Book Chapter: Verse
1 Gen 16:19 | gij zult zijn naam noemen Izak; en Ik zal Mijn verbond
2 Gen 16:21 | Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten, die u Sara op
3 Gen 20:3 | dien hem Sara gebaard had, Izak. ~
4 Gen 20:4 | Abraham besneed zijn zoon Izak, zijnde acht dagen oud,
5 Gen 20:5 | honderd jaren oud, als hem Izak zijn zoon geboren werd. ~
6 Gen 20:8 | maaltijd op den dag, als Izak gespeend werd. ~
7 Gen 20:10 | dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet erven. ~
8 Gen 20:12 | naar haar stem; want in Izak zal uw zaad genoemd worden. ~
9 Gen 21:2 | enige, dien gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land
10 Gen 21:3 | zijn jongeren met zich, en Izak zijn zoon; en hij kloofde
11 Gen 21:6 | brandoffers, en legde het op Izak, zijn zoon; en hij nam het
12 Gen 21:7 | 7 Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader,
13 Gen 21:9 | hout, en bond zijn zoon Izak, en legde hem op het altaar
14 Gen 23:4 | trekken, en voor mijn zoon Izak een vrouw nemen zult. ~
15 Gen 23:14 | diezelve zij, die Gij Uw knecht Izak toegewezen hebt, en dat
16 Gen 23:62 | 62 Izak nu kwam, van daar men komt
17 Gen 23:63 | 63 En Izak was uitgegaan om te bidden
18 Gen 23:64 | haar ogen op, en zij zag Izak; en zij viel van den kemel
19 Gen 23:66 | En de knecht vertelde aan Izak al de zaken, die hij gedaan
20 Gen 23:67 | 67 En Izak bracht haar in de tent van
21 Gen 23:67 | had haar lief. Alzo werd Izak getroost na zijner moeders
22 Gen 23:72 | 5 Doch Abraham gaf aan Izak al wat hij had. ~
23 Gen 23:73 | zond hen weg van zijn zoon Izak, terwijl hij nog leefde,
24 Gen 23:76 | 9 En Izak en Ismael, zijn zonen, begroeven
25 Gen 23:78 | na Abrahams dood, dat God Izak, zijn zoon, zegende; en
26 Gen 23:78 | zijn zoon, zegende; en Izak woonde bij de put Lachai-Roi. ~
27 Gen 23:86 | nu zijn de geboorten van Izak, den zoon van Abraham: Abraham
28 Gen 23:86 | van Abraham: Abraham gewon Izak. ~
29 Gen 23:87 | 20 En Izak was veertig jaren oud, als
30 Gen 23:88 | 21 En Izak bad den HEERE zeer in de
31 Gen 23:93 | men zijn naam Jakob. En Izak was zestig jaren oud, als
32 Gen 23:95 | 28 En Izak had Ezau lief; want het
33 Gen 24:1 | geweest was; daarom toog Izak tot Abimelech, de koning
34 Gen 24:6 | 6 Alzo woonde Izak te Gerar. ~
35 Gen 24:8 | en hij zag, dat, ziet, Izak was jokkende met Rebekka
36 Gen 24:9 | 9 Toen riep Abimelech Izak, en zeide: Voorwaar, zie,
37 Gen 24:9 | Zij is mijn zuster? En Izak zeide tot hem: Want ik zeide:
38 Gen 24:12 | 12 En Izak zaaide in datzelve land,
39 Gen 24:16 | Ook zeide Abimelech tot Izak: Trek van ons; want gij
40 Gen 24:17 | 17 Toen toog Izak van daar, en hij legerde
41 Gen 24:18 | 18 Als nu Izak wedergekeerd was, groef
42 Gen 24:19 | 19 De knechten van Izak dan groeven in dat dal,
43 Gen 24:27 | 27 En Izak zeide tot hen: Waarom zijt
44 Gen 24:31 | een den ander; daarna liet Izak hen gaan, en zij togen van
45 Gen 24:35 | 35 En deze waren voor Izak en Rebekka een bitterheid
46 Gen 25:1 | 1 En het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn
47 Gen 25:5 | Rebekka nu hoorde toe, als Izak tot zijn zoon Ezau sprak;
48 Gen 25:20 | 20 Toen zeide Izak tot zijn zoon: Hoe is dit,
49 Gen 25:21 | 21 En Izak zeide tot Jakob: Nader toch,
50 Gen 25:22 | Jakob bij, tot zijn vader Izak, die hem betastte; en hij
51 Gen 25:26 | 26 En zijn vader Izak zeide tot hem: Kom toch
52 Gen 25:30 | 30 En het geschiedde, als Izak voleindigd had Jakob te
53 Gen 25:30 | aangezicht van zijn vader Izak uitgegaan was, dat Ezau,
54 Gen 25:32 | 32 En Izak, zijn vader, zeide tot hem:
55 Gen 25:33 | 33 Toen verschrikte Izak met zeer grote verschrikking,
56 Gen 25:37 | 37 Toen antwoordde Izak, en zeide tot Ezau: Zie,
57 Gen 25:39 | Toen antwoordde zijn vader Izak en zeide tot hem: Zie, de
58 Gen 25:46 | 46 En Rebekka zeide tot Izak: Ik heb verdriet aan mijn
59 Gen 26:1 | 1 En Izak riep Jakob, en zegende hem;
60 Gen 26:5 | 5 Alzo zond Izak Jakob weg, dat hij toog
61 Gen 26:6 | 6 Als nu Ezau zag, dat Izak Jakob gezegend, en hem naar
62 Gen 26:8 | kwaad waren in de ogen van Izak, zijn vader; ~
63 Gen 26:13 | vader Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt
64 Gen 28:18 | geworven had, om te komen tot Izak, zijn vader, naar het land
65 Gen 28:42 | Abraham, en de Vreze van Izak, bij mij geweest was, zekerlijk,
66 Gen 32:12 | land, dat Ik aan Abraham en Izak gegeven heb, dat zal Ik
67 Gen 32:27 | 27 En Jakob kwam tot Izak, zijn vader, in Mamre, te
68 Gen 32:27 | vreemdeling had verkeerd, en Izak. ~
69 Gen 32:28 | 28 En de dagen van Izak waren honderd jaren, en
70 Gen 32:29 | 29 En Izak gaf den geest en stierf,
71 Gen 42:1 | aan den God van zijn vader Izak. ~
72 Gen 44:15 | mijn vaders, Abraham en Izak, gewandeld hebben, die God,
73 Gen 44:16 | mijner vaderen, Abraham en Izak, en dat zij vermenigvuldigen
74 Gen 45:31 | huisvrouw; daar hebben zij Izak begraven, en Rebekka, zijn
75 Gen 46:24 | hetwelk hij aan Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft. ~
76 Exo 2:24 | verbond met Abraham, met Izak, en met Jakob. ~
77 Exo 3:6 | van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En
78 Exo 3:15 | van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft
79 Exo 3:16 | verschenen, de God van Abraham, Izak en Jakob, zeggende: Ik heb
80 Exo 4:5 | van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob. ~
81 Exo 6:2 | 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als
82 Exo 6:7 | dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en
83 Exo 32:13 | Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten,
84 Exo 33:13 | Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten,
85 Exo 34:1 | het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende:
86 Lev 25:42 | ook aan Mijn verbond met Izak, en ook aan Mijn verbond
87 Num 31:64 | zullen zien, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb! Want
88 Deu 1:8 | aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gegeven heeft,
89 Deu 6:10 | Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft,
90 Deu 9:5 | aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft. ~
91 Deu 9:27 | aan Uw knechten, Abraham, Izak en Jakob; zie niet op de
92 Deu 29:13 | Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft. ~
93 Deu 30:20 | HEERE uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft
94 Deu 34:4 | het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende:
95 Joz 25:3 | ook zijn zaad en gaf hem Izak. ~
96 Joz 25:4 | 4 En aan Izak gaf Ik Jakob en Ezau; en
97 1Kon 18:36| HEERE, God van Abraham, Izak en Israel, dat het heden
98 2Kon 14:23| verbonds wil met Abraham, Izak en Jakob; en Hij wilde hen
99 1Kro 1:28| kinderen van Abraham waren Izak en Ismael. ~
100 1Kro 1:34| 34 Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren
101 1Kro 1:34| gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel. ~
102 1Kro 16:16| gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; ~
103 1Kro 30:18| onzer vaderen, Abraham, Izak en Israel, bewaar dit in
104 2Kro 30:6 | HEERE, den God van Abraham, Izak en Israel, zo zal Hij Zich
105 Psa 105:9 | gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; ~
106 Jer 33:26 | over het zaad van Abraham, Izak en Jakob; want Ik zal hun
107 Amos 7:16| druppen tegen het huis van Izak. ~
108 Matt 1:2 | 2 Abraham gewon Izak, en Izak gewon Jakob, en
109 Matt 1:2 | 2 Abraham gewon Izak, en Izak gewon Jakob, en Jakob gewon
110 Matt 8:11| en zullen met Abraham, en Izak, en Jakob, aanzitten in
111 Luk 3:34 | van Jakob, den zoon van Izak, den zoon van Abraham, den
112 Luk 13:28 | gij zult zien Abraham, en Izak, en Jakob, en al de profeten
113 Gal 4:28 | kinderen der belofte, als Izak was. ~
114 Heb 11:9 | tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die medeerfgenamen
115 Heb 11:17 | als hij verzocht werd, Izak geofferd, en hij, die de
116 Heb 11:18 | denwelke gezegd was: In Izak zal u het zaad genoemd worden)
117 Heb 11:20 | 20 Door het geloof heeft Izak zijn zonen Jakob en Ezau
118 Jako 2:21| gerechtvaardigd, als hij Izak, zijn zoon, geofferd heeft
|