1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7933
Book Chapter: Verse
1501 Rut 2:19 | welken ik heden gewrocht heb, is Boaz. ~
1502 Rut 2:20 | Naomi tot haar: Die man is ons nabestaande; hij is
1503 Rut 2:20 | is ons nabestaande; hij is een van onze lossers. ~
1504 Rut 2:22 | schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat
1505 Rut 3:2 | 2 Nu dan, is niet Boaz, met wiens maagden
1506 Rut 3:12 | 12 Nu dan, wel is waar, dat ik een losser
1507 Rut 3:12 | een losser ben; maar er is nog een losser, nader dan
1508 Rut 3:14 | op den dorsvloer gekomen is. ~
1509 Rut 3:15 | Lang den sluier, die op u is, en houd dien; en zij hield
1510 Rut 4:3 | Moabieten land wedergekomen is, verkocht; ~
1511 Rut 4:4 | dat ik het wete; want er is niemand, behalve gij, die
1512 Rut 4:9 | wat van Elimelech geweest is, en alles, wat van Chiljon
1513 Rut 4:9 | Chiljon en Machlon geweest is, van de hand van Naomi. ~
1514 Rut 4:15 | gebaard, dewelke u beter is dan zeven zonen. ~
1515 Rut 4:17 | naam, zeggende: Aan Naomi is een zoon geboren; en zij
1516 Rut 4:17 | noemden zijn naam Obed; deze is de vader van Isai, Davids
1517 1Sa 1:8 | eet gij niet, en waarom is uw hart kwalijk gesteld?
1518 1Sa 1:22 | Als de jongen gespeend is, dan zal ik hem brengen,
1519 1Sa 1:23 | tot haar: Doe, wat goed is in uw ogen; blijf, totdat
1520 1Sa 1:28 | die hij wezen zal; hij is van den HEERE gebeden. En
1521 1Sa 2:1 | in den HEERE; mijn hoorn is verhoogd in den HEERE; mijn
1522 1Sa 2:1 | in den HEERE; mijn mond is wijd opengedaan over mijn
1523 1Sa 2:2 | 2 Er is niemand heilig, gelijk de
1524 1Sa 2:2 | gelijk de HEERE; want er is niemand dan Gij, en er is
1525 1Sa 2:2 | is niemand dan Gij, en er is geen rotssteen, gelijk onze
1526 1Sa 2:3 | zou gaan; want de HEERE is een God der wetenschappen,
1527 1Sa 2:4 | 4 De boog der sterken is gebroken; en die struikelden,
1528 1Sa 2:5 | kinderen had, krachteloos is geworden. ~
1529 1Sa 2:24 | Niet, mijn zonen; want dit is geen goed gerucht, dat ik
1530 1Sa 3:17 | 17 En hij zeide: Wat is het woord, dat Hij tot u
1531 1Sa 3:18 | niet. En hij zeide: Hij is de HEERE; Hij doe, wat goed
1532 1Sa 3:18 | HEERE; Hij doe, wat goed is in Zijn ogen! ~
1533 1Sa 4:6 | hoorden, zo zeiden zij: Wat is de stem van dit grote juichen
1534 1Sa 4:7 | Filistijnen, want zij zeiden: God is in het leger gekomen. En
1535 1Sa 4:7 | Wee ons, want dergelijke is gisteren en eergisteren
1536 1Sa 4:14 | hoorde, zo zeide hij: Wat is de stem dezer beroerte?
1537 1Sa 4:16 | gevloden. Hij dan zeide: Wat is er geschied, mijn zoon? ~
1538 1Sa 4:17 | bracht, en zeide: Israel is gevloden voor het aangezicht
1539 1Sa 4:17 | aangezicht der Filistijnen, en er is ook een grote nederlaag
1540 1Sa 4:17 | gestorven, en de ark Gods is genomen. ~
1541 1Sa 4:21 | Ikabod, zeggende: De eer is weggevoerd uit Israel! Omdat
1542 1Sa 4:22 | 22 En zij zeide: De eer is gevankelijk weggevoerd uit
1543 1Sa 4:22 | Israel, want de ark Gods is genomen. ~ ~ ~
1544 1Sa 5:7 | niet blijve; want Zijn hand is hard over ons, en over Dagon,
1545 1Sa 6:4 | 4 Toen zeiden zij: Welk is dat schuldoffer, dat wij
1546 1Sa 6:4 | der Filistijnen; want het is enerlei plaag over u allen,
1547 1Sa 6:7 | dewelke geen juk gekomen is; spant de koeien aan den
1548 1Sa 6:9 | niet geraakt heeft; het is ons een toeval geweest. ~
1549 1Sa 6:18 | hadden, die tot op dezen dag is op den akker van Jozua,
1550 1Sa 9:6 | zeide tot hem: Zie toch, er is een man Gods in deze stad,
1551 1Sa 9:6 | Gods in deze stad, en hij is een geeerd man; al wat hij
1552 1Sa 9:7 | brengen? Want het brood is weg uit onze vaten, en wij
1553 1Sa 9:10 | tot zijn jongen: Uw woord is goed, kom, laat ons gaan.
1554 1Sa 9:11 | en zij zeiden tot haar: Is de ziener hier? ~
1555 1Sa 9:12 | hun, en zeiden: Ziet, hij is voor uw aangezicht; haast
1556 1Sa 9:12 | aangezicht; haast u nu, want hij is heden in de stad gekomen,
1557 1Sa 9:16 | deszelfs geroep tot Mij gekomen is. ~
1558 1Sa 9:17 | antwoordde hem de HEERE: Zie, dit is de man, van welken Ik u
1559 1Sa 9:18 | zeide: Wijs mij toch, waar is hier het huis des zieners? ~
1560 1Sa 9:19 | en alles, wat in uw hart is, zal ik u te kennen geven.
1561 1Sa 9:20 | gewenste, dat in Israel is? Is het niet van u, en van
1562 1Sa 9:20 | gewenste, dat in Israel is? Is het niet van u, en van het
1563 1Sa 9:21 | Israel? en mijn geslacht is het niet het kleinste van
1564 1Sa 9:24 | en hij zeide: Zie, dit is het overgeblevene; zet het
1565 1Sa 9:24 | het voor u, eet, want het is ter bestemder tijd voor
1566 1Sa 10:1 | en kuste hem, en zeide: Is het niet alzo, dat de HEERE
1567 1Sa 10:2 | ezelinnen verlaten, en hij is bekommerd voor ulieden,
1568 1Sa 10:11 | ieder tot zijn metgezel: Wat is dit, dat den zoon van Kis
1569 1Sa 10:11 | den zoon van Kis geschied is? Is Saul ook onder de profeten? ~
1570 1Sa 10:11 | zoon van Kis geschied is? Is Saul ook onder de profeten? ~
1571 1Sa 10:12 | van daar, en zeide: Wie is toch hun vader? Daarom is
1572 1Sa 10:12 | is toch hun vader? Daarom is het tot een spreekwoord
1573 1Sa 10:12 | een spreekwoord geworden: Is Saul ook onder de profeten? ~
1574 1Sa 10:20 | Israel had doen naderen, zo is de stam van Benjamin geraakt. ~
1575 1Sa 10:24 | heeft? Want gelijk hij, is er niemand onder het ganse
1576 1Sa 11:3 | de landpalen van Israel; is er dan niemand, die ons
1577 1Sa 11:5 | veld, en Saul zeide: Wat is den volke, dat zij wenen?
1578 1Sa 11:10 | doen naar alles, wat goed is in uw ogen. ~
1579 1Sa 11:12 | het volk tot Samuel: Wie is hij, die zeide: Zou Saul
1580 1Sa 12:6 | Samuel tot het volk: Het is de HEERE, Die Mozes en Aaron
1581 1Sa 12:17 | 17 Is het niet vandaag de tarweoogst?
1582 1Sa 12:17 | ziet, dat uw kwaad groot is, dat gij voor de ogen des
1583 1Sa 13:4 | Filistijnen geslagen, en ook is Israel stinkende geworden
1584 1Sa 13:5 | dat aan den oever der zee is; en zij togen op, en legerden
1585 1Sa 14:1 | overgaan, welke aan gene zijde is; doch hij gaf het zijn vader
1586 1Sa 14:6 | werken; want bij den HEERE is geen verhindering, om te
1587 1Sa 14:7 | Doe al, wat in uw hart is; wend u, zie ik ben met
1588 1Sa 14:30 | gevonden heeft! Maar nu is die slag niet groot geweest
1589 1Sa 14:36 | zeiden: Doe al wat goed is in uw ogen; maar de priester
1590 1Sa 14:40 | tot Saul: Doe, wat goed is in uw ogen. ~
1591 1Sa 15:7 | Sur, dat voor aan Egypte is. ~
1592 1Sa 15:12 | geboodschapt, zeggende: Saul is te Karmel gekomen, en zie,
1593 1Sa 15:12 | een pilaar gesteld; daarna is hij omgetogen, en doorgetrokken,
1594 1Sa 15:14 | 14 Toen zeide Samuel: Wat is dan dit voor een stem der
1595 1Sa 15:17 | 17 En Samuel zeide: Is het niet alzo, toen gij
1596 1Sa 15:22 | HEEREN? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken
1597 1Sa 15:23 | 23 Want wederspannigheid is een zonde der toverij, en
1598 1Sa 15:23 | toverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst.
1599 1Sa 15:28 | naaste gegeven, die beter is dan gij. ~
1600 1Sa 15:29 | de Overwinning van Israel is, niet, en het berouwt Hem
1601 1Sa 15:29 | berouwt Hem niet; want Hij is geen mens, dat Hem iets
1602 1Sa 15:32 | de bitterheid des doods is geweken! ~
1603 1Sa 16:4 | hem tegemoet, en zeiden: Is uw komst met vrede? ~
1604 1Sa 16:6 | aan, en dacht: Zekerlijk, is deze voor den HEERE, Zijn
1605 1Sa 16:7 | hem verworpen; want het is niet gelijk de mens ziet;
1606 1Sa 16:7 | ziet aan, wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het
1607 1Sa 16:11 | En hij zeide: De kleinste is nog overig, en zie, hij
1608 1Sa 16:12 | op, zalf hem, want deze is het. ~
1609 1Sa 16:16 | de boze geest Gods op u is, dat hij met zijn hand spele,
1610 1Sa 16:18 | die spelen kan, en hij is een dapper held, en een
1611 1Sa 16:18 | schoon man, en de HEERE is met hem. ~
1612 1Sa 16:19 | mij, die bij de schapen is. ~
1613 1Sa 17:1 | zich te Socho, dat in Juda is; en zij legerden zich tussen
1614 1Sa 17:25 | wel gezien, die opgekomen is? Want hij is opgekomen,
1615 1Sa 17:25 | die opgekomen is? Want hij is opgekomen, om Israel te
1616 1Sa 17:26 | van Israel wendt? Want wie is deze onbesneden Filistijn,
1617 1Sa 17:29 | David: Wat heb ik nu gedaan? Is er geen oorzaak?
1618 1Sa 17:33 | zijt een jongeling, en hij is een krijgsman van zijn jeugd
1619 1Sa 17:47 | spies verlost; want de krijg is des HEEREN, Die zal ulieden
1620 1Sa 17:55 | krijgsoverste: Wiens zoon is deze jongeling, Abner? En
1621 1Sa 17:56 | wiens zoon deze jongeling is. ~
1622 1Sa 18:18 | Saul: Wie ben ik, en wat is mijn leven, en mijns vaders
1623 1Sa 18:19 | aan David geven zou, zo is zij aan Adriel, den Meholathiet,
1624 1Sa 18:23 | David. Toen zeide David: Is dat licht in ulieder ogen,
1625 1Sa 19:14 | halen. Zij dan zeide: Hij is ziek. ~
1626 1Sa 19:17 | laten gaan, dat hij ontkomen is? Michal nu zeide tot Saul:
1627 1Sa 19:19 | Saul, zeggende: Zie, David is te Najoth, bij Rama. ~
1628 1Sa 19:22 | hij vraagde en zeide: Waar is Samuel, en David? Toen werd
1629 1Sa 19:24 | nacht. Daarom zegt men: Is Saul ook onder de profeten? ~
1630 1Sa 20:1 | Wat heb ik gedaan, wat is mijn misdaad, en wat is
1631 1Sa 20:1 | is mijn misdaad, en wat is mijn zonde voor het aangezicht
1632 1Sa 20:2 | zaak van mij verbergen? Dat is niet. ~
1633 1Sa 20:3 | leeft, en uw ziel leeft, er is maar als een schrede tussen
1634 1Sa 20:5 | tot Jonathan: Zie, morgen is de nieuwe maan, dat ik zekerlijk
1635 1Sa 20:6 | mocht lopen; want aldaar is een jaarlijks offer voor
1636 1Sa 20:7 | Indien hij aldus zegt: Het is goed, zo heeft uw knecht
1637 1Sa 20:7 | indien hij gans ontstoken is, zo weet, dat het kwaad
1638 1Sa 20:7 | bij hem ten volle besloten is. ~
1639 1Sa 20:8 | HEEREN met u gebracht; maar is er een misdaad in mij, zo
1640 1Sa 20:12 | overmorgen, en zie, het is goed voor David, en ik dan
1641 1Sa 20:13 | Hij met mijn vader geweest is. ~
1642 1Sa 20:18 | Jonathan tot hem: Morgen is de nieuwe maan; dan zal
1643 1Sa 20:21 | hem; en kom gij, want er is vrede voor u, en er is geen
1644 1Sa 20:21 | er is vrede voor u, en er is geen ding, zo waarlijk de
1645 1Sa 20:26 | niets, want hij zeide: Hem is wat voorgevallen, dat hij
1646 1Sa 20:26 | voorgevallen, dat hij niet rein is; voorzeker, hij is niet
1647 1Sa 20:26 | rein is; voorzeker, hij is niet rein. ~
1648 1Sa 20:27 | zijn zoon Jonathan: Waarom is de zoon van Isai noch gisteren
1649 1Sa 20:29 | mijn broeders zie; hierom is hij aan des konings tafel
1650 1Sa 20:31 | haal hem tot mij, want hij is een kind des doods. ~
1651 1Sa 20:37 | den jongen na, en zeide: Is niet de pijl van u af en
1652 1Sa 21:3 | 3 En nu wat is er onder uw hand? Geef mij
1653 1Sa 21:4 | antwoordde David, en zeide: Er is geen gemeen brood onder
1654 1Sa 21:4 | onder mijn hand; maar er is heilig brood, wanneer zich
1655 1Sa 21:5 | hem: Ja trouwens, de vrouw is ons onthouden geweest gisteren
1656 1Sa 21:5 | jongelingen zijn heilig; en het is enigerwijze gemeen brood,
1657 1Sa 21:8 | David zeide tot Achimelech: Is hier onder uw hand geen
1658 1Sa 21:9 | in het eikendal, zie, dat is hier, gewonden in een kleed,
1659 1Sa 21:9 | zo neem het, want hier is geen ander dan dit. David
1660 1Sa 21:9 | dit. David nu zeide: Er is zijns gelijke niet; geef
1661 1Sa 21:11 | van Achis zeiden tot hem: Is deze niet David, de koning
1662 1Sa 21:14 | ziet, dat de man razende is, waarom hebt gij hem tot
1663 1Sa 22:8 | zoon van Isai; en niemand is onder ulieden, dien het
1664 1Sa 22:8 | gelijk het te dezen dage is. ~
1665 1Sa 22:13 | gelijk het te dezen dage is? ~
1666 1Sa 22:14 | den koning en zeide: Wie is toch onder al uw knechten
1667 1Sa 22:14 | in uw gehoorzaamheid, en is eerlijk in uw huis? ~
1668 1Sa 22:17 | omdat hun hand ook met David is, en omdat zij geweten hebben,
1669 1Sa 23:7 | hand overgegeven, want hij is besloten, komende in een
1670 1Sa 23:19 | rechterhand der wildernis is? ~
1671 1Sa 23:22 | zijn plaats, waar zijn gang is, wie hem daar gezien heeft;
1672 1Sa 23:23 | geschieden, zo hij in het land is, zo zal ik hem naspeuren
1673 1Sa 24:2 | kennen, zeggende: Zie, David is in de woestijn van En-gedi. ~
1674 1Sa 24:7 | uitsteken zou; want hij is de gezalfde des HEEREN! ~
1675 1Sa 24:11 | tegen mijn heer, want hij is de gezalfde des HEEREN. ~
1676 1Sa 24:12 | kwaad, noch overtreding is, en ik tegen u niet gezondigd
1677 1Sa 24:15 | 15 Naar wien is de koning van Israel uitgegaan?
1678 1Sa 24:17 | spreken, zo zeide Saul: Is dit uw stem, mijn zoon David?
1679 1Sa 25:10 | van David, en zeide: Wie is David, en wie is de zoon
1680 1Sa 25:10 | zeide: Wie is David, en wie is de zoon van Isai? Er zijn
1681 1Sa 25:14 | heer te zegenen; maar hij is tegen hen uitgevaren. ~
1682 1Sa 25:17 | doen zult; want het kwaad is ten volle over onzen heer
1683 1Sa 25:17 | zijn ganse huis; en hij is een zoon Belials, dat men
1684 1Sa 25:21 | alles, wat hij heeft, gemist is; en hij heeft mij kwaad
1685 1Sa 25:22 | overlaat, dat mannelijk is! ~
1686 1Sa 25:25 | Nabal; want gelijk zijn naam is, alzo is hij; zijn naam
1687 1Sa 25:25 | gelijk zijn naam is, alzo is hij; zijn naam is Nabal,
1688 1Sa 25:25 | alzo is hij; zijn naam is Nabal, en dwaasheid is bij
1689 1Sa 25:25 | naam is Nabal, en dwaasheid is bij hem; en ik, uw dienstmaagd,
1690 1Sa 25:26 | leeft, en uw ziel leeft, het is de HEERE, Die u verhinderd
1691 1Sa 25:27 | 27 En nu, dit is de zegen, dien uw dienstmaagd
1692 1Sa 25:28 | geen kwaad bij u gevonden is van uw dagen af. ~
1693 1Sa 25:34 | Nabal niemand, die mannelijk is, overgebleven tot het morgenlicht! ~
1694 1Sa 26:3 | die voor aan de wildernis is aan den weg, maar David
1695 1Sa 26:9 | gezalfde des HEEREN gelegd, en is onschuldig gebleven? ~
1696 1Sa 26:11 | die aan zijn hoofdeinde is, en de waterfles, en laat
1697 1Sa 26:15 | gij niet een man, en wie is u gelijk in Israel? Waarom
1698 1Sa 26:15 | wacht gehouden? Want daar is een van het volk gekomen,
1699 1Sa 26:16 | zaak, die gij gedaan hebt, is niet goed; zo waarachtig
1700 1Sa 26:16 | waar de spies des konings is, en de waterfles, die aan
1701 1Sa 26:17 | stem van David, en zeide: Is dit uw stem, mijn zoon David?
1702 1Sa 26:17 | David? David zeide: Het is mijn stem, mijn heer koning! ~
1703 1Sa 26:18 | ik gedaan, en wat kwaad is er in mijn hand? ~
1704 1Sa 26:20 | want de koning van Israel is uitgegaan om een enige vlo
1705 1Sa 26:21 | dierbaar in uw ogen geweest is; zie, ik heb dwaselijk gedaan,
1706 1Sa 26:24 | dage uw ziel in mijn ogen is groot geacht geweest, alzo
1707 1Sa 27:1 | Sauls hand omkomen; mij is niet beter, dan dat ik haastelijk
1708 1Sa 27:6 | dien dage Ziklag; daarom is Ziklag van de koningen van
1709 1Sa 28:7 | zeiden tot hem: Zie, te Endor is een vrouw, die een waarzeggenden
1710 1Sa 28:14 | dan zeide tot haar: Hoe is zijn gedaante? En zij zeide:
1711 1Sa 28:14 | komt een oud man op, en hij is met een mantel bekleed.
1712 1Sa 28:15 | krijgen tegen mij, en God is van mij geweken, en antwoordt
1713 1Sa 28:16 | geweken en uw vijand geworden is? ~
1714 1Sa 29:1 | fontein, die bij Jizreel is. ~
1715 1Sa 29:3 | oversten der Filistijnen: Is deze niet David, de knecht
1716 1Sa 29:3 | deze jaren bij mij geweest is? En ik heb in hem niets
1717 1Sa 29:3 | dag af, dat hij afgevallen is tot dezen dag toe. ~
1718 1Sa 29:4 | zijn heer aangenaam maken? Is het niet met de hoofden
1719 1Sa 29:5 | 5 Is dit niet die David, van
1720 1Sa 29:6 | David, en zeide tot hem: Het is zo waarachtig als de HEERE
1721 1Sa 29:6 | ingang met mij in het leger is goed in mijn ogen; want
1722 1Sa 29:10 | het ulieden licht geworden is, zo gaat heen. ~
1723 1Sa 30:14 | en op hetgeen van Juda is, en tegen het zuiden van
1724 1Sa 30:20 | vee heen, en zeiden: Dit is Davids buit. ~
1725 1Sa 30:24 | gelijk het deel dergenen is, die in den strijd mede
1726 1Sa 30:25 | 25 En dit is van dien dag af en voortaan
1727 1Sa 30:26 | buit, zeggende: Ziet, daar is een zegen voor ulieden,
1728 2Sa 1:4 | zeide David tot hem: Wat is de zaak? Verhaal het mij
1729 2Sa 1:5 | weet gij, dat Saul dood is, en zijn zoon Jonathan? ~
1730 2Sa 1:9 | opgehouden; want mijn leven is nog gans in mij. ~
1731 2Sa 1:18 | boog zou leren; ziet, het is geschreven in het boek des
1732 2Sa 1:19 | van Israel, op uw hoogten is hij verslagen; hoe zijn
1733 2Sa 1:21 | hefofferen; want aldaar is der helden schild smadelijk
1734 2Sa 1:25 | van den strijd! Jonathan is verslagen op uw hoogten! ~
1735 2Sa 2:7 | dewijl uw heer Saul gestorven is; en ook hebben mij die van
1736 2Sa 2:11 | die David koning geweest is te Hebron, over het huis
1737 2Sa 2:11 | over het huis van Juda, is zeven jaren en zes maanden. ~
1738 2Sa 2:16 | Chelkath-Hazurim, die bij Gibeon is. ~
1739 2Sa 2:24 | heuvel van Amma, dewelke is voor Giach, op den weg der
1740 2Sa 3:12 | tot David, zeggende: Wiens is het land? zeggende wijders:
1741 2Sa 3:23 | Abner, de zoon van Ner, is gekomen tot den koning,
1742 2Sa 3:23 | heeft hem laten gaan, en hij is gegaan in vrede. ~
1743 2Sa 3:24 | hebt gij gedaan? Zie, Abner is tot u gekomen; waarom nu
1744 2Sa 3:24 | laten gaan, dat hij zo vrij is weggegaan? ~
1745 2Sa 3:25 | van Ner; dat hij gekomen is om u te overreden, en om
1746 2Sa 3:33 | klage over Abner, en zeide: Is dan Abner gestorven, als
1747 2Sa 3:38 | grote in Israel gevallen is? ~
1748 2Sa 4:8 | tot den koning: Zie, daar is het hoofd van Isboseth,
1749 2Sa 4:10 | boodschapte, zeggende: Zie, Saul is dood; daar hij in zijn ogen
1750 2Sa 5:6 | zullen u afdrijven; dat is te zeggen: David zal hier
1751 2Sa 5:7 | den burg Sion in; dezelve is de stad Davids. ~
1752 2Sa 5:24 | dan rep u; want alsdan is de HEERE voor uw aangezicht
1753 2Sa 6:3 | Abinadab, dat op een heuvel is; en Uza en Ahio, zonen van
1754 2Sa 6:4 | Abinadab, dat op den heuvel is, met de ark Gods, wegvoerden,
1755 2Sa 6:20 | tegemoet, en zeide: Hoe is heden de koning van Israel
1756 2Sa 7:3 | heen, doe al wat in uw hart is, want de HEERE is met u. ~
1757 2Sa 7:3 | uw hart is, want de HEERE is met u. ~
1758 2Sa 7:18 | ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot
1759 2Sa 7:19 | 19 Daartoe is dit in Uw ogen nog klein
1760 2Sa 7:22 | groot, HEERE God! Want er is niemand gelijk Gij, en er
1761 2Sa 7:22 | niemand gelijk Gij, en er is geen God dan alleen Gij,
1762 2Sa 7:23 | 23 En wie is, gelijk Uw volk, gelijk
1763 2Sa 7:23 | volk op aarde, hetwelk God is heengegaan Zich tot een
1764 2Sa 7:26 | De HEERE der heirscharen is God over Israel; en het
1765 2Sa 9:1 | 1 En David zeide: Is er nog iemand die overgebleven
1766 2Sa 9:1 | iemand die overgebleven is van het huis van Saul, dat
1767 2Sa 9:3 | 3 En de koning zeide: Is er nog iemand van het huis
1768 2Sa 9:3 | Ziba tot den koning: Er is nog een zoon van Jonathan,
1769 2Sa 9:3 | van Jonathan, die geslagen is aan beide voeten. ~
1770 2Sa 9:4 | koning zeide tot hem: Waar is hij? En Ziba zeide tot den
1771 2Sa 9:4 | tot den koning: Zie, hij is in het huis van Machir,
1772 2Sa 9:6 | En hij zeide: Zie, hier is uw knecht. ~
1773 2Sa 9:8 | hij zich, en zeide: Wat is uw knecht, dat gij omgezien
1774 2Sa 10:12 | de HEERE nu doe, wat goed is in Zijn ogen. ~
1775 2Sa 11:3 | deze vrouw; en men zeide: Is dat niet Bathseba, de dochter
1776 2Sa 11:10 | te kennen, zeggende: Uria is niet afgegaan in zijn huis.
1777 2Sa 11:21 | knecht, Uria, de Hethiet, is ook dood. ~
1778 2Sa 11:24 | knecht, Uria, de Hethiet, is ook dood. ~
1779 2Sa 12:5 | man, die dat gedaan heeft, is een kind des doods! ~
1780 2Sa 12:8 | gegeven; en indien het weinig is, Ik zou u alzulks en alzulks
1781 2Sa 12:9 | veracht, doende wat kwaad is in Zijn ogen? Gij hebt Uria,
1782 2Sa 12:14 | ook de zoon, die u geboren is, den dood sterven. ~
1783 2Sa 12:18 | tot hem zeggen: Het kind is dood? Want het mocht kwaad
1784 2Sa 12:19 | David tot zijn knechten: Is het kind dood? En zij zeiden:
1785 2Sa 12:19 | dood? En zij zeiden: Het is dood. ~
1786 2Sa 12:21 | zijn knechten tot hem: Wat is dit voor een ding, dat gij
1787 2Sa 12:21 | nadat het kind gestorven is, zijt gij opgestaan en hebt
1788 2Sa 12:23 | 23 Maar nu is het dood, waarom zou ik
1789 2Sa 13:20 | Absalom zeide tot haar: Is uw broeder Amnon bij u geweest?
1790 2Sa 13:20 | zuster, zwijg stil, hij is uw broeder; zet uw hart
1791 2Sa 13:23 | Baal-Hazor, dat bij Efraim is; zo nodigde Absalom al des
1792 2Sa 13:28 | als Amnons hart vrolijk is van den wijn, en ik tot
1793 2Sa 13:28 | hem doden; vreest niet; is het niet, omdat ik het u
1794 2Sa 13:30 | konings geslagen, en er is niet een van hen overgelaten. ~
1795 2Sa 13:32 | hebben; maar Amnon alleen is dood; want bij Absalom is
1796 2Sa 13:32 | is dood; want bij Absalom is er op toegelegd, van den
1797 2Sa 13:33 | dood; want Amnon alleen is dood. ~
1798 2Sa 13:35 | woord uws knechts, alzo is het geschied. ~
1799 2Sa 14:5 | koning zeide tot haar: Wat is u? En zij zeide: Zekerlijk,
1800 2Sa 14:5 | weduwvrouw, en mijn man is gestorven. ~
1801 2Sa 14:7 | zie, het ganse geslacht is opgestaan tegen uw dienstmaagd,
1802 2Sa 14:7 | mijn kool, die overgebleven is, uitblussen, opdat zij mijn
1803 2Sa 14:13 | dit woord gesproken heeft, is hij als een schuldige, dewijl
1804 2Sa 14:15 | mijn heer, te spreken, is omdat het volk mij vreesachtig
1805 2Sa 14:17 | gelijk een Engel Gods, alzo is mijn heer de koning, om
1806 2Sa 14:19 | 19 En de koning zeide: Is Joabs hand met u in dit
1807 2Sa 14:20 | Joab gedaan; doch mijn heer is wijs, naar de wijsheid van
1808 2Sa 14:20 | merken alles, wat op de aarde is. ~
1809 2Sa 14:30 | het stuk akkers van Joab is aan de zijde van het mijne,
1810 2Sa 14:31 | het stuk akkers, dat mijn is, met vuur aangestoken? ~
1811 2Sa 14:32 | aangezicht des konings zien; is er dan nog een misdaad in
1812 2Sa 15:2 | hij dan zeide: Uw knecht is uit een der stammen Israels; ~
1813 2Sa 15:7 | einde nu van veertig jaren is het geschied, dat Absalom
1814 2Sa 15:10 | zult gij zeggen: Absalom is koning te Hebron. ~
1815 2Sa 15:26 | als het in Zijn ogen goed is. ~
1816 2Sa 15:31 | kennen, zeggende: Achitofel is onder degenen, die zich
1817 2Sa 16:3 | Toen zeide de koning: Waar is dan de zoon uws heren? En
1818 2Sa 16:11 | zoon, die van mijn lijf is voortgekomen, zoekt mijn
1819 2Sa 16:17 | Absalom zeide tot Husai: Is dit uw weldadigheid aan
1820 2Sa 17:2 | moede en slap van handen is, en zal hem verschrikken,
1821 2Sa 17:2 | al het volk, dat met hem is, zal vluchten; dan zal ik
1822 2Sa 17:3 | de man, dien gij zoekt, is gelijk het wederkeren van
1823 2Sa 17:7 | op ditmaal geraden heeft, is niet goed. ~
1824 2Sa 17:8 | die van de jongen beroofd is in het veld; daartoe is
1825 2Sa 17:8 | is in het veld; daartoe is uw vader een krijgsman,
1826 2Sa 17:9 | horen, alsdan zal zeggen: Er is een slag geschied onder
1827 2Sa 17:10 | die ook een dapper man is, wiens hart is als een leeuwenhart,
1828 2Sa 17:10 | dapper man is, wiens hart is als een leeuwenhart, te
1829 2Sa 17:10 | weet, dat uw vader een held is, en het dappere mannen zijn,
1830 2Sa 17:11 | als zand, dat aan de zee is, in menigte; en dat uw persoon
1831 2Sa 17:14 | van Husai, den Archiet, is beter dan Achitofels raad.
1832 2Sa 17:16 | al het volk, dat met hem is. ~
1833 2Sa 17:29 | want zij zeiden: Dit volk is hongerig, en moede, en dorstig
1834 2Sa 18:4 | hen: Ik zal doen, wat goed is in uw ogen. De koning nu
1835 2Sa 18:18 | pilaar, die in het koningsdal is; want hij zeide: Ik heb
1836 2Sa 18:20 | dat des konings zoon dood is. ~
1837 2Sa 18:25 | zeide: Indien hij alleen is, zo is er een boodschap
1838 2Sa 18:25 | Indien hij alleen is, zo is er een boodschap in zijn
1839 2Sa 18:26 | Toen zeide de koning: Die is ook een boodschapper. ~
1840 2Sa 18:27 | Toen zeide de koning: Dat is een goed man, en hij zal
1841 2Sa 18:29 | 29 Toen zeide de koning: Is het wel met den jongeling,
1842 2Sa 18:32 | zeide de koning tot Cuschi: Is het wel met den jongeling,
1843 2Sa 19:3 | wegsteelt, dat beschaamd is, wanneer zij in den strijd
1844 2Sa 19:7 | kwaad, dat over u gekomen is van uw jeugd af tot nu toe. ~
1845 2Sa 19:9 | hand der Filistijnen, en nu is hij uit het land gevlucht
1846 2Sa 19:10 | over ons gezalfd hadden, is in den strijd gestorven;
1847 2Sa 19:26 | trekken, want uw knecht is kreupel. ~
1848 2Sa 19:27 | doch mijn heer de koning is als een engel Gods; doe
1849 2Sa 19:27 | Gods; doe dan, wat goed is in uw ogen. ~
1850 2Sa 19:28 | Want al mijns vaders huis is niet geweest, dan maar lieden
1851 2Sa 19:30 | koning met vrede in zijn huis is gekomen. ~
1852 2Sa 19:37 | mijner moeder; maar zie, daar is uw knecht Chimham, laat
1853 2Sa 19:37 | overtrekken, en doe hem, wat goed is in uw ogen. ~
1854 2Sa 19:38 | ik zal hem doen, wat goed is in uw ogen; ja, alles, wat
1855 2Sa 19:42 | de koning ons na verwant is; en waarom zijt gij nu toornig
1856 2Sa 19:43 | niet het eerste geweest is, om onzen koning weder te
1857 2Sa 20:8 | groten steen, die bij Gibeon is, zo kwam Amasa voor hun
1858 2Sa 20:9 | En Joab zeide tot Amasa: Is het wel met u, mijn broeder?
1859 2Sa 20:11 | staan, en hij zeide: Wie is er, die lust heeft aan Joab,
1860 2Sa 20:11 | lust heeft aan Joab, en wie is er, die voor David is, die
1861 2Sa 20:11 | wie is er, die voor David is, die volge Joab na! ~
1862 2Sa 20:19 | een stad, die een moeder is in Israel; waarom zoudt
1863 2Sa 20:21 | 21 De zaak is niet alzo; maar een man
1864 2Sa 20:21 | gebergte van Efraim, wiens naam is Seba, de zoon van Bichri,
1865 2Sa 21:1 | En de HEERE zeide: Het is om Saul en om des bloedhuizes
1866 2Sa 21:4 | Gibeonieten tot hem: Het is ons niet te doen om zilver
1867 2Sa 21:4 | Saul en met zijn huis; ook is het ons niet om iemand te
1868 2Sa 22:2 | Hij zeide dan: De HEERE is mij mijn Steenrots, en mijn
1869 2Sa 22:3 | 3 God is mijn Rots, ik zal op Hem
1870 2Sa 22:4 | HEERE aan, Die te prijzen is, en ik werd verlost van
1871 2Sa 22:31 | 31 Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN
1872 2Sa 22:31 | volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een
1873 2Sa 22:31 | HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op
1874 2Sa 22:32 | 32 Want wie is God, behalve de HEERE, en
1875 2Sa 22:32 | behalve de HEERE, en wie is een rotssteen, behalve onze
1876 2Sa 22:33 | 33 God is mijn Sterkte en Kracht;
1877 2Sa 22:35 | met mijn armen verbroken is. ~
1878 2Sa 22:51 | 51 Hij is een Toren der verlossingen
1879 2Sa 23:1 | zegt, en de man, die hoog is opgericht, de gezalfde van
1880 2Sa 23:2 | gesproken, en Zijn rede is op mijn tong geweest. ~
1881 2Sa 23:5 | Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft
1882 2Sa 23:5 | wel geordineerd en bewaard is; voorzeker is daarin al
1883 2Sa 23:5 | en bewaard is; voorzeker is daarin al mijn heil, en
1884 2Sa 23:15 | bornput, die in de poort is? ~
1885 2Sa 23:16 | bornput, die in de poort is, en droegen het, en kwamen
1886 2Sa 24:5 | stad, die in het midden is van de beek van Gad, en
1887 2Sa 24:14 | zeide David tot Gad: Mij is zeer bange; laat ons toch
1888 2Sa 24:16 | onder het volk maakte: Het is genoeg, trek uw hand nu
1889 2Sa 24:22 | neme en offere, wat goed is in zijn ogen; zie, daar
1890 1Kon 1:9 | die bij de fontein Rogel is; en noodde al zijn broederen,
1891 1Kon 1:11 | zoon van Haggith, koning is? En onze heer David weet
1892 1Kon 1:13 | troon zitten! Waarom dan is Adonia koning? ~
1893 1Kon 1:16 | en de koning zeide: Wat is u? ~
1894 1Kon 1:18 | 18 En nu zie, Adonia is koning; en nu, mijn heer
1895 1Kon 1:23 | Zie, de profeet Nathan is daar; en hij kwam voor het
1896 1Kon 1:25 | 25 Want hij is heden afgegaan, en heeft
1897 1Kon 1:27 | 27 Is deze zaak van mijn heer
1898 1Kon 1:33 | muilezelin, die voor mij is; en voert hem af naar Gihon. ~
1899 1Kon 1:37 | heer den koning geweest is, alzo zij Hij met Salomo;
1900 1Kon 1:41 | bazuinen, en zeide: Waarom is het geroep dier stad, die
1901 1Kon 1:41 | geroep dier stad, die in roer is? ~
1902 1Kon 1:45 | opgetogen, zodat de stad in roer is; dat is het geroep, dat
1903 1Kon 1:45 | de stad in roer is; dat is het geroep, dat gij gehoord
1904 1Kon 2:3 | getuigenissen, gelijk geschreven is in de wet van Mozes; opdat
1905 1Kon 2:8 | 8 En zie, bij u is Simei, de zoon van Gera,
1906 1Kon 2:13 | van Salomo; en zij zeide: Is uw komst vrede? En hij zeide:
1907 1Kon 2:15 | mijns broeders geworden is; want het is van den HEERE
1908 1Kon 2:15 | broeders geworden is; want het is van den HEERE hem geworden. ~
1909 1Kon 2:18 | 18 En Bathseba zeide: Het is goed, ik zal den koning
1910 1Kon 2:22 | het koninkrijk (want hij is mijn broeder, die ouder
1911 1Kon 2:22 | mijn broeder, die ouder is dan ik ben), ja, voor hem,
1912 1Kon 2:29 | gevloden was, en zie, hij is bij het altaar. Toen zond
1913 1Kon 2:32 | beter dan hij, aangevallen is, en die met het zwaard gedood
1914 1Kon 2:38 | tot den koning: Dat woord is goed; gelijk als mijn heer
1915 1Kon 2:42 | zeidet tot mij: Dat woord is goed, dat ik gehoord heb. ~
1916 1Kon 2:45 | 45 Maar de koning Salomo is gezegend; en de troon van
1917 1Kon 2:46 | aan, dat hij stierf. Alzo is het koninkrijk bevestigd
1918 1Kon 3:8 | 8 En Uw knecht is in het midden van Uw volk,
1919 1Kon 3:12 | gelijke voor u niet geweest is, en uws gelijke na u niet
1920 1Kon 3:18 | 18 Het is nu geschied op den derden
1921 1Kon 3:19 | 19 En de zoon dezer vrouw is des nachts gestorven, omdat
1922 1Kon 3:22 | Neen, maar die levende is mijn zoon, en de dode is
1923 1Kon 3:22 | is mijn zoon, en de dode is uw zoon; gene daarentegen
1924 1Kon 3:22 | zeide: Neen, maar de dode is uw zoon, en de levende is
1925 1Kon 3:22 | is uw zoon, en de levende is mijn zoon! Alzo spraken
1926 1Kon 3:23 | de koning: Deze zegt: Dit is mijn zoon, die leeft, maar
1927 1Kon 3:23 | die leeft, maar uw zoon is het, die dood is; en die
1928 1Kon 3:23 | uw zoon is het, die dood is; en die zegt: Neen, maar
1929 1Kon 3:23 | zegt: Neen, maar de dode is uw zoon, en de levende mijn
1930 1Kon 3:27 | doodt het geenszins; die is zijn moeder. ~
1931 1Kon 4:12 | ganse Beth-Sean, hetwelk is bij Zartana, beneden van
1932 1Kon 4:13 | streek van Argob, welke is in Basan, zestig grote steden,
1933 1Kon 4:20 | als zand, dat aan de zee is in menigte, etende, en drinkende,
1934 1Kon 4:29 | dat aan den oever der zee is. ~
1935 1Kon 4:33 | cederboom af, die op den Libanon is, tot op den hysop, die aan
1936 1Kon 5:4 | rondom rust gegeven; er is geen tegenpartijder, en
1937 1Kon 5:6 | weet, dat onder ons niemand is, die weet hout te houwen,
1938 1Kon 6:1 | Israel, in de maand Ziv (deze is de tweede maand), dat hij
1939 1Kon 6:38 | in de maand Bul, welke is de achtste maand, was dit
1940 1Kon 8:1 | de stad Davids, dewelke is Sion. ~
1941 1Kon 8:2 | Ethanim op het feest; die is de zevende maand. ~
1942 1Kon 8:18 | Dewijl dat in uw hart geweest is Mijn Naam een huis te bouwen,
1943 1Kon 8:18 | dat het in uw hart geweest is. ~
1944 1Kon 8:21 | waarin het verbond des HEEREN is, hetwelk Hij met onze vaderen
1945 1Kon 8:23 | HEERE, God van Israel, er is geen God, gelijk Gij, boven
1946 1Kon 8:24 | gelijk het te dezen dage is. ~
1947 1Kon 8:35 | zijn, dat er geen regen is, omdat zij tegen U gezondigd
1948 1Kon 8:46 | tegen U (want geen mens is er, die niet zondigt), en
1949 1Kon 8:46 | land, dat verre of nabij is. ~
1950 1Kon 8:56 | heeft! Niet een enig woord is er gevallen van al Zijn
1951 1Kon 8:57 | gelijk als Hij geweest is met onze vaderen; Hij verlate
1952 1Kon 8:60 | weten, dat de HEERE die God is, niemand meer; ~
1953 1Kon 9:15 | 15 Dit is nu de oorzaak van het uitschot,
1954 1Kon 9:26 | Ezeon-Geber, dat bij Eloth is, aan den oever der Schelfzee,
1955 1Kon 10:6 | tot den koning: Het woord is waarheid geweest, dat ik
1956 1Kon 10:7 | hebben; en zie, de helft is mij niet aangezegd; gij
1957 1Kon 10:10 | Scheba den koning Salomo gaf, is er nooit meer in menigte
1958 1Kon 10:20 | beide zijden, desgelijks is in geen koninkrijken gemaakt
1959 1Kon 11:7 | berg, die voor Jeruzalem is, en voor Molech, het verfoeisel
1960 1Kon 11:11 | Dewijl dit bij u geschied is, dat gij niet hebt gehouden
1961 1Kon 11:27 | 27 Dit is nu de zaak, waarom hij de
1962 1Kon 11:33 | wegen, om te doen wat recht is in Mijn ogen, te weten Mijn
1963 1Kon 11:38 | doen wat recht in Mijn ogen is, houdende Mijn inzettingen
1964 1Kon 11:41 | heeft, en zijn wijsheid, is dat niet geschreven in het
1965 1Kon 12:24 | zijn huis, want deze zaak is van Mij geschied. En zij
1966 1Kon 12:28 | en hij zeide tot hen: Het is ulieden te veel om op te
1967 1Kon 13:3 | wonderteken, zeggende: Dit is dat wonderteken, waarvan
1968 1Kon 13:3 | gescheurd, en de as, die daarop is, afgestort worden. ~
1969 1Kon 13:12 | vader sprak tot hen: Wat weg is hij getogen? En zijn zonen
1970 1Kon 13:17 | 17 Want een woord is tot mij geschied door het
1971 1Kon 13:26 | hoorde, zo zeide hij: Het is de man Gods, die den mond
1972 1Kon 13:26 | des HEEREN wederspannig is geweest; daarom heeft de
1973 1Kon 13:31 | waarin de man Gods begraven is, en legt mijn beenderen
1974 1Kon 13:32 | het altaar, dat te Beth-El is, en tegen al de huizen der
1975 1Kon 14:2 | heen naar Silo, zie, daar is de profeet Ahia, die van
1976 1Kon 14:5 | aangaande haar zoon, want hij is krank; zo en zo zult gij
1977 1Kon 14:8 | te doen alleen wat recht is in Mijn ogen; ~
1978 1Kon 14:10 | uitroeien, wat mannelijk is, den beslotene en verlatene
1979 1Kon 14:13 | huis van Jerobeam gevonden is. ~
1980 1Kon 15:7 | alles, wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het
1981 1Kon 15:19 | 19 Er is een verbond tussen mij en
1982 1Kon 15:27 | hetwelk der Filistijnen is, als Nadab en gans Israel
1983 1Kon 15:31 | al wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het
1984 1Kon 16:14 | al wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het
1985 1Kon 16:15 | Gibbethon, dat der Filistijnen is. ~
1986 1Kon 17:3 | die voor aan de Jordaan is. ~
1987 1Kon 17:5 | die voor aan de Jordaan is. ~
1988 1Kon 17:9 | naar Zarfath, dat bij Sidon is, en woon aldaar; zie, Ik
1989 1Kon 17:24 | HEEREN in uw mond waarheid is. ~ ~ ~
1990 1Kon 18:8 | zeg uw heer: Zie, Elia is hier. ~
1991 1Kon 18:10 | er een volk of koninkrijk is, waar mijn heer niet gezonden
1992 1Kon 18:10 | en als zij zeiden: Hij is hier niet; zo nam hij dat
1993 1Kon 18:11 | zeg uw heer: Zie, Elia is hier. ~
1994 1Kon 18:13 | 13 Is mijn heer niet aangezegd,
1995 1Kon 18:14 | zeg uw heer: Zie, Elia is hier, en hij zou mij doodslaan. ~
1996 1Kon 18:21 | gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het
1997 1Kon 18:21 | volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na! Maar het
1998 1Kon 18:24 | antwoordde en zeide: Dat woord is goed. ~
1999 1Kon 18:27 | met luider stem, want hij is een god; omdat hij in gepeins
2000 1Kon 18:27 | god; omdat hij in gepeins is, of omdat hij wat te doen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7933 |