Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
niemands 3
nieren 32
niesde 1
niet 7660
nietig 3
nietige 2
nietigen 1
Frequency    [«  »]
8706 gij
7945 dat
7933 is
7660 niet
6228 der
6208 uw
6044 u

Bijbel

IntraText - Concordances

niet

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7660

     Book Chapter: Verse
1 Gen 2:5 | uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, 2 Gen 2:17 | kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als 3 Gen 2:18 | HEERE God gesproken: Het is niet goed, dat de mens alleen 4 Gen 2:25 | vrouw; en zij schaamden zich niet. ~ 5 Gen 3:1 | gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes 6 Gen 3:3 | gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, 7 Gen 3:3 | die aanroeren, opdat gij niet sterft. ~ 8 Gen 3:4 | Gijlieden zult den dood niet sterven; ~ 9 Gen 3:11 | gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt? ~ 10 Gen 3:17 | zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk 11 Gen 3:22 | Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van 12 Gen 4:5 | Kain en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kain zeer, 13 Gen 4:7 | 7 Is er niet, indien gij weldoet, verhoging? 14 Gen 4:7 | weldoet, verhoging? en zo gij niet weldoet, de zonde ligt aan 15 Gen 4:9 | En hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder? ~ 16 Gen 4:12 | hij zal u zijn vermogen niet meer geven; gij zult zwervende 17 Gen 4:15 | teken aan Kain; opdat hem niet versloeg al wie hem vond. ~ 18 Gen 5:24 | wandelde met God; en hij was niet meer; want God nam hem weg. ~ 19 Gen 6:3 | de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met 20 Gen 7:2 | wijfje; maar van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje 21 Gen 7:8 | vee, en van het vee, dat niet rein was, en van het gevogelte, 22 Gen 8:12 | duif uit; maar zij keerde niet meer weder tot hem. ~ 23 Gen 8:21 | zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen 24 Gen 8:21 | aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, 25 Gen 8:22 | winter, en dag en nacht, niet ophouden. ~  ~ 26 Gen 9:4 | is zijn bloed, zult gij niet eten. ~ 27 Gen 9:11 | Mijn verbond op met u, dat niet meer alle vlees door de 28 Gen 9:15 | vlees; en de wateren zullen niet meer wezen tot een vloed, 29 Gen 9:23 | de naaktheid huns vaders niet zagen. ~ 30 Gen 11:4 | voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganse 31 Gen 11:6 | maken; maar nu, zoude hun niet afgesneden worden al wat 32 Gen 11:7 | de spraak zijns naasten niet hore. ~ 33 Gen 12:18 | hebt? waarom hebt gij mij niet te kennen gegeven, dat zij 34 Gen 13:6 | 6 En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want 35 Gen 13:6 | was vele, zodat zij samen niet konden wonen. ~ 36 Gen 13:9 | 9 Is niet het ganse land voor uw aangezicht? 37 Gen 14:23 | is, iets neme! opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk 38 Gen 14:25 | gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, 39 Gen 14:28 | zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf 40 Gen 14:34 | het gevogelte deelde hij niet. ~ 41 Gen 14:37 | een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, 42 Gen 14:40 | Amorieten is tot nog toe niet volkomen. ~ 43 Gen 15:1 | Abrams huisvrouw, baarde hem niet; en zij had een Egyptische 44 Gen 15:2 | mij toegesloten, dat ik niet bare; ga toch in tot mijn 45 Gen 15:10 | zodat het vanwege de menigte niet zal geteld worden. ~ 46 Gen 16:5 | 5 En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram; 47 Gen 16:12 | van allen vreemde, welke niet is van uw zaad; ~ 48 Gen 16:14 | hebbende, wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden, dezelve 49 Gen 16:15 | van uw huisvrouw Sarai, niet Sarai noemen; maar haar 50 Gen 17:3 | in Uw ogen, zo gaat toch niet aan Uw knecht voorbij. ~ 51 Gen 17:15 | loochende het, zeggende: Ik heb niet gelachen; want zij vreesde. 52 Gen 17:21 | uiterste gedaan hebben, en zo niet, Ik zal het weten. ~ 53 Gen 17:24 | ombrengen, en de plaats niet sparen, om de vijftig rechtvaardigen, 54 Gen 17:28 | En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven, zo Ik er vijf 55 Gen 17:29 | En Hij zeide: Ik zal het niet doen om der veertigen wil. ~ 56 Gen 17:30 | zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik spreke; 57 Gen 17:30 | En Hij zeide: Ik zal het niet doen, zo Ik aldaar dertig 58 Gen 17:31 | En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der twintigen 59 Gen 17:32 | zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik alleenlijk 60 Gen 17:32 | En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der tienen 61 Gen 18:15 | ongerechtigheid dezer stad niet omkomt. ~ 62 Gen 18:17 | u om uws levens wil; zie niet achter u om, en sta niet 63 Gen 18:17 | niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud 64 Gen 18:17 | gebergte heen, opdat gij niet omkomt. ~ 65 Gen 18:19 | bij het leven; maar ik zal niet kunnen behouden worden naar 66 Gen 18:19 | gebergte heen, opdat mij niet misschien dat kwaad aankleve, 67 Gen 18:20 | behouden worden (is zij niet klein?) opdat mijn ziel 68 Gen 18:21 | deze zaak, dat Ik deze stad niet omkere waarvan gij gesproken 69 Gen 18:33 | haar vader, en hij werd het niet gewaar in haar nederliggen, 70 Gen 18:35 | bij hem. En hij werd het niet gewaar in haar nederliggen, 71 Gen 19:4 | Doch Abimelech was tot haar niet genaderd; daarom zeide hij: 72 Gen 19:5 | 5 Heeft hij zelf mij niet gezegd: Zij is mijn zuster? 73 Gen 19:6 | zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten, haar aan te 74 Gen 19:7 | leeft; maar zo gij haar niet wedergeeft, weet, dat gij 75 Gen 19:9 | daden met mij gedaan, die niet zouden gedaan worden. ~ 76 Gen 19:11 | vreze Gods in deze plaats niet, zodat zij mij om mijner 77 Gen 19:12 | mijns vaders dochter, maar niet mijner moeder dochter; en 78 Gen 20:10 | met mijn zoon, met Izak, niet erven. ~ 79 Gen 20:12 | zeide tot Abraham: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen, over 80 Gen 20:16 | zij zeide: Dat ik het kind niet zie sterven; en zij zat 81 Gen 20:17 | Wat is u, Hagar? Vrees niet; want God heeft naar des 82 Gen 20:26 | zeide Abimelech: Ik heb niet geweten, wie dit stuk gedaan 83 Gen 20:26 | en ook hebt gij het mij niet aangezegd, en ik heb er 84 Gen 20:26 | aangezegd, en ik heb er ook niet van gehoord, dan heden. ~ 85 Gen 21:12 | zeide Hij: Strek uw hand niet uit aan den jongen, en doe 86 Gen 21:12 | zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden. ~ 87 Gen 21:16 | hebt, en uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt; ~ 88 Gen 22:6 | u weren, dat gij uw dode niet zoudt begraven. ~ 89 Gen 23:5 | Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen in dit land; 90 Gen 23:6 | Wacht u, dat gij mijn zoon niet weder daarheen brengt! ~ 91 Gen 23:8 | 8 Maar indien de vrouw u niet volgen wil, zo zult gij 92 Gen 23:8 | alleenlijk breng mijn zoon daar niet weder heen. ~ 93 Gen 23:21 | voorspoedig gemaakt had, of niet. ~ 94 Gen 23:27 | weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn 95 Gen 23:33 | maar hij zeide: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden 96 Gen 23:39 | Misschien zal mij de vrouw niet volgen. ~ 97 Gen 23:41 | zijn; en indien zij haar u niet geven, zo zult gij rein 98 Gen 23:49 | het mij te kennen; en zo niet, geeft het mij ook te kennen, 99 Gen 23:56 | zeide tot hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn 100 Gen 24:2 | verscheen hem en zeide: Trek niet af naar Egypte; woon in 101 Gen 24:7 | de mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want 102 Gen 24:9 | hem: Want ik zeide: Dat ik niet misschien om harentwil sterve. ~ 103 Gen 24:22 | en zij twistten over dien niet; daarom noemde hij deszelfs 104 Gen 24:24 | Abraham, uw vader; vrees niet; want Ik ben met u; en Ik 105 Gen 24:29 | kwaad doet, gelijk als wij u niet aangeroerd hebben, en gelijk 106 Gen 25:1 | donker geworden waren, en hij niet zien kon; toen riep hij 107 Gen 25:2 | weet den dag mijns doods niet. ~ 108 Gen 25:12 | vloek over mij halen, en niet een zegen. ~ 109 Gen 25:21 | zoon Ezau zelf zijt, of niet. ~ 110 Gen 25:23 | 23 Doch hij kende hem niet, omdat zijn handen harig 111 Gen 25:36 | 36 Toen zeide hij: Is het niet omdat men zijn naam noemt 112 Gen 26:15 | dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal 113 Gen 26:16 | deze plaats, en ik heb het niet geweten! ~ 114 Gen 26:17 | vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, en dit 115 Gen 27:8 | Toen zeiden zij: Wij kunnen niet, totdat al de kudden samen 116 Gen 27:15 | zoudt gij mij derhalve om niet dienen? verklaar mij, wat 117 Gen 27:25 | mij gedaan hebt; heb ik niet bij u gediend om Rachel? 118 Gen 27:26 | Laban zeide: Men doet alzo niet te dezer onzer plaatse, 119 Gen 27:36 | Rachel zag, dat zij Jakob niet baarde, zo benijdde Rachel 120 Gen 27:36 | mij kinderen! of indien niet, zo ben ik dood. ~ 121 Gen 27:66 | zeide Jakob: Gij zult mij niet met al geven, indien gij 122 Gen 27:68 | voor uw aangezicht; al wat niet gespikkeld en geplekt is 123 Gen 27:75 | alleen, en hij zette ze niet bij de kudde van Laban. ~ 124 Gen 27:77 | hittig werd, zo stelde hij ze niet, zodat de spadelingen Laban, 125 Gen 28:2 | ziet, het was jegens hem niet als gisteren en eergisteren. ~ 126 Gen 28:5 | vaders, dat het jegens mij niet is als gisteren en eergisteren; 127 Gen 28:7 | veranderd; doch God heeft hem niet toegelaten, om mij kwaad 128 Gen 28:15 | 15 Zijn wij niet vreemden van hem geacht? 129 Gen 28:20 | Syrier, overmits hij hem niet te kennen gaf, dat hij vlood. ~ 130 Gen 28:27 | ontstolen? en hebt het mij niet aangezegd, dat ik u geleid 131 Gen 28:28 | 28 Ook hebt gij mij niet toegelaten mijn zonen en 132 Gen 28:31 | want ik zeide: Opdat gij niet misschien uw dochteren mij 133 Gen 28:32 | goden vinden zult, laat hem niet leven! Onderken gij voor 134 Gen 28:32 | het tot u. Want Jakob wist niet, dat Rachel dezelve gestolen 135 Gen 28:35 | haar vader: Dat de toorn niet ontsteke in mijns heren 136 Gen 28:35 | omdat ik voor uw aangezicht niet kan opstaan; want het gaat 137 Gen 28:35 | maar hij vond de terafim niet. ~ 138 Gen 28:38 | ooien en uw geiten hebben niet misdragen, en de rammen 139 Gen 28:38 | rammen uwer kudde heb ik niet gegeten. ~ 140 Gen 28:39 | verscheurde heb ik tot u niet gebracht; ik heb het geboet; 141 Gen 28:52 | tot u voorbij deze hoop niet komen zal, en dat gij tot 142 Gen 28:52 | en dit opgericht teken, niet komen zult ten kwade! ~ 143 Gen 29:11 | want ik vreze hem, dat hij niet misschien kome, en mij sla, 144 Gen 29:12 | dat vanwege de menigte niet geteld kan worden! ~ 145 Gen 29:25 | toen Hij zag, dat Hij hem niet overmocht, roerde Hij het 146 Gen 29:26 | Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij 147 Gen 29:28 | Hij: Uw naam zal voortaan niet Jakob heten, maar Israel; 148 Gen 29:32 | Israels de verrukte zenuw niet, die op het gewricht der 149 Gen 31:7 | beslapende, hetwelk alzo niet zoude gedaan worden. ~ 150 Gen 31:14 | hen: Wij zullen deze zaak niet kunnen doen, dat wij onze 151 Gen 31:17 | 17 Maar zo gij naar ons niet zult horen, om besneden 152 Gen 31:19 | En de jongeling vertoogde niet, deze zaak te doen; want 153 Gen 31:23 | hun beesten, zullen die niet onze zijn? Alleen laat ons 154 Gen 32:5 | zodat zij de zonen van Jakob niet achterna jaagden. ~ 155 Gen 32:10 | Jakob, uw naam zal voortaan niet Jakob genoemd worden, maar 156 Gen 32:17 | vroedvrouw tot haar: Vrees niet; want deze zoon zult gij 157 Gen 33:7 | vreemdelingschappen kon ze niet dragen vanwege hun vee. ~ 158 Gen 34:4 | haatten zij hem, en konden hem niet vredelijk toespreken. ~ 159 Gen 34:13 | Jozef: Weiden uw broeders niet bij Sichem? Kom, dat ik 160 Gen 34:21 | hij zeide: Laat ons hem niet aan het leven slaan. ~ 161 Gen 34:22 | woestijn is, en legt de hand niet aan hem; opdat hij hem uit 162 Gen 34:27 | verkopen, en onze hand zij niet aan hem; want hij is onze 163 Gen 34:29 | wederkeerde, ziet, zo was Jozef niet in den kuil; toen scheurde 164 Gen 34:30 | zeide: De jongeling is er niet; en ik, waar zal ik heengaan? ~ 165 Gen 34:32 | deze uws zoons rok zij, of niet. ~ 166 Gen 35:9 | wetende, dat dit zaad voor hem niet zoude zijn, zo geschiedde 167 Gen 35:11 | wordt; want hij zeide: Dat niet misschien ook deze sterve, 168 Gen 35:14 | geworden was, en zij hem niet ter vrouw was gegeven. ~ 169 Gen 35:16 | u ingaan; want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter 170 Gen 35:20 | nemen; maar hij vond haar niet. ~ 171 Gen 35:22 | Juda, en zeide: Ik heb haar niet gevonden; en ook zeiden 172 Gen 35:23 | zich, opdat wij misschien niet tot verachting worden; zie, 173 Gen 35:23 | gezonden; maar gij hebt haar niet gevonden. ~ 174 Gen 35:26 | haar aan mijn zoon Sela niet gegeven heb. En hij bekende 175 Gen 35:26 | hij bekende haar voortaan niet meer. ~ 176 Gen 36:10 | aansprak, en hij naar haar niet hoorde, om bij haar te liggen, 177 Gen 36:31 | hen: Zijn de uitleggingen niet van God? Vertelt ze mij 178 Gen 36:46 | schenkers gedacht aan Jozef niet, maar vergat hem. ~  ~ 179 Gen 37:19 | dergelijke van lelijkheid niet gezien in het ganse Egypteland. ~ 180 Gen 37:21 | inkwamen; maar men merkte niet, dat ze in haar buik ingekomen 181 Gen 37:31 | de overvloed in het land niet gemerkt worden, vanwege 182 Gen 37:36 | opdat het land van honger niet verga. ~ 183 Gen 38:2 | daar, opdat wij leven en niet sterven. ~ 184 Gen 38:4 | Jozefs broeder, zond Jakob niet met zijn broederen; want 185 Gen 38:4 | want hij zeide: Opdat hem niet misschien het verderf ontmoete! ~ 186 Gen 38:8 | broederen; maar zij kenden hem niet. ~ 187 Gen 38:13 | onzen vader; doch de een is niet meer. ~ 188 Gen 38:16 | waarheid bij u zij; en indien niet, zo waarlijk als Farao leeft, 189 Gen 38:20 | waargemaakt worden; en gij zult niet sterven. En zij deden alzo. ~ 190 Gen 38:21 | genade bad; maar wij hoorden niet! daarom komt deze benauwdheid 191 Gen 38:22 | zeggende: Heb ik het tot u niet gezegd, toen ik zeide: Zondigt 192 Gen 38:22 | toen ik zeide: Zondigt niet aan dezen jongeling! maar 193 Gen 38:22 | jongeling! maar gij hoordet niet; en ook zijn bloed, ziet, 194 Gen 38:23 | 23 En zij wisten niet, dat het Jozef hoorde; want 195 Gen 38:32 | van onzen vader; de een is niet meer, en de kleinste is 196 Gen 38:36 | van kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is er niet; nu 197 Gen 38:36 | er niet, en Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin wegnemen! 198 Gen 38:37 | mijner zonen, zo ik hem tot u niet wederbreng; geef hem in 199 Gen 38:38 | Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder 200 Gen 39:3 | Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw broeder 201 Gen 39:5 | 5 Maar indien gij hem niet zendt, wij zullen niet aftrekken; 202 Gen 39:5 | hem niet zendt, wij zullen niet aftrekken; want die man 203 Gen 39:5 | Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw broeder 204 Gen 39:8 | reizen, opdat wij leven en niet sterven, noch wij, noch 205 Gen 39:9 | eisen; indien ik hem tot u niet breng en hem voor uw aangezicht 206 Gen 39:10 | 10 Want hadden wij niet gezuimd, voorwaar, wij waren 207 Gen 39:22 | spijze te kopen; wij weten niet, wie ons geld in onze zakken 208 Gen 39:23 | Vrede zij ulieden, vreest niet! Uw God en de God uws vaders 209 Gen 40:4 | stad uitgegaan; zij waren niet verre gekomen, als Jozef 210 Gen 40:5 | 5 Is het deze niet, waaruit mijn heer drinkt? 211 Gen 40:15 | gij gedaan hebt? Weet gij niet, dat zulk een man als ik 212 Gen 40:18 | uw toorn tegen uw knecht niet ontsteken; want gij zijt 213 Gen 40:22 | jongeling zal zijn vader niet kunnen verlaten; indien 214 Gen 40:23 | uw kleinste broeder met u niet afkomt, zo zult gij mijn 215 Gen 40:23 | zult gij mijn aangezicht niet meer zien. ~ 216 Gen 40:26 | hebben wij gezegd: Wij zullen niet mogen aftrekken; indien 217 Gen 40:26 | aangezicht van dien man niet mogen zien, zo deze onze 218 Gen 40:26 | deze onze kleinste broeder niet bij ons is. ~ 219 Gen 40:28 | geworden! en ik heb hem niet gezien tot nu toe. ~ 220 Gen 40:30 | kome, en de jongeling is niet bij ons (alzo zijn ziel 221 Gen 40:31 | ziet, dat de jongeling er niet is, dat hij sterven zal; 222 Gen 40:32 | zeggende: Zo ik hem tot u niet wederbreng, zo zal ik tegen 223 Gen 40:34 | vader, indien de jongeling niet met mij was, opdat ik den 224 Gen 40:34 | was, opdat ik den jammer niet zie, welke mijn vader overkomen 225 Gen 41:1 | 1 Toen kon zich Jozef niet bedwingen voor allen, die 226 Gen 41:3 | zijn broeders konden hem niet antwoorden; want zij waren 227 Gen 41:5 | 5 Maar nu, weest niet bekommerd, en de toorn ontsteke 228 Gen 41:5 | bekommerd, en de toorn ontsteke niet in uw ogen, omdat gij mij 229 Gen 41:8 | gij hebt mij herwaarts niet gezonden, maar God Zelf, 230 Gen 41:9 | kom af tot mij, en vertoef niet. ~ 231 Gen 41:11 | hongers zijn, opdat gij niet verarmt, gij en uw huis, 232 Gen 41:20 | oog verschone uw huisraad niet; want het beste van gans 233 Gen 41:24 | zeide tot hen: Verstoort u niet op den weg. ~ 234 Gen 41:26 | hart, want hij geloofde hen niet. ~ 235 Gen 42:3 | God, uws vaders God; vrees niet van af te trekken naar Egypte; 236 Gen 43:9 | levens geweest, en hebben niet bereikt de dagen van de 237 Gen 43:18 | zullen het voor mijn heer niet verbergen, alzo het geld 238 Gen 43:19 | zaad, opdat wij leven en niet sterven, en het land niet 239 Gen 43:19 | niet sterven, en het land niet woest worde! ~ 240 Gen 43:22 | der priesteren kocht hij niet, want de priesters hadden 241 Gen 43:22 | verkochten zij hun land niet. ~ 242 Gen 43:26 | der priesteren van Farao niet werd. ~ 243 Gen 43:29 | mij, en begraaf mij toch niet in Egypte; ~ 244 Gen 44:10 | zwaar van ouderdom; hij kon niet zien; en hij deed hen naderen 245 Gen 44:11 | zeide tot Jozef: Ik had niet gemeend uw aangezicht te 246 Gen 44:18 | Jozef zeide tot zijn vader: Niet alzo, mijn vader! want deze 247 Gen 45:4 | zult de voortreffelijkste niet zijn! want gij hebt uws 248 Gen 45:6 | 6 Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn 249 Gen 45:6 | verborgen raad; mijn eer worde niet verenigd met hun vergadering! 250 Gen 45:10 | De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever 251 Gen 46:19 | Jozef zeide tot hen: Vreest niet; want ben ik in de plaats 252 Gen 46:21 | 21 Nu dan, vreest niet! Ik zal u en uw kleine kinderen 253 Exo 1:8 | op over Egypte, die Jozef niet gekend had; ~ 254 Exo 1:10 | hetzelve handelen, opdat het niet vermenigvuldige, en het 255 Exo 1:10 | voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot onze vijanden, 256 Exo 1:17 | vroedvrouwen vreesden God, en deden niet, gelijk als de koning van 257 Exo 1:19 | Farao: Omdat de Hebreinnen niet zijn gelijk de Egyptische 258 Exo 2:3 | 3 Doch als zij hem niet langer verbergen kon, zo 259 Exo 3:2 | vuur, en het braambos werd niet verteerd. ~ 260 Exo 3:3 | gezicht, waarom het braambos niet verbrandt. ~ 261 Exo 3:5 | En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit 262 Exo 3:19 | koning van Egypte ulieden niet zal laten gaan, ook niet 263 Exo 3:19 | niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand. ~ 264 Exo 3:21 | uitgaan zult, zo zult gij niet ledig uitgaan. ~ 265 Exo 4:1 | Maar zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijn stem 266 Exo 4:1 | zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen! ~ 267 Exo 4:8 | zal geschieden, zo zij u niet geloven, noch naar de stem 268 Exo 4:9 | zij ook deze twee tekenen niet geloven, noch naar uw stem 269 Exo 4:11 | blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? ~ 270 Exo 4:14 | Mozes, en Hij zeide: is niet Aaron, de Leviet, uw broeder? 271 Exo 4:21 | verstokken, dat hij het volk niet zal laten gaan. ~ 272 Exo 5:2 | trekken? Ik ken den HEERE niet, en ik zal ook Israel niet 273 Exo 5:2 | niet, en ik zal ook Israel niet laten trekken. ~ 274 Exo 5:3 | God, offeren, dat Hij ons niet overkome met pestilentie, 275 Exo 5:8 | opleggen; gij zult daarvan niet verminderen; want zij gaan 276 Exo 5:9 | te doen hebben, en zich niet vergapen aan leugenachtige 277 Exo 5:11 | doch van uw dienst zal niet verminderd worden. ~ 278 Exo 5:14 | gijlieden uw gezette werk niet voleindigd, in het maken 279 Exo 5:18 | arbeidt; doch stro zal u niet gegeven worden; evenwel 280 Exo 5:19 | dewijl men zeide: Gij zult niet minderen van uw tichelstenen, 281 Exo 6:2 | Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. ~ 282 Exo 6:8 | doch zij hoorden naar Mozes niet, vanwege de benauwdheid 283 Exo 6:11 | Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou mij dan 284 Exo 7:4 | Farao nu zal naar ulieden niet horen, en Ik zal Mijn hand 285 Exo 7:13 | verstokte, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE 286 Exo 7:16 | zie, gij hebt tot nu toe niet gehoord. ~ 287 Exo 7:21 | het water uit de rivier niet drinken konden; en er was 288 Exo 7:22 | en hij hoorde naar hen niet, gelijk als de HEERE gesproken 289 Exo 7:23 | zette zijn hart daar ook niet op. ~ 290 Exo 7:24 | van het water der rivier niet drinken. ~ 291 Exo 8:15 | zijn hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk als de HEERE 292 Exo 8:18 | voortbrachten; doch zij konden niet; zo waren de luizen aan 293 Exo 8:19 | verstijfde, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE 294 Exo 8:21 | 21 Want zo gij Mijn volk niet laat trekken, zie, zo zal 295 Exo 8:26 | Mozes dan zeide: Het is niet recht, dat men alzo doe; 296 Exo 8:26 | offerden, zouden zij ons niet stenigen? ~ 297 Exo 8:29 | wegwijke! Alleen, dat Farao niet meer bedriegelijk handele, 298 Exo 8:29 | bedriegelijk handele, dit volk niet latende gaan, om den HEERE 299 Exo 8:31 | van zijn volk; er bleef niet een over. ~ 300 Exo 8:32 | ditmaal, en hij liet het volk niet trekken. ~  ~ 301 Exo 9:6 | kinderen Israels stierf niet een. ~ 302 Exo 9:7 | van het vee van Israel was niet tot een toe gestorven. Doch 303 Exo 9:7 | verzwaard, en hij liet het volk niet trekken. ~ 304 Exo 9:11 | de tovenaars voor Mozes niet staan konden, vanwege de 305 Exo 9:12 | s hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE 306 Exo 9:17 | tegen Mijn volk, dat gij het niet wilt laten trekken? ~ 307 Exo 9:18 | regenen, desgelijks in Egypte niet geweest is van dien dag 308 Exo 9:19 | gevonden zal worden, en niet in huis verzameld zal zijn, 309 Exo 9:21 | 21 Doch die zijn hart niet zette tot des HEEREN woord, 310 Exo 9:28 | trekken laten, en gij zult niet langer blijven. ~ 311 Exo 9:29 | ophouden, en de hagel zal niet meer zijn; opdat gij weet, 312 Exo 9:30 | aangezicht van den HEERE God nog niet vrezen zult. ~ 313 Exo 9:32 | tarwe en de spelt werden niet geslagen; want zij waren 314 Exo 9:33 | hielden op, en de regen werd niet meer uitgegoten op de aarde. ~ 315 Exo 9:35 | hij de kinderen Israels niet trekken liet, gelijk als 316 Exo 10:5 | bedekken, alzo dat men de aarde niet zal kunnen zien; en zij 317 Exo 10:7 | God dienen! weet gij nog niet, dat Egypte verloren is? ~ 318 Exo 10:11 | 11 Niet alzo gij, mannen, gaat nu 319 Exo 10:14 | na dezen zullen er zulke niet wezen; ~ 320 Exo 10:19 | in de Schelfzee; er bleef niet een sprinkhaan over in al 321 Exo 10:20 | hij de kinderen Israels niet liet trekken. ~ 322 Exo 10:23 | Zij zagen de een de ander niet; er stond ook niemand op 323 Exo 10:26 | ook met ons gaan, er zal niet een klauw achterblijven; 324 Exo 10:26 | te dienen; want wij weten niet, waarmede wij den HEERE, 325 Exo 10:27 | s hart; en hij wilde hen niet laten trekken. ~ 326 Exo 10:28 | van mij! wacht u, dat gij niet meer mijn aangezicht ziet; 327 Exo 10:29 | recht gesproken; ik zal niet meer uw aangezicht zien! ~  ~  ~ 328 Exo 11:6 | geweest is, en desgelijks niet meer wezen zal. ~ 329 Exo 11:7 | alle kinderen Israels zal niet een hond zijn tong verroeren, 330 Exo 11:9 | Farao zal naar ulieden niet horen, opdat Mijn wonderen 331 Exo 11:10 | kinderen Israels uit zijn land niet trekken liet. ~  ~ 332 Exo 12:9 | 9 Gij zult daarvan niet rauw eten, ook geenszins 333 Exo 12:10 | 10 Gij zult daarvan ook niet laten overblijven tot den 334 Exo 12:23 | voorbijgaan, en den verderver niet toelaten in uw huizen te 335 Exo 12:30 | er was geen huis, waarin niet een dode was. ~ 336 Exo 12:39 | ongezuurde koeken; want het was niet gedesemd; overmits zij uit 337 Exo 12:39 | uitgedreven werden, zodat zij niet vertoeven konden, noch ook 338 Exo 12:46 | gij zult van het vlees niet buiten uit het huis dragen, 339 Exo 13:3 | daarom zal het gedesemde niet gegeten worden. ~ 340 Exo 13:7 | het gedesemde zal bij u niet gezien worden, ja, er zal 341 Exo 13:13 | lam; wanneer gij het nu niet lost, zo zult gij het den 342 Exo 13:17 | trekken, zo leidde hen God niet op den weg van het land 343 Exo 13:17 | zeide: Dat het den volke niet rouwe, als zij den strijd 344 Exo 13:22 | de vuurkolom des nachts niet weg van het aangezicht des 345 Exo 14:5 | laten trekken, dat zij ons niet dienden? ~ 346 Exo 14:12 | 12 Is dit niet het woord, dat wij in Egypte 347 Exo 14:13 | zeide tot het volk: Vreest niet, staat vast, en ziet het 348 Exo 14:13 | heden gezien hebt, zult gij niet weder zien in eeuwigheid. 349 Exo 14:20 | zodat de een tot den ander niet naderde den gansen nacht. ~ 350 Exo 14:28 | was in de zee; er bleef niet een van hen over. ~ 351 Exo 15:23 | konden het water van Mara niet drinken, want het was bitter; 352 Exo 16:4 | of het in Mijn wet ga, of niet. ~ 353 Exo 16:8 | wij? Uw murmureringen zijn niet tegen ons, maar tegen den 354 Exo 16:15 | is Man, want zij wisten niet wat het was. Mozes dan zeide 355 Exo 16:18 | weinig verzameld had, ontbrak niet; een iegelijk verzamelde 356 Exo 16:20 | 20 Doch zij hoorden niet naar Mozes, maar sommige 357 Exo 16:24 | geboden had; en het stonk niet, en er was geen worm in. ~ 358 Exo 16:25 | zult het heden op het veld niet vinden. ~ 359 Exo 16:26 | sabbat, op denzelven zal het niet zijn. ~ 360 Exo 16:27 | verzamelen; doch zij vonden niet. ~ 361 Exo 17:4 | dit volk doen? Er feilt niet veel aan, of zij zullen 362 Exo 17:7 | in het midden van ons, of niet? ~ 363 Exo 18:17 | zeide tot hem: De zaak is niet goed, die gij doet. ~ 364 Exo 18:18 | voor u, gij alleen kunt het niet doen. ~ 365 Exo 19:13 | hetzij een man, hij zal niet leven. Als de ramshoorn 366 Exo 19:15 | den derden dag, en nadert niet tot de vrouw. ~ 367 Exo 19:21 | betuig dit volk, dat zij niet doorbreken tot den HEERE, 368 Exo 19:22 | zich heiligen, dat de HEERE niet tegen hen uitbreke. ~ 369 Exo 19:23 | volk zal op den berg Sinai niet kunnen klimmen, want Gij 370 Exo 19:24 | de priesters en het volk niet doorbreken, om op te klimmen 371 Exo 19:24 | HEERE, dat Hij tegen hen niet uitbreke. ~ 372 Exo 20:5 | 5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; 373 Exo 20:7 | Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want 374 Exo 20:7 | gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn 375 Exo 20:13 | 13 Gij zult niet doodslaan. ~ 376 Exo 20:14 | 14 Gij zult niet echtbreken. ~ 377 Exo 20:15 | 15 Gij zult niet stelen. ~ 378 Exo 20:17 | 17 Gij zult niet begeren uws naasten huis; 379 Exo 20:17 | uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, 380 Exo 20:19 | horen; en dat God met ons niet spreke, opdat wij niet sterven! ~ 381 Exo 20:19 | ons niet spreke, opdat wij niet sterven! ~ 382 Exo 20:20 | zeide tot het volk: Vreest niet, want God is gekomen, opdat 383 Exo 20:20 | aangezicht zou zijn, dat gij niet zondigdet. ~ 384 Exo 20:23 | 23 Gij zult nevens Mij niet maken zilveren goden, en 385 Exo 20:23 | gouden goden zult gij u niet maken. ~ 386 Exo 20:25 | zult maken, zo zult gij dit niet bouwen van gehouwen steen; 387 Exo 20:26 | 26 Gij zult ook niet met trappen tot Mijn altaar 388 Exo 20:26 | uw schaamte voor hetzelve niet ontdekt worde. ~  ~  ~  ~ 389 Exo 21:2 | hij voor vrij uitgaan, om niet. ~ 390 Exo 21:5 | mijn kinderen lief, ik wil niet vrij uitgaan; ~ 391 Exo 21:7 | dienstmaagd, zo zal zij niet uitgaan, gelijk de knechten 392 Exo 21:8 | haars heren, dat hij haar niet ondertrouwd heeft, zo zal 393 Exo 21:8 | haar te verkopen zal hij niet vermogen, dewijl hij trouweloos 394 Exo 21:10 | en haar huwelijksplicht niet onttrekken. ~ 395 Exo 21:11 | hij haar deze drie dingen niet doet, zo zal zij om niet 396 Exo 21:11 | niet doet, zo zal zij om niet uitgaan, zonder geld. ~ 397 Exo 21:13 | 13 Doch die hem niet nagesteld heeft, maar God 398 Exo 21:18 | een vuist, en hij sterft niet, maar valt te bedde; ~ 399 Exo 21:21 | overeind blijft, zo zal hij niet gewroken worden; want hij 400 Exo 21:28 | worden, en zijn vlees zal niet gegeten worden; maar de 401 Exo 21:29 | overtuigd geweest, en hij hem niet bewaard heeft, en hij doodt 402 Exo 21:33 | graaft, en hij dekt hem niet toe, en een os of ezel valt 403 Exo 21:36 | en zijn heer heeft hem niet bewaard, zo zal hij in alle 404 Exo 22:3 | volkomen wedergeven; heeft hij niet, zo zal hij verkocht worden 405 Exo 22:8 | 8 Indien de dief niet gevonden wordt, zo zal de 406 Exo 22:8 | gebracht worden, of hij niet zijn hand aan zijns naasten 407 Exo 22:11 | hen beiden zijn, of hij niet zijn hand aan zijns naasten 408 Exo 22:11 | aannemen; en hij zal het niet wedergeven. ~ 409 Exo 22:13 | zal hij het verscheurde niet wedergeven. ~ 410 Exo 22:14 | het sterft; zijn heer daar niet bij zijnde, zal hij het 411 Exo 22:15 | geweest is, hij zal het niet wedergeven; indien het gehuurd 412 Exo 22:16 | iemand een maagd verlokt, die niet ondertrouwd is, en hij ligt 413 Exo 22:18 | 18 De toveres zult gij niet laten leven. ~ 414 Exo 22:25 | zult gij tegen hetzelve niet zijn, als een woekeraar; 415 Exo 22:28 | 28 De goden zult gij niet vloeken, en de oversten 416 Exo 22:28 | oversten in uw volk zult gij niet lasteren. ~ 417 Exo 22:29 | volheid en uw tranen zult gij niet uitstellen; den eerstgeborene 418 Exo 23:1 | opnemen; en stelt uw hand niet bij den goddeloze, om een 419 Exo 23:2 | de menigte tot boze zaken niet volgen; en gij zult niet 420 Exo 23:2 | niet volgen; en gij zult niet spreken in een twistige 421 Exo 23:3 | Ook zult gij den geringe niet voortrekken en zijn twistige 422 Exo 23:6 | zult het recht uws armen niet buigen in zijn twistige 423 Exo 23:7 | onschuldige en gerechtige zult gij niet doden; want Ik zal de goddeloze 424 Exo 23:7 | want Ik zal de goddeloze niet rechtvaardigen. ~ 425 Exo 23:9 | zult ook den vreemdeling niet onderdrukken; want gij kent 426 Exo 23:13 | van andere goden zult gij niet gedenken; uit uw mond zal 427 Exo 23:13 | gedenken; uit uw mond zal hij niet gehoord worden! ~ 428 Exo 23:15 | Egypte getogen; doch men zal niet ledig voor Mijn aangezicht 429 Exo 23:18 | feestes tot op den morgen niet vernachten. ~ 430 Exo 23:19 | brengen. Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner 431 Exo 23:21 | gehoorzaam, en verbittert Hem niet; want Hij zal ulieder overtredingen 432 Exo 23:21 | zal ulieder overtredingen niet vergeven; want Mijn Naam 433 Exo 23:24 | Gij zult u voor hun goden niet buigen, noch hen dienen; 434 Exo 23:24 | zult gij naar hun werken niet doen; maar gij zult ze geheel 435 Exo 23:29 | een jaar van uw aangezicht niet uitstoten, opdat het land 436 Exo 23:29 | uitstoten, opdat het land niet woest worde, en het wild 437 Exo 23:29 | het wild gedierte boven u niet vermenigvuldigd worde. ~ 438 Exo 23:33 | 33 Zij zullen in uw land niet wonen, opdat zij u tegen 439 Exo 23:33 | wonen, opdat zij u tegen Mij niet doen zondigen; indien gij 440 Exo 24:2 | den HEERE, maar dat zij niet naderen; en het volk klimme 441 Exo 24:2 | en het volk klimme ook niet op met hem. ~ 442 Exo 24:11 | Doch Hij strekte Zijn hand niet tot de afgezonderden van 443 Exo 25:15 | ark zijn; zij zullen er niet uitgetogen worden. ~ 444 Exo 28:28 | borstlap zal van den efod niet afgescheiden worden. ~ 445 Exo 28:32 | het daaraan zijn, dat het niet gescheurd worde. ~ 446 Exo 28:35 | als hij uitgaat, opdat hij niet sterve. ~ 447 Exo 29:33 | maar een vreemde zal ze niet eten, want ze zijn heilig. ~ 448 Exo 29:34 | vuur verbranden; het zal niet gegeten worden, want het 449 Exo 30:15 | 15 De rijke zal het niet vermeerderen, en de arme 450 Exo 30:15 | vermeerderen, en de arme zal het niet verminderen van de helft 451 Exo 30:20 | water wassen, opdat zij niet sterven; of wanneer zij 452 Exo 30:21 | voeten wassen, opdat zij niet sterven; en dit zal hun 453 Exo 32:1 | uitgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~ 454 Exo 32:22 | toorn mijns heren ontsteke niet! gij kent dit volk, dat 455 Exo 32:23 | opgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~ 456 Exo 32:32 | zonden vergeven zult! doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, 457 Exo 33:1 | uitgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~ 458 Exo 33:22 | toorn mijns heren ontsteke niet! gij kent dit volk, dat 459 Exo 33:23 | opgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~ 460 Exo 33:32 | zonden vergeven zult! doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, 461 Exo 34:3 | zal in het midden van u niet optrekken; want gij zijt 462 Exo 34:3 | volk; dat Ik u op dezen weg niet vertere. ~ 463 Exo 34:11 | Nun, de jongeling, week niet uit het midden der tent. ~ 464 Exo 34:12 | volk op! maar Gij laat mij niet weten, wien Gij met mij 465 Exo 34:15 | Hem: Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van 466 Exo 34:15 | medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken! ~ 467 Exo 34:16 | ogen, ik en Uw volk? Is het niet daarbij, dat Gij met ons 468 Exo 34:20 | Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal 469 Exo 34:23 | maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden. ~  ~  ~ Exodus 470 Exo 34:26 | zullen tegenover dezen berg niet weiden. ~ 471 Exo 34:33 | zal Ik wonderen doen, die niet geschapen zijn op de ganse 472 Exo 34:35 | zult; dat hij misschien niet tot een strik worde in het 473 Exo 34:37 | 14 (Want gij zult u niet buigen voor een anderen 474 Exo 34:38 | dat land; en zij hun goden niet nahoereren, noch hun goden 475 Exo 34:43 | lossen; maar indien gij hem niet zult lossen, zo zult gij 476 Exo 34:43 | zal voor Mijn aangezicht niet ledig verschijnen. ~ 477 Exo 34:48 | bloed van Mijn slachtoffer niet offeren met gedesemd brood; 478 Exo 34:48 | van het paasfeest zal ook niet vernachten tot den morgen. ~ 479 Exo 34:49 | in de melk zijner moeder niet koken. ~ 480 Exo 34:52 | berg afging), zo wist Mozes niet, dat het vel zijns aangezichts 481 Exo 39:21 | de borstlap van den efod niet afgescheiden wierd, gelijk 482 Exo 39:23 | een boord rondom, dat het niet gescheurd wierd. ~ 483 Exo 40:35 | 35 Zodat Mozes niet kon ingaan in de tent der 484 Exo 40:37 | 37 Maar als de wolk niet opgeheven werd, zo reisden 485 Exo 40:37 | opgeheven werd, zo reisden zij niet tot op den dag, dat zij 486 Lev 1:17 | zijn vleugelen klieven, niet afscheiden; en de priester 487 Lev 2:12 | op het altaar zullen zij niet komen tot een liefelijken 488 Lev 2:13 | uw God van uw spijsoffer niet laten afblijven; met al 489 Lev 4:2 | geboden des HEEREN, dat niet zou gedaan worden, en tegen 490 Lev 4:13 | geboden des HEEREN, dat niet zoude gedaan worden, en 491 Lev 4:22 | gedaan zal hebben, hetwelk niet zou gedaan worden, zodat 492 Lev 4:27 | geboden des HEEREN, dat niet gedaan zou worden, zodat 493 Lev 5:1 | geweten heeft; indien hij het niet te kennen geeft, zo zal 494 Lev 5:7 | indien zijn hand zoveel niet bereiken kan, als genoeg 495 Lev 5:8 | haar nek splijten, maar niet afscheiden. ~ 496 Lev 5:11 | 11 Maar indien zijn hand niet bereiken kan aan twee tortelduiven 497 Lev 5:17 | geboden des HEEREN, hetwelk niet zou gedaan worden, al is 498 Lev 5:17 | worden, al is het dat hij het niet geweten heeft, nochtans 499 Lev 5:18 | hij afgedwaald is, die hij niet geweten had; zo zal het 500 Lev 6:12 | gehouden worden, het zal niet uitgeblust worden; maar


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7660

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License