1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7660
Book Chapter: Verse
1 Gen 2:5 | uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde,
2 Gen 2:17 | kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als
3 Gen 2:18 | HEERE God gesproken: Het is niet goed, dat de mens alleen
4 Gen 2:25 | vrouw; en zij schaamden zich niet. ~
5 Gen 3:1 | gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes
6 Gen 3:3 | gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren,
7 Gen 3:3 | die aanroeren, opdat gij niet sterft. ~
8 Gen 3:4 | Gijlieden zult den dood niet sterven; ~
9 Gen 3:11 | gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt? ~
10 Gen 3:17 | zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk
11 Gen 3:22 | Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van
12 Gen 4:5 | Kain en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kain zeer,
13 Gen 4:7 | 7 Is er niet, indien gij weldoet, verhoging?
14 Gen 4:7 | weldoet, verhoging? en zo gij niet weldoet, de zonde ligt aan
15 Gen 4:9 | En hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder? ~
16 Gen 4:12 | hij zal u zijn vermogen niet meer geven; gij zult zwervende
17 Gen 4:15 | teken aan Kain; opdat hem niet versloeg al wie hem vond. ~
18 Gen 5:24 | wandelde met God; en hij was niet meer; want God nam hem weg. ~
19 Gen 6:3 | de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met
20 Gen 7:2 | wijfje; maar van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje
21 Gen 7:8 | vee, en van het vee, dat niet rein was, en van het gevogelte,
22 Gen 8:12 | duif uit; maar zij keerde niet meer weder tot hem. ~
23 Gen 8:21 | zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen
24 Gen 8:21 | aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan,
25 Gen 8:22 | winter, en dag en nacht, niet ophouden. ~ ~
26 Gen 9:4 | is zijn bloed, zult gij niet eten. ~
27 Gen 9:11 | Mijn verbond op met u, dat niet meer alle vlees door de
28 Gen 9:15 | vlees; en de wateren zullen niet meer wezen tot een vloed,
29 Gen 9:23 | de naaktheid huns vaders niet zagen. ~
30 Gen 11:4 | voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganse
31 Gen 11:6 | maken; maar nu, zoude hun niet afgesneden worden al wat
32 Gen 11:7 | de spraak zijns naasten niet hore. ~
33 Gen 12:18 | hebt? waarom hebt gij mij niet te kennen gegeven, dat zij
34 Gen 13:6 | 6 En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want
35 Gen 13:6 | was vele, zodat zij samen niet konden wonen. ~
36 Gen 13:9 | 9 Is niet het ganse land voor uw aangezicht?
37 Gen 14:23 | is, iets neme! opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk
38 Gen 14:25 | gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild,
39 Gen 14:28 | zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf
40 Gen 14:34 | het gevogelte deelde hij niet. ~
41 Gen 14:37 | een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen,
42 Gen 14:40 | Amorieten is tot nog toe niet volkomen. ~
43 Gen 15:1 | Abrams huisvrouw, baarde hem niet; en zij had een Egyptische
44 Gen 15:2 | mij toegesloten, dat ik niet bare; ga toch in tot mijn
45 Gen 15:10 | zodat het vanwege de menigte niet zal geteld worden. ~
46 Gen 16:5 | 5 En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram;
47 Gen 16:12 | van allen vreemde, welke niet is van uw zaad; ~
48 Gen 16:14 | hebbende, wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden, dezelve
49 Gen 16:15 | van uw huisvrouw Sarai, niet Sarai noemen; maar haar
50 Gen 17:3 | in Uw ogen, zo gaat toch niet aan Uw knecht voorbij. ~
51 Gen 17:15 | loochende het, zeggende: Ik heb niet gelachen; want zij vreesde.
52 Gen 17:21 | uiterste gedaan hebben, en zo niet, Ik zal het weten. ~
53 Gen 17:24 | ombrengen, en de plaats niet sparen, om de vijftig rechtvaardigen,
54 Gen 17:28 | En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven, zo Ik er vijf
55 Gen 17:29 | En Hij zeide: Ik zal het niet doen om der veertigen wil. ~
56 Gen 17:30 | zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik spreke;
57 Gen 17:30 | En Hij zeide: Ik zal het niet doen, zo Ik aldaar dertig
58 Gen 17:31 | En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der twintigen
59 Gen 17:32 | zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik alleenlijk
60 Gen 17:32 | En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der tienen
61 Gen 18:15 | ongerechtigheid dezer stad niet omkomt. ~
62 Gen 18:17 | u om uws levens wil; zie niet achter u om, en sta niet
63 Gen 18:17 | niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud
64 Gen 18:17 | gebergte heen, opdat gij niet omkomt. ~
65 Gen 18:19 | bij het leven; maar ik zal niet kunnen behouden worden naar
66 Gen 18:19 | gebergte heen, opdat mij niet misschien dat kwaad aankleve,
67 Gen 18:20 | behouden worden (is zij niet klein?) opdat mijn ziel
68 Gen 18:21 | deze zaak, dat Ik deze stad niet omkere waarvan gij gesproken
69 Gen 18:33 | haar vader, en hij werd het niet gewaar in haar nederliggen,
70 Gen 18:35 | bij hem. En hij werd het niet gewaar in haar nederliggen,
71 Gen 19:4 | Doch Abimelech was tot haar niet genaderd; daarom zeide hij:
72 Gen 19:5 | 5 Heeft hij zelf mij niet gezegd: Zij is mijn zuster?
73 Gen 19:6 | zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten, haar aan te
74 Gen 19:7 | leeft; maar zo gij haar niet wedergeeft, weet, dat gij
75 Gen 19:9 | daden met mij gedaan, die niet zouden gedaan worden. ~
76 Gen 19:11 | vreze Gods in deze plaats niet, zodat zij mij om mijner
77 Gen 19:12 | mijns vaders dochter, maar niet mijner moeder dochter; en
78 Gen 20:10 | met mijn zoon, met Izak, niet erven. ~
79 Gen 20:12 | zeide tot Abraham: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen, over
80 Gen 20:16 | zij zeide: Dat ik het kind niet zie sterven; en zij zat
81 Gen 20:17 | Wat is u, Hagar? Vrees niet; want God heeft naar des
82 Gen 20:26 | zeide Abimelech: Ik heb niet geweten, wie dit stuk gedaan
83 Gen 20:26 | en ook hebt gij het mij niet aangezegd, en ik heb er
84 Gen 20:26 | aangezegd, en ik heb er ook niet van gehoord, dan heden. ~
85 Gen 21:12 | zeide Hij: Strek uw hand niet uit aan den jongen, en doe
86 Gen 21:12 | zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden. ~
87 Gen 21:16 | hebt, en uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt; ~
88 Gen 22:6 | u weren, dat gij uw dode niet zoudt begraven. ~
89 Gen 23:5 | Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen in dit land;
90 Gen 23:6 | Wacht u, dat gij mijn zoon niet weder daarheen brengt! ~
91 Gen 23:8 | 8 Maar indien de vrouw u niet volgen wil, zo zult gij
92 Gen 23:8 | alleenlijk breng mijn zoon daar niet weder heen. ~
93 Gen 23:21 | voorspoedig gemaakt had, of niet. ~
94 Gen 23:27 | weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn
95 Gen 23:33 | maar hij zeide: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden
96 Gen 23:39 | Misschien zal mij de vrouw niet volgen. ~
97 Gen 23:41 | zijn; en indien zij haar u niet geven, zo zult gij rein
98 Gen 23:49 | het mij te kennen; en zo niet, geeft het mij ook te kennen,
99 Gen 23:56 | zeide tot hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn
100 Gen 24:2 | verscheen hem en zeide: Trek niet af naar Egypte; woon in
101 Gen 24:7 | de mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want
102 Gen 24:9 | hem: Want ik zeide: Dat ik niet misschien om harentwil sterve. ~
103 Gen 24:22 | en zij twistten over dien niet; daarom noemde hij deszelfs
104 Gen 24:24 | Abraham, uw vader; vrees niet; want Ik ben met u; en Ik
105 Gen 24:29 | kwaad doet, gelijk als wij u niet aangeroerd hebben, en gelijk
106 Gen 25:1 | donker geworden waren, en hij niet zien kon; toen riep hij
107 Gen 25:2 | weet den dag mijns doods niet. ~
108 Gen 25:12 | vloek over mij halen, en niet een zegen. ~
109 Gen 25:21 | zoon Ezau zelf zijt, of niet. ~
110 Gen 25:23 | 23 Doch hij kende hem niet, omdat zijn handen harig
111 Gen 25:36 | 36 Toen zeide hij: Is het niet omdat men zijn naam noemt
112 Gen 26:15 | dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal
113 Gen 26:16 | deze plaats, en ik heb het niet geweten! ~
114 Gen 26:17 | vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, en dit
115 Gen 27:8 | Toen zeiden zij: Wij kunnen niet, totdat al de kudden samen
116 Gen 27:15 | zoudt gij mij derhalve om niet dienen? verklaar mij, wat
117 Gen 27:25 | mij gedaan hebt; heb ik niet bij u gediend om Rachel?
118 Gen 27:26 | Laban zeide: Men doet alzo niet te dezer onzer plaatse,
119 Gen 27:36 | Rachel zag, dat zij Jakob niet baarde, zo benijdde Rachel
120 Gen 27:36 | mij kinderen! of indien niet, zo ben ik dood. ~
121 Gen 27:66 | zeide Jakob: Gij zult mij niet met al geven, indien gij
122 Gen 27:68 | voor uw aangezicht; al wat niet gespikkeld en geplekt is
123 Gen 27:75 | alleen, en hij zette ze niet bij de kudde van Laban. ~
124 Gen 27:77 | hittig werd, zo stelde hij ze niet, zodat de spadelingen Laban,
125 Gen 28:2 | ziet, het was jegens hem niet als gisteren en eergisteren. ~
126 Gen 28:5 | vaders, dat het jegens mij niet is als gisteren en eergisteren;
127 Gen 28:7 | veranderd; doch God heeft hem niet toegelaten, om mij kwaad
128 Gen 28:15 | 15 Zijn wij niet vreemden van hem geacht?
129 Gen 28:20 | Syrier, overmits hij hem niet te kennen gaf, dat hij vlood. ~
130 Gen 28:27 | ontstolen? en hebt het mij niet aangezegd, dat ik u geleid
131 Gen 28:28 | 28 Ook hebt gij mij niet toegelaten mijn zonen en
132 Gen 28:31 | want ik zeide: Opdat gij niet misschien uw dochteren mij
133 Gen 28:32 | goden vinden zult, laat hem niet leven! Onderken gij voor
134 Gen 28:32 | het tot u. Want Jakob wist niet, dat Rachel dezelve gestolen
135 Gen 28:35 | haar vader: Dat de toorn niet ontsteke in mijns heren
136 Gen 28:35 | omdat ik voor uw aangezicht niet kan opstaan; want het gaat
137 Gen 28:35 | maar hij vond de terafim niet. ~
138 Gen 28:38 | ooien en uw geiten hebben niet misdragen, en de rammen
139 Gen 28:38 | rammen uwer kudde heb ik niet gegeten. ~
140 Gen 28:39 | verscheurde heb ik tot u niet gebracht; ik heb het geboet;
141 Gen 28:52 | tot u voorbij deze hoop niet komen zal, en dat gij tot
142 Gen 28:52 | en dit opgericht teken, niet komen zult ten kwade! ~
143 Gen 29:11 | want ik vreze hem, dat hij niet misschien kome, en mij sla,
144 Gen 29:12 | dat vanwege de menigte niet geteld kan worden! ~
145 Gen 29:25 | toen Hij zag, dat Hij hem niet overmocht, roerde Hij het
146 Gen 29:26 | Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij
147 Gen 29:28 | Hij: Uw naam zal voortaan niet Jakob heten, maar Israel;
148 Gen 29:32 | Israels de verrukte zenuw niet, die op het gewricht der
149 Gen 31:7 | beslapende, hetwelk alzo niet zoude gedaan worden. ~
150 Gen 31:14 | hen: Wij zullen deze zaak niet kunnen doen, dat wij onze
151 Gen 31:17 | 17 Maar zo gij naar ons niet zult horen, om besneden
152 Gen 31:19 | En de jongeling vertoogde niet, deze zaak te doen; want
153 Gen 31:23 | hun beesten, zullen die niet onze zijn? Alleen laat ons
154 Gen 32:5 | zodat zij de zonen van Jakob niet achterna jaagden. ~
155 Gen 32:10 | Jakob, uw naam zal voortaan niet Jakob genoemd worden, maar
156 Gen 32:17 | vroedvrouw tot haar: Vrees niet; want deze zoon zult gij
157 Gen 33:7 | vreemdelingschappen kon ze niet dragen vanwege hun vee. ~
158 Gen 34:4 | haatten zij hem, en konden hem niet vredelijk toespreken. ~
159 Gen 34:13 | Jozef: Weiden uw broeders niet bij Sichem? Kom, dat ik
160 Gen 34:21 | hij zeide: Laat ons hem niet aan het leven slaan. ~
161 Gen 34:22 | woestijn is, en legt de hand niet aan hem; opdat hij hem uit
162 Gen 34:27 | verkopen, en onze hand zij niet aan hem; want hij is onze
163 Gen 34:29 | wederkeerde, ziet, zo was Jozef niet in den kuil; toen scheurde
164 Gen 34:30 | zeide: De jongeling is er niet; en ik, waar zal ik heengaan? ~
165 Gen 34:32 | deze uws zoons rok zij, of niet. ~
166 Gen 35:9 | wetende, dat dit zaad voor hem niet zoude zijn, zo geschiedde
167 Gen 35:11 | wordt; want hij zeide: Dat niet misschien ook deze sterve,
168 Gen 35:14 | geworden was, en zij hem niet ter vrouw was gegeven. ~
169 Gen 35:16 | u ingaan; want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter
170 Gen 35:20 | nemen; maar hij vond haar niet. ~
171 Gen 35:22 | Juda, en zeide: Ik heb haar niet gevonden; en ook zeiden
172 Gen 35:23 | zich, opdat wij misschien niet tot verachting worden; zie,
173 Gen 35:23 | gezonden; maar gij hebt haar niet gevonden. ~
174 Gen 35:26 | haar aan mijn zoon Sela niet gegeven heb. En hij bekende
175 Gen 35:26 | hij bekende haar voortaan niet meer. ~
176 Gen 36:10 | aansprak, en hij naar haar niet hoorde, om bij haar te liggen,
177 Gen 36:31 | hen: Zijn de uitleggingen niet van God? Vertelt ze mij
178 Gen 36:46 | schenkers gedacht aan Jozef niet, maar vergat hem. ~ ~
179 Gen 37:19 | dergelijke van lelijkheid niet gezien in het ganse Egypteland. ~
180 Gen 37:21 | inkwamen; maar men merkte niet, dat ze in haar buik ingekomen
181 Gen 37:31 | de overvloed in het land niet gemerkt worden, vanwege
182 Gen 37:36 | opdat het land van honger niet verga. ~
183 Gen 38:2 | daar, opdat wij leven en niet sterven. ~
184 Gen 38:4 | Jozefs broeder, zond Jakob niet met zijn broederen; want
185 Gen 38:4 | want hij zeide: Opdat hem niet misschien het verderf ontmoete! ~
186 Gen 38:8 | broederen; maar zij kenden hem niet. ~
187 Gen 38:13 | onzen vader; doch de een is niet meer. ~
188 Gen 38:16 | waarheid bij u zij; en indien niet, zo waarlijk als Farao leeft,
189 Gen 38:20 | waargemaakt worden; en gij zult niet sterven. En zij deden alzo. ~
190 Gen 38:21 | genade bad; maar wij hoorden niet! daarom komt deze benauwdheid
191 Gen 38:22 | zeggende: Heb ik het tot u niet gezegd, toen ik zeide: Zondigt
192 Gen 38:22 | toen ik zeide: Zondigt niet aan dezen jongeling! maar
193 Gen 38:22 | jongeling! maar gij hoordet niet; en ook zijn bloed, ziet,
194 Gen 38:23 | 23 En zij wisten niet, dat het Jozef hoorde; want
195 Gen 38:32 | van onzen vader; de een is niet meer, en de kleinste is
196 Gen 38:36 | van kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is er niet; nu
197 Gen 38:36 | er niet, en Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin wegnemen!
198 Gen 38:37 | mijner zonen, zo ik hem tot u niet wederbreng; geef hem in
199 Gen 38:38 | Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder
200 Gen 39:3 | Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw broeder
201 Gen 39:5 | 5 Maar indien gij hem niet zendt, wij zullen niet aftrekken;
202 Gen 39:5 | hem niet zendt, wij zullen niet aftrekken; want die man
203 Gen 39:5 | Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw broeder
204 Gen 39:8 | reizen, opdat wij leven en niet sterven, noch wij, noch
205 Gen 39:9 | eisen; indien ik hem tot u niet breng en hem voor uw aangezicht
206 Gen 39:10 | 10 Want hadden wij niet gezuimd, voorwaar, wij waren
207 Gen 39:22 | spijze te kopen; wij weten niet, wie ons geld in onze zakken
208 Gen 39:23 | Vrede zij ulieden, vreest niet! Uw God en de God uws vaders
209 Gen 40:4 | stad uitgegaan; zij waren niet verre gekomen, als Jozef
210 Gen 40:5 | 5 Is het deze niet, waaruit mijn heer drinkt?
211 Gen 40:15 | gij gedaan hebt? Weet gij niet, dat zulk een man als ik
212 Gen 40:18 | uw toorn tegen uw knecht niet ontsteken; want gij zijt
213 Gen 40:22 | jongeling zal zijn vader niet kunnen verlaten; indien
214 Gen 40:23 | uw kleinste broeder met u niet afkomt, zo zult gij mijn
215 Gen 40:23 | zult gij mijn aangezicht niet meer zien. ~
216 Gen 40:26 | hebben wij gezegd: Wij zullen niet mogen aftrekken; indien
217 Gen 40:26 | aangezicht van dien man niet mogen zien, zo deze onze
218 Gen 40:26 | deze onze kleinste broeder niet bij ons is. ~
219 Gen 40:28 | geworden! en ik heb hem niet gezien tot nu toe. ~
220 Gen 40:30 | kome, en de jongeling is niet bij ons (alzo zijn ziel
221 Gen 40:31 | ziet, dat de jongeling er niet is, dat hij sterven zal;
222 Gen 40:32 | zeggende: Zo ik hem tot u niet wederbreng, zo zal ik tegen
223 Gen 40:34 | vader, indien de jongeling niet met mij was, opdat ik den
224 Gen 40:34 | was, opdat ik den jammer niet zie, welke mijn vader overkomen
225 Gen 41:1 | 1 Toen kon zich Jozef niet bedwingen voor allen, die
226 Gen 41:3 | zijn broeders konden hem niet antwoorden; want zij waren
227 Gen 41:5 | 5 Maar nu, weest niet bekommerd, en de toorn ontsteke
228 Gen 41:5 | bekommerd, en de toorn ontsteke niet in uw ogen, omdat gij mij
229 Gen 41:8 | gij hebt mij herwaarts niet gezonden, maar God Zelf,
230 Gen 41:9 | kom af tot mij, en vertoef niet. ~
231 Gen 41:11 | hongers zijn, opdat gij niet verarmt, gij en uw huis,
232 Gen 41:20 | oog verschone uw huisraad niet; want het beste van gans
233 Gen 41:24 | zeide tot hen: Verstoort u niet op den weg. ~
234 Gen 41:26 | hart, want hij geloofde hen niet. ~
235 Gen 42:3 | God, uws vaders God; vrees niet van af te trekken naar Egypte;
236 Gen 43:9 | levens geweest, en hebben niet bereikt de dagen van de
237 Gen 43:18 | zullen het voor mijn heer niet verbergen, alzo het geld
238 Gen 43:19 | zaad, opdat wij leven en niet sterven, en het land niet
239 Gen 43:19 | niet sterven, en het land niet woest worde! ~
240 Gen 43:22 | der priesteren kocht hij niet, want de priesters hadden
241 Gen 43:22 | verkochten zij hun land niet. ~
242 Gen 43:26 | der priesteren van Farao niet werd. ~
243 Gen 43:29 | mij, en begraaf mij toch niet in Egypte; ~
244 Gen 44:10 | zwaar van ouderdom; hij kon niet zien; en hij deed hen naderen
245 Gen 44:11 | zeide tot Jozef: Ik had niet gemeend uw aangezicht te
246 Gen 44:18 | Jozef zeide tot zijn vader: Niet alzo, mijn vader! want deze
247 Gen 45:4 | zult de voortreffelijkste niet zijn! want gij hebt uws
248 Gen 45:6 | 6 Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn
249 Gen 45:6 | verborgen raad; mijn eer worde niet verenigd met hun vergadering!
250 Gen 45:10 | De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever
251 Gen 46:19 | Jozef zeide tot hen: Vreest niet; want ben ik in de plaats
252 Gen 46:21 | 21 Nu dan, vreest niet! Ik zal u en uw kleine kinderen
253 Exo 1:8 | op over Egypte, die Jozef niet gekend had; ~
254 Exo 1:10 | hetzelve handelen, opdat het niet vermenigvuldige, en het
255 Exo 1:10 | voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot onze vijanden,
256 Exo 1:17 | vroedvrouwen vreesden God, en deden niet, gelijk als de koning van
257 Exo 1:19 | Farao: Omdat de Hebreinnen niet zijn gelijk de Egyptische
258 Exo 2:3 | 3 Doch als zij hem niet langer verbergen kon, zo
259 Exo 3:2 | vuur, en het braambos werd niet verteerd. ~
260 Exo 3:3 | gezicht, waarom het braambos niet verbrandt. ~
261 Exo 3:5 | En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit
262 Exo 3:19 | koning van Egypte ulieden niet zal laten gaan, ook niet
263 Exo 3:19 | niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand. ~
264 Exo 3:21 | uitgaan zult, zo zult gij niet ledig uitgaan. ~
265 Exo 4:1 | Maar zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijn stem
266 Exo 4:1 | zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen! ~
267 Exo 4:8 | zal geschieden, zo zij u niet geloven, noch naar de stem
268 Exo 4:9 | zij ook deze twee tekenen niet geloven, noch naar uw stem
269 Exo 4:11 | blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? ~
270 Exo 4:14 | Mozes, en Hij zeide: is niet Aaron, de Leviet, uw broeder?
271 Exo 4:21 | verstokken, dat hij het volk niet zal laten gaan. ~
272 Exo 5:2 | trekken? Ik ken den HEERE niet, en ik zal ook Israel niet
273 Exo 5:2 | niet, en ik zal ook Israel niet laten trekken. ~
274 Exo 5:3 | God, offeren, dat Hij ons niet overkome met pestilentie,
275 Exo 5:8 | opleggen; gij zult daarvan niet verminderen; want zij gaan
276 Exo 5:9 | te doen hebben, en zich niet vergapen aan leugenachtige
277 Exo 5:11 | doch van uw dienst zal niet verminderd worden. ~
278 Exo 5:14 | gijlieden uw gezette werk niet voleindigd, in het maken
279 Exo 5:18 | arbeidt; doch stro zal u niet gegeven worden; evenwel
280 Exo 5:19 | dewijl men zeide: Gij zult niet minderen van uw tichelstenen,
281 Exo 6:2 | Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. ~
282 Exo 6:8 | doch zij hoorden naar Mozes niet, vanwege de benauwdheid
283 Exo 6:11 | Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou mij dan
284 Exo 7:4 | Farao nu zal naar ulieden niet horen, en Ik zal Mijn hand
285 Exo 7:13 | verstokte, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE
286 Exo 7:16 | zie, gij hebt tot nu toe niet gehoord. ~
287 Exo 7:21 | het water uit de rivier niet drinken konden; en er was
288 Exo 7:22 | en hij hoorde naar hen niet, gelijk als de HEERE gesproken
289 Exo 7:23 | zette zijn hart daar ook niet op. ~
290 Exo 7:24 | van het water der rivier niet drinken. ~
291 Exo 8:15 | zijn hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk als de HEERE
292 Exo 8:18 | voortbrachten; doch zij konden niet; zo waren de luizen aan
293 Exo 8:19 | verstijfde, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE
294 Exo 8:21 | 21 Want zo gij Mijn volk niet laat trekken, zie, zo zal
295 Exo 8:26 | Mozes dan zeide: Het is niet recht, dat men alzo doe;
296 Exo 8:26 | offerden, zouden zij ons niet stenigen? ~
297 Exo 8:29 | wegwijke! Alleen, dat Farao niet meer bedriegelijk handele,
298 Exo 8:29 | bedriegelijk handele, dit volk niet latende gaan, om den HEERE
299 Exo 8:31 | van zijn volk; er bleef niet een over. ~
300 Exo 8:32 | ditmaal, en hij liet het volk niet trekken. ~ ~
301 Exo 9:6 | kinderen Israels stierf niet een. ~
302 Exo 9:7 | van het vee van Israel was niet tot een toe gestorven. Doch
303 Exo 9:7 | verzwaard, en hij liet het volk niet trekken. ~
304 Exo 9:11 | de tovenaars voor Mozes niet staan konden, vanwege de
305 Exo 9:12 | s hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE
306 Exo 9:17 | tegen Mijn volk, dat gij het niet wilt laten trekken? ~
307 Exo 9:18 | regenen, desgelijks in Egypte niet geweest is van dien dag
308 Exo 9:19 | gevonden zal worden, en niet in huis verzameld zal zijn,
309 Exo 9:21 | 21 Doch die zijn hart niet zette tot des HEEREN woord,
310 Exo 9:28 | trekken laten, en gij zult niet langer blijven. ~
311 Exo 9:29 | ophouden, en de hagel zal niet meer zijn; opdat gij weet,
312 Exo 9:30 | aangezicht van den HEERE God nog niet vrezen zult. ~
313 Exo 9:32 | tarwe en de spelt werden niet geslagen; want zij waren
314 Exo 9:33 | hielden op, en de regen werd niet meer uitgegoten op de aarde. ~
315 Exo 9:35 | hij de kinderen Israels niet trekken liet, gelijk als
316 Exo 10:5 | bedekken, alzo dat men de aarde niet zal kunnen zien; en zij
317 Exo 10:7 | God dienen! weet gij nog niet, dat Egypte verloren is? ~
318 Exo 10:11 | 11 Niet alzo gij, mannen, gaat nu
319 Exo 10:14 | na dezen zullen er zulke niet wezen; ~
320 Exo 10:19 | in de Schelfzee; er bleef niet een sprinkhaan over in al
321 Exo 10:20 | hij de kinderen Israels niet liet trekken. ~
322 Exo 10:23 | Zij zagen de een de ander niet; er stond ook niemand op
323 Exo 10:26 | ook met ons gaan, er zal niet een klauw achterblijven;
324 Exo 10:26 | te dienen; want wij weten niet, waarmede wij den HEERE,
325 Exo 10:27 | s hart; en hij wilde hen niet laten trekken. ~
326 Exo 10:28 | van mij! wacht u, dat gij niet meer mijn aangezicht ziet;
327 Exo 10:29 | recht gesproken; ik zal niet meer uw aangezicht zien! ~ ~ ~
328 Exo 11:6 | geweest is, en desgelijks niet meer wezen zal. ~
329 Exo 11:7 | alle kinderen Israels zal niet een hond zijn tong verroeren,
330 Exo 11:9 | Farao zal naar ulieden niet horen, opdat Mijn wonderen
331 Exo 11:10 | kinderen Israels uit zijn land niet trekken liet. ~ ~
332 Exo 12:9 | 9 Gij zult daarvan niet rauw eten, ook geenszins
333 Exo 12:10 | 10 Gij zult daarvan ook niet laten overblijven tot den
334 Exo 12:23 | voorbijgaan, en den verderver niet toelaten in uw huizen te
335 Exo 12:30 | er was geen huis, waarin niet een dode was. ~
336 Exo 12:39 | ongezuurde koeken; want het was niet gedesemd; overmits zij uit
337 Exo 12:39 | uitgedreven werden, zodat zij niet vertoeven konden, noch ook
338 Exo 12:46 | gij zult van het vlees niet buiten uit het huis dragen,
339 Exo 13:3 | daarom zal het gedesemde niet gegeten worden. ~
340 Exo 13:7 | het gedesemde zal bij u niet gezien worden, ja, er zal
341 Exo 13:13 | lam; wanneer gij het nu niet lost, zo zult gij het den
342 Exo 13:17 | trekken, zo leidde hen God niet op den weg van het land
343 Exo 13:17 | zeide: Dat het den volke niet rouwe, als zij den strijd
344 Exo 13:22 | de vuurkolom des nachts niet weg van het aangezicht des
345 Exo 14:5 | laten trekken, dat zij ons niet dienden? ~
346 Exo 14:12 | 12 Is dit niet het woord, dat wij in Egypte
347 Exo 14:13 | zeide tot het volk: Vreest niet, staat vast, en ziet het
348 Exo 14:13 | heden gezien hebt, zult gij niet weder zien in eeuwigheid.
349 Exo 14:20 | zodat de een tot den ander niet naderde den gansen nacht. ~
350 Exo 14:28 | was in de zee; er bleef niet een van hen over. ~
351 Exo 15:23 | konden het water van Mara niet drinken, want het was bitter;
352 Exo 16:4 | of het in Mijn wet ga, of niet. ~
353 Exo 16:8 | wij? Uw murmureringen zijn niet tegen ons, maar tegen den
354 Exo 16:15 | is Man, want zij wisten niet wat het was. Mozes dan zeide
355 Exo 16:18 | weinig verzameld had, ontbrak niet; een iegelijk verzamelde
356 Exo 16:20 | 20 Doch zij hoorden niet naar Mozes, maar sommige
357 Exo 16:24 | geboden had; en het stonk niet, en er was geen worm in. ~
358 Exo 16:25 | zult het heden op het veld niet vinden. ~
359 Exo 16:26 | sabbat, op denzelven zal het niet zijn. ~
360 Exo 16:27 | verzamelen; doch zij vonden niet. ~
361 Exo 17:4 | dit volk doen? Er feilt niet veel aan, of zij zullen
362 Exo 17:7 | in het midden van ons, of niet? ~
363 Exo 18:17 | zeide tot hem: De zaak is niet goed, die gij doet. ~
364 Exo 18:18 | voor u, gij alleen kunt het niet doen. ~
365 Exo 19:13 | hetzij een man, hij zal niet leven. Als de ramshoorn
366 Exo 19:15 | den derden dag, en nadert niet tot de vrouw. ~
367 Exo 19:21 | betuig dit volk, dat zij niet doorbreken tot den HEERE,
368 Exo 19:22 | zich heiligen, dat de HEERE niet tegen hen uitbreke. ~
369 Exo 19:23 | volk zal op den berg Sinai niet kunnen klimmen, want Gij
370 Exo 19:24 | de priesters en het volk niet doorbreken, om op te klimmen
371 Exo 19:24 | HEERE, dat Hij tegen hen niet uitbreke. ~
372 Exo 20:5 | 5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen;
373 Exo 20:7 | Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want
374 Exo 20:7 | gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn
375 Exo 20:13 | 13 Gij zult niet doodslaan. ~
376 Exo 20:14 | 14 Gij zult niet echtbreken. ~
377 Exo 20:15 | 15 Gij zult niet stelen. ~
378 Exo 20:17 | 17 Gij zult niet begeren uws naasten huis;
379 Exo 20:17 | uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw,
380 Exo 20:19 | horen; en dat God met ons niet spreke, opdat wij niet sterven! ~
381 Exo 20:19 | ons niet spreke, opdat wij niet sterven! ~
382 Exo 20:20 | zeide tot het volk: Vreest niet, want God is gekomen, opdat
383 Exo 20:20 | aangezicht zou zijn, dat gij niet zondigdet. ~
384 Exo 20:23 | 23 Gij zult nevens Mij niet maken zilveren goden, en
385 Exo 20:23 | gouden goden zult gij u niet maken. ~
386 Exo 20:25 | zult maken, zo zult gij dit niet bouwen van gehouwen steen;
387 Exo 20:26 | 26 Gij zult ook niet met trappen tot Mijn altaar
388 Exo 20:26 | uw schaamte voor hetzelve niet ontdekt worde. ~ ~ ~ ~
389 Exo 21:2 | hij voor vrij uitgaan, om niet. ~
390 Exo 21:5 | mijn kinderen lief, ik wil niet vrij uitgaan; ~
391 Exo 21:7 | dienstmaagd, zo zal zij niet uitgaan, gelijk de knechten
392 Exo 21:8 | haars heren, dat hij haar niet ondertrouwd heeft, zo zal
393 Exo 21:8 | haar te verkopen zal hij niet vermogen, dewijl hij trouweloos
394 Exo 21:10 | en haar huwelijksplicht niet onttrekken. ~
395 Exo 21:11 | hij haar deze drie dingen niet doet, zo zal zij om niet
396 Exo 21:11 | niet doet, zo zal zij om niet uitgaan, zonder geld. ~
397 Exo 21:13 | 13 Doch die hem niet nagesteld heeft, maar God
398 Exo 21:18 | een vuist, en hij sterft niet, maar valt te bedde; ~
399 Exo 21:21 | overeind blijft, zo zal hij niet gewroken worden; want hij
400 Exo 21:28 | worden, en zijn vlees zal niet gegeten worden; maar de
401 Exo 21:29 | overtuigd geweest, en hij hem niet bewaard heeft, en hij doodt
402 Exo 21:33 | graaft, en hij dekt hem niet toe, en een os of ezel valt
403 Exo 21:36 | en zijn heer heeft hem niet bewaard, zo zal hij in alle
404 Exo 22:3 | volkomen wedergeven; heeft hij niet, zo zal hij verkocht worden
405 Exo 22:8 | 8 Indien de dief niet gevonden wordt, zo zal de
406 Exo 22:8 | gebracht worden, of hij niet zijn hand aan zijns naasten
407 Exo 22:11 | hen beiden zijn, of hij niet zijn hand aan zijns naasten
408 Exo 22:11 | aannemen; en hij zal het niet wedergeven. ~
409 Exo 22:13 | zal hij het verscheurde niet wedergeven. ~
410 Exo 22:14 | het sterft; zijn heer daar niet bij zijnde, zal hij het
411 Exo 22:15 | geweest is, hij zal het niet wedergeven; indien het gehuurd
412 Exo 22:16 | iemand een maagd verlokt, die niet ondertrouwd is, en hij ligt
413 Exo 22:18 | 18 De toveres zult gij niet laten leven. ~
414 Exo 22:25 | zult gij tegen hetzelve niet zijn, als een woekeraar;
415 Exo 22:28 | 28 De goden zult gij niet vloeken, en de oversten
416 Exo 22:28 | oversten in uw volk zult gij niet lasteren. ~
417 Exo 22:29 | volheid en uw tranen zult gij niet uitstellen; den eerstgeborene
418 Exo 23:1 | opnemen; en stelt uw hand niet bij den goddeloze, om een
419 Exo 23:2 | de menigte tot boze zaken niet volgen; en gij zult niet
420 Exo 23:2 | niet volgen; en gij zult niet spreken in een twistige
421 Exo 23:3 | Ook zult gij den geringe niet voortrekken en zijn twistige
422 Exo 23:6 | zult het recht uws armen niet buigen in zijn twistige
423 Exo 23:7 | onschuldige en gerechtige zult gij niet doden; want Ik zal de goddeloze
424 Exo 23:7 | want Ik zal de goddeloze niet rechtvaardigen. ~
425 Exo 23:9 | zult ook den vreemdeling niet onderdrukken; want gij kent
426 Exo 23:13 | van andere goden zult gij niet gedenken; uit uw mond zal
427 Exo 23:13 | gedenken; uit uw mond zal hij niet gehoord worden! ~
428 Exo 23:15 | Egypte getogen; doch men zal niet ledig voor Mijn aangezicht
429 Exo 23:18 | feestes tot op den morgen niet vernachten. ~
430 Exo 23:19 | brengen. Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner
431 Exo 23:21 | gehoorzaam, en verbittert Hem niet; want Hij zal ulieder overtredingen
432 Exo 23:21 | zal ulieder overtredingen niet vergeven; want Mijn Naam
433 Exo 23:24 | Gij zult u voor hun goden niet buigen, noch hen dienen;
434 Exo 23:24 | zult gij naar hun werken niet doen; maar gij zult ze geheel
435 Exo 23:29 | een jaar van uw aangezicht niet uitstoten, opdat het land
436 Exo 23:29 | uitstoten, opdat het land niet woest worde, en het wild
437 Exo 23:29 | het wild gedierte boven u niet vermenigvuldigd worde. ~
438 Exo 23:33 | 33 Zij zullen in uw land niet wonen, opdat zij u tegen
439 Exo 23:33 | wonen, opdat zij u tegen Mij niet doen zondigen; indien gij
440 Exo 24:2 | den HEERE, maar dat zij niet naderen; en het volk klimme
441 Exo 24:2 | en het volk klimme ook niet op met hem. ~
442 Exo 24:11 | Doch Hij strekte Zijn hand niet tot de afgezonderden van
443 Exo 25:15 | ark zijn; zij zullen er niet uitgetogen worden. ~
444 Exo 28:28 | borstlap zal van den efod niet afgescheiden worden. ~
445 Exo 28:32 | het daaraan zijn, dat het niet gescheurd worde. ~
446 Exo 28:35 | als hij uitgaat, opdat hij niet sterve. ~
447 Exo 29:33 | maar een vreemde zal ze niet eten, want ze zijn heilig. ~
448 Exo 29:34 | vuur verbranden; het zal niet gegeten worden, want het
449 Exo 30:15 | 15 De rijke zal het niet vermeerderen, en de arme
450 Exo 30:15 | vermeerderen, en de arme zal het niet verminderen van de helft
451 Exo 30:20 | water wassen, opdat zij niet sterven; of wanneer zij
452 Exo 30:21 | voeten wassen, opdat zij niet sterven; en dit zal hun
453 Exo 32:1 | uitgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
454 Exo 32:22 | toorn mijns heren ontsteke niet! gij kent dit volk, dat
455 Exo 32:23 | opgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
456 Exo 32:32 | zonden vergeven zult! doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek,
457 Exo 33:1 | uitgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
458 Exo 33:22 | toorn mijns heren ontsteke niet! gij kent dit volk, dat
459 Exo 33:23 | opgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
460 Exo 33:32 | zonden vergeven zult! doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek,
461 Exo 34:3 | zal in het midden van u niet optrekken; want gij zijt
462 Exo 34:3 | volk; dat Ik u op dezen weg niet vertere. ~
463 Exo 34:11 | Nun, de jongeling, week niet uit het midden der tent. ~
464 Exo 34:12 | volk op! maar Gij laat mij niet weten, wien Gij met mij
465 Exo 34:15 | Hem: Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van
466 Exo 34:15 | medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken! ~
467 Exo 34:16 | ogen, ik en Uw volk? Is het niet daarbij, dat Gij met ons
468 Exo 34:20 | Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal
469 Exo 34:23 | maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden. ~ ~ ~ Exodus
470 Exo 34:26 | zullen tegenover dezen berg niet weiden. ~
471 Exo 34:33 | zal Ik wonderen doen, die niet geschapen zijn op de ganse
472 Exo 34:35 | zult; dat hij misschien niet tot een strik worde in het
473 Exo 34:37 | 14 (Want gij zult u niet buigen voor een anderen
474 Exo 34:38 | dat land; en zij hun goden niet nahoereren, noch hun goden
475 Exo 34:43 | lossen; maar indien gij hem niet zult lossen, zo zult gij
476 Exo 34:43 | zal voor Mijn aangezicht niet ledig verschijnen. ~
477 Exo 34:48 | bloed van Mijn slachtoffer niet offeren met gedesemd brood;
478 Exo 34:48 | van het paasfeest zal ook niet vernachten tot den morgen. ~
479 Exo 34:49 | in de melk zijner moeder niet koken. ~
480 Exo 34:52 | berg afging), zo wist Mozes niet, dat het vel zijns aangezichts
481 Exo 39:21 | de borstlap van den efod niet afgescheiden wierd, gelijk
482 Exo 39:23 | een boord rondom, dat het niet gescheurd wierd. ~
483 Exo 40:35 | 35 Zodat Mozes niet kon ingaan in de tent der
484 Exo 40:37 | 37 Maar als de wolk niet opgeheven werd, zo reisden
485 Exo 40:37 | opgeheven werd, zo reisden zij niet tot op den dag, dat zij
486 Lev 1:17 | zijn vleugelen klieven, niet afscheiden; en de priester
487 Lev 2:12 | op het altaar zullen zij niet komen tot een liefelijken
488 Lev 2:13 | uw God van uw spijsoffer niet laten afblijven; met al
489 Lev 4:2 | geboden des HEEREN, dat niet zou gedaan worden, en tegen
490 Lev 4:13 | geboden des HEEREN, dat niet zoude gedaan worden, en
491 Lev 4:22 | gedaan zal hebben, hetwelk niet zou gedaan worden, zodat
492 Lev 4:27 | geboden des HEEREN, dat niet gedaan zou worden, zodat
493 Lev 5:1 | geweten heeft; indien hij het niet te kennen geeft, zo zal
494 Lev 5:7 | indien zijn hand zoveel niet bereiken kan, als genoeg
495 Lev 5:8 | haar nek splijten, maar niet afscheiden. ~
496 Lev 5:11 | 11 Maar indien zijn hand niet bereiken kan aan twee tortelduiven
497 Lev 5:17 | geboden des HEEREN, hetwelk niet zou gedaan worden, al is
498 Lev 5:17 | worden, al is het dat hij het niet geweten heeft, nochtans
499 Lev 5:18 | hij afgedwaald is, die hij niet geweten had; zo zal het
500 Lev 6:12 | gehouden worden, het zal niet uitgeblust worden; maar
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7660 |