Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
salpeter 2
salu 1
sama 1
samaria 116
samarie 1
samaritaan 3
samaritaanse 2
Frequency    [«  »]
117 vreze
117 waarmede
116 gansen
116 samaria
115 44
115 lippen
115 overige

Bijbel

IntraText - Concordances

samaria

    Book Chapter: Verse
1 1Kon 13:32| hoogten, die in de steden van Samaria zijn. ~ 2 1Kon 16:24| 24 En hij kocht den berg Samaria van Semer, voor twee talenten 3 1Kon 16:24| Semer, den heer des bergs, Samaria. ~ 4 1Kon 16:28| vaderen, en werd begraven te Samaria; en zijn zoon Achab regeerde 5 1Kon 16:29| regeerde over Israel, te Samaria, twee en twintig jaren. ~ 6 1Kon 16:32| van Baal, hetwelk hij te Samaria gebouwd had. ~ 7 1Kon 18:2 | En de honger was sterk in Samaria. ~ 8 1Kon 20:1 | hij toog op, en belegerde Samaria en krijgde tegen haar. ~ 9 1Kon 20:10| daartoe, indien het stof van Samaria genoeg zal zijn tot handvollen 10 1Kon 20:17| boodschapten hem, zeggende: Uit Samaria zijn mannen uitgetogen. ~ 11 1Kon 20:34| Damaskus, gelijk mijn vader in Samaria gemaakt heeft. En ik, antwoordde 12 1Kon 20:43| naar zijn huis, en kwam te Samaria. ~  ~  ~  13 1Kon 21:1 | van Achab, den koning van Samaria. ~ 14 1Kon 21:18| Israel, tegemoet, die in Samaria is; zie hij is in den wijngaard 15 1Kon 22:10| aan de deur der poort van Samaria; en al de profeten profeteerden 16 1Kon 22:37| de koning, en werd naar Samaria gebracht; en zij begroeven 17 1Kon 22:37| begroeven den koning te Samaria. ~ 18 1Kon 22:38| wagen in den vijver van Samaria spoelde, lekten de honden 19 1Kon 22:52| werd koning over Israel te Samaria, in het zeventiende jaar 20 2Kon 1:2 | in zijn opperzaal, die te Samaria was, en werd krank. En hij 21 2Kon 1:3 | den boden des konings van Samaria tegemoet, en spreek tot 22 2Kon 2:25| daar keerde hij weder naar Samaria. ~ 23 2Kon 3:1 | werd koning over Israel te Samaria, in het achttiende jaar 24 2Kon 3:6 | Joram ter zelfder tijd uit Samaria, en monsterde gans Israel. ~ 25 2Kon 5:3 | van den profeet, die te Samaria is, dan zou hij hem van 26 2Kon 6:19| en hij leidde hen naar Samaria. ~ 27 2Kon 6:20| het geschiedde, als zij te Samaria gekomen waren, dat Elisa 28 2Kon 6:20| waren in het midden van Samaria. ~ 29 2Kon 6:24| verzamelde, en optoog, en Samaria belegerde. ~ 30 2Kon 6:25| er werd grote honger in Samaria; want ziet, zij belegerden 31 2Kon 7:1 | sikkel, in de poort van Samaria. ~ 32 2Kon 7:18| worden, in de poort van Samaria. ~ 33 2Kon 10:1 | nu had zeventig zonen te Samaria; en Jehu schreef brieven, 34 2Kon 10:1 | brieven, dewelke hij zond naar Samaria, tot de oversten van Jizreel, 35 2Kon 10:12| en toog heen en ging naar Samaria; en zijnde te Beth-Heked 36 2Kon 10:17| 17 En toen hij te Samaria kwam, sloeg hij allen, die 37 2Kon 10:17| allen, die aan Achab te Samaria overgebleven waren, totdat 38 2Kon 10:35| en zij begroeven hem te Samaria, en zijn zoon Joahaz werd 39 2Kon 10:36| Israel geregeerd heeft in Samaria, zijn acht en twintig jaren. ~ 40 2Kon 14:1 | koning over Israel, te Samaria, en regeerde zeventien jaren. ~ 41 2Kon 14:6 | het bos bleef ook staan te Samaria.) ~ 42 2Kon 14:9 | en zij begroeven hem te Samaria; en Joas, zijn zoon, regeerde 43 2Kon 14:10| koning over Israel, te Samaria, en regeerde zestien jaren. ~ 44 2Kon 14:13| En Joas werd begraven te Samaria, bij de koningen van Israel. ~ 45 2Kon 15:14| en hij keerde weder naar Samaria. ~ 46 2Kon 15:16| zijn vaderen, en werd te Samaria begraven bij de koningen 47 2Kon 15:23| koning van Juda, werd te Samaria koning, Jerobeam, de zoon 48 2Kon 16:8 | Jerobeam, over Israel te Samaria, zes maanden. ~ 49 2Kon 16:13| regeerde een volle maand te Samaria. ~ 50 2Kon 16:14| op van Thirza, en kwam te Samaria, en sloeg Sallum, den zoon 51 2Kon 16:14| den zoon van Jabes, te Samaria, en doodde hem, en werd 52 2Kon 16:17| en regeerde tien jaren te Samaria. ~ 53 2Kon 16:23| en regeerde twee jaren te Samaria. ~ 54 2Kon 16:25| tegen hem, en sloeg hem te Samaria, in het paleis van het huis 55 2Kon 16:27| regeerde twintig jaren te Samaria. ~ 56 2Kon 19:1 | Ela, koning over Israel te Samaria, en regeerde negen jaren. 57 2Kon 19:5 | land; ja, hij kwam op naar Samaria, en hij belegerde haar drie 58 2Kon 19:6 | nam de koning van Assyrie Samaria in, en voerde Israel weg 59 2Kon 19:24| hen wonen in de steden van Samaria, in de plaats der kinderen 60 2Kon 19:24| kinderen Israels; en zij namen Samaria erfelijk in, en woonden 61 2Kon 19:26| doen wonen in de steden van Samaria, weten de wijze des Gods 62 2Kon 19:28| priesteren, die zij van Samaria weggevoerd hadden, en woonde 63 2Kon 20:9 | van Assyrie, opkwam tegen Samaria, en haar belegerde. ~ 64 2Kon 20:10| den koning van Israel, als Samaria ingenomen werd. ~ 65 2Kon 20:34| en Ivva? Ja, hebben zij Samaria uit mijn hand gered? ~ 66 2Kon 23:13| Jeruzalem het meetsnoer van Samaria trekken, mitsgaders het 67 2Kon 25:18| van den profeet, die uit Samaria gekomen was. ~ 68 2Kon 25:19| hoogten, die in de steden van Samaria waren, die de koningen van 69 2Kro 19:2 | toog hij af tot Achab naar Samaria; en Achab slachtte schapen 70 2Kro 19:9 | aan de deur der poort van Samaria; en al de profeten profeteerden 71 2Kro 23:9 | want hij was verstoken in Samaria), en zij brachten hem tot 72 2Kro 25:13| de steden van Juda, van Samaria af tot Beth-horon toe, en 73 2Kro 25:24| en hij keerde weder naar Samaria. ~ 74 2Kro 28:8 | zij brachten den roof te Samaria. ~ 75 2Kro 28:9 | het heir tegen, dat naar Samaria kwam, en zeide tot hen: 76 2Kro 28:15| daarna keerden zij weder naar Samaria. ~ 77 Ezra 4:10| doen wonen in de stad van Samaria, ook de overigen, aan deze 78 Ezra 4:17| hun gezelschappen, die te Samaria woonden; mitsgaders aan 79 Neh 4:2 | broederen en van het heir van Samaria, en zeide: Wat doen deze 80 Jes 7:9 | 9      Ondertussen zal Samaria Efraims hoofd zijn, en de 81 Jes 7:9 | van Remalia het hoofd van Samaria. Indien gijlieden niet gelooft, 82 Jes 8:4 | Damaskus, en den buit van Samaria dragen voor het aangezicht 83 Jes 9:8 | Efraim en de inwoner van Samaria; in hoogmoed en grootsheid 84 Jes 10:9 | niet gelijk Arfad? Is niet Samaria gelijk Damaskus? ~ 85 Jes 10:10 | Jeruzalem, en dan die van Samaria; ~ 86 Jes 10:11 | Gelijk als ik gedaan heb aan Samaria en aan haar afgoden, zou 87 Jes 36:19 | Sefarvaim? Hebben zij ook Samaria van mijn hand gered? ~ 88 Jer 23:13 | gezien in de profeten van Samaria, die door Baal, profeteerden, 89 Jer 31:5 | planten op de bergen van Samaria; de planters zullen planten, 90 Jer 41:5 | Sichem, van Silo, en van Samaria, tachtig man, hebbende den 91 Eze 16:46 | Uw grote zuster nu is Samaria, zij en haar dochteren, 92 Eze 16:51 | 51      Samaria ook heeft naar de helft 93 Eze 16:53 | dochteren, en de gevangenen van Samaria en haar dochteren, dan zal 94 Eze 16:55 | vorigen staat, mitsgaders Samaria en haar dochteren zullen 95 Eze 23:4 | dochteren; dit waren haar namen: Samaria is Ohola, en      Jeruzalem 96 Eze 23:33 | de beker van uw zuster Samaria is een beker der verwoesting 97 Hos 7:1 | mitsgaders de boosheden van Samaria; want zij werken valsheid; 98 Hos 8:5 | 5      Uw kalf, o Samaria! heeft u verstoten; Mijn 99 Hos 8:6 | stukken worden, het kalf van Samaria. ~ 100 Hos 10:5 | 5      De inwoners van Samaria zullen verschrikt zijn over 101 Hos 10:7 | 7      De koning van Samaria is afgehouwen, als schuim 102 Hos 14:1 | 1      Samaria zal woest worden, want zij 103 Amos 3:9 | Verzamelt u op de bergen van Samaria, en ziet de grote beroerten 104 Amos 3:12| die daar zitten te      Samaria, in den hoek van het bed, 105 Amos 4:1 | gij, die op den berg van Samaria zijt, die de armen verdrukt, 106 Amos 6:1 | zekeren op den berg van Samaria! die de voornaamste zijn 107 Amos 8:14| zweren bij de schuld van Samaria, en zeggen: Zo waarachtig 108 Oba 1:19 | van Efraim en het veld van Samaria erfelijk bezitten; en      109 Mic 1:1 | dat hij gezien heeft over Samaria en      Jeruzalem. ~ 110 Mic 1:5 | overtreding van Jakob? Is het niet Samaria? En wie van de hoogten van      111 Mic 1:6 | 6      Daarom zal Ik Samaria stellen tot een steenhoop 112 Luk 17:11 | Hij door het midden van Samaria en Galilea ging. ~ 113 Joha 4:4 | 4 En Hij moest door Samaria gaan. ~ 114 Joha 4:5 | kwam dan in een stad van Samaria, genaamd Sichar, nabij het 115 Joha 4:7 | 7 Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus 116 Hand 1:8 | als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License