Book Chapter: Verse
1 Gen 17:1 | hij in de deur der tent zat, toen de dag heet werd. ~
2 Gen 18:1 | Sodom in den avond; en Lot zat in de poort te Sodom; en
3 Gen 20:16 | niet zie sterven; en zij zat tegenover, en hief haar
4 Gen 22:10 | 10 Efron nu zat in het midden van de zonen
5 Gen 23:75 | ouderdom, oud en des levens zat, en hij werd tot zijn volken
6 Gen 28:34 | zadeltuig gelegd, en zij zat op dezelve. En Laban betastte
7 Gen 32:29 | tot zijn volken, oud en zat van dagen; en zijn zonen
8 Gen 44:2 | versterkte zich Israel, en zat op het bed. ~
9 Exo 2:15 | het land Midian, en hij zat bij een waterput. ~
10 Exo 17:12 | onder hem, dat hij daarop zat; en Aaron en Hur onderstutten
11 Exo 18:13 | geschiedde des anderen daags, zo zat Mozes om het volk te richten,
12 Exo 32:6 | dankoffer daartoe; en het volk zat neder om te eten en te drinken;
13 Exo 33:6 | dankoffer daartoe; en het volk zat neder om te eten en te drinken;
14 Lev 15:23 | op het tuig, waarop zij zat, als hij dat aanroerde,
15 Ric 4:41 | hij zich in schepen! Aser zat aan de zeehaven, en bleef
16 Ric 12:9 | wederom tot de vrouw. Zij nu zat in het veld, doch haar man
17 Ric 15:9 | 9 De achterlage nu zat bij haar in een kamer. Zo
18 Ric 18:15 | vernachten. Toen hij nu inkwam, zat hij neder in een straat
19 Rut 2:14 | uw bete in den azijn. Zo zat zij neder aan de zijde van
20 1Sa 1:9 | Silo. En Eli, de priester, zat op een stoel bij een post
21 1Sa 4:13 | En als hij kwam, ziet, zo zat Eli op een stoel aan de
22 1Sa 14:2 | 2 Saul nu zat aan het uiterste van Gibea
23 1Sa 19:9 | HEEREN was over Saul, en hij zat in zijn huis, en zijn spies
24 1Sa 20:24 | als het nieuwe maan was, zat de koning bij de spijze,
25 1Sa 20:25 | stond Jonathan op, en Abner zat aan Sauls zijde, en Davids
26 1Sa 22:6 | die bij hem waren. Saul nu zat op een heuvel onder het
27 2Sa 7:1 | als de koning in zijn huis zat, en de HEERE hem rust gegeven
28 2Sa 18:24 | 24 David nu zat tussen de twee poorten;
29 1Kon 2:12| 12 En Salomo zat op den troon van zijn vader
30 1Kon 2:19| boog zich voor haar; daarna zat hij op zijn troon, en deed
31 1Kon 2:19| des konings zetten; en zij zat aan zijn rechterhand. ~
32 1Kon 16:11| regeerde, als hij op zijn troon zat, dat hij het ganse huis
33 1Kon 19:4 | een dagreis, en kwam, en zat onder een jeneverboom; en
34 2Kon 1:9 | hem opkwam (want ziet, hij zat op de hoogte eens bergs),
35 2Kon 4:20| tot zijn moeder. En hij zat op haar knieen tot aan den
36 2Kon 6:32| 32 (Elisa nu zat in zijn huis, en de oudsten
37 2Kon 11:19| huis des konings, en hij zat op den troon der koningen. ~
38 2Kon 14:13| zijn vaderen, en Jerobeam zat op zijn troon. En Joas werd
39 1Kro 24:1 | Toen nu David oud was en zat van dagen, maakte hij zijn
40 1Kro 30:23| 23 Alzo zat Salomo op den troon des
41 1Kro 30:28| stierf in goeden ouderdom, zat van dagen, rijkdom en eer;
42 2Kro 24:15| 15 En Jojada werd oud en zat van dagen, en stierf; hij
43 Ezra 9:3 | en mijns baards uit, en zat verbaasd neder. ~
44 Ezra 10:9 | de maand; en al het volk zat op de straat van Gods huis,
45 Neh 1:4 | deze woorden hoorde, zo zat ik neder, en weende, en
46 Neh 2:6 | daar de koningin nevens hem zat: Hoe lang zal uw reis wezen,
47 Neh 9:25 | hebben gegeten, en zijn zat en vet geworden, en hebben
48 Est 1:2 | troon zijns koninkrijks zat, die op den burg Susan was; ~
49 Est 11:1 | maagden vergaderd werden, zo zat Mordechai in de poort des
50 Est 13:1 | in de poort des konings zat, werden Bigthan en Theres,
51 Est 19 | des konings; de koning nu zat op zijn koninklijken troon,
52 Job 2:8 | daarmede te schrabben, en hij zat neder in het midden der
53 Job 7:4 | afgemeten hebben? En ik word zat van woelingen tot aan den
54 Job 10:15 | hoofd niet opheffen; ik ben zat van schande, maar aanzie
55 Job 14:1 | geboren, is kort van dagen, en zat van onrust. ~
56 Job 29:25 | 25 Verkoos ik hun weg, zo zat ik bovenaan, en woonde als
57 Job 41:17 | stierf, oud en der dagen zat. ~ ~ ~ ~
58 Psa 78:29 | aten zij, en werden zeer zat; zodat Hij hun hun lust
59 Psa 88:4 | mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot
60 Psa 123:3 | zijn der verachting veel te zat. ~
61 Psa 123:4 | 4Onze ziel is veel te zat des spots der weelderigen,
62 Spre 25:16| gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. ~
63 Spre 25:17| naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. ~
64 Spre 30:9 | 9 Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene,
65 Pred 5:9 | wordt van het geld niet zat; en wie den overvloed liefheeft,
66 Pred 5:9 | wordt van het inkomen niet zat. Dit is ook ijdelheid. ~
67 Jes 1:11 | slachtoffers? zegt de HEERE; Ik ben zat van de brandoffers der rammen,
68 Jer 36:22 | 22 (De koning nu zat in het winterhuis in de
69 Jer 38:7 | gedaan hadden (de koning nu zat in de poort van Benjamin); ~
70 Klaa 1:74| die hem slaat, hij worde zat van smaad. ~
71 Eze 8:1 | maand, als ik in mijn huis zat, en de oudsten van Juda
72 Eze 23:41 | 41 En gij zat op een heerlijk bed, voor
73 Hos 4:10 | zij zullen eten, maar niet zat worden, zullen hoereren,
74 Hos 13:6 | naardat hunlieder weide was, zat geworden; als zij zat zijn
75 Hos 13:6 | was, zat geworden; als zij zat zijn geworden, heeft zich
76 Jona 3:6 | bedekte zich met een zak, en zat neder in de as. ~
77 Jona 4:5 | zich aldaar een verdek, en zat daaronder in de schaduw,
78 Matt 4:16| volk, dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien;
79 Matt 13:1 | het huis gegaan zijnde, zat bij de zee. ~
80 Matt 15:29| en klom op den berg, en zat daar neder. ~
81 Matt 26:7 | hoofd, daar Hij aan tafel zat. ~
82 Matt 26:20| het avond geworden was, zat Hij aan met de twaalven.
83 Matt 26:55| Mij te vangen; dagelijks zat Ik bij u, lerende in den
84 Matt 26:58| en binnengegaan zijnde, zat hij bij de dienaren, om
85 Matt 26:69| 69 En Petrus zat buiten in de zaal; en een
86 Matt 27:19| als hij op de rechterstoel zat, zo heeft zijn huisvrouw
87 Matt 28:2 | steen af van de deur, en zat op denzelven. ~
88 Mark 3:32| 32 En de schare zat rondom Hem; en zij zeiden
89 Mark 10:46| schare van Jericho uitging, zat de zoon van Timeus, Bar-timeus,
90 Mark 11:7 | klederen daarop; en Hij zat op hetzelve. ~
91 Mark 14:3 | melaatse, daar Hij aan tafel zat, kwam een vrouw, hebbende
92 Luk 4:20 | dienaar wedergegeven had, zat Hij neder; en de ogen van
93 Luk 7:15 | 15 En de dode zat overeind, en begon te spreken.
94 Luk 7:36 | zijnde in des Farizeers huis, zat Hij aan. ~
95 Luk 11:37 | eten; en ingegaan zijnde, zat Hij aan. ~
96 Luk 18:35 | zeker blinde aan den weg zat, bedelende. ~
97 Luk 22:14 | als de ure gekomen was, zat Hij aan, en de twaalf apostelen
98 Luk 22:55 | zij te zamen nederzaten, zat Petrus in het midden van
99 Joha 4:6 | vermoeid zijnde van de reize, zat alzo neder nevens de fontein.
100 Joha 6:3 | Jezus ging op den berg, en zat aldaar neder met Zijn discipelen. ~
101 Joha 9:8 | zeiden: Is deze niet, die zat en bedelde? ~
102 Joha 12:14| vond een jongen ezel, en zat daarop, gelijk geschreven
103 Joha 13:12| Zijn klederen genomen had, zat Hij wederom aan, en zeide
104 Joha 19:13| bracht hij Jezus uit, en zat neder op den rechterstoel,
105 Hand 2:3 | tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. ~
106 Hand 8:8 | een zeker man, te Lystre, zat onmachtig aan de voeten,
107 Hand 14:9 | jongeling, met name Eutychus, zat in het venster en met een
108 1Kor 10:7 | geschreven staat: Het volk zat neder om te eten, en om
109 Open 4:2 | gezet in den hemel, en er zat Een op den troon. ~
110 Open 4:3 | 3 En Die daarop zat, was in het aanzien den
111 Open 4:9 | gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid
112 Open 4:10| voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft
113 Open 5:1 | Desgenen, Die op den troon zat, een boek, geschreven van
114 Open 5:7 | Desgenen, Die op den troon zat. ~
115 Open 6:2 | wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is
116 Open 6:4 | was; en dien, die daarop zat, werd macht gegeven den
117 Open 6:5 | zwart paard, en die daarop zat, had een weegschaal in zijn
118 Open 6:8 | vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood;
119 Open 14:15| Dengene, Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai;
120 Open 14:16| 16 En Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de
121 Open 19:4 | aanbaden God, Die op den troon zat, zeggende: Amen, Halleluja! ~
122 Open 19:11| paard, en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en
123 Open 19:19| tegen Hem, Die op het paard zat, en tegen Zijn heirlegers. ~
124 Open 19:21| Desgenen, Die op het paard zat, hetwelk uit Zijn mond ging;
125 Open 20:11| en Dengene, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de
126 Open 21:5 | 5 En Die op den troon zat, zeide: Ziet, Ik maak alle
|