1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7933
Book Chapter: Verse
501 Exo 35:4 | kinderen Israels, zeggende: Dit is het woord, dat de HEERE
502 Exo 35:5 | ieder, wiens hart vrijwillig is, zal het brengen, ten hefoffer
503 Exo 36:5 | te veel, meer dan genoeg is ten dienste des werks, hetwelk
504 Exo 38:24 | dat tot het werk verarbeid is, in het ganse werk des heiligdoms,
505 Exo 38:26 | beka voor elk hoofd, dat is een halve sikkel, naar den
506 Exo 39:10 | Topaas en een Karbonkel; dit is de eerste rij. ~
507 Exo 39:19 | die aan de zijde des efods is. ~
508 Exo 40:4 | schikken wat daarop te schikken is; gij zult ook den kandelaar
509 Exo 40:9 | tabernakel, en al wat daarin is; en gij zult dezelven heiligen,
510 Lev 1:3 | brandoffer van runderen is, zo zal hij een volkomen
511 Lev 1:5 | van de tent der samenkomst is. ~
512 Lev 1:8 | het hout, dat op het vuur is, hetwelk op het altaar is. ~
513 Lev 1:8 | is, hetwelk op het altaar is. ~
514 Lev 1:9 | aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer,
515 Lev 1:10 | En indien zijn offerande is van klein vee, van schapen
516 Lev 1:12 | het hout, dat op het vuur is, hetwelk op het altaar is. ~
517 Lev 1:12 | is, hetwelk op het altaar is. ~
518 Lev 1:13 | aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer,
519 Lev 1:14 | brandoffer van gevogelte is, zo zal hij zijn offerande
520 Lev 1:17 | het hout, dat op het vuur is; het is een brandoffer,
521 Lev 1:17 | dat op het vuur is; het is een brandoffer, een vuuroffer,
522 Lev 2:2 | aansteken op het altaar; het is een vuuroffer, tot een liefelijken
523 Lev 2:3 | en zijn zonen zijn; het is een heiligheid der heiligheden
524 Lev 2:5 | uw offerande spijsoffer is, in de pan gekookt, zij
525 Lev 2:6 | en giet olie daarop; het is een spijsoffer. ~
526 Lev 2:7 | een spijsoffer des ketels is, het zal van meelbloem met
527 Lev 2:9 | het altaar aansteken, het is een vuuroffer, tot een liefelijken
528 Lev 2:10 | en zijn zonen zijn; het is een heiligheid der heiligheden
529 Lev 2:14 | bij het vuur gedord, dat is, het klein gebroken graan
530 Lev 2:15 | wierook daarop leggen; het is een spijsoffer. ~
531 Lev 2:16 | met al den wierook; het is een vuuroffer den HEERE. ~
532 Lev 3:1 | zijn offer een dankoffer is; zo hij ze van de runderen
533 Lev 3:3 | hetwelk aan het ingewand is. ~
534 Lev 3:4 | het vet, hetwelk daaraan is, dat aan de weekdarmen is;
535 Lev 3:4 | is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever,
536 Lev 3:5 | zal zijn, dat op het vuur is; het is een vuuroffer, tot
537 Lev 3:5 | dat op het vuur is; het is een vuuroffer, tot een liefelijken
538 Lev 3:6 | offerande van klein vee is, den HEERE tot een dankoffer,
539 Lev 3:9 | vet, dat aan het ingewand is; ~
540 Lev 3:10 | en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is;
541 Lev 3:10 | is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever
542 Lev 3:11 | aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers
543 Lev 3:12 | zijn offerande een geit is, zo zal hij die offeren
544 Lev 3:14 | vet, dat aan het ingewand is; ~
545 Lev 3:15 | en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is;
546 Lev 3:15 | is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever,
547 Lev 3:16 | aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers,
548 Lev 4:3 | de priester, die gezalfd is, zal gezondigd hebben, tot
549 Lev 4:7 | in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed
550 Lev 4:7 | des brandoffers, hetwelk is aan de deur van de tent
551 Lev 4:8 | vet, dat aan het ingewand is; ~
552 Lev 4:9 | en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is,
553 Lev 4:9 | is, dat aan de weekdarmen is, en het net over de lever,
554 Lev 4:13 | ogen der gemeente verborgen is, en zij iets gedaan zullen
555 Lev 4:14 | gezondigd zullen hebben, bekend is geworden; zo zal de gemeente
556 Lev 4:18 | het aangezicht des HEEREN is, dat in de tent der samenkomst
557 Lev 4:18 | in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed
558 Lev 4:18 | des brandoffers, hetwelk is voor de deur van de tent
559 Lev 4:21 | var verbrand heeft; het is een zondoffer der gemeente. ~
560 Lev 4:22 | worden, zodat hij schuldig is; ~
561 Lev 4:24 | aangezicht des HEEREN; het is een zondoffer. ~
562 Lev 4:27 | worden, zodat hij schuldig is; ~
563 Lev 5:1 | vloeks, waarvan hij getuige is, hetzij dat hij het gezien
564 Lev 5:2 | onrein kruipend gedierte; al is het voor hem verborgen geweest,
565 Lev 5:2 | verborgen geweest, nochtans is hij onrein en schuldig. ~
566 Lev 5:3 | hij onrein wordt; en het is voor hem verborgen geweest,
567 Lev 5:3 | verborgen geweest, en hij is het gewaar geworden, zo
568 Lev 5:3 | het gewaar geworden, zo is hij schuldig. ~
569 Lev 5:4 | onbedacht uitspreekt, en het is voor hem verborgen geweest,
570 Lev 5:4 | zal het gewaar worden, zo is hij aan een van die schuldig. ~
571 Lev 5:5 | aan een van die schuldig is, dat hij belijden zal, waarin
572 Lev 5:7 | bereiken kan, als genoeg is tot een stuk klein vee,
573 Lev 5:8 | offeren, die tot het zondoffer is; en zal zijn hoofd met zijn
574 Lev 5:9 | bodem van het altaar; het is een zondoffer. ~
575 Lev 5:11 | daarop leggen; want het is een zondoffer.
576 Lev 5:12 | vuurofferen des HEEREN; het is een zondoffer. ~
577 Lev 5:17 | niet zou gedaan worden, al is het dat hij het niet geweten
578 Lev 5:17 | geweten heeft, nochtans is hij schuldig, en zal zijn
579 Lev 5:18 | door welke hij afgedwaald is, die hij niet geweten had;
580 Lev 5:19 | 19 Het is een schuldoffer; hij heeft
581 Lev 6:4 | heeft, en schuldig geworden is, dat hij wederuitkeren zal
582 Lev 6:5 | daarenboven toedoen zal; wiens dat is, dien zal hij dat geven
583 Lev 6:9 | zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des brandoffers;
584 Lev 6:9 | wet des brandoffers; het is hetgeen, wat door de branding
585 Lev 6:14 | 14 Dit is nu de wet des spijsoffers;
586 Lev 6:15 | wierook, die op het spijsoffer is; dan zal hij het aansteken
587 Lev 6:15 | aansteken op het altaar; het is een liefelijke reuk tot
588 Lev 6:17 | gedesemd gebakken worden; het is hun deel, dat Ik gegeven
589 Lev 6:17 | van Mijn vuurofferen; het is een heiligheid der heiligheden,
590 Lev 6:18 | 18 Al wat mannelijk is onder de zonen van Aaron
591 Lev 6:20 | 20 Dit is de offerande van Aaron en
592 Lev 6:25 | zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des zondoffers: in
593 Lev 6:25 | HEEREN geslacht worden; het is een heiligheid der heiligheden. ~
594 Lev 6:28 | vat, waarin het gezoden is, zal gebroken worden; maar
595 Lev 6:28 | een koperen vat gezoden is, zo zal het geschuurd en
596 Lev 6:29 | 29 Al wat mannelijk is onder de priesteren, zal
597 Lev 6:29 | priesteren, zal dat eten; het is een heiligheid der heiligheden. ~
598 Lev 7:1 | 1 Dit is nu de wet des schuldoffers;
599 Lev 7:1 | wet des schuldoffers; het is een heiligheid der heiligheden. ~
600 Lev 7:4 | en het vet, dat daaraan is, dat op de weekdarmen is;
601 Lev 7:4 | is, dat op de weekdarmen is; en het net over de lever,
602 Lev 7:5 | vuuroffer den HEERE; het is een schuldoffer. ~
603 Lev 7:6 | 6 Al wat mannelijk is onder de priesteren zal
604 Lev 7:6 | het gegeten worden; het is een heiligheid der heiligheden. ~
605 Lev 7:11 | 11 Dit is nu de wet des dankoffers,
606 Lev 7:16 | gelofte, of vrijwillig offer is, dat zal ten dage als hij
607 Lev 7:17 | slachtoffers overgebleven is, zal op den derden dag met
608 Lev 7:19 | zal een ieder, die rein is, mogen eten. ~
609 Lev 7:20 | dankoffer, hetwelk des HEEREN is, gegeten zal hebben, en
610 Lev 7:20 | haar onreinigheid aan haar is, zo zal die ziel uit haar
611 Lev 7:21 | dankoffers, hetwelk des HEEREN is, gegeten hebben, zo zal
612 Lev 7:35 | 35 Dit is de zalving van Aaron en
613 Lev 7:37 | 37 Dit is de wet des brandoffers,
614 Lev 8:5 | tot de vergadering: Dit is de zaak, die de HEERE geboden
615 Lev 8:16 | vet, dat aan het ingewand is, en het net der lever, en
616 Lev 8:25 | vet, dat aan het ingewand is, en het net der lever, en
617 Lev 8:31 | in den korf des vuloffers is; gelijk als ik geboden heb,
618 Lev 8:35 | gij niet sterft; want alzo is het mij geboden. ~
619 Lev 10:3 | Mozes zeide tot Aaron: Dat is het, wat de HEERE gesproken
620 Lev 10:7 | want de zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden naar
621 Lev 10:12 | des HEEREN overgebleven is, en eet hetzelve ongezuurd
622 Lev 10:12 | bij het altaar; want het is een heiligheid der heiligheden. ~
623 Lev 10:13 | uit des HEEREN vuurofferen is; want alzo is mij geboden. ~
624 Lev 10:13 | vuurofferen is; want alzo is mij geboden. ~
625 Lev 10:17 | heilige plaats? Want het is een heiligheid der heiligheden,
626 Lev 10:18 | 18 Ziet, deszelfs bloed is niet binnen in het heiligdom
627 Lev 11:2 | kinderen Israels, zeggende: Dit is het gedierte, dat gij eten
628 Lev 11:9 | van al wat in de wateren is: al wat in de wateren, in
629 Lev 11:10 | ziel, die in de wateren is, geen vinnen of schubben
630 Lev 11:33 | gevallen zijn, al wat daarin is, zal onrein zijn, en gij
631 Lev 11:46 | 46 Dit is de wet van de beesten, en
632 Lev 12:7 | vloed haars bloeds. Dit is de wet dergene, die eenknechtje
633 Lev 13:3 | die plaag in wit veranderd is, en het aanzien der plaag
634 Lev 13:3 | aanzien der plaag dieper is dan het vel zijns vleses,
635 Lev 13:3 | het vel zijns vleses, het is de plaag der melaatsheid;
636 Lev 13:4 | het vel zijn vleses wit is, en haar aanzien niet dieper
637 Lev 13:4 | haar aanzien niet dieper is dan het vel, en het haar
638 Lev 13:4 | haar niet in wit veranderd is, zo zal de priester hem,
639 Lev 13:5 | naar dat hij zien kan, is staande gebleven, en de
640 Lev 13:5 | het vel niet uitgespreid is, zo zal de priester hem
641 Lev 13:6 | het vel niet uitgespreid is, zo zal de priester hem
642 Lev 13:6 | zijn klederen wassen, zo is hij rein. ~
643 Lev 13:7 | vel ganselijk uitgespreid is, nadat hij aan den priester
644 Lev 13:8 | verzwering in het vel uitgespreid is, zo zal de priester hem
645 Lev 13:8 | hem onrein verklaren; het is melaatsheid.
646 Lev 13:10 | een wit gezwel in het vel is, hetwelk het haar in wit
647 Lev 13:10 | levend vlees in dat gezwel is; ~
648 Lev 13:11 | 11 Dat is een verouderde melaatsheid
649 Lev 13:11 | doen opsluiten, want hij is onrein. ~
650 Lev 13:13 | heeft, rein verklaren; zij is geheel in wit veranderd;
651 Lev 13:13 | geheel in wit veranderd; hij is rein. ~
652 Lev 13:15 | verklaren; dat levende vlees is onrein; het is melaatsheid. ~
653 Lev 13:15 | levende vlees is onrein; het is melaatsheid. ~
654 Lev 13:17 | de plaag in wit veranderd is, zo zal de priester hem,
655 Lev 13:17 | heeft, rein verklaren; hij is rein. ~
656 Lev 13:18 | geweest zijn, zo het genezen is; ~
657 Lev 13:20 | ziet, haar aanzien lager is dan het vel, en derzelver
658 Lev 13:20 | derzelver haar in wit veranderd is, zo zal de priester hem
659 Lev 13:20 | hem onrein verklaren; het is de plaag der melaatsheid,
660 Lev 13:20 | plaag der melaatsheid, zij is door de zweer uitgebot. ~
661 Lev 13:21 | ziet, geen wit haar daaraan is, en die niet lager dan het
662 Lev 13:21 | het vel, maar ingetrokken is, zo zal de priester hem
663 Lev 13:22 | hem onrein verklaren; het is de plaag. ~
664 Lev 13:23 | uitgespreid zijnde, het is de roof van die zweer, zo
665 Lev 13:24 | roodachtige of witte blaar is; ~
666 Lev 13:25 | de blaar in wit veranderd is, en haar aanzien dieper
667 Lev 13:25 | en haar aanzien dieper is dan het vel; het is melaatsheid,
668 Lev 13:25 | dieper is dan het vel; het is melaatsheid, door den brand
669 Lev 13:25 | melaatsheid, door den brand is zij uitgebot; daarom zal
670 Lev 13:25 | priester onrein verklaren; het is de plaag der melaatsheid. ~
671 Lev 13:26 | op de blaar geen wit haar is, en zij niet lager dan het
672 Lev 13:26 | het vel, maar ingetrokken is, zo zal de priester hem
673 Lev 13:27 | indien zij gans uitgespreid is in het vel, zo zal de priester
674 Lev 13:27 | hem onrein verklaren; het is de plaag der melaatsheid. ~
675 Lev 13:28 | ingetrokken zal zijn, het is een gezwel van den brand;
676 Lev 13:28 | rein verklaren, want het is de roof van den brand. ~
677 Lev 13:30 | ziet, haar aanzien dieper is dan het vel, en geelachtig
678 Lev 13:30 | geelachtig dun haar daarop is, zo zal de priester hem
679 Lev 13:30 | hem onrein verklaren; het is schurftheid, het is melaatsheid
680 Lev 13:30 | het is schurftheid, het is melaatsheid van het hoofd
681 Lev 13:31 | haar aanzien niet dieper is dan het vel, en geen zwart
682 Lev 13:31 | en geen zwart haar daarop is, zo zal de priester hem,
683 Lev 13:32 | daarop geen geelachtig haar is, noch het aanzien der schurftheid
684 Lev 13:32 | schurftheid dieper dan het vel is; ~
685 Lev 13:34 | het vel niet uitgespreid is, en haar aanzien niet dieper
686 Lev 13:34 | haar aanzien niet dieper is dan het vel, zo zal de priester
687 Lev 13:35 | het vel gans uitgespreid is, na zijn reiniging; ~
688 Lev 13:36 | schurftheid in het vel uitgespreid is, de priester zal naar het
689 Lev 13:36 | geelachtig haar niet zoeken; hij is onrein. ~
690 Lev 13:37 | naar dat hij zien kan, is staande gebleven, en zwart
691 Lev 13:37 | zwart haar daarop gewassen is, die schurftheid is genezen,
692 Lev 13:37 | gewassen is, die schurftheid is genezen, hij is rein; daarom
693 Lev 13:37 | schurftheid is genezen, hij is rein; daarom zal de priester
694 Lev 13:39 | van hun vlees zijn; het is een witte puist in het vel
695 Lev 13:39 | in het vel uitgebot, hij is rein. ~
696 Lev 13:40 | zal uitgevallen zijn, hij is kaal, hij is rein. ~
697 Lev 13:40 | uitgevallen zijn, hij is kaal, hij is rein. ~
698 Lev 13:41 | zal uitgevallen zijn, hij is bles, hij is rein. ~
699 Lev 13:41 | uitgevallen zijn, hij is bles, hij is rein. ~
700 Lev 13:42 | witte roodachtige plaag is, dat is melaatsheid, uitbottende
701 Lev 13:42 | roodachtige plaag is, dat is melaatsheid, uitbottende
702 Lev 13:43 | of blesse, wit roodachtig is, gelijk het aanzien der
703 Lev 13:44 | 44 Die man is melaats, hij is onrein;
704 Lev 13:44 | Die man is melaats, hij is onrein; de priester zal
705 Lev 13:44 | onrein verklaren, zijn plaag is op zijn hoofd. ~
706 Lev 13:45 | melaatsen, in wien die plaag is, gescheurd zijn, en zijn
707 Lev 13:46 | hij onrein zijn; onrein is hij, hij zal alleen wonen;
708 Lev 13:49 | groenachtig of roodachtig is; het is de plaag der melaatsheid;
709 Lev 13:49 | groenachtig of roodachtig is; het is de plaag der melaatsheid;
710 Lev 13:51 | zo de plaag uitgespreid is aan het kleed, of aan den
711 Lev 13:51 | gemaakt zijn, die plaag is een knagende melaatsheid,
712 Lev 13:51 | knagende melaatsheid, het is onrein. ~
713 Lev 13:52 | zijn, verbranden; want het is een knagende melaatsheid;
714 Lev 13:53 | vellentuig niet uitgespreid is; ~
715 Lev 13:54 | hetgeen, waaraan die plaag is, wasse, en hij zal dat andermaal
716 Lev 13:55 | priester, nadat het gewassen is, de plaag zal bezien hebben,
717 Lev 13:55 | de plaag niet uitgespreid is, het is onrein, gij zult
718 Lev 13:55 | niet uitgespreid is, het is onrein, gij zult het met
719 Lev 13:55 | met vuur verbranden; het is een ingraving aan zijn achterste
720 Lev 13:56 | gewassen zijn, ingetrokken is; dan zal hij ze van het
721 Lev 13:57 | vellentuig, gezien wordt, het is uitbottende melaatsheid;
722 Lev 13:57 | hetgeen, waaraan de plaag is, met vuur verbranden. ~
723 Lev 13:59 | 59 Dit is de wet van de plaag der
724 Lev 14:3 | van den melaatse genezen is; ~
725 Lev 14:6 | het levende water geslacht is. ~
726 Lev 14:7 | melaatsheid te reinigen is, zevenmaal sprengen; daarna
727 Lev 14:8 | 8 Die nu te reinigen is, zal zijn klederen wassen,
728 Lev 14:11 | den man, die te reinigen is, en die dingen, stellen
729 Lev 14:13 | schuldoffer, gelijk het zondoffer, is voor den priester; het is
730 Lev 14:13 | is voor den priester; het is een heiligheid der heiligheden. ~
731 Lev 14:14 | desgenen, die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand,
732 Lev 14:16 | die in zijn linkerhand is, en zal met zijn vinger
733 Lev 14:17 | desgenen, die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand,
734 Lev 14:18 | hand des priesters geweest is, zal hij doen op het hoofd
735 Lev 14:18 | desgenen, die te reinigen is; zo zal de priester over
736 Lev 14:19 | onreinigheid te reinigen is, verzoening doen; en daarna
737 Lev 14:21 | 21 Maar indien hij arm is, en zijn hand dat niet bereikt,
738 Lev 14:25 | desgenen, die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand,
739 Lev 14:27 | die op zijn linkerhand is, sprengen, zevenmaal, voor
740 Lev 14:28 | de olie, die op zijn hand is, doen aan het lapje van
741 Lev 14:28 | desgenen, die te reinigen is, en aan den duim zijner
742 Lev 14:29 | in de hand des priesters is, zal hij doen op het hoofd
743 Lev 14:29 | desgenen, die te reinigen is, om de verzoening voor hem
744 Lev 14:31 | voor hem, die te reinigen is, verzoening doen voor het
745 Lev 14:32 | 32 Dit is de wet desgenen, in wien
746 Lev 14:35 | zal hij, van wien dat huis is, komen, en den priester
747 Lev 14:36 | niet al wat in dat huis is, onrein worde; en daarna
748 Lev 14:37 | kuiltjes, en hun aanzien lager is dan die want; ~
749 Lev 14:39 | van dat huis uitgespreid is; ~
750 Lev 14:40 | stenen, in welke die plaag is, uitbreken, en dezelve tot
751 Lev 14:44 | aan dat huis uitgespreid is, het is een knagende melaatsheid
752 Lev 14:44 | huis uitgespreid is, het is een knagende melaatsheid
753 Lev 14:44 | melaatsheid in dat huis, het is onrein. ~
754 Lev 14:48 | dat huis niet uitgespreid is, nadat het huis zal bestreken
755 Lev 14:48 | dewijl die plaag genezen is. ~
756 Lev 14:54 | 54 Dit is de wet voor alle plage der
757 Lev 14:57 | op welken dag iets rein is. Dit is de wet der melaatsheid. ~
758 Lev 14:57 | welken dag iets rein is. Dit is de wet der melaatsheid. ~
759 Lev 15:3 | vloed zich verstopt, dat is zijn onreinigheid. ~
760 Lev 15:31 | die in het midden van hen is, verontreinigen zouden. ~
761 Lev 15:32 | 32 Dit is de wet desgenen, die den
762 Lev 15:33 | degene, die van zijn vloed is vloeiende, voor een man,
763 Lev 16:2 | verzoendeksel, dat op de ark is, opdat hij niet sterve;
764 Lev 16:13 | het verzoendeksel, hetwelk is op de getuigenis, bedekke,
765 Lev 16:18 | het aangezicht des HEEREN is, uitkomen, en verzoening
766 Lev 16:21 | eens mans, die voorhanden is, naar de woestijn uitlaten. ~
767 Lev 16:27 | welker bloed ingebracht is, om verzoening te doen in
768 Lev 16:31 | zielen verootmoedigt; het is een eeuwige inzetting. ~
769 Lev 17:2 | Israels, en zeg tot hen: Dit is het woord, hetwelk de HEERE
770 Lev 17:11 | Want de ziel van het vlees is in het bloed; daarom heb
771 Lev 17:11 | verzoening te doen; want het is het bloed, dat voor de ziel
772 Lev 17:14 | 14 Want het is de ziel van alle vlees;
773 Lev 17:14 | van alle vlees; zijn bloed is voor zijn ziel; daarom heb
774 Lev 17:14 | ziel van alle vlees, dat is zijn bloed; zo wie dat eet,
775 Lev 18:7 | moeder niet ontdekken; zij is uw moeder; gij zult haar
776 Lev 18:8 | vaders niet ontdekken; het is de schaamte uws vaders. ~
777 Lev 18:11 | vaders, die uw vader geboren is (zij is uw zuster), haar
778 Lev 18:11 | uw vader geboren is (zij is uw zuster), haar schaamte
779 Lev 18:12 | vaders niet ontdekken; zij is uws vaders nabestaande. ~
780 Lev 18:13 | niet ontdekken; want zij is uwer moeder nabestaande. ~
781 Lev 18:14 | zult gij niet naderen; zij is uw moei. ~
782 Lev 18:15 | schoondochter niet ontdekken; zij is uws zoons huisvrouw; gij
783 Lev 18:16 | broeders niet ontdekken; het is de schaamte uws broeders. ~
784 Lev 18:17 | zij zijn nabestaanden; het is een schandelijke daad. ~
785 Lev 18:22 | vrouwelijke bijligging; dit is een gruwel. ~
786 Lev 18:23 | daarmede te doen te hebben; het is een gruwelijke vermenging. ~
787 Lev 18:25 | 25 Zodat het land onrein is, en Ik over hetzelve zijn
788 Lev 18:27 | gruwelen gedaan; en het land is onrein geworden. ~
789 Lev 19:7 | enigzins gegeten wordt, het is een afgrijselijk ding, het
790 Lev 19:9 | van uw oogst op te zamelen is, niet opzamelen. ~
791 Lev 19:20 | hebben, die een dienstmaagd is, bij den man versmaad, en
792 Lev 19:20 | versmaad, en geenszins gelost is, en haar geen vrijheid is
793 Lev 19:20 | is, en haar geen vrijheid is gegeven; die zullen gegeseld
794 Lev 20:6 | 6 Wanneer er een ziel is, die zich tot de waarzeggers
795 Lev 20:9 | 9 Als er iemand is, die zijn vader of zijn
796 Lev 20:9 | moeder gevloekt; zijn bloed is op hem! ~
797 Lev 20:11 | gedood worden; hun bloed is op hen! ~
798 Lev 20:12 | vermenging gedaan; hun bloed is op hen! ~
799 Lev 20:13 | gedood worden; hun bloed is op hen! ~
800 Lev 20:14 | zal genomen hebben, het is een schandelijke daad; men
801 Lev 20:16 | gedood worden; hun bloed is op hen! ~
802 Lev 20:17 | schaamte zal gezien hebben, het is een schandvlek; daarom zullen
803 Lev 20:21 | zal genomen hebben, het is onreinigheid; hij heeft
804 Lev 20:27 | stenen stenigen; hun bloed is op hen. ~
805 Lev 21:3 | over zijn zuster, die maagd is, hem nabestaande, die nog
806 Lev 21:7 | een hoer of ontheiligde is, noch een vrouw nemen, die
807 Lev 21:7 | die van haar man verstoten is; want hij is zijn God heilig. ~
808 Lev 21:7 | man verstoten is; want hij is zijn God heilig. ~
809 Lev 21:10 | hogepriester onder zijn broederen is, op wiens hoofd de zalfolie
810 Lev 21:10 | hoofd de zalfolie gegoten is, en wiens hand men gevuld
811 Lev 21:12 | der zalfolie zijns Gods is op hem; Ik ben de HEERE! ~
812 Lev 21:21 | priester, in wien een gebrek is, zal toetreden om de vuurofferen
813 Lev 21:21 | HEEREN te offeren; een gebrek is in hem, hij zal niet toetreden,
814 Lev 21:23 | omdat een gebrek in hem is; opdat hij Mijn heiligdommen
815 Lev 22:3 | zijn onreinigheid op hem is; diezelve mens zal van voor
816 Lev 22:4 | zaad van Aaron, die melaats is, of een vloed heeft, zal
817 Lev 22:4 | dingen eten, totdat hij rein is; mitsgaders die iets aanroert,
818 Lev 22:4 | iets aanroert, dat onrein is van een dood lichaam, of
819 Lev 22:5 | gedierte, waarvan hij onrein is, of een mens, waarvan hij
820 Lev 22:5 | mens, waarvan hij onrein is, naar al zijn onreinigheid; ~
821 Lev 22:7 | heilige dingen eten; want dat is zijn spijze. ~
822 Lev 22:18 | vreemdelingen in Israel is, die zijn offerande zal
823 Lev 22:20 | iets, waarin een gebrek is; want het zou niet aangenaam
824 Lev 22:25 | want hun verdorvenheid is in hen, in dezelve is gebrek,
825 Lev 22:25 | verdorvenheid is in hen, in dezelve is gebrek, zij zouden niet
826 Lev 22:34 | maar op den zevenden dag is de sabbat der rust, een
827 Lev 22:34 | werk zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, in al
828 Lev 22:36 | maand, tussen twee avonden is des HEEREN pascha. ~
829 Lev 22:37 | dag der derzelver maand is het feest van de ongezuurde
830 Lev 22:43 | volkomen lam, dat eenjarig is, ten brandoffer den HEERE; ~
831 Lev 22:45 | zult gebracht hebben; het is een eeuwige inzetting voor
832 Lev 22:52 | dienstwerk zult gij doen; het is een eeuwige inzetting in
833 Lev 22:59 | geen werk doen; want het is de verzoendag, om over u
834 Lev 22:62 | zult geen werk doen; het is een eeuwige inzetting voor
835 Lev 22:67 | HEERE vuuroffer offeren; het is een verbodsdag; gij zult
836 Lev 22:72 | in het jaar vieren; het is een eeuwige inzetting voor
837 Lev 23:3 | tent der samenkomst; het is een eeuwige inzetting voor
838 Lev 23:7 | gedenkoffer zal zijn; het is een vuuroffer den HEERE. ~
839 Lev 23:9 | plaats zullen eten; want het is voor hem een heiligheid
840 Lev 24:7 | gedierte, dat in uw land is, zal al de inkomst daarvan
841 Lev 24:12 | 12 Want dat is het jubeljaar; het zal u
842 Lev 24:22 | totdat zijn inkomst ingekomen is, zult gij het oude eten. ~
843 Lev 24:23 | verkocht worden; want het land is het Mijne, dewijl gij vreemdelingen
844 Lev 24:25 | losser, die hem nabestaande is, komen, en zal het verkochte
845 Lev 24:26 | zal hebben, zoveel genoeg is tot zijn lossing; ~
846 Lev 24:28 | gevonden heeft, wat genoeg is, om aan hem weder uit te
847 Lev 24:30 | 30 Maar is het, dat het niet gelost
848 Lev 24:30 | huis, hetwelk in die stad is, die een muur heeft, voor
849 Lev 24:34 | verkocht worden; want het is een eeuwige bezitting voor
850 Lev 24:47 | en bijwoners, die bij u is, wat bekomen zal hebben,
851 Lev 24:47 | uw broeder, die bij hem is, verarmd zal zijn, dat hij
852 Lev 24:47 | den bijwoner, die bij u is, of aan den stam van het
853 Lev 24:49 | vleses van zijn geslacht is, zal hem lossen; of heeft
854 Lev 24:51 | geld, waarover hij gekocht is, wedergeven. ~
855 Lev 24:54 | 54 En is het, dat hij hierdoor niet
856 Lev 25:10 | het oude, dat verouderd is, eten; en het oude zult
857 Lev 25:36 | zullen vallen, waar niemand is, die jaagt. ~
858 Lev 25:37 | zwaard vallen, waar niemand is, die jaagt; en gij zult
859 Lev 25:44 | 44 En hierenboven is dit ook; als zij in het
860 Lev 26:3 | een, die zestig jaren oud is; dan zal uw schatting zijn
861 Lev 26:4 | 4 Maar is het een vrouw, dan zal uw
862 Lev 26:5 | 5 En is het van een, die vijf jaren
863 Lev 26:5 | een, die vijf jaren oud is, tot een, die twintig jaren
864 Lev 26:5 | een, die twintig jaren oud is, zo zal uw schatting van
865 Lev 26:6 | 6 Maar is het van een, die een maand
866 Lev 26:6 | van een, die een maand oud is, tot een, die vijf jaren
867 Lev 26:6 | een, die vijf jaren oud is, zo zal uw schatting van
868 Lev 26:7 | 7 En is het van een, die zestig
869 Lev 26:7 | een, die zestig jaren oud is en daarboven, is het een
870 Lev 26:7 | jaren oud is en daarboven, is het een man, zo zal uw schatting
871 Lev 26:8 | 8 Maar zo hij armer is, dan uw schatting, zo zal
872 Lev 26:9 | En indien het een beest is, waarvan men den HEERE offerande
873 Lev 26:10 | wat daarvoor verwisseld is, heilig zijn. ~
874 Lev 26:11 | indien het enig onrein beest is, van hetwelk men den HEERE
875 Lev 26:12 | naar dat het goed of kwaad is; naar uw schatting, priester!
876 Lev 26:14 | naar dat het goed of kwaad is; gelijk als de priester
877 Lev 26:22 | hij gekocht heeft, en niet is van den akker zijner bezitting; ~
878 Lev 26:26 | een os, of klein vee, het is des HEEREN. ~
879 Lev 26:27 | 27 Doch is het van een onrein beest,
880 Lev 26:28 | Evenwel niets, dat verbannen is, dat iemand den HEERE zal
881 Lev 26:28 | worden; al wat verbannen is, zal den HEERE een heiligheid
882 Lev 26:29 | 29 Al wat verbannen is, dat van de mensen zal verbannen
883 Lev 26:33 | wat daarvoor verwisseld is, heilig zijn; het zal niet
884 Num 1:2 | namen, van al wat mannelijk is, hoofd voor hoofd. ~
885 Num 1:4 | een man, die een hoofdman is over het huis zijner vaderen. ~
886 Num 3:13 | Want alle eerstgeborene is Mijn; van den dag, dat Ik
887 Num 3:15 | geslachten, al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven,
888 Num 3:27 | 27 En van Kahath is het geslacht der Amramieten,
889 Num 3:33 | 33 Van Merari is het geslacht der Mahelieten,
890 Num 3:40 | eerstgeborenen, wat mannelijk is onder de kinderen Israels,
891 Num 3:47 | gij ze nemen; die sikkel is twintig gera. ~
892 Num 4:15 | dat zij niet sterven. Dit is de last der zonen van Kahath,
893 Num 4:16 | tabernakels, en alles wat daarin is, aan het heiligdom en aan
894 Num 4:25 | dassendeksel, dat er bovenop is, en het deksel der deur
895 Num 4:26 | poort des voorhofs, hetwelk is bij den tabernakel en bij
896 Num 4:28 | 28 Dit is de dienst van de geslachten
897 Num 4:33 | 33 Dit is de dienst van de geslachten
898 Num 5:6 | overtreding tegen den HEERE, zo is diezelve ziel schuldig. ~
899 Num 5:13 | geen getuige tegen haar is, en zij niet betrapt is; ~
900 Num 5:13 | is, en zij niet betrapt is; ~
901 Num 5:14 | ijvergeest over hem gekomen is, dat hij ijvert over zijn
902 Num 5:14 | dewijl zij onrein geworden is; of dat over hem de ijvergeest
903 Num 5:14 | hem de ijvergeest gekomen is, dat hij over zijn huisvrouw
904 Num 5:14 | zij niet onrein geworden is; ~
905 Num 5:15 | spijsoffer der ijveringen is, een spijsoffer der gedachtenis,
906 Num 5:17 | den vloer des tabernakels is, zal de priester nemen,
907 Num 5:18 | spijsoffer der ijveringen is; en in de hand des priesters
908 Num 5:27 | indien zij onrein geworden is, en tegen haar man door
909 Num 5:28 | vrouw niet onrein geworden is, maar rein is, zo zal zij
910 Num 5:28 | onrein geworden is, maar rein is, zo zal zij vrij zijn, en
911 Num 5:29 | 29 Dit is de wet der ijveringen, als
912 Num 6:4 | wijnstok des wijns gemaakt is, van de kernen af tot de
913 Num 6:7 | Nazireerschap zijns Gods is op zijn hoofd. ~
914 Num 6:8 | dagen van zijn Nazireerschap is hij den HEERE heilig. ~
915 Num 6:12 | zal een lam, dat eenjarig is, brengen ten schuldoffer;
916 Num 6:13 | 13 En dit is de wet des Nazireers: op
917 Num 6:18 | dat onder het dankoffer is. ~
918 Num 6:20 | gezicht des HEEREN; het is een heilig ding voor den
919 Num 6:21 | 21 Dit is de wet des Nazireers, die
920 Num 7:88 | eenjarige lammeren zestig. Dit is de inwijding des altaars,
921 Num 7:89 | het verzoendeksel, hetwelk is op de ark der getuigenis,
922 Num 8:17 | onder de kinderen Israels is Mijn, onder de mensen en
923 Num 8:24 | 24 Dit is het, wat de Levieten aangaat:
924 Num 8:25 | dat hij vijftig jaren oud is, zal hij van den strijd
925 Num 9:13 | 13 Als een man, die rein is, en op den weg niet is,
926 Num 9:13 | rein is, en op den weg niet is, en nalaten zal het pascha
927 Num 11:6 | 6 Maar nu is onze ziel dor, er is niet
928 Num 11:6 | nu is onze ziel dor, er is niet met al, behalve dit
929 Num 11:14 | volk niet dragen; want het is mij te zwaar! ~
930 Num 11:17 | van den Geest, die op u is, zal Ik afzonderen, en op
931 Num 11:20 | Die in het midden van u is, verworpen hebt, en hebt
932 Num 11:21 | Zeshonderd duizend te voet is dit volk, in welks midden
933 Num 12:6 | Zo er een profeet onder u is, Ik, de HEERE, zal door
934 Num 12:7 | 7 Alzo is Mijn knecht Mozes niet,
935 Num 12:7 | Mijn ganse huis getrouw is. ~
936 Num 12:12 | uitgaat, de helft wel verteerd is! ~
937 Num 13:27 | gezonden hebt; en voorwaar, het is van melk en honig vloeiende,
938 Num 13:27 | honig vloeiende, en dit is zijn vrucht. ~
939 Num 13:28 | Behalve dat het een sterk volk is, hetwelk in dat land woont,
940 Num 13:31 | kunnen optrekken, want het is sterker dan wij. ~
941 Num 13:32 | zijn, om het te verspieden, is een land, dat zijn inwoners
942 Num 14:7 | hetzelve te verspieden, is een uitermate goed land. ~
943 Num 14:8 | hetwelk van melk en honig is vloeiende. ~
944 Num 14:9 | zijn ons brood! hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE
945 Num 14:9 | hen geweken, en de HEERE is met ons; vreest hen niet! ~
946 Num 14:12 | sterker volk maken, dan dit is. ~
947 Num 14:18 | 18 De HEERE is lankmoedig en groot van
948 Num 14:24 | andere geest met hem geweest is, en hij volhard heeft Mij
949 Num 15:14 | die in het midden van u is, in uw geslachten, en hij
950 Num 15:24 | der vergadering verborgen is, dat de ganse vergadering
951 Num 15:26 | vreemdeling verkeert; want het is het ganse volk door dwaling
952 Num 15:31 | worden; haar ongerechtigheid is op haar. ~
953 Num 16:3 | en zeiden tot hen: Het is te veel voor u, want deze
954 Num 16:3 | zijn heilig, en de HEERE is in het midden van hen; waarom
955 Num 16:5 | de Zijne, en de heilige is, dien Hij tot Zich zal doen
956 Num 16:7 | die zal heilig zijn. Het is te veel voor u, gij, kinderen
957 Num 16:9 | 9 Is het u te weinig, dat de
958 Num 16:11 | den HEERE, want Aaron, wat is hij, dat gij tegen hem murmureert? ~
959 Num 16:13 | 13 Is het te weinig, dat gij ons
960 Num 16:26 | niets aan van hetgeen hunner is, opdat gij niet misschien
961 Num 16:30 | hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle
962 Num 16:40 | niet uit het zaad van Aaron is, nadere om reukwerk aan
963 Num 16:46 | verzoening; want een grote toorn is van voor het aangezicht
964 Num 18:20 | van binnen den voorhang is, dat zult gijlieden bedienen;
965 Num 18:23 | dat eten; al wat mannelijk is zal dat eten; het zal u
966 Num 18:24 | al wie in uw huis rein is, zal dat eten. ~
967 Num 18:26 | van alles, wat in hun land is, die zij den HEERE zullen
968 Num 18:26 | al wie in uw huis rein is, zal dat eten. ~
969 Num 18:29 | sikkel des heiligdoms, die is twintig gera. ~
970 Num 18:44 | gij en uw huis; want het is ulieden een loon voor uw
971 Num 19:7 | van binnen den voorhang is, dat zult gijlieden bedienen;
972 Num 19:10 | dat eten; al wat mannelijk is zal dat eten; het zal u
973 Num 19:11 | al wie in uw huis rein is, zal dat eten. ~
974 Num 19:13 | van alles, wat in hun land is, die zij den HEERE zullen
975 Num 19:13 | al wie in uw huis rein is, zal dat eten. ~
976 Num 19:16 | sikkel des heiligdoms, die is twintig gera. ~
977 Num 19:31 | gij en uw huis; want het is ulieden een loon voor uw
978 Num 20:5 | in deze kwade plaats? Het is geen plaats van zaad, noch
979 Num 20:5 | van granaatappelen; ook is er geen water om te drinken. ~
980 Num 20:14 | moeite, die ons ontmoet is; ~
981 Num 20:20 | niet doortrekken! En Edom is hem tegemoet uitgetrokken,
982 Num 21:5 | in de woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water,
983 Num 21:8 | geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo
984 Num 21:11 | woestijn, die tegenover Moab is, tegen den opgang der zon. ~
985 Num 21:13 | Arnon, welke in de woestijn is, uitgaande uit de landpalen
986 Num 21:13 | Amorieten; want de Arnon is de landpale van Moab, tussen
987 Num 21:16 | reisden zij naar Beer. Dit is de put, van welken de HEERE
988 Num 21:20 | dat in het veld van Moab is, aan de hoogte van Pisga,
989 Num 21:28 | 28 Want er is een vuur uitgegaan uit Hesbon;
990 Num 21:30 | hen nedergeveld! Hesbon is verloren tot Dibon toe;
991 Num 22:4 | oplikken al wat rondom ons is, gelijk de os de groente
992 Num 22:5 | Pethor, hetwelk aan de rivier is, in het land der kinderen
993 Num 22:5 | roepen, zeggende: Zie, er is een volk uit Egypte getogen;
994 Num 22:6 | vervloek mij dit volk, want het is machtiger dan ik; misschien
995 Num 22:11 | 11 Zie, er is een volk uit Egypte getogen,
996 Num 22:12 | volk niet vloeken, want het is gezegend. ~
997 Num 22:33 | heeft Mij gezien, en zij is nu driemaal voor Mijn aangezicht
998 Num 22:34 | dezen weg stondt en nu, is het kwaad in Uw ogen, ik
999 Num 22:36 | het uiterste der landpale is. ~
1000 Num 23:19 | 19 God is geen man, dat Hij liegen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7933 |