1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7933
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:29 | gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk
2 Gen 1:29 | zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze! ~
3 Gen 1:30 | waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid
4 Gen 2:11 | De naam der eerste rivier is Pison; deze is het, die
5 Gen 2:11 | eerste rivier is Pison; deze is het, die het ganse land
6 Gen 2:11 | Havila omloopt, waar het goud is. ~
7 Gen 2:12 | En het goud van dit land is goed; daar is ook bedolah,
8 Gen 2:12 | van dit land is goed; daar is ook bedolah, en de steen
9 Gen 2:13 | de naam der tweede rivier is Gihon; deze is het, die
10 Gen 2:13 | tweede rivier is Gihon; deze is het, die het ganse land
11 Gen 2:14 | de naam der derde rivier is Hiddekel; deze is gaande
12 Gen 2:14 | rivier is Hiddekel; deze is gaande naar het oosten van
13 Gen 2:14 | Assur. En de vierde rivier is Frath. ~
14 Gen 2:18 | HEERE God gesproken: Het is niet goed, dat de mens alleen
15 Gen 2:23 | 23 Toen zeide Adam: Deze is ditmaal been van mijn benen,
16 Gen 2:23 | zij uit den man genomen is. ~
17 Gen 3:1 | zij zeide tot de vrouw: Is het ook, dat God gezegd
18 Gen 3:3 | die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult
19 Gen 3:13 | zeide tot de vrouw: Wat is dit, dat gij gedaan hebt?
20 Gen 3:20 | een moeder aller levenden is. ~
21 Gen 3:22 | HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer een,
22 Gen 4:6 | gij ontstoken, en waarom is uw aangezicht vervallen? ~
23 Gen 4:7 | 7 Is er niet, indien gij weldoet,
24 Gen 4:7 | aan de deur. Zijn begeerte is toch tot u, en gij zult
25 Gen 4:9 | HEERE zeide tot Kain: Waar is Habel, uw broeder? En hij
26 Gen 4:10 | Wat hebt gij gedaan? daar is een stem des bloeds van
27 Gen 4:13 | den HEERE: Mijn misdaad is groter, dan dat zij vergeven
28 Gen 4:20 | En Ada baarde Jabal; deze is geweest een vader dergenen,
29 Gen 5:1 | 1 Dit is het boek van Adams geslacht.
30 Gen 6:3 | mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen
31 Gen 6:13 | Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen;
32 Gen 6:13 | aangezicht gekomen; want de aarde is door hen vervuld met wrevel;
33 Gen 6:15 | 15 En aldus is het, dat gij haar maken
34 Gen 6:17 | waarin een geest des levens is, van onder den hemel te
35 Gen 6:17 | verderven; al wat op de aarde is, zal den geest geven. ~
36 Gen 7:2 | van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje en zijn
37 Gen 7:22 | alles wat op het droge was, is gestorven. ~
38 Gen 8:17 | het gedierte, dat met u is, van alle vlees, aan gevogelte,
39 Gen 8:21 | gedichtsel van 's mensen hart is boos van zijn jeugd aan;
40 Gen 9:3 | wat zich roert, dat levend is, zij u tot spijze; Ik heb
41 Gen 9:4 | vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed, zult gij niet
42 Gen 9:10 | levende ziel, die met u is, van het gevogelte, van
43 Gen 9:12 | 12 En God zeide: Dit is het teken des verbonds,
44 Gen 9:12 | levende ziel, die met u is, tot eeuwige geslachten. ~
45 Gen 9:15 | aan Mijn verbond, hetwelk is tussen Mij en tussen u,
46 Gen 9:16 | alle vlees, dat op de aarde is. ~
47 Gen 9:17 | zeide dan God tot Noach: Dit is het teken des verbonds,
48 Gen 9:17 | alle vlees, dat op de aarde is. ~
49 Gen 9:18 | Cham, en Jafeth; en Cham is de vader van Kanaan. ~
50 Gen 9:19 | van Noach; en van dezen is de ganse aarde overspreid. ~
51 Gen 10:11 | 11 Uit ditzelve land is Assur uitgegaan, en heeft
52 Gen 10:12 | Nineve en tussen Kalach; deze is die grote stad. ~
53 Gen 10:21 | Sem zonen geboren; dezelve is ook de vader aller zonen
54 Gen 10:25 | Peleg; want in zijn dagen is de aarde verdeeld; en zijns
55 Gen 11:6 | allen enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen te
56 Gen 12:6 | 6 En Abram is doorgetogen in dat land,
57 Gen 12:12 | zo zullen zij zeggen: Dat is zijn huisvrouw; en zij zullen
58 Gen 12:18 | Farao Abram, en zeide: Wat is dit, dat gij mij gedaan
59 Gen 12:18 | gegeven, dat zij uw huisvrouw is? ~
60 Gen 12:19 | Waarom hebt gij gezegd: Zij is mijn zuster; zodat ik haar
61 Gen 12:19 | hebben? en nu, zie, daar is uw huisvrouw; neem haar
62 Gen 13:9 | 9 Is niet het ganse land voor
63 Gen 14:2 | de koning van Bela, dat is Zoar. ~
64 Gen 14:3 | samen in het dal Siddim, dat is de Zoutzee. ~
65 Gen 14:6 | hetwelk aan de woestijn is. ~
66 Gen 14:7 | kwamen tot En-Mispat, dat is Kades, en sloegen al het
67 Gen 14:8 | de koning van Bela, dat is Zoar; en zij stelden tegen
68 Gen 14:15 | na tot Hoba toe, hetwelk is ter linkerhand van Damaskus. ~
69 Gen 14:17 | tot het dal Schave, dat is, het dal des konings. ~
70 Gen 14:23 | ik van alles, dat het uwe is, iets neme! opdat gij niet
71 Gen 14:26 | de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer? ~
72 Gen 14:37 | land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen,
73 Gen 14:40 | ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen. ~
74 Gen 15:5 | tot Abram: Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn dienstmaagd
75 Gen 15:6 | Sarai: Zie uw dienstmaagd is in uw hand; doe haar, wat
76 Gen 15:6 | hand; doe haar, wat goed is in uw ogen. En Sarai vernederde
77 Gen 15:14 | put Lachai-Roi; ziet, hij is tussen Kades en tussen Bered. ~
78 Gen 16:4 | aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een
79 Gen 16:10 | 10 Dit is Mijn verbond, dat gijlieden
80 Gen 16:10 | u: dat al wat mannelijk is, u besneden worde.
81 Gen 16:12 | worden, al wat mannelijk is in uw geslachten: de ingeborene
82 Gen 16:12 | allen vreemde, welke niet is van uw zaad; ~
83 Gen 16:14 | 14 En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens
84 Gen 16:17 | een, die honderd jaren oud is, een kind geboren worden;
85 Gen 16:17 | die negentig jaren oud is, baren? ~
86 Gen 17:9 | zeiden zij tot hem: Waar is Sara, uw huisvrouw? En hij
87 Gen 17:12 | geworden ben, en mijn heer oud is? ~
88 Gen 17:20 | van Sodom en Gomorra groot is, en dewijl haar zonde zeer
89 Gen 17:20 | dewijl haar zonde zeer zwaar is, ~
90 Gen 17:21 | geroep, dat tot Mij gekomen is, het uiterste gedaan hebben,
91 Gen 18:8 | doet haar, zoals het goed is in uw ogen; alleenlijk doet
92 Gen 18:9 | Voorts zeiden zij: Deze ene is gekomen, om als vreemdeling
93 Gen 18:13 | haar geroep groot geworden is voor het aangezicht des
94 Gen 18:20 | 20 Ziet toch, deze stad is nabij, om derwaarts te vluchten,
95 Gen 18:20 | derwaarts te vluchten, en zij is klein; laat mij toch derwaarts
96 Gen 18:20 | derwaarts behouden worden (is zij niet klein?) opdat mijn
97 Gen 18:31 | tot de jongste: Onze vader is oud, en er is geen man in
98 Gen 18:31 | Onze vader is oud, en er is geen man in dit land, om
99 Gen 18:37 | noemde zijn naam Moab; deze is de vader der Moabieten,
100 Gen 18:38 | zijn naam Ben-Ammi; deze is de vader der kinderen Ammons,
101 Gen 19:2 | huisvrouw, gezegd had: Zij is mijn zuster, zo zond Abimelech,
102 Gen 19:3 | weggenomen hebt; want zij is met een man getrouwd. ~
103 Gen 19:5 | zelf mij niet gezegd: Zij is mijn zuster? en zij, ook
104 Gen 19:5 | ook zij heeft gezegd: Hij is mijn broeder. In oprechtheid
105 Gen 19:7 | huisvrouw weder; want hij is een profeet, en hij zal
106 Gen 19:7 | zult, gij, en al wat uwes is! ~
107 Gen 19:11 | zeide: Want ik dacht: alleen is de vreze Gods in deze plaats
108 Gen 19:12 | 12 En ook is zij waarlijk mijn zuster;
109 Gen 19:12 | waarlijk mijn zuster; zij is mijns vaders dochter, maar
110 Gen 19:12 | mijner moeder dochter; en zij is mij ter vrouwe geworden. ~
111 Gen 19:13 | 13 En het is geschied, als God mij uit
112 Gen 19:13 | zullen, zeg van mij: Hij is mijn broeder! ~
113 Gen 19:15 | Abimelech zeide: Zie, mijn land is voor uw aangezicht; woon,
114 Gen 19:15 | aangezicht; woon, waar het goed is in uw ogen. ~
115 Gen 20:13 | stellen, omdat hij uw zaad is. ~
116 Gen 20:17 | en zeide tot haar: Wat is u, Hagar? Vrees niet; want
117 Gen 20:17 | gehoord, ter plaatse, waar hij is. ~
118 Gen 20:22 | Abraham sprak, zeggende: God is met u in alles, wat gij
119 Gen 21:7 | vuur en het hout; maar waar is het lam tot het brandoffer? ~
120 Gen 21:17 | dat aan den oever der zee is; en uw zaad zal de poorten
121 Gen 22:2 | stierf te Kiriath-Arba, dat is Hebron, in het land Kanaan;
122 Gen 22:8 | sprak met hen, zeggende: Is het met uw wil, dat ik mijn
123 Gen 22:9 | het einde van zijn akker is, dat hij dezelve mij om
124 Gen 22:11 | ook de spelonk, die daarin is, die geef ik u; voor de
125 Gen 22:15 | vierhonderd sikkelen zilvers, wat is dat tussen mij en tussen
126 Gen 22:19 | tegenover Mamre, hetwelk is Hebron, in het land Kanaan. ~
127 Gen 23:23 | het mij toch te kennen; is er ook ten huize uws vaders
128 Gen 23:25 | zij tot hem gezegd: Ook is er stro en veel voeders
129 Gen 23:35 | zodat hij groot geworden is; en Hij heeft hem gegeven
130 Gen 23:50 | en zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen;
131 Gen 23:51 | 51 Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem
132 Gen 23:65 | zeide tot den knecht: Wie is die man, die ons in het
133 Gen 23:65 | En de knecht zeide: Dat is mijn heer! Toen nam zij
134 Gen 23:76 | Hethiet, welke tegenover Mamre is; ~
135 Gen 23:77 | Heths gekocht had, daar is Abraham begraven, en Sara,
136 Gen 23:85 | hetwelk tegenover Egypte is, daar gij gaat naar Assur;
137 Gen 23:89 | lichaam. Toen zeide zij: Is het zo? waarom ben ik dus?
138 Gen 24:5 | stem gehoorzaam geweest is, en heeft onderhouden Mijn
139 Gen 24:7 | huisvrouw, zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde
140 Gen 24:9 | zeide: Voorwaar, zie, zij is uw huisvrouw! hoe hebt gij
141 Gen 24:9 | hebt gij dan gezegd: Zij is mijn zuster? En Izak zeide
142 Gen 24:10 | En Abimelech zeide: Wat is dit, dat gij ons gedaan
143 Gen 24:28 | gezien, dat de HEERE met u is; daarom hebben wij gezegd:
144 Gen 24:33 | noemde denzelven Seba; daarom is de naam dier stad Ber-seba,
145 Gen 25:11 | Zie, mijn broeder Ezau is een harig man, en ik ben
146 Gen 25:20 | Izak tot zijn zoon: Hoe is dit, dat gij het zo haast
147 Gen 25:22 | betastte; en hij zeide: De stem is Jakobs stem, maar de handen
148 Gen 25:27 | Zie, de reuk mijns zoons is als de reuk des velds, hetwelk
149 Gen 25:33 | gans zeer, en zeide: Wie is hij dan, die het wildbraad
150 Gen 25:35 | En hij zeide: Uw broeder is gekomen met bedrog, en heeft
151 Gen 25:36 | 36 Toen zeide hij: Is het niet omdat men zijn
152 Gen 26:16 | zeide hij: Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats,
153 Gen 26:17 | en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet
154 Gen 26:17 | vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods,
155 Gen 26:17 | dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels! ~
156 Gen 27:6 | Voorts zeide hij tot hen: Is het wel met hem? En zij
157 Gen 27:6 | hem? En zij zeiden: Het is wel; en zie, Rachel, zijn
158 Gen 27:7 | En hij zeide: Ziet, het is nog hoog dag, het is geen
159 Gen 27:7 | het is nog hoog dag, het is geen tijd, dat het vee verzameld
160 Gen 27:19 | 19 Toen zeide Laban: Het is beter, dat ik haar aan u
161 Gen 27:25 | zeide hij tot Laban: Wat is dit, dat gij mij gedaan
162 Gen 27:38 | En zij zeide: Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha,
163 Gen 27:50 | 15 En zij zeide tot haar: Is het weinig, dat gij mijn
164 Gen 27:64 | hoe uw vee bij mij geweest is. ~
165 Gen 27:65 | voor mij gehad hebt, dat is tot een menigte uitgebroken;
166 Gen 27:68 | niet gespikkeld en geplekt is onder de geiten en bruin
167 Gen 28:5 | dat het jegens mij niet is als gisteren en eergisteren;
168 Gen 28:5 | doch de God mijns vaders is bij mij geweest. ~
169 Gen 28:14 | Lea, en zeiden tot hem: Is er nog voor ons een deel
170 Gen 28:16 | vader heeft ontrukt, die is onze, en van onze zonen;
171 Gen 28:32 | onze broederen, wat bij mij is, en neem het tot u. Want
172 Gen 28:36 | en zeide tot Laban: Wat is mijn overtreding, wat is
173 Gen 28:36 | is mijn overtreding, wat is mijn zonde, dat gij mij
174 Gen 28:43 | mijn zonen, en deze kudde is mijn kudde, ja, al wat gij
175 Gen 28:43 | ja, al wat gij ziet, dat is mijn; en wat zoude ik aan
176 Gen 28:50 | mijn dochteren, niemand is bij ons; zie toe, God zal
177 Gen 28:51 | voorts tot Jakob: Zie, daar is deze zelfde hoop, en zie,
178 Gen 28:51 | zelfde hoop, en zie, daar is dit opgericht teken, hetwelk
179 Gen 29:2 | met dat hij hen zag: Dit is een heirleger Gods! en hij
180 Gen 29:18 | Zo zult gij zeggen: Dat is een geschenk van uw knecht
181 Gen 29:18 | tot Ezau, en zie, hij zelf is ook achter ons! ~
182 Gen 29:20 | zeggen: Zie, uw knecht Jakob is achter ons! Want hij zeide:
183 Gen 29:26 | Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide:
184 Gen 29:27 | En Hij zeide tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob. ~
185 Gen 29:29 | kennen. En Hij zeide: Waarom is het, dat gij naar Mijn naam
186 Gen 29:30 | aangezicht, en mijn ziel is gered geweest. ~
187 Gen 29:32 | op het gewricht der heup is, tot op dezen dag, omdat
188 Gen 30:8 | En hij zeide: Voor wien is u al dit heir, dat ik ontmoet
189 Gen 30:11 | die u tegemoet gebracht is, dewijl het God mij genadiglijk
190 Gen 30:14 | hetwelk voor mijn aangezicht is, en naar den gang dezer
191 Gen 30:15 | van dit volk, dat met mij is, u bijstellen. En hij zeide:
192 Gen 30:18 | tot de stad Sichem, welke is in het land Kanaan, als
193 Gen 30:20 | noemde het: De God Israels is God! ~ ~
194 Gen 31:8 | Mijns zoons Sichems ziel is verliefd op ulieder dochter;
195 Gen 31:15 | besneden worde al wat mannelijk is. ~
196 Gen 31:21 | handelen, en het land (ziet het is wijd van begrip) voor hun
197 Gen 31:22 | zijn; als al wat mannelijk is onder ons besneden wordt,
198 Gen 32:3 | benauwdheid, en met mij geweest is op den weg, die ik gewandeld
199 Gen 32:4 | eikeboom, die bij Sichem is. ~
200 Gen 32:6 | kwam Jakob te Luz, hetwelk is in het land Kanaan (dat
201 Gen 32:6 | in het land Kanaan (dat is Beth-El), hij en al het
202 Gen 32:10 | God zeide tot hem: Uw naam is Jakob, uw naam zal voortaan
203 Gen 32:19 | weg naar Efrath, hetwelk is Bethlehem. ~
204 Gen 32:20 | op boven haar graf, dit is het gedenkteken van Rachels
205 Gen 32:27 | te Kirjath-Arba, hetwelk is Hebron, waar Abraham als
206 Gen 33:1 | geboorten van Ezau, welke is Edom. ~
207 Gen 33:8 | het gebergte Seir. Ezau is Edom. ~
208 Gen 33:19 | zijn hunlieder vorsten; hij is Edom. ~
209 Gen 33:24 | Zibeon: Aja en Ana, hij is die Ana, die de muilen in
210 Gen 33:43 | land hunner bezitting; hij is Ezau, de vader van Edom. ~ ~
211 Gen 34:10 | vader, en zeide tot hem: Wat is dit voor een droom, dien
212 Gen 34:22 | kuil die in de woestijn is, en legt de hand niet aan
213 Gen 34:27 | zij niet aan hem; want hij is onze broeder, ons vlees,
214 Gen 34:30 | en zeide: De jongeling is er niet; en ik, waar zal
215 Gen 34:33 | bekende hem, en zeide: Het is mijns zoons rok! een boos
216 Gen 34:33 | hem opgegeten! voorzeker is Jozef verscheurd! ~
217 Gen 35:14 | die op den weg naar Timna is; want zij zag, dat Sela
218 Gen 35:18 | Toen zeide hij: Wat pand is het, dat ik u geven zal?
219 Gen 35:18 | uw staf, die in uw hand is; hetwelk hij haar gaf, en
220 Gen 35:21 | haar plaats, zeggende: Waar is de hoer, die bij deze twee
221 Gen 35:21 | was? En zij zeiden: Hier is geen hoer geweest. ~
222 Gen 35:22 | lieden van die plaats: Hier is geen hoer geweest. ~
223 Gen 35:24 | gehoereerd, en ook zie, zij is zwanger van hoererij. Toen
224 Gen 35:26 | kende ze, en zeide: Zij is rechtvaardiger dan ik, daarom,
225 Gen 35:29 | zijt gij doorgebroken? op u is de breuke! en men noemde
226 Gen 36:8 | mij, wat er in het huis is; en al wat hij heeft, dat
227 Gen 36:9 | 9 Niemand is groter in dit huis dan ik,
228 Gen 36:14 | met ons te spotten; hij is tot mij gekomen, om bij
229 Gen 36:17 | gij ons hebt ingebracht, is tot mij gekomen, om met
230 Gen 36:18 | 18 En het is geschied, als ik mijn stem
231 Gen 36:31 | een droom gedroomd, en er is niemand, die hem uitlegge.
232 Gen 36:35 | zeide Jozef tot hem: Dit is zijn uitlegging: de drie
233 Gen 36:40 | van Farao, die bakkerswerk is; en het gevogelte at dezelve
234 Gen 36:41 | antwoordde Jozef, en zeide: Dit is zijn uitlegging: de drie
235 Gen 37:13 | gelijk hij ons uitlegde, alzo is het geschied; mij heeft
236 Gen 37:15 | een droom gedroomd, en er is niemand, die hem uitlegge;
237 Gen 37:16 | antwoordde Farao, zeggende: Het is buiten mij! God zal Farao'
238 Gen 37:25 | Farao: De droom van Farao is een; hetgeen God is doende,
239 Gen 37:25 | Farao is een; hetgeen God is doende, heeft Hij Farao
240 Gen 37:26 | ook zeven jaren; de droom is een. ~
241 Gen 37:28 | 28 Dit is het woord, hetwelk ik tot
242 Gen 37:28 | gesproken heb: hetgeen God is doende, heeft Hij Farao
243 Gen 37:32 | aan Farao ten tweeden maal is herhaald, is, omdat de zaak
244 Gen 37:32 | tweeden maal is herhaald, is, omdat de zaak van God vastbesloten
245 Gen 37:32 | zaak van God vastbesloten is, en dat God haast, om dezelve
246 Gen 37:38 | deze, in welken Gods Geest is? ~
247 Gen 37:39 | alles heeft verkondigd, zo is er niemand zo verstandig
248 Gen 38:2 | dat er koren in Egypte is; trekt daarhenen af, en
249 Gen 38:9 | bezichtigen, waar het land bloot is. ~
250 Gen 38:12 | bezichtigen, waar het land bloot is. ~
251 Gen 38:13 | Kanaan; en zie, de kleinste is heden bij onzen vader; doch
252 Gen 38:13 | onzen vader; doch de een is niet meer. ~
253 Gen 38:14 | zeide Jozef tot hen: Dat is het, wat ik tot u gesproken
254 Gen 38:28 | zijn broederen: Mijn geld is wedergekeerd; daartoe ook,
255 Gen 38:28 | daartoe ook, ziet, het is in mijn zak! Toen ontging
256 Gen 38:28 | den ander zeggende: Wat is dit, dat ons God gedaan
257 Gen 38:32 | van onzen vader; de een is niet meer, en de kleinste
258 Gen 38:32 | niet meer, en de kleinste is heden bij onzen vader in
259 Gen 38:36 | mij van kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is er
260 Gen 38:36 | Jozef is er niet, en Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin
261 Gen 38:38 | aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven;
262 Gen 38:38 | broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo
263 Gen 39:3 | tenzij dat uw broeder met u is. ~
264 Gen 39:5 | tenzij dat uw broeder met u is. ~
265 Gen 39:11 | Israel, hun vader, tot hen: Is het nu alzo, zo doet dit;
266 Gen 39:12 | uwer zakken wedergekeerd is, weder in uw hand; misschien
267 Gen 39:12 | weder in uw hand; misschien is het een feil. ~
268 Gen 39:18 | onze zakken wedergekeerd is, worden wij ingebracht,
269 Gen 39:21 | 21 Het is nu geschied, als wij in
270 Gen 39:23 | zakken gegeven; uw geld is tot mij gekomen. En hij
271 Gen 39:27 | hun welstand, en zeide: Is het wel met uw vader, den
272 Gen 39:28 | 28 En zij zeiden: Het is wel met uw knecht, onzen
273 Gen 39:29 | zijner moeder, en zeide: Is dit uw kleinste broeder,
274 Gen 39:32 | den Egyptenaren een gruwel is. ~
275 Gen 40:5 | 5 Is het deze niet, waaruit mijn
276 Gen 40:15 | zeide tot hen: Wat daad is dit, die gij gedaan hebt?
277 Gen 40:16 | wiens hand de beker gevonden is. ~
278 Gen 40:17 | wiens hand de beker gevonden is, die zal mijn slaaf zijn;
279 Gen 40:20 | kleinsten, wiens broeder dood is, en hij is alleen van zijn
280 Gen 40:20 | broeder dood is, en hij is alleen van zijn moeder overgebleven,
281 Gen 40:24 | 24 En het is geschied, als wij tot uw
282 Gen 40:26 | kleinste broeder bij ons is, zo zullen wij aftrekken;
283 Gen 40:26 | kleinste broeder niet bij ons is. ~
284 Gen 40:28 | 28 En de een is van mij uitgegaan, en ik
285 Gen 40:28 | heb gezegd: Voorwaar, hij is gewisselijk verscheurd geworden!
286 Gen 40:30 | vader, kome, en de jongeling is niet bij ons (alzo zijn
287 Gen 40:30 | de ziel van deze gebonden is), ~
288 Gen 40:31 | dat de jongeling er niet is, dat hij sterven zal; en
289 Gen 40:32 | 32 Want uw knecht is voor dezen jongeling borg
290 Gen 41:26 | Jozef leeft nog, ja, ook is hij regeerder in gans Egypteland!
291 Gen 41:28 | 28 En Israel zeide: Het is genoeg! mijn zoon Jozef
292 Gen 42:33 | zal roepen, en zeggen: Wat is uw hantering? ~
293 Gen 42:34 | want alle schaapherder is de Egyptenaren een gruwel. ~ ~
294 Gen 43:3 | tot zijn broederen: Wat is uw hantering? En zij zeiden
295 Gen 43:4 | dit land te wonen; want er is geen weide voor de schapen,
296 Gen 43:4 | dewijl de honger zwaar is in het land Kanaan; en nu,
297 Gen 43:6 | 6 Egypteland is voor uw aangezicht; doe
298 Gen 43:18 | verbergen, alzo het geld verdaan is, en de bezitting der beesten
299 Gen 43:18 | gekomen aan mijn heer, zo is er niets anders overgebleven
300 Gen 43:23 | gekocht voor Farao; ziet, daar is zaad voor u, opdat gij het
301 Gen 44:1 | Jozef zeide: Zie, uw vader is krank! Toen nam hij zijn
302 Gen 44:3 | Jozef: God de Almachtige, is mij verschenen te Luz, in
303 Gen 44:7 | ik nu van Paddan kwam, zo is Rachel bij mij gestorven
304 Gen 44:7 | den weg van Efrath, welke is Bethlehem. ~
305 Gen 44:18 | alzo, mijn vader! want deze is de eerstgeborene; leg uw
306 Gen 45:7 | zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid,
307 Gen 45:7 | verbolgenheid, want zij is hard! ik zal hen verdelen
308 Gen 45:9 | 9 Juda is een leeuwenwelp! gij zijt
309 Gen 45:12 | 12 Hij is roodachtig van ogen door
310 Gen 45:14 | 14 Issaschar is een sterk gebeende ezel,
311 Gen 45:21 | 21 Nafthali is een losgelaten hinde; hij
312 Gen 45:22 | 22 Jozef is een vruchtbare tak, een
313 Gen 45:24 | 24 Maar zijn boog is in stijvigheid gebleven,
314 Gen 45:24 | Machtige Jakobs; daarvan is hij een herder, een steen
315 Gen 45:28 | Israel zijn twaalf; en dit is het, wat hun vader tot hen
316 Gen 45:29 | vaders, in de spelonk, die is in den akker van Efron,
317 Gen 45:30 | 30 In de spelonk, welke is op den akker van Machpela,
318 Gen 45:30 | Machpela, die tegenover Mamre is, in het land Kanaan, die
319 Gen 45:32 | en de spelonk, die daarin is, is gekocht van de zonen
320 Gen 45:32 | spelonk, die daarin is, is gekocht van de zonen Heths. ~
321 Gen 46:10 | gene zijde van de Jordaan is, hielden zij daar een grote
322 Gen 46:11 | doornbos, zo zeiden zij: Dit is een zware rouw der Egyptenaren;
323 Gen 46:11 | het veer van de Jordaan is. ~
324 Gen 46:20 | gelijk het te dezen dage is, om een groot volk in het
325 Exo 1:9 | volk der kinderen Israels is veel, ja, machtiger dan
326 Exo 1:16 | ziet haar op de stoelen; is het een zoon, zo doodt hem;
327 Exo 1:16 | zoon, zo doodt hem; maar is het een dochter, zo laat
328 Exo 2:6 | hetzelve, en zij zeide: Dit is een van de knechtjes der
329 Exo 2:14 | zeide: Voorwaar, deze zaak is bekend geworden! ~
330 Exo 2:20 | tot zijn dochters: Waar is hij toch, waarom liet gij
331 Exo 3:5 | plaats, waarop gij staat, is heilig land. ~
332 Exo 3:7 | volks, hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord,
333 Exo 3:9 | geschrei der kinderen Israels is tot Mij gekomen; en ook
334 Exo 3:13 | en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot
335 Exo 3:15 | tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en
336 Exo 3:15 | Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht
337 Exo 3:16 | HEERE, de God uwer vaderen, is mij verschenen, de God van
338 Exo 3:16 | hetgeen ulieden in Egypte is aangedaan; ~
339 Exo 3:18 | HEERE, de God der Hebreen, is ons ontmoet; zo laat ons
340 Exo 4:1 | zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen! ~
341 Exo 4:2 | HEERE zeide tot hem: Wat is er in uw hand? En hij zeide:
342 Exo 4:5 | geloven, dat u verschenen is de HEERE, de God hunner
343 Exo 4:14 | over Mozes, en Hij zeide: is niet Aaron, de Leviet, uw
344 Exo 4:22 | zoon, Mijn eerstgeborene, is Israel. ~
345 Exo 5:2 | 2 Maar Farao zeide: Wie is de HEERE, Wiens stem ik
346 Exo 5:3 | zeiden: De God der Hebreen is ons ontmoet; zo laat ons
347 Exo 5:5 | Ziet, het volk des lands is alreeds te veel; en zoudt
348 Exo 5:16 | geslagen, doch de schuld is uws volks! ~
349 Exo 6:25 | 25 Dit is Aaron en Mozes, tot welke
350 Exo 6:26 | uit Egypte leidden; dit is Mozes en Aaron. ~
351 Exo 7:14 | tot Mozes: Farao's hart is zwaar; hij weigert het volk
352 Exo 7:15 | den staf, die in een slang is veranderd geweest, zult
353 Exo 7:17 | dezen staf, die in mijn hand is, op het water, dat in deze
354 Exo 7:17 | water, dat in deze rivier is, slaan, en het zal in bloed
355 Exo 8:10 | gij weet, dat er niemand is, gelijk de HEERE, onze God. ~
356 Exo 8:19 | tovenaars tot Farao: Dit is Gods vinger! Doch Farao'
357 Exo 8:26 | 26 Mozes dan zeide: Het is niet recht, dat men alzo
358 Exo 9:3 | uw vee, dat in het veld is, over de paarden, over de
359 Exo 9:4 | van de kinderen Israels is. ~
360 Exo 9:14 | gij weet, dat er niemand is gelijk Ik, op de ganse aarde. ~
361 Exo 9:18 | desgelijks in Egypte niet geweest is van dien dag af, dat het
362 Exo 9:18 | dag af, dat het gegrond is, tot nu toe. ~
363 Exo 9:24 | was zeer zwaar; desgelijks is in het ganse Egypteland
364 Exo 9:24 | het tot een volk geweest is. ~
365 Exo 9:27 | ditmaal verzondigd; de HEERE is rechtvaardig; ik daarentegen
366 Exo 9:28 | tot den HEERE (want het is genoeg), dat geen donder
367 Exo 9:29 | dat de aarde des HEEREN is! ~
368 Exo 10:5 | overige van hetgeen ontkomen is, hetgeen ulieden overgebleven
369 Exo 10:7 | niet, dat Egypte verloren is? ~
370 Exo 10:10 | laten: ziet toe, want er is kwaad voor ulieder aangezicht! ~
371 Exo 11:5 | dienstmaagd, die achter de molen is, en alle eerstgeborenen
372 Exo 11:6 | desgelijks nooit geweest is, en desgelijks niet meer
373 Exo 12:4 | indien een huis te klein is voor een lam, zo neme hij
374 Exo 12:11 | het met haast eten; het is des HEEREN pascha. ~
375 Exo 12:20 | niets eten, dat gedesemd is; in al uw woningen zult
376 Exo 12:27 | Zo zult gij zeggen: Dit is den HEERE een paasoffer,
377 Exo 12:40 | in Egypte gewoond hebben, is vierhonderd jaren en dertig
378 Exo 12:41 | vierhonderd en dertig jaren, zo is het even op denzelfden dag
379 Exo 12:42 | Egypteland geleid heeft; deze is de nacht des HEEREN, die
380 Exo 12:43 | tot Mozes en Aaron: Dit is de inzetting van het pascha:
381 Exo 12:44 | iedereen, die voor geld gekocht is, nadat gij hem zult besneden
382 Exo 12:48 | dat alles, wat mannelijk is, bij hem besneden worde,
383 Exo 13:2 | mensen en van beesten, dat is Mijn. ~
384 Exo 13:8 | dienzelven dage, zeggende: Dit is om hetgeen de HEERE mij
385 Exo 13:14 | zal vragen, zeggende: Wat is dat? zo zult gij tot hem
386 Exo 13:17 | 17 En het is geschied, toen Farao het
387 Exo 14:5 | dat het volk vluchtte, zo is het hart van Farao en van
388 Exo 14:12 | 12 Is dit niet het woord, dat
389 Exo 15:1 | den HEERE zingen; want Hij is hogelijk verheven! Het paard
390 Exo 15:2 | 2 De HEERE is mijn Kracht en Lied, en
391 Exo 15:2 | mijn Kracht en Lied, en Hij is mij tot een Heil geweest;
392 Exo 15:2 | tot een Heil geweest; deze is mijn God; daarom zal ik
393 Exo 15:2 | liefelijke woning maken; Hij is mijns vaders God, dies zal
394 Exo 15:3 | 3 De HEERE is een krijgsman; HEERE is
395 Exo 15:3 | is een krijgsman; HEERE is Zijn Naam! ~
396 Exo 15:6 | O HEERE! Uw rechterhand is verheerlijkt geworden in
397 Exo 15:11 | 11 O HEERE! wie is als Gij onder de goden?
398 Exo 15:11 | Gij onder de goden? wie is als Gij, verheerlijkt in
399 Exo 15:21 | Zingt den HEERE; want Hij is hogelijk verheven! Hij heeft
400 Exo 15:26 | 26 En zeide: Is het, dat gij met ernst naar
401 Exo 15:26 | zult, en doen, wat recht is in Zijn ogen, en uw oren
402 Exo 16:1 | in de woestijn Sin, welke is tussen Elim en tussen Sinai,
403 Exo 16:15 | de een tot den ander: Het is Man, want zij wisten niet
404 Exo 16:15 | Mozes dan zeide tot hen: Dit is het brood, hetwelk de HEERE
405 Exo 16:16 | 16 Dit is het woord, dat de HEERE
406 Exo 16:23 | Hij dan zeide tot hen: Dit is het, dat de HEERE gesproken
407 Exo 16:23 | gesproken heeft: Morgen is de rust, de heilige sabbat
408 Exo 16:25 | Eet dat heden, want het is heden de sabbat des HEEREN;
409 Exo 16:26 | doch op den zevenden dag is het sabbat, op denzelven
410 Exo 16:32 | Voorts zeide Mozes: Dit is het woord, hetwelk de HEERE
411 Exo 16:36 | 36 Een gomer nu is het tiende deel van een
412 Exo 17:7 | verzocht hadden, zeggende: Is de HEERE in het midden van
413 Exo 17:15 | deszelfs naam: De HEERE is mijn Banier! ~
414 Exo 17:16 | op den troon des HEEREN is, zo zal de oorlog des HEEREN
415 Exo 18:4 | hij, de God mijns vaders is tot mijn Hulpe geweest,
416 Exo 18:11 | ik, dat de HEERE groter is dan alle goden; want in
417 Exo 18:14 | zo zeide hij: Wat ding is dit, dat gij het volk doet?
418 Exo 18:17 | Mozes zeide tot hem: De zaak is niet goed, die gij doet. ~
419 Exo 18:18 | dit volk, hetwelk bij u is; want deze zaak is te zwaar
420 Exo 18:18 | bij u is; want deze zaak is te zwaar voor u, gij alleen
421 Exo 19:5 | volken, want de ganse aarde is Mijn; ~
422 Exo 20:4 | hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder
423 Exo 20:4 | hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de
424 Exo 20:4 | de wateren onder de aarde is. ~
425 Exo 20:10 | 10 Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws
426 Exo 20:10 | vreemdeling, die in uw poorten is; ~
427 Exo 20:11 | de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden
428 Exo 20:17 | noch iets, dat uws naasten is. ~
429 Exo 20:20 | volk: Vreest niet, want God is gekomen, opdat Hij u verzocht,
430 Exo 21:21 | gewroken worden; want hij is zijn geld. ~
431 Exo 21:29 | te voren stotig geweest is, en zijn heer is daarvan
432 Exo 21:29 | geweest is, en zijn heer is daarvan overtuigd geweest,
433 Exo 21:36 | 36 Of is het kennelijk geweest, dat
434 Exo 22:3 | de zon over hem opgegaan is, zo zal het hem een bloedschuld
435 Exo 22:9 | iemand zegt, dat het zijn is, beider zaak zal voor de
436 Exo 22:12 | van hem zekerlijk gestolen is, hij zal het zijn heer wedergeven. ~
437 Exo 22:13 | 13 Is het gewisselijk verscheurd,
438 Exo 22:15 | zijn heer daarbij geweest is, hij zal het niet wedergeven;
439 Exo 22:15 | wedergeven; indien het gehuurd is, zo is het voor zijn huur
440 Exo 22:15 | indien het gehuurd is, zo is het voor zijn huur gekomen. ~
441 Exo 22:16 | verlokt, die niet ondertrouwd is, en hij ligt bij haar, die
442 Exo 22:25 | Mijn volk, dat bij u arm is, geld leent, zo zult gij
443 Exo 22:27 | 27 Want dat alleen is zijn deksel, het is zijn
444 Exo 22:27 | alleen is zijn deksel, het is zijn kleed over zijn huid;
445 Exo 22:31 | dat op het veld verscheurd is, en zult het den hond voorwerpen. ~ ~ ~ ~
446 Exo 23:21 | vergeven; want Mijn Naam is in het binnenste van Hem. ~
447 Exo 24:8 | en hij zeide: Ziet, dit is het bloed des verbonds,
448 Exo 25:3 | 3 Dit nu is het hefoffer, hetwelk gij
449 Exo 25:40 | hetwelk u op den berg getoond is. ~ ~
450 Exo 26:5 | de tweede samenvoegende is; deze striklisjes zullen
451 Exo 26:10 | de tweede samenvoegende is. ~
452 Exo 26:30 | die u op den berg getoond is. ~
453 Exo 27:21 | die voor de getuigenis is, zal ze Aaron en zijn zonen
454 Exo 28:8 | zijns efods, die op hem is, zal zijn gelijk zijn werk,
455 Exo 28:17 | Topaas en een Karbonkel; dit is de eerste rij. ~
456 Exo 29:1 | 1 Dit nu is de zaak, die gij hun doen
457 Exo 29:13 | het vet, dat aan dezelve is, en gij zult ze aansteken
458 Exo 29:14 | verbranden, buiten het leger; het is een zondoffer. ~
459 Exo 29:18 | aansteken op het altaar; het is een brandoffer den HEERE,
460 Exo 29:18 | een liefelijken reuk, het is een vuuroffer den HEERE. ~
461 Exo 29:21 | bloed, dat op het altaar is, en van de zalfolie, en
462 Exo 29:22 | het vet, dat aan dezelve is, en den rechterschouder;
463 Exo 29:22 | rechterschouder; want het is een ram der vulofferen; ~
464 Exo 29:25 | aangezicht des HEEREN; het is een vuuroffer den HEERE. ~
465 Exo 29:26 | vulofferen, die van Aaron is, en beweeg hem ten beweegoffer
466 Exo 29:27 | hetgeen dat zijner zonen is. ~
467 Exo 29:28 | kinderen Israels; want het is een hefoffer; en het hefoffer
468 Exo 29:34 | gegeten worden, want het is heilig. ~
469 Exo 29:38 | 38 Dit nu is het, wat gij op het altaar
470 Exo 29:41 | een liefelijken reuk; het is een vuuroffer den HEERE.
471 Exo 30:10 | doen bij uw geslachten; het is heiligheid der heiligheden
472 Exo 30:13 | heiligdoms (deze sikkel is twintig gera); de helft
473 Exo 30:13 | de helft eens sikkels is een hefoffer den HEERE. ~
474 Exo 30:32 | geen dergelijke maken; het is heiligheid, zij zal ulieden
475 Exo 31:6 | iegelijk, die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven;
476 Exo 31:13 | sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen Mij en
477 Exo 31:14 | dewijl hij ulieden heilig is! Wie hem ontheiligt, zal
478 Exo 31:15 | doch op den zevenden dag is de sabbat der rust, een
479 Exo 32:9 | volk gezien, en zie, het is een hardnekkig volk! ~
480 Exo 32:17 | zeide hij tot Mozes: Er is een krijgsgeschrei in het
481 Exo 32:18 | 18 Maar hij zeide: Het is geen stem des geroeps van
482 Exo 32:18 | geroeps van overwinning, het is ook geen stem des geroeps
483 Exo 32:24 | in het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~
484 Exo 33:9 | volk gezien, en zie, het is een hardnekkig volk! ~
485 Exo 33:17 | zeide hij tot Mozes: Er is een krijgsgeschrei in het
486 Exo 33:18 | 18 Maar hij zeide: Het is geen stem des geroeps van
487 Exo 33:18 | geroeps van overwinning, het is ook geen stem des geroeps
488 Exo 33:24 | in het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~
489 Exo 34:3 | land, dat van melk en honig is vloeiende; want Ik zal in
490 Exo 34:13 | dat deze natie Uw volk is! ~
491 Exo 34:16 | Uw ogen, ik en Uw volk? Is het niet daarbij, dat Gij
492 Exo 34:16 | volk, dat op den aardbodem is. ~
493 Exo 34:21 | HEERE zeide verder: Zie, er is een plaats bij Mij; daar
494 Exo 34:32 | midden van ons, want dit is een hardnekkig volk; doch
495 Exo 34:33 | zal, dat het schrikkelijk is, hetwelk Ik met u doe. ~
496 Exo 34:37 | god; want des HEEREN Naam is Ijveraar! een ijverig God
497 Exo 34:37 | Ijveraar! een ijverig God is Hij!) ~
498 Exo 34:42 | wat de baarmoeder opent, is Mijn; ja, al uw vee, dat
499 Exo 34:45 | inzameling, als het jaar om is. ~
500 Exo 34:46 | 23 Al wat mannelijk is onder u zal driemaal in
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7933 |