Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zur 5
zuriel 1
zurisaddai 5
zuster 113
zusteren 5
zusters 15
zuur 2
Frequency    [«  »]
113 lust
113 opstaan
113 stof
113 zuster
112 behouden
112 grimmigheid
112 leggen

Bijbel

IntraText - Concordances

zuster

    Book Chapter: Verse
1 Gen 4:22 | in koper en ijzer; en de zuster van Tubal-Kain was Naema. ~ 2 Gen 12:13 | Zeg toch: Gij zijt mijn zuster; opdat het mij wel ga om 3 Gen 12:19 | gij gezegd: Zij is mijn zuster; zodat ik haar mij tot een 4 Gen 19:2 | gezegd had: Zij is mijn zuster, zo zond Abimelech, de koning 5 Gen 19:5 | niet gezegd: Zij is mijn zuster? en zij, ook zij heeft gezegd: 6 Gen 19:12 | ook is zij waarlijk mijn zuster; zij is mijns vaders dochter, 7 Gen 23:30 | armringen aan de handen zijner zuster; en als hij gehoord had 8 Gen 23:30 | gehoord had de woorden zijner zuster Rebekka, zeggende: Alzo 9 Gen 23:59 | lieten zij Rebekka, hun zuster, en haar voedster trekken, 10 Gen 23:60 | zeiden tot haar: O, onze zuster! wordt gij tot duizenden 11 Gen 23:87 | Syrier, uit Paddan-Aram, de zuster van Laban, den Syrier, zich 12 Gen 24:7 | zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen, 13 Gen 24:9 | dan gezegd: Zij is mijn zuster? En Izak zeide tot hem: 14 Gen 26:9 | den zoon van Abraham, de zuster van Nebajoth. ~ 15 Gen 27:36 | zo benijdde Rachel haar zuster; en zij zeide tot Jakob: 16 Gen 27:43 | worstelingen Gods met mijn zuster geworsteld; ook heb ik de 17 Gen 31:13 | overmits dat hij Dina, hun zuster, verontreinigd had); ~ 18 Gen 31:14 | kunnen doen, dat wij onze zuster aan een man geven zouden, 19 Gen 31:27 | plunderden de stad, omdat zij hun zuster verontreinigd hadden. ~ 20 Gen 31:31 | zeiden: Zou hij dan met onze zuster als met een hoer doen? ~ 21 Gen 33:3 | de dochter van Ismael, zuster van Nebajoth. ~ 22 Gen 33:22 | Hori en Hemam; en Lotans zuster was Timna. ~ 23 Gen 42:17 | en Berija, en Sera, hun zuster; en de zonen van Berija: 24 Exo 2:4 | 4 En zijn zuster stelde zich van verre, om 25 Exo 2:7 | 7 Toen zeide zijn zuster tot Farao's dochter: Zal 26 Exo 6:22 | dochter van Amminadab, zuster van Nahesson; en zij baarde 27 Exo 15:20 | Mirjam, de profetes, Aarons zuster, nam een trommel in haar 28 Lev 18:9 | 9 De schaamte uwer zuster, der dochter uws vaders, 29 Lev 18:11 | vader geboren is (zij is uw zuster), haar schaamte zult gij 30 Lev 18:12 | zult de schaamte van de zuster uws vaders niet ontdekken; 31 Lev 18:13 | zult de schaamte van de zuster uwer moeder niet ontdekken; 32 Lev 18:18 | ook geen vrouw tot haar zuster nemen, om haar te benauwen, 33 Lev 20:17 | 17 En als een man zijn zuster, de dochter zijns vaders, 34 Lev 20:17 | heeft de schaamte zijner zuster ontdekt, hij zal zijn ongerechtigheid 35 Lev 20:19 | zult gij de schaamte van de zuster uwer moeder, en van de zuster 36 Lev 20:19 | zuster uwer moeder, en van de zuster uws vaders niet ontdekken; 37 Lev 21:3 | 3 En over zijn zuster, die maagd is, hem nabestaande, 38 Num 6:7 | zijn broeder of om zijn zuster, om hen zal hij zich niet 39 Num 25:18 | overste der Midianieten, hun zuster, die verslagen is, ten dage 40 Num 26:59 | en Mozes, en Mirjam, hun zuster. ~ 41 Deu 27:22 | Vervloekt zij, die bij zijn zuster ligt, de dochter zijns vaders 42 Ric 14:2 | gegeven. Is niet haar kleinste zuster schoner dan zij? Laat ze 43 2Sa 13:1 | Davids zoon, een schone zuster had, welker naam was Thamar, 44 2Sa 13:2 | krank wordens toe, om zijner zuster Thamars wil; want zij was 45 2Sa 13:4 | tot hem: Ik heb Thamar, de zuster van mijn broeder Absalom, 46 2Sa 13:5 | hem zeggen: Dat toch mijn zuster Thamar kome, dat zij mij 47 2Sa 13:6 | den koning: Dat toch mijn zuster Thamar kome, dat zij twee 48 2Sa 13:11 | Kom, lig bij mij, mijn zuster! ~ 49 2Sa 13:20 | u geweest? Nu dan, mijn zuster, zwijg stil, hij is uw broeder; 50 2Sa 13:22 | ter oorzake dat hij zijn zuster Thamar verkracht had. ~ 51 2Sa 13:32 | den dag af, dat hij zijn zuster Thamar verkracht heeft. ~ 52 2Sa 17:25 | Abigail, dochter van Nahas, zuster van Zeruja, Joabs moeder. ~ 53 2Sa 21:8 | de vijf zonen van Michals zuster, Sauls dochter, die zij 54 1Kon 11:19| hem tot een vrouw gaf de zuster zijner huisvrouw, de zuster 55 1Kon 11:19| zuster zijner huisvrouw, de zuster van Tachpenes, de koningin. ~ 56 1Kon 11:20| 20 En de zuster van Tachpenes baarde hem 57 2Kon 11:2 | van den koning Joram, de zuster van Ahazia, nam Joas, den 58 1Kro 1:39| waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna. ~ 59 1Kro 3:9 | bijwijven, en Thamar hun zuster. ~ 60 1Kro 3:19| en Selomith was hunlieder zuster; ~ 61 1Kro 4:3 | Idbas; en de naam hunner zuster was Hazelelponi. ~ 62 1Kro 4:19| de huisvrouw Hodija, de zuster van Naham, waren Abi-Kehila, 63 1Kro 7:15| nu nam tot een vrouw de zuster van Huppim en Suppim, en 64 1Kro 7:18| 18 Belangende nu zijn zuster Molecheth, zij baarde Ishod, 65 1Kro 7:30| Beria, en Sera, hunlieder zuster. ~ 66 1Kro 7:32| Hotham, en Sua, hunlieder zuster. ~ 67 1Kro 9:35| van Gibeon; de naam zijner zuster nu was Maacha. ~ 68 2Kro 23:11| Jojada (want zij was de zuster van Ahazia), voor Athalia, 69 Job 17:14 | gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster! ~ 70 Spre 7:4 | wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand uw 71 Hoo 4:9 | Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid! gij hebt Mij het 72 Hoo 4:10 | uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel beter 73 Hoo 4:12 | 12      Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten 74 Hoo 5:1 | Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik heb Mijn mirre 75 Hoo 5:2 | was: Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, 76 Hoo 8:8 | Wij hebben een kleine zuster, die nog geen borsten heeft; 77 Hoo 8:8 | heeft; wat zullen wij onze zuster doen in dien dag, als men 78 Jer 3:7 | zag de trouweloze, haar zuster Juda. ~ 79 Jer 3:8 | dat de trouweloze, haar zuster      Juda, niet vreesde, 80 Jer 3:10 | heeft zich haar trouweloze zuster Juda tot Mij niet bekeerd 81 Jer 22:18 | Och mijn broeder! of, och zuster! Zij zullen hem niet beklagen: 82 Eze 16:45 | kinderen; en gij zijt de zuster uwer zusteren, die de walg 83 Eze 16:46 | 46      Uw grote zuster nu is Samaria, zij en haar 84 Eze 16:46 | aan uw linkerhand; maar uw zuster, die kleiner is dan gij, 85 Eze 16:48 | HEERE, indien Sodom, uw zuster, zij met haar dochteren, 86 Eze 16:49 | de ongerechtigheid uwer zuster Sodom; hoogmoed, zatheid 87 Eze 16:56 | 56      Ja, uw zuster Sodom is in uw mond niet 88 Eze 22:11 | een ander heeft in u zijn zuster,      zijns vaders dochter; 89 Eze 23:4 | grootste, en Oholiba, haar zuster; en zij werden de Mijne, 90 Eze 23:11 | 11      Als haar zuster, Oholiba, dit zag, zo verdierf 91 Eze 23:11 | dan de hoererijen van haar zuster. ~ 92 Eze 23:18 | was afgetrokken van haar zuster. ~ 93 Eze 23:31 | 31      In den weg uwer zuster hebt gij gewandeld, daarom 94 Eze 23:32 | Gij zult den beker uwer zuster drinken, die diep en wijd 95 Eze 23:33 | worden; de beker van uw zuster Samaria is een beker der 96 Eze 44:25 | een broeder of om een      zuster, die geens mans geweest 97 Matt 12:50| dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder. ~  ~  ~  98 Mark 3:35| is Mijn broeder, en Mijn zuster, en moeder. ~  ~ 99 Luk 10:39 | 39 En deze had een zuster, genaamd Maria, welke ook, 100 Luk 10:40 | U dat niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? 101 Joha 11:1 | het vlek van Maria en haar zuster Martha. ~ 102 Joha 11:5 | Jezus nu had Martha, en haar zuster, en Lazarus lief. ~ 103 Joha 11:28| heen, en riep Maria, haar zuster, heimelijk, zeggende: De 104 Joha 11:39| den steen weg. Martha, de zuster des gestorvenen, zeide tot 105 Joha 19:25| moeder en Zijner moeders zuster, Maria, de vrouw van Klopas, 106 Hand 17:16| als de zoon van Paulus' zuster deze lage gehoord had, kwam 107 Rom 16:1 | En ik beveel u Febe, onze zuster, die een dienares is der 108 Rom 16:12 | Groet Persis, de beminde zuster, die veel gearbeid heeft 109 Rom 16:15 | en Julia, Nereus en zijn zuster, en Olympas, en al de heiligen, 110 1Kor 7:15| scheide. De broeder of de zuster wordt in zodanige gevallen 111 1Kor 9:5 | macht, om een vrouw, een zuster zijnde, met ons om te leiden, 112 Jako 2:15| Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek 113 2Joh 1:13| groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen.~ ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License