En het geschiedde daarna, dat Benhadad, de koning van 3039 2Kon 6:26 | op den muur voorbijging, dat een vrouw tot hem riep, 3040 2Kon 6:28 | mij gezegd: Geef uw zoon, dat wij hem heden eten, en morgen 3041 2Kon 6:29 | haar zeide: Geef uw zoon, dat wij hem eten, zo heeft zij 3042 2Kon 6:30 | dezer vrouw gehoord had, dat hij zijn klederen scheurde, 3043 2Kon 6:30 | voortging; en het volk zag, dat, ziet, een zak van binnen 3044 2Kon 6:33 | hem af; en hij zeide: Zie, dat kwaad is van den HEERE; 3045 2Kon 7:12 | gedaan hebben; zij weten, dat wij hongerig zijn; daarom 3046 2Kon 7:13 | zijn knechten, en zeide: Dat men toch neme vijf van de 3047 2Kon 7:17 | vertrad hem in de poort, dat hij stierf, gelijk de man 3048 2Kon 7:20 | vertrad hem in de poort, dat hij stierf. ~  ~ 3049 2Kon 8:3 | het einde der zeven jaren, dat de vrouw uit het land der 3050 2Kon 8:3 | wederkeerde; en zij ging uit, dat zij tot den koning riep, 3051 2Kon 8:6 | akkers, van den dag af, dat zij het land verlaten heeft, 3052 2Kon 8:10 | HEERE heeft mij getoond, dat hij den dood sterven zal. ~ 3053 2Kon 8:13 | knecht, die een hond is, dat hij deze grote zaak doen 3054 2Kon 8:13 | HEERE heeft mij getoond, dat gij koning zijn zult over 3055 2Kon 8:15 | geschiedde des anderen daags, dat hij een deken nam, en in 3056 2Kon 8:15 | aangezicht uitspreidde, dat hij stierf; en Hazael werd 3057 2Kon 8:18 | vrouw geworden; en hij deed dat kwaad was in de ogen des 3058 2Kon 8:19 | als Hij hem gezegd had, dat Hij hem te allen tijde voor 3059 2Kon 8:23 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek 3060 2Kon 8:27 | huis van Achab, en deed dat kwaad was in de ogen des 3061 2Kon 9:17 | dien hunlieden tegemoet, en dat hij zegge: Is het vrede? ~ 3062 2Kon 9:22 | nu, als Joram Jehu zag, dat hij zeide: Is het ook vrede, 3063 2Kon 9:24 | Joram tussen zijn armen, dat de pijl door zijn hart uitging; 3064 2Kon 9:25 | hoofdman: Neem, werp hem op dat stuk lands van Naboth, den 3065 2Kon 9:25 | zijn vader Achab reden, dat hem de HEERE dezen last 3066 2Kon 9:26 | zegt de HEERE, en Ik u dat niet vergelde op dit stuk 3067 2Kon 9:26 | Nu dan, neem, werp hem op dat stuk land, naar het woord 3068 2Kon 9:27 | Ahazia, de koning van Juda, dat zag, zo vlood hij door den 3069 2Kon 9:30 | kwam te Jizreel. Als Izebel dat hoorde, zo blankette zij 3070 2Kon 9:36 | is het woord des HEEREN, dat Hij gesproken heeft door 3071 2Kon 9:37 | stuk lands van Jizreel, dat men niet zal kunnen zeggen: 3072 2Kon 10:7 | die brief tot hen kwam, dat zij de zonen des konings 3073 2Kon 10:9 | morgens, toen hij uitging, dat hij stil stond, en tot al 3074 2Kon 10:10 | 10 Weet nu, dat niets van het woord des 3075 2Kon 10:17 | naar het woord des HEEREN, dat Hij tot Elia gesproken had. ~ 3076 2Kon 10:19 | zijn priesteren tot mij, dat niemand gemist worde; want 3077 2Kon 10:19 | niet leven. Doch Jehu deed dat door listigheid, opdat hij 3078 2Kon 10:21 | alle Baalsdienaren kwamen, dat niet een man overbleef, 3079 2Kon 10:21 | kwamen in het huis van Baal, dat het huis van Baal vervuld 3080 2Kon 10:23 | Onderzoekt, en ziet toe, dat hier misschien bij u niemand 3081 2Kon 10:25 | het brandoffer te doen, dat Jehu zeide tot de trawanten 3082 2Kon 10:25 | hoofdmannen: Komt in, slaat hen, dat niemand uitkome. En zij 3083 2Kon 10:27 | van Baal af, en maakten dat tot heimelijke gemakken, 3084 2Kon 10:30 | dan zeide tot Jehu: Daarom dat gij welgedaan hebt, doende 3085 2Kon 10:33 | Manassieten; van Aroer, dat aan de beek van Arnon is, 3086 2Kon 11:1 | moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte 3087 2Kon 11:2 | verborgen hem voor Athalia, dat hij niet gedood werd. ~ 3088 2Kon 11:17 | koning, en tussen het volk, dat het den HEERE tot een volk 3089 2Kon 11:18 | huis van Baal, en braken dat af; zijn altaren en zijn 3090 2Kon 12:2 | 2 En Joas deed dat recht was in de ogen des 3091 2Kon 12:4 | geld der geheiligde dingen, dat gebracht zal worden in het 3092 2Kon 12:4 | schatting, en al het geld, dat in ieders hart komt, om 3093 2Kon 12:4 | in ieders hart komt, om dat te brengen in het huis des 3094 2Kon 12:6 | jaar van den koning Joas, dat de priesters de breuken 3095 2Kon 12:7 | geen geld van uw bekenden, dat gij het zoudt geven voor 3096 2Kon 12:9 | staken daarin al het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht 3097 2Kon 12:10 | geschiedde nu, als zij zagen, dat veel gelds in de kist was, 3098 2Kon 12:10 | veel gelds in de kist was, dat des konings schrijver met 3099 2Kon 12:10 | samen, en telden het geld, dat in het huis des HEEREN gevonden 3100 2Kon 12:11 | handen der verzorgers van dat werk, die gesteld waren 3101 2Kon 12:12 | uitgegeven werd voor het huis, om dat te beteren. ~ 3102 2Kon 12:13 | zilveren vat, van het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht 3103 2Kon 12:14 | 14 Maar zij gaven dat aan degenen, die het werk 3104 2Kon 12:15 | van de mannen, wien zij dat geld in hun handen gaven, 3105 2Kon 12:18 | dingen, en al het goud, dat gevonden werd in de schatten 3106 2Kon 12:19 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek 3107 2Kon 12:20 | in het huis van Millo, dat afgaat naar Silla; ~ 3108 2Kon 12:21 | zijn knechten, sloegen hem, dat hij stierf; en zij begroeven 3109 2Kon 13:2 | 2 En Joas deed dat recht was in de ogen des 3110 2Kon 13:4 | geld der geheiligde dingen, dat gebracht zal worden in het 3111 2Kon 13:4 | schatting, en al het geld, dat in ieders hart komt, om 3112 2Kon 13:4 | in ieders hart komt, om dat te brengen in het huis des 3113 2Kon 13:6 | jaar van den koning Joas, dat de priesters de breuken 3114 2Kon 13:7 | geen geld van uw bekenden, dat gij het zoudt geven voor 3115 2Kon 13:9 | staken daarin al het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht 3116 2Kon 13:10 | geschiedde nu, als zij zagen, dat veel gelds in de kist was, 3117 2Kon 13:10 | veel gelds in de kist was, dat des konings schrijver met 3118 2Kon 13:10 | samen, en telden het geld, dat in het huis des HEEREN gevonden 3119 2Kon 13:11 | handen der verzorgers van dat werk, die gesteld waren 3120 2Kon 13:12 | uitgegeven werd voor het huis, om dat te beteren. ~ 3121 2Kon 13:13 | zilveren vat, van het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht 3122 2Kon 13:14 | 14 Maar zij gaven dat aan degenen, die het werk 3123 2Kon 13:15 | van de mannen, wien zij dat geld in hun handen gaven, 3124 2Kon 13:18 | dingen, en al het goud, dat gevonden werd in de schatten 3125 2Kon 13:19 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek 3126 2Kon 13:20 | in het huis van Millo, dat afgaat naar Silla; ~ 3127 2Kon 13:21 | zijn knechten, sloegen hem, dat hij stierf; en zij begroeven 3128 2Kon 14:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3129 2Kon 14:4 | verdrukking van Israel, dat de koning van Syrie hen 3130 2Kon 14:5 | HEERE Israel een verlosser, dat zij van onder de hand der 3131 2Kon 14:11 | 11 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3132 2Kon 14:21 | als zij een man begroeven, dat zij, ziet, een bende zagen; 3133 2Kon 15:3 | 3 En hij deed dat recht was in de ogen des 3134 2Kon 15:5 | zijn hand versterkt was, dat hij zijn knechten sloeg, 3135 2Kon 15:9 | het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging 3136 2Kon 15:10 | gij u in het kwade mengen, dat gij vallen zoudt, gij en 3137 2Kon 15:11 | aangezicht zagen te Beth-Semes, dat in Juda is. ~ 3138 2Kon 15:18 | geschiedenissen van Amazia, is dat niet geschreven in het boek 3139 2Kon 15:19 | tegen hem te Jeruzalem, dat hij vluchtte naar Lachis; 3140 2Kon 15:24 | 24 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3141 2Kon 15:25 | HEEREN, des Gods van Israel, dat Hij gesproken had door den 3142 2Kon 15:26 | 26 Want de HEERE zag, dat de ellende van Israel zeer 3143 2Kon 15:26 | Israel zeer bitter was, en dat er geen opgeslotenen noch 3144 2Kon 15:26 | noch verlatenen waren, en dat Israel geen helper had. ~ 3145 2Kon 15:27 | HEERE had niet gesproken, dat Hij den naam van Israel 3146 2Kon 16:3 | 3 En hij deed dat recht was in de ogen des 3147 2Kon 16:5 | HEERE plaagde den koning, dat hij melaats werd tot den 3148 2Kon 16:9 | 9 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3149 2Kon 16:11 | geschiedenissen van Zacharia, ziet, dat is geschreven in het boek 3150 2Kon 16:12 | was het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had tot Jehu, 3151 2Kon 16:18 | 18 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3152 2Kon 16:21 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek 3153 2Kon 16:24 | 24 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3154 2Kon 16:26 | hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek 3155 2Kon 16:28 | 28 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3156 2Kon 16:31 | hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek 3157 2Kon 16:34 | 34 En hij deed dat recht was in de ogen des 3158 2Kon 16:36 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek 3159 2Kon 17:2 | Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was in de ogen des 3160 2Kon 17:8 | het zilver en het goud, dat in het huis des HEEREN, 3161 2Kon 17:10 | gezien hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo zond 3162 2Kon 17:11 | de priester Uria, tegen dat de koning Achaz van Damaskus 3163 2Kon 17:13 | bloed zijner dankofferen op dat altaar. ~ 3164 2Kon 17:14 | Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht des 3165 2Kon 17:14 | aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste 3166 2Kon 17:18 | het deksel des sabbats, dat zij in het huis gebouwd 3167 2Kon 17:19 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek 3168 2Kon 18:2 | Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was in de ogen des 3169 2Kon 18:8 | het zilver en het goud, dat in het huis des HEEREN, 3170 2Kon 18:10 | gezien hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo zond 3171 2Kon 18:11 | de priester Uria, tegen dat de koning Achaz van Damaskus 3172 2Kon 18:13 | bloed zijner dankofferen op dat altaar. ~ 3173 2Kon 18:14 | Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht des 3174 2Kon 18:14 | aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste 3175 2Kon 18:18 | het deksel des sabbats, dat zij in het huis gebouwd 3176 2Kon 18:19 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek 3177 2Kon 19:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3178 2Kon 19:3 | Hosea werd zijn knecht, dat hij hem een geschenk gaf. ~ 3179 2Kon 19:4 | een verbintenis in Hosea, dat hij tot So, den koning van 3180 2Kon 19:7 | 7 Want het was geschied, dat de kinderen Israels gezondigd 3181 2Kon 19:15 | inzettingen, en Zijn verbond, dat Hij met hun vaderen gemaakt 3182 2Kon 19:15 | wandelden de ijdelheid na, dat zij ijdel werden, en achter 3183 2Kon 19:15 | de HEERE hun geboden had, dat zij niet zouden doen gelijk 3184 2Kon 19:17 | verkochten zich, om te doen dat kwaad was in de ogen des 3185 2Kon 19:18 | HEERE zeer over Israel, dat Hij hen wegdeed van Zijn 3186 2Kon 19:25 | begin hunner woning aldaar, dat zij den HEERE niet vreesden; 3187 2Kon 19:27 | van daar weggevoerd hebt, dat zij henentrekken, en wonen 3188 2Kon 19:27 | henentrekken, en wonen aldaar; en dat hij hun lere de wijze des 3189 2Kon 19:34 | wet, en naar het gebod, dat de HEERE geboden heeft aan 3190 2Kon 19:38 | 38 En het verbond, dat Ik met u gemaakt heb, zult 3191 2Kon 20:1 | den koning van Israel, dat Hizkia koning werd, de zoon 3192 2Kon 20:3 | 3 En hij deed dat recht was in de ogen des 3193 2Kon 20:7 | den koning van Assyrie, dat hij hem niet diende. ~ 3194 2Kon 20:9 | den koning van Israel) dat Salmaneser, de koning van 3195 2Kon 20:12 | 12 Daarom dat zij de stem des HEEREN, 3196 2Kon 20:12 | des HEEREN, geboden had, dat hadden zij niet gehoord, 3197 2Kon 20:15 | gaf Hizkia al het zilver, dat gevonden werd in het huis 3198 2Kon 20:16 | laten overtrekken, en gaf dat aan de koning van Assyrie. ~ 3199 2Kon 20:20 | op wien vertrouwt gij nu, dat gij tegen mij rebelleert? ~ 3200 2Kon 20:25 | mij gezegd: Trek op tegen dat land, en verderf het. ~ 3201 2Kon 20:26 | voor de oren des volks, dat op den muur is. ~ 3202 2Kon 20:27 | die op den muur zitten, dat zij met ulieden hun drek 3203 2Kon 20:29 | 29 Zo zegt de koning: Dat Hizkia u niet bedriege: 3204 2Kon 20:30 | 30 Daartoe dat Hizkia u niet doe vertrouwen 3205 2Kon 20:35 | mijn hand gered hebben, dat de HEERE Jeruzalem uit mijn 3206 2Kon 21:1 | geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde, zo scheurde hij 3207 2Kon 21:4 | op voor het overblijfsel, dat gevonden wordt. ~ 3208 2Kon 21:7 | een geest in hem geven, dat hij een gerucht horen zal, 3209 2Kon 21:8 | Libna; want hij had gehoord, dat hij van Lachis vertrokken 3210 2Kon 21:19 | koninkrijken der aarde weten, dat Gij, HEERE, alleen God zijt. ~ 3211 2Kon 21:20 | de HEERE, de God Israels: Dat gij tot Mij gebeden hebt 3212 2Kon 21:21 | 21 Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken 3213 2Kon 21:25 | 25 Hebt gij niet gehoord, dat Ik zulks lang te voren gedaan 3214 2Kon 21:25 | lang te voren gedaan heb en dat van oude dagen af geformeerd 3215 2Kon 21:25 | geformeerd heb? Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt 3216 2Kon 21:25 | Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt zijn, om de vaste 3217 2Kon 21:28 | uw woeden tegen Mij, en dat uw woeling voor Mijn oren 3218 2Kon 21:29 | 29 En dat zij u een teken, dat men 3219 2Kon 21:29 | En dat zij u een teken, dat men in dit jaar eten zal, 3220 2Kon 21:30 | 30 Want het ontkomene, dat overgebleven is van het 3221 2Kon 21:35 | dan in dienzelven nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer, 3222 2Kon 21:37 | zijn god, zich nederboog, dat Adramelech en Sarezer, zijn 3223 2Kon 22:3 | Och, HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in 3224 2Kon 22:4 | middelvoorhof nog niet gegaan was, dat het woord des HEEREN tot 3225 2Kon 22:8 | Jesaja: Welk is het teken, dat de HEERE mij gezond maken 3226 2Kon 22:8 | mij gezond maken zal, en dat ik den derden dag in des 3227 2Kon 22:9 | teken van den HEERE zijn, dat de HEERE het woord, dat 3228 2Kon 22:9 | dat de HEERE het woord, dat Hij gesproken heeft, doen 3229 2Kon 22:10 | nederwaarts te gaan; neen, maar dat de schaduw tien graden achterwaarts 3230 2Kon 22:12 | Hizkia; want hij had gehoord, dat Hizkia krank geweest was. ~ 3231 2Kon 22:13 | zijn ganse heerschappij, dat hij hun niet toonde. ~ 3232 2Kon 22:15 | is er in mijn schatten, dat ik hun niet getoond heb. ~ 3233 2Kon 22:17 | 17 Zie, de dagen komen, dat al wat in uw huis is, en 3234 2Kon 22:18 | gij gewinnen zult, nemen, dat zij hovelingen zijn in het 3235 2Kon 22:19 | Jesaja: Het woord des HEEREN, dat gij gesproken hebt, is goed. 3236 2Kon 23:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3237 2Kon 23:7 | gesneden beeld van het bos, dat hij gemaakt had, in het 3238 2Kon 23:8 | te bewegen uit dit land, dat Ik hun vaderen gegeven heb; 3239 2Kon 23:9 | Manasse deed hen dwalen, dat zij erger deden dan de heidenen, 3240 2Kon 23:11 | 11 Dewijl dat Manasse, de koning van Juda, 3241 2Kon 23:12 | Jeruzalem en Juda brengen, dat een ieder, die het hoort, 3242 2Kon 23:15 | 15 Daarom, dat zij gedaan hebben dat kwaad 3243 2Kon 23:15 | Daarom, dat zij gedaan hebben dat kwaad was in Mijn ogen, 3244 2Kon 23:15 | verwekt hebben, van dien dag, dat hun vaderen van Egypte uitgegaan 3245 2Kon 23:20 | 20 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3246 2Kon 24:2 | 2 En hij deed dat recht was in de ogen des 3247 2Kon 24:3 | jaar van den koning Josia, dat de koning den schrijver 3248 2Kon 24:4 | opdat hij het geld opsomme, dat in het huis des HEEREN gebracht 3249 2Kon 24:5 | 5 En dat zij dat geven in de hand 3250 2Kon 24:5 | 5 En dat zij dat geven in de hand der verzorgers 3251 2Kon 24:5 | degenen, die het werk doen, dat in het huis des HEEREN is, 3252 2Kon 24:7 | rekening gehouden van het geld, dat in hun hand geleverd was, 3253 2Kon 24:8 | gevonden; en Hilkia gaf dat boek aan Safan, die las 3254 2Kon 24:9 | knechten hebben het geld, dat in het huis gevonden was, 3255 2Kon 24:10 | boek gegeven. En Safan las dat voor het aangezicht des 3256 2Kon 24:11 | woorden des wetboeks hoorde, dat hij zijn klederen scheurde. ~ 3257 2Kon 24:13 | de woorden dezes boeks, dat gevonden is; want de grimmigheid 3258 2Kon 24:16 | al de woorden des boeks, dat de koning van Juda gelezen 3259 2Kon 24:17 | 17 Daarom dat zij Mij verlaten, en anderen 3260 2Kon 24:19 | plaats en derzelver inwoners, dat zij tot een verwoesting 3261 2Kon 24:19 | vloek zullen worden, en dat gij uw klederen gescheurd 3262 2Kon 24:20 | al het kwaad niet zien, dat Ik over deze plaats brengen 3263 2Kon 25:2 | van het boek des verbonds, dat in het huis des HEEREN gevonden 3264 2Kon 25:4 | en den dorpelbewaarders, dat zij uit den tempel des HEEREN 3265 2Kon 25:4 | HEEREN alle gereedschap, dat voor Baal, en voor het beeld 3266 2Kon 25:4 | zouden; en hij verbrandde dat buiten Jeruzalem in de velden 3267 2Kon 25:10 | verontreinigde ook Thofeth, dat in het dal der kinderen 3268 2Kon 25:15 | Daartoe ook het altaar, dat te Beth-El was, en de hoogte, 3269 2Kon 25:15 | deed, gemaakt had; te zamen dat altaar en die hoogte brak 3270 2Kon 25:16 | graven, en verbrandde ze op dat altaar, en verontreinigde 3271 2Kon 25:16 | altaar, en verontreinigde dat; naar het woord des HEEREN, 3272 2Kon 25:16 | naar het woord des HEEREN, dat de man Gods uitgeroepen 3273 2Kon 25:17 | Verder zeide hij: Wat is dat voor een grafteken, dat 3274 2Kon 25:17 | dat voor een grafteken, dat ik zie? En de lieden der 3275 2Kon 25:18 | zeide: Laat hem liggen, dat niemand zijn beenderen verroere. 3276 2Kon 25:24 | geschreven waren in het boek, dat de priester Hilkia in het 3277 2Kon 25:32 | 32 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3278 2Kon 25:35 | 35 En Jojakim gaf dat zilver en dat goud aan Farao; 3279 2Kon 25:35 | Jojakim gaf dat zilver en dat goud aan Farao; doch hij 3280 2Kon 25:35 | hij schatte het land, om dat geld naar het bevel van 3281 2Kon 25:37 | 37 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3282 2Kon 26:2 | zond hen tegen Juda, om dat te verderven, naar het woord 3283 2Kon 26:2 | naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den 3284 2Kon 26:3 | bevel des HEEREN tegen Juda, dat Hij hen van Zijn aangezicht 3285 2Kon 26:4 | om het onschuldig bloed, dat hij vergoten had, zodat 3286 2Kon 26:5 | wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek 3287 2Kon 26:9 | 9 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3288 2Kon 26:19 | 19 En hij deed dat kwaad was in de ogen des 3289 2Kon 27:1 | op den tienden der maand, dat Nebukadnezar, de koning 3290 2Kon 27:10 | ganse heir de Chaldeen, dat met den overste der trawanten 3291 2Kon 27:22 | Maar aangaande het volk, dat in het land van Juda overgebleven 3292 2Kon 27:22 | van Juda overgebleven was, dat Nebukadnezar, de koning 3293 2Kon 27:23 | en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia 3294 2Kon 27:25 | geschiedde in de zevende maand, dat Ismael, de zoon van Nethanja, 3295 2Kon 27:25 | en zij sloegen Gedalia, dat hij stierf; mitsgaders de 3296 2Kon 27:27 | en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning 3297 1Kro 4:10 | met het kwade alzo maakt, dat het mij niet smarte! En 3298 1Kro 5:1 | Israel; doch niet alzo, dat hij zich in het geslachtsregister 3299 1Kro 5:23 | stam van Manasse woonden in dat land. Zij werden vermenigvuldigd 3300 1Kro 6:10 | priesterambt bediende in het huis, dat Salomo te Jeruzalem gebouwd 3301 1Kro 6:54 | huisgezin der Kahathieten, want dat lot was voor hen. ~ 3302 1Kro 9:26 | 26 Want in dat ambt waren vier overste 3303 1Kro 9:27 | waren over de opening, en dat allen morgen. ~ 3304 1Kro 9:31 | het ambt over het werk, dat in pannen gekookt wordt. ~ 3305 1Kro 9:33 | nacht was het op hen, in dat werk te zijn. ~ 3306 1Kro 10:4 | doorsteek mij daarmede, dat misschien deze onbesnedenen 3307 1Kro 10:5 | Toen zijn wapendrager zag, dat Saul dood was, zo viel hij 3308 1Kro 10:7 | in het dal waren, zagen, dat zij gevloden waren, en dat 3309 1Kro 10:7 | dat zij gevloden waren, en dat Saul en zijn zonen dood 3310 1Kro 11:14 | stelden zich in het midden van dat stuk, en beschermden het, 3311 1Kro 11:19 | 19 En hij zeide: Dat late mijn God verre van 3312 1Kro 11:19 | gevaar huns levens hebben zij dat gebracht. En hij wilde het 3313 1Kro 12:31 | met namen uitgedrukt zijn, dat zij kwamen, om David koning 3314 1Kro 13:4 | zeide de ganse gemeente, dat men alzo doen zou; want 3315 1Kro 13:6 | ganse Israel naar Baala, dat is, Kirjath-Jearim, hetwelk 3316 1Kro 13:6 | Kirjath-Jearim, hetwelk in Juda is, dat hij van daar ophaalde de 3317 1Kro 13:11 | 11 En David ontstak, dat de HEERE een scheur gescheurd 3318 1Kro 14:1 | metselaars, en timmerlieden, dat zij hem een huis bouwden. ~ 3319 1Kro 14:2 | 2 En David merkte, dat hem de HEERE tot koning 3320 1Kro 14:8 | de Filistijnen hoorden, dat David tot koning gezalfd 3321 1Kro 14:8 | David te zoeken. Toen David dat hoorde zo toog hij uit tegen 3322 1Kro 14:13 | zij verspreidden zich in dat dal. ~ 3323 1Kro 15:12 | heiligt u, gij en uw broeders, dat gij de ark des HEEREN, des 3324 1Kro 15:16 | de oversten der Levieten, dat zij hun broeders, de zangers, 3325 1Kro 15:16 | en harpen, en cimbalen, dat zij zich zouden doen horen, 3326 1Kro 15:25 | 25 Het geschiedde nu, dat David en de oudsten van 3327 1Kro 15:26 | geschiedde het, doordien dat God de Levieten hielp, die 3328 1Kro 15:26 | verbonds des HEEREN droegen, dat zij zeven varren en zeven 3329 1Kro 15:29 | stad Davids gekomen was, dat Michal, de dochter van Saul, 3330 1Kro 16:4 | Levieten tot dienaars, en dat, om den HEERE, den God Israels, 3331 1Kro 16:10 | Naam Zijner heiligheid; dat zich het hart dergenen, 3332 1Kro 16:15 | Zijns verbonds, des woords, dat Hij ingesteld heeft tot 3333 1Kro 16:16 | 16 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, 3334 1Kro 16:30 | wereld bevestigd worden, dat zij niet bewogen worde. ~ 3335 1Kro 16:31 | 31 Dat de hemelen zich verblijden, 3336 1Kro 16:31 | aarde verheuge zich, en dat men onder de heidenen zegge: 3337 1Kro 16:32 | 32 Dat de zee bruise met haar volheid, 3338 1Kro 16:32 | bruise met haar volheid, dat het veld huppele van vreugde, 3339 1Kro 16:35 | red ons van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven, 3340 1Kro 16:35 | heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen. ~ 3341 1Kro 17:1 | David in zijn huis woonde, dat David tot Nathan, den profeet, 3342 1Kro 17:3 | geschiedde in denzelven nacht, dat het woord Gods tot Nathan 3343 1Kro 17:5 | gewoond van dien dag af, dat Ik Israel heb opgevoerd 3344 1Kro 17:9 | besteld, en hem geplant, dat hij aan zijn plaats wone, 3345 1Kro 17:10 | 10 En van die dagen af, dat Ik geboden heb richters 3346 1Kro 17:10 | Ik u te kennen gegeven, dat u de HEERE een huis bouwen 3347 1Kro 17:11 | dagen zullen vervuld zijn, dat gij heengaat tot uw vaderen, 3348 1Kro 17:16 | God, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht 3349 1Kro 17:21 | tot een volk te verlossen, dat Gij U een Naam maaktet van 3350 1Kro 17:23 | Nu dan, HEERE, het woord, dat Gij over Uw knecht gesproken 3351 1Kro 17:23 | hebt, en over zijn huis, dat worde waar tot in eeuwigheid; 3352 1Kro 17:24 | gemaakt tot in eeuwigheid, dat men zegge: De HEERE der 3353 1Kro 17:25 | Uws knechts geopenbaard, dat Gij hem een huis bouwen 3354 1Kro 17:27 | zegenen het huis Uws knechts, dat het in eeuwigheid voor Uw 3355 1Kro 18:1 | geschiedde nu na dezen, dat David de Filistijnen sloeg, 3356 1Kro 18:2 | sloeg ook de Moabieten, alzo dat de Moabieten Davids knechten 3357 1Kro 18:6 | Syrie van Damaskus, alzo dat de Syriers Davids knechten 3358 1Kro 18:9 | koning van Hamath, hoorde, dat David de ganse heirkracht 3359 1Kro 18:10 | hem te zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ezer gestreden, 3360 1Kro 19:1 | geschiedde nu na dezen, dat David de Filistijnen sloeg, 3361 1Kro 19:2 | sloeg ook de Moabieten, alzo dat de Moabieten Davids knechten 3362 1Kro 19:6 | Syrie van Damaskus, alzo dat de Syriers Davids knechten 3363 1Kro 19:9 | koning van Hamath, hoorde, dat David de ganse heirkracht 3364 1Kro 19:10 | hem te zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ezer gestreden, 3365 1Kro 20:1 | het geschiedde na dezen, dat Nahas, de koning der kinderen 3366 1Kro 20:6 | de kinderen Ammons zagen, dat zij zich stinkende gemaakt 3367 1Kro 20:10 | 10 Toen Joab zag, dat de spits der slagorde van 3368 1Kro 20:14 | naderde Joab en het volk, dat bij hem was, ten strijde 3369 1Kro 20:15 | de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers vloden, zo vloden 3370 1Kro 20:16 | 16 Als de Syriers zagen, dat zij voor het aangezicht 3371 1Kro 20:19 | knechten van Hadar-ezer zagen, dat zij geslagen waren, voor 3372 1Kro 21:3 | voerde ook al het volk uit, dat daarin was, en hij zaagde 3373 1Kro 22:1 | en hij porde David aan, dat hij Israel telde. ~ 3374 1Kro 22:2 | en brengt hen tot mij, dat ik hun getal wete. ~ 3375 1Kro 22:8 | Ik heb zeer gezondigd, dat ik deze zaak gedaan heb; 3376 1Kro 22:10 | voor; kies u een uit die, dat Ik u doe. ~ 3377 1Kro 22:12 | aangezicht uwer wederpartij, en dat het zwaard uwer vijanden 3378 1Kro 22:12 | dagen het zwaard des HEEREN, dat is, de pestilentie in het 3379 1Kro 22:15 | en het berouwde Hem over dat kwaad; en Hij zeide tot 3380 1Kro 22:17 | het niet, die gezegd heb, dat men het volk tellen zou? 3381 1Kro 22:17 | gedaan? O HEERE, mijn God, dat toch Uw hand tegen mij, 3382 1Kro 22:18 | engel des HEEREN tot Gad, dat hij David zeggen zou, dat 3383 1Kro 22:18 | dat hij David zeggen zou, dat David zou opgaan, om den 3384 1Kro 22:19 | naar het woord van Gad, dat hij in den Naam des HEEREN 3385 1Kro 22:22 | de plaats des dorsvloers, dat ik op dezelve den HEERE 3386 1Kro 22:24 | HEERE niet nemen wat uw is, dat ik een brandoffer om niet 3387 1Kro 22:27 | HEERE zeide tot den engel, dat hij zijn zwaard weder in 3388 1Kro 22:28 | zelfder tijd, toen David zag, dat de HEERE hem geantwoord 3389 1Kro 23:2 | 2 En David zeide, dat men vergaderen zou de vreemdelingen, 3390 1Kro 23:5 | jongeling en teder; en het huis, dat men den HEERE bouwen zal, 3391 1Kro 23:12 | u bevel over Israel, en dat om te onderhouden de wet 3392 1Kro 23:17 | alle vorsten van Israel, dat zij zijn zoon Salomo helpen 3393 1Kro 23:19 | heiligdom Gods des HEEREN; dat men de ark des verbonds 3394 1Kro 23:19 | Gods in dit huis brenge, dat den Naam des HEEREN zal 3395 1Kro 24:13 | Aaron nu werd afgezonderd, dat hij heiligde de allerheiligste 3396 1Kro 24:26 | ook aangaande de Levieten, dat zij den tabernakel, noch 3397 1Kro 24:32 | 32 En dat zij de wacht van de tent 3398 1Kro 28:23 | omdat de HEERE gezegd had, dat Hij Israel vermenigvuldigen 3399 1Kro 28:27 | Ramathiet; maar over hetgeen dat van de wijnstokken kwam 3400 1Kro 29:4 | mijns vaders ganse huis, dat ik tot koning over Israel 3401 1Kro 29:4 | welgevallen aan mij gehad, dat Hij mij ten koning maakte 3402 1Kro 29:5 | mijn zoon Salomo verkoren, dat hij zitten zou op den stoel 3403 1Kro 29:10 | HEERE heeft u verkoren, dat gij een huis ten heiligdom 3404 1Kro 30:3 | bijzonder goud en zilver, dat ik heb, tot het huis mijns 3405 1Kro 30:14 | ik, en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden verkregen 3406 1Kro 30:16 | den Naam Uwer heiligheid, dat is van Uw hand, en het is 3407 1Kro 30:17 | 17 En ik weet, mijn God, dat Gij het hart proeft, en 3408 1Kro 30:17 | Gij het hart proeft, en dat Gij een welgevallen hebt 3409 1Kro 30:17 | nu met vreugde Uw volk, dat hier bevonden wordt, gezien, 3410 1Kro 30:17 | bevonden wordt, gezien, dat het zich jegens U vrijwillig 3411 1Kro 30:24 | koning David, gaven de hand, dat zij onder den koning Salomo 3412 2Kro 1:5 | was het koperen altaar, dat Bezaleel, de zoon van Uri, 3413 2Kro 1:6 | op het koperen altaar, dat aan de tent der samenkomst 3414 2Kro 1:10 | wijsheid en wetenschap, dat ik voor het aangezicht van 3415 2Kro 1:11 | God tot Salomo: Daarom, dat dit in uw hart geweest is, 3416 2Kro 2:5 | 5 En het huis, dat ik zal bouwen, zal groot 3417 2Kro 2:6 | bevatten zouden? En wie ben ik, dat ik voor Hem een huis zou 3418 2Kro 2:8 | uit Libanon; want ik weet, dat uw knechten het hout van 3419 2Kro 2:9 | 9 En dat om mij hout in menigte te 3420 2Kro 2:9 | bereiden; want het huis, dat ik zal bouwen, zal groot 3421 2Kro 2:11 | zond tot Salomo: Daarom dat de HEERE Zijn volk lief 3422 2Kro 2:12 | de aarde gemaakt heeft, dat Hij den koning David een 3423 2Kro 3:5 | dennenhout; daarna overtoog hij dat met goed goud; en hij maakte 3424 2Kro 3:8 | twintig ellen; en hij overtoog dat met goed goud, tot zeshonderd 3425 2Kro 3:15 | lengte; en het kapiteel, dat op derzelver hoofd was, 3426 2Kro 4:11 | Huram het werk te maken, dat hij voor de koning Salomo 3427 2Kro 5:1 | werd al het werk volbracht, dat Salomo aan het huis des 3428 2Kro 5:9 | de handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen 3429 2Kro 5:13 | als zij den HEERE prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid 3430 2Kro 5:13 | prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot 3431 2Kro 5:13 | weldadigheid is tot in eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld 3432 2Kro 6:1 | werd al het werk volbracht, dat Salomo aan het huis des 3433 2Kro 6:9 | de handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen 3434 2Kro 6:13 | als zij den HEERE prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid 3435 2Kro 6:13 | prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot 3436 2Kro 6:13 | weldadigheid is tot in eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld 3437 2Kro 7:1 | De HEERE heeft gezegd, dat Hij in de donkerheid zou 3438 2Kro 7:5 | 5 Van dien dag af, dat Ik Mijn volk uit Egypteland 3439 2Kro 7:5 | om een huis te bouwen, dat Mijn Naam daar zou wezen; 3440 2Kro 7:6 | heb Jeruzalem verkoren, dat Mijn Naam daar zou wezen; 3441 2Kro 7:6 | en Ik heb David verkoren, dat hij over Mijn volk Israel 3442 2Kro 7:8 | mijn vader David: Dewijl dat in uw hart geweest is, Mijn 3443 2Kro 7:8 | bouwen, gij hebt welgedaan, dat het in uw hart geweest is. ~ 3444 2Kro 7:9 | 9 Evenwel, gij zult dat huis niet bouwen, maar uw 3445 2Kro 7:9 | voortkomen zal, die zal Mijn Naam dat huis bouwen. ~ 3446 2Kro 7:10 | HEERE Zijn woord bevestigd, dat Hij gesproken had; want 3447 2Kro 7:18 | hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb? ~ 3448 2Kro 7:19 | geroep en naar het gebed, dat Uw knecht voor Uw aangezicht 3449 2Kro 7:20 | 20 Dat Uw ogen open zijn, dag en 3450 2Kro 7:25 | breng hen weder in het land, dat Gij hun en hun vaderen gegeven 3451 2Kro 7:26 | hemel zal gesloten zijn, dat er geen regen is, omdat 3452 2Kro 7:27 | en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis 3453 2Kro 7:31 | leven zullen op het land, dat Gij onzen vaderen gegeven 3454 2Kro 7:33 | Israel, als om te weten, dat Uw Naam genoemd wordt over 3455 2Kro 7:36 | aangezicht des vijands, dat degenen, die hen gevangen 3456 2Kro 7:36 | gevankelijk wegvoeren in een land, dat verre of nabij is; ~ 3457 2Kro 7:37 | hun hart brengen zullen, dat zij zich bekeren, en tot 3458 2Kro 7:38 | naar den weg huns lands, dat Gij hun vaderen gegeven 3459 2Kro 7:38 | hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd heb; ~ 3460 2Kro 8:3 | als al de kinderen Israels dat vuur zagen afdalen, en de 3461 2Kro 8:3 | aanbaden en loofden den HEERE, dat Hij goedig is, dat Zijn 3462 2Kro 8:3 | HEERE, dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid is tot 3463 2Kro 8:6 | om den HEERE te loven, dat Zijn weldadigheid is in 3464 2Kro 8:7 | want het koperen altaar, dat Salomo gemaakt had, kon 3465 2Kro 8:10 | goedsmoeds over het goede, dat de HEERE aan David en Salomo, 3466 2Kro 8:13 | Ik den hemel toesluite, dat er geen regen zij, of zo 3467 2Kro 8:20 | uitrukken uit Mijn land, dat Ik hun gegeven heb, en dit 3468 2Kro 8:20 | gegeven heb, en dit huis, dat Ik Mijn Naam geheiligd heb, 3469 2Kro 8:21 | 21 En dit huis, dat verheven zal geweest zijn, 3470 2Kro 8:21 | voorbijgaat, ontzetten, dat hij zal zeggen: Waarom heeft 3471 2Kro 8:22 | gediend; daarom heeft Hij al dat kwaad over hen gebracht. ~  ~ 3472 2Kro 9:2 | 2 Dat Salomo de steden, welke 3473 2Kro 9:7 | 7 Aangaande al het volk, dat overgebleven was van de 3474 2Kro 9:11 | stad Davids, tot het huis, dat hij voor haar gebouwd had; 3475 2Kro 9:16 | volbrengen van hetzelve, dat het huis des HEEREN volmaakt 3476 2Kro 10:2 | er verborgen voor Salomo, dat hij haar niet verklaarde. ~ 3477 2Kro 10:3 | van Salomo, en het huis, dat hij gebouwd had, ~ 3478 2Kro 10:5 | waarachtig woord geweest, dat ik in mijn land gehoord 3479 2Kro 10:6 | gekomen ben, en mijn ogen dat gezien hebben; en zie, de 3480 2Kro 10:6 | overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb. ~ 3481 2Kro 10:11 | En de koning maakte van dat algummimhout hoge gangen 3482 2Kro 10:13 | gewicht nu van het goud, dat voor Salomo op een jaar 3483 2Kro 10:14 | 14 Behalve dat zij van de kramers en de 3484 2Kro 11:2 | Jerobeam, de zoon van Nebat, dat hoorde (dezelve nu was in 3485 2Kro 11:2 | koning Salomo gevloden was), dat Jerobeam uit Egypte weerkeerde; ~ 3486 2Kro 11:4 | dienst, en zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd heeft, 3487 2Kro 11:6 | zeggende: Hoe raadt gijlieden, dat men dit volk antwoorden 3488 2Kro 11:9 | hen: Wat raadt gijlieden, dat wij dit volk antwoorden 3489 2Kro 11:9 | zeggende: Maak het juk, dat uw vader ons opgelegd heeft, 3490 2Kro 11:10 | Alzo zult gij zeggen tot dat volk, die tot u gesproken 3491 2Kro 11:16 | het ganse volk Israel zag, dat de koning naar hen niet 3492 2Kro 11:18 | stenigden hem met stenen, dat hij stierf; maar de koning 3493 2Kro 11:18 | op een wagen te klimmen, dat hij naar Jeruzalem vluchtte. ~ 3494 2Kro 12:16 | God Israels, te zoeken, dat zij den HEERE, den God hunner 3495 2Kro 12:23 | handelde verstandelijk, dat hij van al zijn zonen, door 3496 2Kro 13:1 | hij sterk geworden was, dat hij de wet des HEEREN verliet, 3497 2Kro 13:2 | van den koning Rehabeam, dat Sisak, de koning van Egypte, 3498 2Kro 13:3 | des volks was geen getal, dat met hem kwam uit Egypte, 3499 2Kro 13:7 | 7 Als nu de HEERE zag, dat zij zich verootmoedigden, 3500 2Kro 13:7 | in kort ontkoming geven, dat Mijn grimmigheid over Jeruzalem


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7945

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License