Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
iram 2
iri 1
iru 1
is 7933
isai 42
isbah 1
isbak 1
Frequency    [«  »]
8724 ik
8706 gij
7945 dat
7933 is
7660 niet
6228 der
6208 uw

Bijbel

IntraText - Concordances

is

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7933

     Book Chapter: Verse
501 Exo 35:4 | kinderen Israels, zeggende: Dit is het woord, dat de HEERE 502 Exo 35:5 | ieder, wiens hart vrijwillig is, zal het brengen, ten hefoffer 503 Exo 36:5 | te veel, meer dan genoeg is ten dienste des werks, hetwelk 504 Exo 38:24 | dat tot het werk verarbeid is, in het ganse werk des heiligdoms, 505 Exo 38:26 | beka voor elk hoofd, dat is een halve sikkel, naar den 506 Exo 39:10 | Topaas en een Karbonkel; dit is de eerste rij. ~ 507 Exo 39:19 | die aan de zijde des efods is. ~ 508 Exo 40:4 | schikken wat daarop te schikken is; gij zult ook den kandelaar 509 Exo 40:9 | tabernakel, en al wat daarin is; en gij zult dezelven heiligen, 510 Lev 1:3 | brandoffer van runderen is, zo zal hij een volkomen 511 Lev 1:5 | van de tent der samenkomst is. ~ 512 Lev 1:8 | het hout, dat op het vuur is, hetwelk op het altaar is. ~ 513 Lev 1:8 | is, hetwelk op het altaar is. ~ 514 Lev 1:9 | aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer, 515 Lev 1:10 | En indien zijn offerande is van klein vee, van schapen 516 Lev 1:12 | het hout, dat op het vuur is, hetwelk op het altaar is. ~ 517 Lev 1:12 | is, hetwelk op het altaar is. ~ 518 Lev 1:13 | aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer, 519 Lev 1:14 | brandoffer van gevogelte is, zo zal hij zijn offerande 520 Lev 1:17 | het hout, dat op het vuur is; het is een brandoffer, 521 Lev 1:17 | dat op het vuur is; het is een brandoffer, een vuuroffer, 522 Lev 2:2 | aansteken op het altaar; het is een vuuroffer, tot een liefelijken 523 Lev 2:3 | en zijn zonen zijn; het is een heiligheid der heiligheden 524 Lev 2:5 | uw offerande spijsoffer is, in de pan gekookt, zij 525 Lev 2:6 | en giet olie daarop; het is een spijsoffer. ~ 526 Lev 2:7 | een spijsoffer des ketels is, het zal van meelbloem met 527 Lev 2:9 | het altaar aansteken, het is een vuuroffer, tot een liefelijken 528 Lev 2:10 | en zijn zonen zijn; het is een heiligheid der heiligheden 529 Lev 2:14 | bij het vuur gedord, dat is, het klein gebroken graan 530 Lev 2:15 | wierook daarop leggen; het is een spijsoffer. ~ 531 Lev 2:16 | met al den wierook; het is een vuuroffer den HEERE. ~ 532 Lev 3:1 | zijn offer een dankoffer is; zo hij ze van de runderen 533 Lev 3:3 | hetwelk aan het ingewand is. ~ 534 Lev 3:4 | het vet, hetwelk daaraan is, dat aan de weekdarmen is; 535 Lev 3:4 | is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, 536 Lev 3:5 | zal zijn, dat op het vuur is; het is een vuuroffer, tot 537 Lev 3:5 | dat op het vuur is; het is een vuuroffer, tot een liefelijken 538 Lev 3:6 | offerande van klein vee is, den HEERE tot een dankoffer, 539 Lev 3:9 | vet, dat aan het ingewand is; ~ 540 Lev 3:10 | en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; 541 Lev 3:10 | is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever 542 Lev 3:11 | aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers 543 Lev 3:12 | zijn offerande een geit is, zo zal hij die offeren 544 Lev 3:14 | vet, dat aan het ingewand is; ~ 545 Lev 3:15 | en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is; 546 Lev 3:15 | is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, 547 Lev 3:16 | aansteken op het altaar; het is een spijs des vuuroffers, 548 Lev 4:3 | de priester, die gezalfd is, zal gezondigd hebben, tot 549 Lev 4:7 | in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed 550 Lev 4:7 | des brandoffers, hetwelk is aan de deur van de tent 551 Lev 4:8 | vet, dat aan het ingewand is; ~ 552 Lev 4:9 | en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, 553 Lev 4:9 | is, dat aan de weekdarmen is, en het net over de lever, 554 Lev 4:13 | ogen der gemeente verborgen is, en zij iets gedaan zullen 555 Lev 4:14 | gezondigd zullen hebben, bekend is geworden; zo zal de gemeente 556 Lev 4:18 | het aangezicht des HEEREN is, dat in de tent der samenkomst 557 Lev 4:18 | in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed 558 Lev 4:18 | des brandoffers, hetwelk is voor de deur van de tent 559 Lev 4:21 | var verbrand heeft; het is een zondoffer der gemeente. ~ 560 Lev 4:22 | worden, zodat hij schuldig is; ~ 561 Lev 4:24 | aangezicht des HEEREN; het is een zondoffer. ~ 562 Lev 4:27 | worden, zodat hij schuldig is; ~ 563 Lev 5:1 | vloeks, waarvan hij getuige is, hetzij dat hij het gezien 564 Lev 5:2 | onrein kruipend gedierte; al is het voor hem verborgen geweest, 565 Lev 5:2 | verborgen geweest, nochtans is hij onrein en schuldig. ~ 566 Lev 5:3 | hij onrein wordt; en het is voor hem verborgen geweest, 567 Lev 5:3 | verborgen geweest, en hij is het gewaar geworden, zo 568 Lev 5:3 | het gewaar geworden, zo is hij schuldig. ~ 569 Lev 5:4 | onbedacht uitspreekt, en het is voor hem verborgen geweest, 570 Lev 5:4 | zal het gewaar worden, zo is hij aan een van die schuldig. ~ 571 Lev 5:5 | aan een van die schuldig is, dat hij belijden zal, waarin 572 Lev 5:7 | bereiken kan, als genoeg is tot een stuk klein vee, 573 Lev 5:8 | offeren, die tot het zondoffer is; en zal zijn hoofd met zijn 574 Lev 5:9 | bodem van het altaar; het is een zondoffer. ~ 575 Lev 5:11 | daarop leggen; want het is een zondoffer. 576 Lev 5:12 | vuurofferen des HEEREN; het is een zondoffer. ~ 577 Lev 5:17 | niet zou gedaan worden, al is het dat hij het niet geweten 578 Lev 5:17 | geweten heeft, nochtans is hij schuldig, en zal zijn 579 Lev 5:18 | door welke hij afgedwaald is, die hij niet geweten had; 580 Lev 5:19 | 19 Het is een schuldoffer; hij heeft 581 Lev 6:4 | heeft, en schuldig geworden is, dat hij wederuitkeren zal 582 Lev 6:5 | daarenboven toedoen zal; wiens dat is, dien zal hij dat geven 583 Lev 6:9 | zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des brandoffers; 584 Lev 6:9 | wet des brandoffers; het is hetgeen, wat door de branding 585 Lev 6:14 | 14 Dit is nu de wet des spijsoffers; 586 Lev 6:15 | wierook, die op het spijsoffer is; dan zal hij het aansteken 587 Lev 6:15 | aansteken op het altaar; het is een liefelijke reuk tot 588 Lev 6:17 | gedesemd gebakken worden; het is hun deel, dat Ik gegeven 589 Lev 6:17 | van Mijn vuurofferen; het is een heiligheid der heiligheden, 590 Lev 6:18 | 18 Al wat mannelijk is onder de zonen van Aaron 591 Lev 6:20 | 20 Dit is de offerande van Aaron en 592 Lev 6:25 | zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des zondoffers: in 593 Lev 6:25 | HEEREN geslacht worden; het is een heiligheid der heiligheden. ~ 594 Lev 6:28 | vat, waarin het gezoden is, zal gebroken worden; maar 595 Lev 6:28 | een koperen vat gezoden is, zo zal het geschuurd en 596 Lev 6:29 | 29 Al wat mannelijk is onder de priesteren, zal 597 Lev 6:29 | priesteren, zal dat eten; het is een heiligheid der heiligheden. ~ 598 Lev 7:1 | 1 Dit is nu de wet des schuldoffers; 599 Lev 7:1 | wet des schuldoffers; het is een heiligheid der heiligheden. ~ 600 Lev 7:4 | en het vet, dat daaraan is, dat op de weekdarmen is; 601 Lev 7:4 | is, dat op de weekdarmen is; en het net over de lever, 602 Lev 7:5 | vuuroffer den HEERE; het is een schuldoffer. ~ 603 Lev 7:6 | 6 Al wat mannelijk is onder de priesteren zal 604 Lev 7:6 | het gegeten worden; het is een heiligheid der heiligheden. ~ 605 Lev 7:11 | 11 Dit is nu de wet des dankoffers, 606 Lev 7:16 | gelofte, of vrijwillig offer is, dat zal ten dage als hij 607 Lev 7:17 | slachtoffers overgebleven is, zal op den derden dag met 608 Lev 7:19 | zal een ieder, die rein is, mogen eten. ~ 609 Lev 7:20 | dankoffer, hetwelk des HEEREN is, gegeten zal hebben, en 610 Lev 7:20 | haar onreinigheid aan haar is, zo zal die ziel uit haar 611 Lev 7:21 | dankoffers, hetwelk des HEEREN is, gegeten hebben, zo zal 612 Lev 7:35 | 35 Dit is de zalving van Aaron en 613 Lev 7:37 | 37 Dit is de wet des brandoffers, 614 Lev 8:5 | tot de vergadering: Dit is de zaak, die de HEERE geboden 615 Lev 8:16 | vet, dat aan het ingewand is, en het net der lever, en 616 Lev 8:25 | vet, dat aan het ingewand is, en het net der lever, en 617 Lev 8:31 | in den korf des vuloffers is; gelijk als ik geboden heb, 618 Lev 8:35 | gij niet sterft; want alzo is het mij geboden. ~ 619 Lev 10:3 | Mozes zeide tot Aaron: Dat is het, wat de HEERE gesproken 620 Lev 10:7 | want de zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden naar 621 Lev 10:12 | des HEEREN overgebleven is, en eet hetzelve ongezuurd 622 Lev 10:12 | bij het altaar; want het is een heiligheid der heiligheden. ~ 623 Lev 10:13 | uit des HEEREN vuurofferen is; want alzo is mij geboden. ~ 624 Lev 10:13 | vuurofferen is; want alzo is mij geboden. ~ 625 Lev 10:17 | heilige plaats? Want het is een heiligheid der heiligheden, 626 Lev 10:18 | 18 Ziet, deszelfs bloed is niet binnen in het heiligdom 627 Lev 11:2 | kinderen Israels, zeggende: Dit is het gedierte, dat gij eten 628 Lev 11:9 | van al wat in de wateren is: al wat in de wateren, in 629 Lev 11:10 | ziel, die in de wateren is, geen vinnen of schubben 630 Lev 11:33 | gevallen zijn, al wat daarin is, zal onrein zijn, en gij 631 Lev 11:46 | 46 Dit is de wet van de beesten, en 632 Lev 12:7 | vloed haars bloeds. Dit is de wet dergene, die eenknechtje 633 Lev 13:3 | die plaag in wit veranderd is, en het aanzien der plaag 634 Lev 13:3 | aanzien der plaag dieper is dan het vel zijns vleses, 635 Lev 13:3 | het vel zijns vleses, het is de plaag der melaatsheid; 636 Lev 13:4 | het vel zijn vleses wit is, en haar aanzien niet dieper 637 Lev 13:4 | haar aanzien niet dieper is dan het vel, en het haar 638 Lev 13:4 | haar niet in wit veranderd is, zo zal de priester hem, 639 Lev 13:5 | naar dat hij zien kan, is staande gebleven, en de 640 Lev 13:5 | het vel niet uitgespreid is, zo zal de priester hem 641 Lev 13:6 | het vel niet uitgespreid is, zo zal de priester hem 642 Lev 13:6 | zijn klederen wassen, zo is hij rein. ~ 643 Lev 13:7 | vel ganselijk uitgespreid is, nadat hij aan den priester 644 Lev 13:8 | verzwering in het vel uitgespreid is, zo zal de priester hem 645 Lev 13:8 | hem onrein verklaren; het is melaatsheid. 646 Lev 13:10 | een wit gezwel in het vel is, hetwelk het haar in wit 647 Lev 13:10 | levend vlees in dat gezwel is; ~ 648 Lev 13:11 | 11 Dat is een verouderde melaatsheid 649 Lev 13:11 | doen opsluiten, want hij is onrein. ~ 650 Lev 13:13 | heeft, rein verklaren; zij is geheel in wit veranderd; 651 Lev 13:13 | geheel in wit veranderd; hij is rein. ~ 652 Lev 13:15 | verklaren; dat levende vlees is onrein; het is melaatsheid. ~ 653 Lev 13:15 | levende vlees is onrein; het is melaatsheid. ~ 654 Lev 13:17 | de plaag in wit veranderd is, zo zal de priester hem, 655 Lev 13:17 | heeft, rein verklaren; hij is rein. ~ 656 Lev 13:18 | geweest zijn, zo het genezen is; ~ 657 Lev 13:20 | ziet, haar aanzien lager is dan het vel, en derzelver 658 Lev 13:20 | derzelver haar in wit veranderd is, zo zal de priester hem 659 Lev 13:20 | hem onrein verklaren; het is de plaag der melaatsheid, 660 Lev 13:20 | plaag der melaatsheid, zij is door de zweer uitgebot. ~ 661 Lev 13:21 | ziet, geen wit haar daaraan is, en die niet lager dan het 662 Lev 13:21 | het vel, maar ingetrokken is, zo zal de priester hem 663 Lev 13:22 | hem onrein verklaren; het is de plaag. ~ 664 Lev 13:23 | uitgespreid zijnde, het is de roof van die zweer, zo 665 Lev 13:24 | roodachtige of witte blaar is; ~ 666 Lev 13:25 | de blaar in wit veranderd is, en haar aanzien dieper 667 Lev 13:25 | en haar aanzien dieper is dan het vel; het is melaatsheid, 668 Lev 13:25 | dieper is dan het vel; het is melaatsheid, door den brand 669 Lev 13:25 | melaatsheid, door den brand is zij uitgebot; daarom zal 670 Lev 13:25 | priester onrein verklaren; het is de plaag der melaatsheid. ~ 671 Lev 13:26 | op de blaar geen wit haar is, en zij niet lager dan het 672 Lev 13:26 | het vel, maar ingetrokken is, zo zal de priester hem 673 Lev 13:27 | indien zij gans uitgespreid is in het vel, zo zal de priester 674 Lev 13:27 | hem onrein verklaren; het is de plaag der melaatsheid. ~ 675 Lev 13:28 | ingetrokken zal zijn, het is een gezwel van den brand; 676 Lev 13:28 | rein verklaren, want het is de roof van den brand. ~ 677 Lev 13:30 | ziet, haar aanzien dieper is dan het vel, en geelachtig 678 Lev 13:30 | geelachtig dun haar daarop is, zo zal de priester hem 679 Lev 13:30 | hem onrein verklaren; het is schurftheid, het is melaatsheid 680 Lev 13:30 | het is schurftheid, het is melaatsheid van het hoofd 681 Lev 13:31 | haar aanzien niet dieper is dan het vel, en geen zwart 682 Lev 13:31 | en geen zwart haar daarop is, zo zal de priester hem, 683 Lev 13:32 | daarop geen geelachtig haar is, noch het aanzien der schurftheid 684 Lev 13:32 | schurftheid dieper dan het vel is; ~ 685 Lev 13:34 | het vel niet uitgespreid is, en haar aanzien niet dieper 686 Lev 13:34 | haar aanzien niet dieper is dan het vel, zo zal de priester 687 Lev 13:35 | het vel gans uitgespreid is, na zijn reiniging; ~ 688 Lev 13:36 | schurftheid in het vel uitgespreid is, de priester zal naar het 689 Lev 13:36 | geelachtig haar niet zoeken; hij is onrein. ~ 690 Lev 13:37 | naar dat hij zien kan, is staande gebleven, en zwart 691 Lev 13:37 | zwart haar daarop gewassen is, die schurftheid is genezen, 692 Lev 13:37 | gewassen is, die schurftheid is genezen, hij is rein; daarom 693 Lev 13:37 | schurftheid is genezen, hij is rein; daarom zal de priester 694 Lev 13:39 | van hun vlees zijn; het is een witte puist in het vel 695 Lev 13:39 | in het vel uitgebot, hij is rein. ~ 696 Lev 13:40 | zal uitgevallen zijn, hij is kaal, hij is rein. ~ 697 Lev 13:40 | uitgevallen zijn, hij is kaal, hij is rein. ~ 698 Lev 13:41 | zal uitgevallen zijn, hij is bles, hij is rein. ~ 699 Lev 13:41 | uitgevallen zijn, hij is bles, hij is rein. ~ 700 Lev 13:42 | witte roodachtige plaag is, dat is melaatsheid, uitbottende 701 Lev 13:42 | roodachtige plaag is, dat is melaatsheid, uitbottende 702 Lev 13:43 | of blesse, wit roodachtig is, gelijk het aanzien der 703 Lev 13:44 | 44 Die man is melaats, hij is onrein; 704 Lev 13:44 | Die man is melaats, hij is onrein; de priester zal 705 Lev 13:44 | onrein verklaren, zijn plaag is op zijn hoofd. ~ 706 Lev 13:45 | melaatsen, in wien die plaag is, gescheurd zijn, en zijn 707 Lev 13:46 | hij onrein zijn; onrein is hij, hij zal alleen wonen; 708 Lev 13:49 | groenachtig of roodachtig is; het is de plaag der melaatsheid; 709 Lev 13:49 | groenachtig of roodachtig is; het is de plaag der melaatsheid; 710 Lev 13:51 | zo de plaag uitgespreid is aan het kleed, of aan den 711 Lev 13:51 | gemaakt zijn, die plaag is een knagende melaatsheid, 712 Lev 13:51 | knagende melaatsheid, het is onrein. ~ 713 Lev 13:52 | zijn, verbranden; want het is een knagende melaatsheid; 714 Lev 13:53 | vellentuig niet uitgespreid is; ~ 715 Lev 13:54 | hetgeen, waaraan die plaag is, wasse, en hij zal dat andermaal 716 Lev 13:55 | priester, nadat het gewassen is, de plaag zal bezien hebben, 717 Lev 13:55 | de plaag niet uitgespreid is, het is onrein, gij zult 718 Lev 13:55 | niet uitgespreid is, het is onrein, gij zult het met 719 Lev 13:55 | met vuur verbranden; het is een ingraving aan zijn achterste 720 Lev 13:56 | gewassen zijn, ingetrokken is; dan zal hij ze van het 721 Lev 13:57 | vellentuig, gezien wordt, het is uitbottende melaatsheid; 722 Lev 13:57 | hetgeen, waaraan de plaag is, met vuur verbranden. ~ 723 Lev 13:59 | 59 Dit is de wet van de plaag der 724 Lev 14:3 | van den melaatse genezen is; ~ 725 Lev 14:6 | het levende water geslacht is. ~ 726 Lev 14:7 | melaatsheid te reinigen is, zevenmaal sprengen; daarna 727 Lev 14:8 | 8 Die nu te reinigen is, zal zijn klederen wassen, 728 Lev 14:11 | den man, die te reinigen is, en die dingen, stellen 729 Lev 14:13 | schuldoffer, gelijk het zondoffer, is voor den priester; het is 730 Lev 14:13 | is voor den priester; het is een heiligheid der heiligheden. ~ 731 Lev 14:14 | desgenen, die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand, 732 Lev 14:16 | die in zijn linkerhand is, en zal met zijn vinger 733 Lev 14:17 | desgenen, die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand, 734 Lev 14:18 | hand des priesters geweest is, zal hij doen op het hoofd 735 Lev 14:18 | desgenen, die te reinigen is; zo zal de priester over 736 Lev 14:19 | onreinigheid te reinigen is, verzoening doen; en daarna 737 Lev 14:21 | 21 Maar indien hij arm is, en zijn hand dat niet bereikt, 738 Lev 14:25 | desgenen, die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand, 739 Lev 14:27 | die op zijn linkerhand is, sprengen, zevenmaal, voor 740 Lev 14:28 | de olie, die op zijn hand is, doen aan het lapje van 741 Lev 14:28 | desgenen, die te reinigen is, en aan den duim zijner 742 Lev 14:29 | in de hand des priesters is, zal hij doen op het hoofd 743 Lev 14:29 | desgenen, die te reinigen is, om de verzoening voor hem 744 Lev 14:31 | voor hem, die te reinigen is, verzoening doen voor het 745 Lev 14:32 | 32 Dit is de wet desgenen, in wien 746 Lev 14:35 | zal hij, van wien dat huis is, komen, en den priester 747 Lev 14:36 | niet al wat in dat huis is, onrein worde; en daarna 748 Lev 14:37 | kuiltjes, en hun aanzien lager is dan die want; ~ 749 Lev 14:39 | van dat huis uitgespreid is; ~ 750 Lev 14:40 | stenen, in welke die plaag is, uitbreken, en dezelve tot 751 Lev 14:44 | aan dat huis uitgespreid is, het is een knagende melaatsheid 752 Lev 14:44 | huis uitgespreid is, het is een knagende melaatsheid 753 Lev 14:44 | melaatsheid in dat huis, het is onrein. ~ 754 Lev 14:48 | dat huis niet uitgespreid is, nadat het huis zal bestreken 755 Lev 14:48 | dewijl die plaag genezen is. ~ 756 Lev 14:54 | 54 Dit is de wet voor alle plage der 757 Lev 14:57 | op welken dag iets rein is. Dit is de wet der melaatsheid. ~ 758 Lev 14:57 | welken dag iets rein is. Dit is de wet der melaatsheid. ~ 759 Lev 15:3 | vloed zich verstopt, dat is zijn onreinigheid. ~ 760 Lev 15:31 | die in het midden van hen is, verontreinigen zouden. ~ 761 Lev 15:32 | 32 Dit is de wet desgenen, die den 762 Lev 15:33 | degene, die van zijn vloed is vloeiende, voor een man, 763 Lev 16:2 | verzoendeksel, dat op de ark is, opdat hij niet sterve; 764 Lev 16:13 | het verzoendeksel, hetwelk is op de getuigenis, bedekke, 765 Lev 16:18 | het aangezicht des HEEREN is, uitkomen, en verzoening 766 Lev 16:21 | eens mans, die voorhanden is, naar de woestijn uitlaten. ~ 767 Lev 16:27 | welker bloed ingebracht is, om verzoening te doen in 768 Lev 16:31 | zielen verootmoedigt; het is een eeuwige inzetting. ~ 769 Lev 17:2 | Israels, en zeg tot hen: Dit is het woord, hetwelk de HEERE 770 Lev 17:11 | Want de ziel van het vlees is in het bloed; daarom heb 771 Lev 17:11 | verzoening te doen; want het is het bloed, dat voor de ziel 772 Lev 17:14 | 14 Want het is de ziel van alle vlees; 773 Lev 17:14 | van alle vlees; zijn bloed is voor zijn ziel; daarom heb 774 Lev 17:14 | ziel van alle vlees, dat is zijn bloed; zo wie dat eet, 775 Lev 18:7 | moeder niet ontdekken; zij is uw moeder; gij zult haar 776 Lev 18:8 | vaders niet ontdekken; het is de schaamte uws vaders. ~ 777 Lev 18:11 | vaders, die uw vader geboren is (zij is uw zuster), haar 778 Lev 18:11 | uw vader geboren is (zij is uw zuster), haar schaamte 779 Lev 18:12 | vaders niet ontdekken; zij is uws vaders nabestaande. ~ 780 Lev 18:13 | niet ontdekken; want zij is uwer moeder nabestaande. ~ 781 Lev 18:14 | zult gij niet naderen; zij is uw moei. ~ 782 Lev 18:15 | schoondochter niet ontdekken; zij is uws zoons huisvrouw; gij 783 Lev 18:16 | broeders niet ontdekken; het is de schaamte uws broeders. ~ 784 Lev 18:17 | zij zijn nabestaanden; het is een schandelijke daad. ~ 785 Lev 18:22 | vrouwelijke bijligging; dit is een gruwel. ~ 786 Lev 18:23 | daarmede te doen te hebben; het is een gruwelijke vermenging. ~ 787 Lev 18:25 | 25 Zodat het land onrein is, en Ik over hetzelve zijn 788 Lev 18:27 | gruwelen gedaan; en het land is onrein geworden. ~ 789 Lev 19:7 | enigzins gegeten wordt, het is een afgrijselijk ding, het 790 Lev 19:9 | van uw oogst op te zamelen is, niet opzamelen. ~ 791 Lev 19:20 | hebben, die een dienstmaagd is, bij den man versmaad, en 792 Lev 19:20 | versmaad, en geenszins gelost is, en haar geen vrijheid is 793 Lev 19:20 | is, en haar geen vrijheid is gegeven; die zullen gegeseld 794 Lev 20:6 | 6 Wanneer er een ziel is, die zich tot de waarzeggers 795 Lev 20:9 | 9 Als er iemand is, die zijn vader of zijn 796 Lev 20:9 | moeder gevloekt; zijn bloed is op hem! ~ 797 Lev 20:11 | gedood worden; hun bloed is op hen! ~ 798 Lev 20:12 | vermenging gedaan; hun bloed is op hen! ~ 799 Lev 20:13 | gedood worden; hun bloed is op hen! ~ 800 Lev 20:14 | zal genomen hebben, het is een schandelijke daad; men 801 Lev 20:16 | gedood worden; hun bloed is op hen! ~ 802 Lev 20:17 | schaamte zal gezien hebben, het is een schandvlek; daarom zullen 803 Lev 20:21 | zal genomen hebben, het is onreinigheid; hij heeft 804 Lev 20:27 | stenen stenigen; hun bloed is op hen. ~ 805 Lev 21:3 | over zijn zuster, die maagd is, hem nabestaande, die nog 806 Lev 21:7 | een hoer of ontheiligde is, noch een vrouw nemen, die 807 Lev 21:7 | die van haar man verstoten is; want hij is zijn God heilig. ~ 808 Lev 21:7 | man verstoten is; want hij is zijn God heilig. ~ 809 Lev 21:10 | hogepriester onder zijn broederen is, op wiens hoofd de zalfolie 810 Lev 21:10 | hoofd de zalfolie gegoten is, en wiens hand men gevuld 811 Lev 21:12 | der zalfolie zijns Gods is op hem; Ik ben de HEERE! ~ 812 Lev 21:21 | priester, in wien een gebrek is, zal toetreden om de vuurofferen 813 Lev 21:21 | HEEREN te offeren; een gebrek is in hem, hij zal niet toetreden, 814 Lev 21:23 | omdat een gebrek in hem is; opdat hij Mijn heiligdommen 815 Lev 22:3 | zijn onreinigheid op hem is; diezelve mens zal van voor 816 Lev 22:4 | zaad van Aaron, die melaats is, of een vloed heeft, zal 817 Lev 22:4 | dingen eten, totdat hij rein is; mitsgaders die iets aanroert, 818 Lev 22:4 | iets aanroert, dat onrein is van een dood lichaam, of 819 Lev 22:5 | gedierte, waarvan hij onrein is, of een mens, waarvan hij 820 Lev 22:5 | mens, waarvan hij onrein is, naar al zijn onreinigheid; ~ 821 Lev 22:7 | heilige dingen eten; want dat is zijn spijze. ~ 822 Lev 22:18 | vreemdelingen in Israel is, die zijn offerande zal 823 Lev 22:20 | iets, waarin een gebrek is; want het zou niet aangenaam 824 Lev 22:25 | want hun verdorvenheid is in hen, in dezelve is gebrek, 825 Lev 22:25 | verdorvenheid is in hen, in dezelve is gebrek, zij zouden niet 826 Lev 22:34 | maar op den zevenden dag is de sabbat der rust, een 827 Lev 22:34 | werk zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, in al 828 Lev 22:36 | maand, tussen twee avonden is des HEEREN pascha. ~ 829 Lev 22:37 | dag der derzelver maand is het feest van de ongezuurde 830 Lev 22:43 | volkomen lam, dat eenjarig is, ten brandoffer den HEERE; ~ 831 Lev 22:45 | zult gebracht hebben; het is een eeuwige inzetting voor 832 Lev 22:52 | dienstwerk zult gij doen; het is een eeuwige inzetting in 833 Lev 22:59 | geen werk doen; want het is de verzoendag, om over u 834 Lev 22:62 | zult geen werk doen; het is een eeuwige inzetting voor 835 Lev 22:67 | HEERE vuuroffer offeren; het is een verbodsdag; gij zult 836 Lev 22:72 | in het jaar vieren; het is een eeuwige inzetting voor 837 Lev 23:3 | tent der samenkomst; het is een eeuwige inzetting voor 838 Lev 23:7 | gedenkoffer zal zijn; het is een vuuroffer den HEERE. ~ 839 Lev 23:9 | plaats zullen eten; want het is voor hem een heiligheid 840 Lev 24:7 | gedierte, dat in uw land is, zal al de inkomst daarvan 841 Lev 24:12 | 12 Want dat is het jubeljaar; het zal u 842 Lev 24:22 | totdat zijn inkomst ingekomen is, zult gij het oude eten. ~ 843 Lev 24:23 | verkocht worden; want het land is het Mijne, dewijl gij vreemdelingen 844 Lev 24:25 | losser, die hem nabestaande is, komen, en zal het verkochte 845 Lev 24:26 | zal hebben, zoveel genoeg is tot zijn lossing; ~ 846 Lev 24:28 | gevonden heeft, wat genoeg is, om aan hem weder uit te 847 Lev 24:30 | 30 Maar is het, dat het niet gelost 848 Lev 24:30 | huis, hetwelk in die stad is, die een muur heeft, voor 849 Lev 24:34 | verkocht worden; want het is een eeuwige bezitting voor 850 Lev 24:47 | en bijwoners, die bij u is, wat bekomen zal hebben, 851 Lev 24:47 | uw broeder, die bij hem is, verarmd zal zijn, dat hij 852 Lev 24:47 | den bijwoner, die bij u is, of aan den stam van het 853 Lev 24:49 | vleses van zijn geslacht is, zal hem lossen; of heeft 854 Lev 24:51 | geld, waarover hij gekocht is, wedergeven. ~ 855 Lev 24:54 | 54 En is het, dat hij hierdoor niet 856 Lev 25:10 | het oude, dat verouderd is, eten; en het oude zult 857 Lev 25:36 | zullen vallen, waar niemand is, die jaagt. ~ 858 Lev 25:37 | zwaard vallen, waar niemand is, die jaagt; en gij zult 859 Lev 25:44 | 44 En hierenboven is dit ook; als zij in het 860 Lev 26:3 | een, die zestig jaren oud is; dan zal uw schatting zijn 861 Lev 26:4 | 4 Maar is het een vrouw, dan zal uw 862 Lev 26:5 | 5 En is het van een, die vijf jaren 863 Lev 26:5 | een, die vijf jaren oud is, tot een, die twintig jaren 864 Lev 26:5 | een, die twintig jaren oud is, zo zal uw schatting van 865 Lev 26:6 | 6 Maar is het van een, die een maand 866 Lev 26:6 | van een, die een maand oud is, tot een, die vijf jaren 867 Lev 26:6 | een, die vijf jaren oud is, zo zal uw schatting van 868 Lev 26:7 | 7 En is het van een, die zestig 869 Lev 26:7 | een, die zestig jaren oud is en daarboven, is het een 870 Lev 26:7 | jaren oud is en daarboven, is het een man, zo zal uw schatting 871 Lev 26:8 | 8 Maar zo hij armer is, dan uw schatting, zo zal 872 Lev 26:9 | En indien het een beest is, waarvan men den HEERE offerande 873 Lev 26:10 | wat daarvoor verwisseld is, heilig zijn. ~ 874 Lev 26:11 | indien het enig onrein beest is, van hetwelk men den HEERE 875 Lev 26:12 | naar dat het goed of kwaad is; naar uw schatting, priester! 876 Lev 26:14 | naar dat het goed of kwaad is; gelijk als de priester 877 Lev 26:22 | hij gekocht heeft, en niet is van den akker zijner bezitting; ~ 878 Lev 26:26 | een os, of klein vee, het is des HEEREN. ~ 879 Lev 26:27 | 27 Doch is het van een onrein beest, 880 Lev 26:28 | Evenwel niets, dat verbannen is, dat iemand den HEERE zal 881 Lev 26:28 | worden; al wat verbannen is, zal den HEERE een heiligheid 882 Lev 26:29 | 29 Al wat verbannen is, dat van de mensen zal verbannen 883 Lev 26:33 | wat daarvoor verwisseld is, heilig zijn; het zal niet 884 Num 1:2 | namen, van al wat mannelijk is, hoofd voor hoofd. ~ 885 Num 1:4 | een man, die een hoofdman is over het huis zijner vaderen. ~ 886 Num 3:13 | Want alle eerstgeborene is Mijn; van den dag, dat Ik 887 Num 3:15 | geslachten, al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven, 888 Num 3:27 | 27 En van Kahath is het geslacht der Amramieten, 889 Num 3:33 | 33 Van Merari is het geslacht der Mahelieten, 890 Num 3:40 | eerstgeborenen, wat mannelijk is onder de kinderen Israels, 891 Num 3:47 | gij ze nemen; die sikkel is twintig gera. ~ 892 Num 4:15 | dat zij niet sterven. Dit is de last der zonen van Kahath, 893 Num 4:16 | tabernakels, en alles wat daarin is, aan het heiligdom en aan 894 Num 4:25 | dassendeksel, dat er bovenop is, en het deksel der deur 895 Num 4:26 | poort des voorhofs, hetwelk is bij den tabernakel en bij 896 Num 4:28 | 28 Dit is de dienst van de geslachten 897 Num 4:33 | 33 Dit is de dienst van de geslachten 898 Num 5:6 | overtreding tegen den HEERE, zo is diezelve ziel schuldig. ~ 899 Num 5:13 | geen getuige tegen haar is, en zij niet betrapt is; ~ 900 Num 5:13 | is, en zij niet betrapt is; ~ 901 Num 5:14 | ijvergeest over hem gekomen is, dat hij ijvert over zijn 902 Num 5:14 | dewijl zij onrein geworden is; of dat over hem de ijvergeest 903 Num 5:14 | hem de ijvergeest gekomen is, dat hij over zijn huisvrouw 904 Num 5:14 | zij niet onrein geworden is; ~ 905 Num 5:15 | spijsoffer der ijveringen is, een spijsoffer der gedachtenis, 906 Num 5:17 | den vloer des tabernakels is, zal de priester nemen, 907 Num 5:18 | spijsoffer der ijveringen is; en in de hand des priesters 908 Num 5:27 | indien zij onrein geworden is, en tegen haar man door 909 Num 5:28 | vrouw niet onrein geworden is, maar rein is, zo zal zij 910 Num 5:28 | onrein geworden is, maar rein is, zo zal zij vrij zijn, en 911 Num 5:29 | 29 Dit is de wet der ijveringen, als 912 Num 6:4 | wijnstok des wijns gemaakt is, van de kernen af tot de 913 Num 6:7 | Nazireerschap zijns Gods is op zijn hoofd. ~ 914 Num 6:8 | dagen van zijn Nazireerschap is hij den HEERE heilig. ~ 915 Num 6:12 | zal een lam, dat eenjarig is, brengen ten schuldoffer; 916 Num 6:13 | 13 En dit is de wet des Nazireers: op 917 Num 6:18 | dat onder het dankoffer is. ~ 918 Num 6:20 | gezicht des HEEREN; het is een heilig ding voor den 919 Num 6:21 | 21 Dit is de wet des Nazireers, die 920 Num 7:88 | eenjarige lammeren zestig. Dit is de inwijding des altaars, 921 Num 7:89 | het verzoendeksel, hetwelk is op de ark der getuigenis, 922 Num 8:17 | onder de kinderen Israels is Mijn, onder de mensen en 923 Num 8:24 | 24 Dit is het, wat de Levieten aangaat: 924 Num 8:25 | dat hij vijftig jaren oud is, zal hij van den strijd 925 Num 9:13 | 13 Als een man, die rein is, en op den weg niet is, 926 Num 9:13 | rein is, en op den weg niet is, en nalaten zal het pascha 927 Num 11:6 | 6 Maar nu is onze ziel dor, er is niet 928 Num 11:6 | nu is onze ziel dor, er is niet met al, behalve dit 929 Num 11:14 | volk niet dragen; want het is mij te zwaar! ~ 930 Num 11:17 | van den Geest, die op u is, zal Ik afzonderen, en op 931 Num 11:20 | Die in het midden van u is, verworpen hebt, en hebt 932 Num 11:21 | Zeshonderd duizend te voet is dit volk, in welks midden 933 Num 12:6 | Zo er een profeet onder u is, Ik, de HEERE, zal door 934 Num 12:7 | 7 Alzo is Mijn knecht Mozes niet, 935 Num 12:7 | Mijn ganse huis getrouw is. ~ 936 Num 12:12 | uitgaat, de helft wel verteerd is! ~ 937 Num 13:27 | gezonden hebt; en voorwaar, het is van melk en honig vloeiende, 938 Num 13:27 | honig vloeiende, en dit is zijn vrucht. ~ 939 Num 13:28 | Behalve dat het een sterk volk is, hetwelk in dat land woont, 940 Num 13:31 | kunnen optrekken, want het is sterker dan wij. ~ 941 Num 13:32 | zijn, om het te verspieden, is een land, dat zijn inwoners 942 Num 14:7 | hetzelve te verspieden, is een uitermate goed land. ~ 943 Num 14:8 | hetwelk van melk en honig is vloeiende. ~ 944 Num 14:9 | zijn ons brood! hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE 945 Num 14:9 | hen geweken, en de HEERE is met ons; vreest hen niet! ~ 946 Num 14:12 | sterker volk maken, dan dit is. ~ 947 Num 14:18 | 18 De HEERE is lankmoedig en groot van 948 Num 14:24 | andere geest met hem geweest is, en hij volhard heeft Mij 949 Num 15:14 | die in het midden van u is, in uw geslachten, en hij 950 Num 15:24 | der vergadering verborgen is, dat de ganse vergadering 951 Num 15:26 | vreemdeling verkeert; want het is het ganse volk door dwaling 952 Num 15:31 | worden; haar ongerechtigheid is op haar. ~ 953 Num 16:3 | en zeiden tot hen: Het is te veel voor u, want deze 954 Num 16:3 | zijn heilig, en de HEERE is in het midden van hen; waarom 955 Num 16:5 | de Zijne, en de heilige is, dien Hij tot Zich zal doen 956 Num 16:7 | die zal heilig zijn. Het is te veel voor u, gij, kinderen 957 Num 16:9 | 9 Is het u te weinig, dat de 958 Num 16:11 | den HEERE, want Aaron, wat is hij, dat gij tegen hem murmureert? ~ 959 Num 16:13 | 13 Is het te weinig, dat gij ons 960 Num 16:26 | niets aan van hetgeen hunner is, opdat gij niet misschien 961 Num 16:30 | hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle 962 Num 16:40 | niet uit het zaad van Aaron is, nadere om reukwerk aan 963 Num 16:46 | verzoening; want een grote toorn is van voor het aangezicht 964 Num 18:20 | van binnen den voorhang is, dat zult gijlieden bedienen; 965 Num 18:23 | dat eten; al wat mannelijk is zal dat eten; het zal u 966 Num 18:24 | al wie in uw huis rein is, zal dat eten. ~ 967 Num 18:26 | van alles, wat in hun land is, die zij den HEERE zullen 968 Num 18:26 | al wie in uw huis rein is, zal dat eten. ~ 969 Num 18:29 | sikkel des heiligdoms, die is twintig gera. ~ 970 Num 18:44 | gij en uw huis; want het is ulieden een loon voor uw 971 Num 19:7 | van binnen den voorhang is, dat zult gijlieden bedienen; 972 Num 19:10 | dat eten; al wat mannelijk is zal dat eten; het zal u 973 Num 19:11 | al wie in uw huis rein is, zal dat eten. ~ 974 Num 19:13 | van alles, wat in hun land is, die zij den HEERE zullen 975 Num 19:13 | al wie in uw huis rein is, zal dat eten. ~ 976 Num 19:16 | sikkel des heiligdoms, die is twintig gera. ~ 977 Num 19:31 | gij en uw huis; want het is ulieden een loon voor uw 978 Num 20:5 | in deze kwade plaats? Het is geen plaats van zaad, noch 979 Num 20:5 | van granaatappelen; ook is er geen water om te drinken. ~ 980 Num 20:14 | moeite, die ons ontmoet is; ~ 981 Num 20:20 | niet doortrekken! En Edom is hem tegemoet uitgetrokken, 982 Num 21:5 | in de woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, 983 Num 21:8 | geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo 984 Num 21:11 | woestijn, die tegenover Moab is, tegen den opgang der zon. ~ 985 Num 21:13 | Arnon, welke in de woestijn is, uitgaande uit de landpalen 986 Num 21:13 | Amorieten; want de Arnon is de landpale van Moab, tussen 987 Num 21:16 | reisden zij naar Beer. Dit is de put, van welken de HEERE 988 Num 21:20 | dat in het veld van Moab is, aan de hoogte van Pisga, 989 Num 21:28 | 28 Want er is een vuur uitgegaan uit Hesbon; 990 Num 21:30 | hen nedergeveld! Hesbon is verloren tot Dibon toe; 991 Num 22:4 | oplikken al wat rondom ons is, gelijk de os de groente 992 Num 22:5 | Pethor, hetwelk aan de rivier is, in het land der kinderen 993 Num 22:5 | roepen, zeggende: Zie, er is een volk uit Egypte getogen; 994 Num 22:6 | vervloek mij dit volk, want het is machtiger dan ik; misschien 995 Num 22:11 | 11 Zie, er is een volk uit Egypte getogen, 996 Num 22:12 | volk niet vloeken, want het is gezegend. ~ 997 Num 22:33 | heeft Mij gezien, en zij is nu driemaal voor Mijn aangezicht 998 Num 22:34 | dezen weg stondt en nu, is het kwaad in Uw ogen, ik 999 Num 22:36 | het uiterste der landpale is. ~ 1000 Num 23:19 | 19 God is geen man, dat Hij liegen


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7933

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License