Book Chapter: Verse
1 Gen 1:17 | 17 En God stelde ze in het uitspansel des
2 Gen 2:8 | tegen het oosten, en Hij stelde aldaar den mens, die Hij
3 Gen 3:24 | Hij dreef de mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten
4 Gen 4:15 | gewroken worden! En de HEERE stelde een teken aan Kain; opdat
5 Gen 20:28 | 28 Doch Abraham stelde zeven ooilammeren der kudde
6 Gen 25:25 | mijn ziel u zegene. En hij stelde het nabij hem, en hij at;
7 Gen 27:71 | 36 En hij stelde een weg van drie dagen tussen
8 Gen 27:75 | onder Labans kudde; en hij stelde zijn kudden alleen, en hij
9 Gen 27:76 | vroegelingen verhit werd, zo stelde Jakob de roeden voor de
10 Gen 27:77 | kudde spade hittig werd, zo stelde hij ze niet, zodat de spadelingen
11 Gen 30:2 | 2 En hij stelde de dienstmaagden en haar
12 Gen 32:14 | 14 En Jakob stelde een opgericht teken op in
13 Gen 36:4 | ogen, en diende hem; en hij stelde hem over zijn huis; en al
14 Gen 37:43 | aangezicht: Knielt! Alzo stelde hij hem over gans Egypteland. ~
15 Gen 43:2 | weten vijf mannen, en hij stelde hen voor Farao's aangezicht. ~
16 Gen 43:7 | zijn vader Jakob mede, en stelde hem voor Farao's aangezicht;
17 Gen 43:26 | 26 Jozef dan stelde ditzelve in tot een wet,
18 Exo 2:4 | 4 En zijn zuster stelde zich van verre, om te weten,
19 Exo 15:25 | werd het water zoet. Aldaar stelde Hij het volk een inzetting
20 Exo 19:7 | de oudsten des volks, en stelde voor hun aangezichten al
21 Exo 34:8 | het volk op, en een ieder stelde zich in de deur zijner tent;
22 Exo 34:28 | nederwaarts in een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; en
23 Exo 40:18 | en zette zijn voeten, en stelde zijn berderen, en zette
24 Num 11:24 | de oudsten des volks, en stelde hen rondom de tent. ~
25 Num 21:9 | maakte een koperen slang, en stelde ze op een stang; en het
26 Num 22:22 | en de Engel des HEEREN stelde Zich in den weg, hem tot
27 Num 24:1 | tot de toverijen; maar hij stelde zijn aangezicht naar de
28 Num 27:22 | want hij nam Jozua, en stelde hem voor het aangezicht
29 Deu 1:15 | wijze en ervarene mannen, en stelde hen tot hoofden over u,
30 Joz 8:12 | vijf duizend man, en hij stelde hen tot een achterlage tussen
31 Joz 8:28 | nu verbrandde Ai, en hij stelde haar tot een eeuwigen hoop,
32 Joz 25:7 | riepen tot den HEERE, en Hij stelde een duisternis tussen u
33 Joz 25:25 | verbond met het volk; en hij stelde het hun tot een inzetting
34 Ric 1:28 | de Kanaanieten op cijns stelde; maar hij verdreef hen niet
35 Ric 7:27 | maakte daarvan een efod, en stelde die in zijn stad, te Ofra;
36 Ric 10:11 | van Gilead, en het volk stelde hem tot een hoofd en overste
37 Ric 11:3 | dat gij niet verlostet, zo stelde ik mijn ziel in mijn hand,
38 1Sa 3:10 | 10 Toen kwam de HEERE, en stelde Zich daar, en riep gelijk
39 1Sa 7:12 | Samuel nu nam een steen, en stelde dien tussen Mizpa en tussen
40 1Sa 8:1 | Samuel oud geworden was, zo stelde hij zijn zonen tot richters
41 1Sa 10:23 | namen hem van daar, en hij stelde zich in het midden des volks;
42 1Sa 11:11 | daags, dat Saul het volk stelde in drie hopen, en zij kwamen
43 1Sa 17:16 | vroeg en des avonds. Alzo stelde hij zich daar veertig dagen
44 2Sa 10:9 | uitgelezenen van Israel, en stelde hen in orde tegen de Syriers
45 2Sa 10:10 | Abisai, die het in orde stelde tegen de kinderen Ammons
46 2Sa 11:16 | gelet had, dat hij Uria stelde aan de plaats, waarvan hij
47 2Sa 15:4 | dat men mij ten rechter stelde in het land! Dat alle man
48 2Sa 18:1 | dat met hem was; en hij stelde over hen oversten van duizenden,
49 2Sa 23:8 | Adino, de Ezniet, die zich stelde tegen achthonderd, die van
50 2Sa 23:12 | 12 Zo stelde hij zich in het midden van
51 2Sa 23:23 | kwam hij niet; en David stelde hem over zijn trawanten. ~
52 1Kon 11:28| dat hij arbeidzaam was, zo stelde hij hem over al den last
53 1Kon 12:29| te Beth-El, en het andere stelde hij te Dan. ~
54 1Kon 12:32| die hij gemaakt had; hij stelde ook te Beth-El priesteren
55 2Kon 12:17| en nam haar in; daarna stelde Hazael zijn aangezicht,
56 2Kon 13:17| en nam haar in; daarna stelde Hazael zijn aangezicht,
57 2Kon 23:6 | vogelgeschrei acht; en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren;
58 2Kon 23:7 | 7 Hij stelde ook een gesneden beeld van
59 2Kon 27:22| laten overblijven, daarover stelde hij Gedalia, den zoon van
60 2Kon 27:28| vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel boven den stoel
61 1Kro 11:25| aan de drie niet. En David stelde hem over zijn trawanten. ~
62 1Kro 12:18| Toen nam David hen aan, en stelde hen tot hoofden der benden. ~
63 1Kro 16:4 | 4 En hij stelde voor de ark des HEEREN sommigen
64 1Kro 16:38| waren acht en zestig; en hij stelde Obed-Edom, den zoon van
65 1Kro 20:10| uitgelezenen in Israel, en hij stelde hen in orde tegen de Syriers
66 1Kro 20:17| hij kwam tot hen, en hij stelde de slagorde tegen hen. Als
67 1Kro 27:10| eerstgeborene niet was, nochtans stelde hem zijn vader tot een hoofd). ~
68 1Kro 27:32| vaderen; en de koning David stelde hen over de Rubenieten,
69 2Kro 4:6 | maakte tien wasvaten, en stelde vijf ter rechter hand en
70 2Kro 4:7 | naar hun wijze, en hij stelde ze in den tempel, vijf aan
71 2Kro 9:14| 14 Hij stelde ook, naar de wijze zijns
72 2Kro 12:22| 22 En Rehabeam stelde Abia, den zoon van Maacha,
73 2Kro 14:3 | uitgelezen mannen; en Jerobeam stelde tegen hem de slagorde, met
74 2Kro 20:5 | 5 En hij stelde richters in het land, in
75 2Kro 20:8 | 8 Daartoe stelde Josafat ook te Jeruzalem
76 2Kro 21:3 | 3 Josafat nu vreesde, en stelde zijn aangezicht, om den
77 2Kro 21:21| zich met het volk, en hij stelde den HEERE zangers, die de
78 2Kro 21:22| vreugdegeroep en lofzang, stelde de HEERE achterlagen tegen
79 2Kro 23:23| 10 En hij stelde al het volk, en een ieder
80 2Kro 23:32| 19 En hij stelde de poortiers aan de poorten
81 2Kro 25:5 | Amazia vergaderde Juda, en stelde hen, naar de huizen der
82 2Kro 25:14| dat hij die zich tot goden stelde, en zich voor dezelve neder
83 2Kro 29:25| 25 En hij stelde de Levieten in het huis
84 2Kro 32:6 | 6 En hij stelde krijgsoversten over het
85 2Kro 33:6 | acht, en toverde, en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren;
86 2Kro 33:7 | 7 Hij stelde ook de gelijkenis van een
87 2Kro 35:2 | 2 En hij stelde de priesteren op hun wachten;
88 2Kro 36:2 | 2 En hij stelde de priesteren op hun wachten;
89 2Kro 37:7 | des HEEREN naar Babel, en stelde ze in zijn tempel te Babel. ~
90 Neh 12:31 | opgaan op den muur; en ik stelde twee grote dankkoren en
91 Neh 13:13 | 13 En ik stelde tot schatmeesters over de
92 Neh 13:19 | tot na den sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de
93 Job 37:9 | de wolk tot haar kleding stelde, en de donkerheid tot haar
94 Psa 52:9 | Ziet den man, die God niet stelde tot Zijn Sterkte, maar vertrouwde
95 Psa 78:43 | 43 Hoe Hij Zijn tekenen stelde in Egypte, en Zijn wonderheden
96 Spre 8:29| de grondvesten der aarde stelde; ~
97 Pred 12:9 | merkte op, en onderzocht; hij stelde vele spreuken in orde. ~
98 Jes 14:17 | wereld als een woestijn stelde, en derzelver steden verstoorde,
99 Jes 38:13 | 13 Ik stelde mij voor tot den morgenstond
100 Jes 64:11 | Geest in het midden van hen stelde?
101 Jer 20:2 | profeet Jeremia, en hij stelde hem in de gevangenis, dewelke
102 Jer 52:11 | van Babel naar Babel, en stelde hem in het gevangenhuis,
103 Jer 52:32 | vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel boven den stoel
104 Eze 2:2 | sprak, de Geest, Die mij stelde op mijn voeten; en ik hoorde
105 Eze 3:24 | kwam de Geest in mij, en stelde mij op mijn voeten, en Hij
106 Eze 19:5 | zij tot een jongen leeuw stelde. ~
107 Dan 2:48 | grote geschenken, en hij stelde hem tot een heerser over
108 Dan 2:49 | Daniel van den koning; en hij stelde Sadrach, Mesach en Abed-nego
109 Dan 5:11 | der goden is; daarom stelde hem de koning Nebukadnezar,
110 Dan 6:2 | hij over het koninkrijk stelde honderd en twintig stadhouders,
111 Dan 6:15 | bedroefd bij zichzelven, en hij stelde het hart op Daniel om hem
112 Dan 7:5 | was gelijk een beer, en stelde zich aan de ene zijde, en
113 Dan 8:18 | roerde hij mij aan, en hij stelde mij op mijn standplaats. ~
114 Dan 9:3 | 3 En ik stelde mijn aangezicht tot God,
115 Mic 2:8 | 8 Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand,
116 Matt 4:5 | naar de heilige stad, en stelde Hem op de tinne des tempels; ~
117 Matt 18:2 | Zich geroepen hebbende, stelde dat in het midden van hen; ~
118 Mark 3:14| 14 En Hij stelde er twaalf, opdat zij met
119 Mark 9:36| En nemende een kindeken, stelde Hij dat midden onder hen,
120 Luk 4:9 | leidde Hem naar Jeruzalem, en stelde Hem op de tinne des tempels,
121 Luk 9:47 | harten, nam een kindeken, en stelde dat bij Zich; ~
122 Luk 10:1 | 1 En na dezen stelde de Heere nog andere zeventig,
123 Hand 16:30| Paulus afgebracht hebbende, stelde hij hem voor hen. ~ ~
124 Hand 18:22| nu Felix dit gehoord had, stelde hij hen uit, zeggende: Als
125 Gal 2:2 | door een openbaring, en stelde hun het Evangelie voor,
|