Book Chapter: Verse
1 Gen 4:22 | in koper en ijzer; en de zuster van Tubal-Kain was Naema. ~
2 Gen 12:13 | Zeg toch: Gij zijt mijn zuster; opdat het mij wel ga om
3 Gen 12:19 | gij gezegd: Zij is mijn zuster; zodat ik haar mij tot een
4 Gen 19:2 | gezegd had: Zij is mijn zuster, zo zond Abimelech, de koning
5 Gen 19:5 | niet gezegd: Zij is mijn zuster? en zij, ook zij heeft gezegd:
6 Gen 19:12 | ook is zij waarlijk mijn zuster; zij is mijns vaders dochter,
7 Gen 23:30 | armringen aan de handen zijner zuster; en als hij gehoord had
8 Gen 23:30 | gehoord had de woorden zijner zuster Rebekka, zeggende: Alzo
9 Gen 23:59 | lieten zij Rebekka, hun zuster, en haar voedster trekken,
10 Gen 23:60 | zeiden tot haar: O, onze zuster! wordt gij tot duizenden
11 Gen 23:87 | Syrier, uit Paddan-Aram, de zuster van Laban, den Syrier, zich
12 Gen 24:7 | zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen,
13 Gen 24:9 | dan gezegd: Zij is mijn zuster? En Izak zeide tot hem:
14 Gen 26:9 | den zoon van Abraham, de zuster van Nebajoth. ~
15 Gen 27:36 | zo benijdde Rachel haar zuster; en zij zeide tot Jakob:
16 Gen 27:43 | worstelingen Gods met mijn zuster geworsteld; ook heb ik de
17 Gen 31:13 | overmits dat hij Dina, hun zuster, verontreinigd had); ~
18 Gen 31:14 | kunnen doen, dat wij onze zuster aan een man geven zouden,
19 Gen 31:27 | plunderden de stad, omdat zij hun zuster verontreinigd hadden. ~
20 Gen 31:31 | zeiden: Zou hij dan met onze zuster als met een hoer doen? ~
21 Gen 33:3 | de dochter van Ismael, zuster van Nebajoth. ~
22 Gen 33:22 | Hori en Hemam; en Lotans zuster was Timna. ~
23 Gen 42:17 | en Berija, en Sera, hun zuster; en de zonen van Berija:
24 Exo 2:4 | 4 En zijn zuster stelde zich van verre, om
25 Exo 2:7 | 7 Toen zeide zijn zuster tot Farao's dochter: Zal
26 Exo 6:22 | dochter van Amminadab, zuster van Nahesson; en zij baarde
27 Exo 15:20 | Mirjam, de profetes, Aarons zuster, nam een trommel in haar
28 Lev 18:9 | 9 De schaamte uwer zuster, der dochter uws vaders,
29 Lev 18:11 | vader geboren is (zij is uw zuster), haar schaamte zult gij
30 Lev 18:12 | zult de schaamte van de zuster uws vaders niet ontdekken;
31 Lev 18:13 | zult de schaamte van de zuster uwer moeder niet ontdekken;
32 Lev 18:18 | ook geen vrouw tot haar zuster nemen, om haar te benauwen,
33 Lev 20:17 | 17 En als een man zijn zuster, de dochter zijns vaders,
34 Lev 20:17 | heeft de schaamte zijner zuster ontdekt, hij zal zijn ongerechtigheid
35 Lev 20:19 | zult gij de schaamte van de zuster uwer moeder, en van de zuster
36 Lev 20:19 | zuster uwer moeder, en van de zuster uws vaders niet ontdekken;
37 Lev 21:3 | 3 En over zijn zuster, die maagd is, hem nabestaande,
38 Num 6:7 | zijn broeder of om zijn zuster, om hen zal hij zich niet
39 Num 25:18 | overste der Midianieten, hun zuster, die verslagen is, ten dage
40 Num 26:59 | en Mozes, en Mirjam, hun zuster. ~
41 Deu 27:22 | Vervloekt zij, die bij zijn zuster ligt, de dochter zijns vaders
42 Ric 14:2 | gegeven. Is niet haar kleinste zuster schoner dan zij? Laat ze
43 2Sa 13:1 | Davids zoon, een schone zuster had, welker naam was Thamar,
44 2Sa 13:2 | krank wordens toe, om zijner zuster Thamars wil; want zij was
45 2Sa 13:4 | tot hem: Ik heb Thamar, de zuster van mijn broeder Absalom,
46 2Sa 13:5 | hem zeggen: Dat toch mijn zuster Thamar kome, dat zij mij
47 2Sa 13:6 | den koning: Dat toch mijn zuster Thamar kome, dat zij twee
48 2Sa 13:11 | Kom, lig bij mij, mijn zuster! ~
49 2Sa 13:20 | u geweest? Nu dan, mijn zuster, zwijg stil, hij is uw broeder;
50 2Sa 13:22 | ter oorzake dat hij zijn zuster Thamar verkracht had. ~
51 2Sa 13:32 | den dag af, dat hij zijn zuster Thamar verkracht heeft. ~
52 2Sa 17:25 | Abigail, dochter van Nahas, zuster van Zeruja, Joabs moeder. ~
53 2Sa 21:8 | de vijf zonen van Michals zuster, Sauls dochter, die zij
54 1Kon 11:19| hem tot een vrouw gaf de zuster zijner huisvrouw, de zuster
55 1Kon 11:19| zuster zijner huisvrouw, de zuster van Tachpenes, de koningin. ~
56 1Kon 11:20| 20 En de zuster van Tachpenes baarde hem
57 2Kon 11:2 | van den koning Joram, de zuster van Ahazia, nam Joas, den
58 1Kro 1:39| waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna. ~
59 1Kro 3:9 | bijwijven, en Thamar hun zuster. ~
60 1Kro 3:19| en Selomith was hunlieder zuster; ~
61 1Kro 4:3 | Idbas; en de naam hunner zuster was Hazelelponi. ~
62 1Kro 4:19| de huisvrouw Hodija, de zuster van Naham, waren Abi-Kehila,
63 1Kro 7:15| nu nam tot een vrouw de zuster van Huppim en Suppim, en
64 1Kro 7:18| 18 Belangende nu zijn zuster Molecheth, zij baarde Ishod,
65 1Kro 7:30| Beria, en Sera, hunlieder zuster. ~
66 1Kro 7:32| Hotham, en Sua, hunlieder zuster. ~
67 1Kro 9:35| van Gibeon; de naam zijner zuster nu was Maacha. ~
68 2Kro 23:11| Jojada (want zij was de zuster van Ahazia), voor Athalia,
69 Job 17:14 | gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster! ~
70 Spre 7:4 | wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand uw
71 Hoo 4:9 | Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid! gij hebt Mij het
72 Hoo 4:10 | uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel beter
73 Hoo 4:12 | 12 Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten
74 Hoo 5:1 | Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik heb Mijn mirre
75 Hoo 5:2 | was: Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive,
76 Hoo 8:8 | Wij hebben een kleine zuster, die nog geen borsten heeft;
77 Hoo 8:8 | heeft; wat zullen wij onze zuster doen in dien dag, als men
78 Jer 3:7 | zag de trouweloze, haar zuster Juda. ~
79 Jer 3:8 | dat de trouweloze, haar zuster Juda, niet vreesde,
80 Jer 3:10 | heeft zich haar trouweloze zuster Juda tot Mij niet bekeerd
81 Jer 22:18 | Och mijn broeder! of, och zuster! Zij zullen hem niet beklagen:
82 Eze 16:45 | kinderen; en gij zijt de zuster uwer zusteren, die de walg
83 Eze 16:46 | 46 Uw grote zuster nu is Samaria, zij en haar
84 Eze 16:46 | aan uw linkerhand; maar uw zuster, die kleiner is dan gij,
85 Eze 16:48 | HEERE, indien Sodom, uw zuster, zij met haar dochteren,
86 Eze 16:49 | de ongerechtigheid uwer zuster Sodom; hoogmoed, zatheid
87 Eze 16:56 | 56 Ja, uw zuster Sodom is in uw mond niet
88 Eze 22:11 | een ander heeft in u zijn zuster, zijns vaders dochter;
89 Eze 23:4 | grootste, en Oholiba, haar zuster; en zij werden de Mijne,
90 Eze 23:11 | 11 Als haar zuster, Oholiba, dit zag, zo verdierf
91 Eze 23:11 | dan de hoererijen van haar zuster. ~
92 Eze 23:18 | was afgetrokken van haar zuster. ~
93 Eze 23:31 | 31 In den weg uwer zuster hebt gij gewandeld, daarom
94 Eze 23:32 | Gij zult den beker uwer zuster drinken, die diep en wijd
95 Eze 23:33 | worden; de beker van uw zuster Samaria is een beker der
96 Eze 44:25 | een broeder of om een zuster, die geens mans geweest
97 Matt 12:50| dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder. ~ ~ ~
98 Mark 3:35| is Mijn broeder, en Mijn zuster, en moeder. ~ ~
99 Luk 10:39 | 39 En deze had een zuster, genaamd Maria, welke ook,
100 Luk 10:40 | U dat niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen?
101 Joha 11:1 | het vlek van Maria en haar zuster Martha. ~
102 Joha 11:5 | Jezus nu had Martha, en haar zuster, en Lazarus lief. ~
103 Joha 11:28| heen, en riep Maria, haar zuster, heimelijk, zeggende: De
104 Joha 11:39| den steen weg. Martha, de zuster des gestorvenen, zeide tot
105 Joha 19:25| moeder en Zijner moeders zuster, Maria, de vrouw van Klopas,
106 Hand 17:16| als de zoon van Paulus' zuster deze lage gehoord had, kwam
107 Rom 16:1 | En ik beveel u Febe, onze zuster, die een dienares is der
108 Rom 16:12 | Groet Persis, de beminde zuster, die veel gearbeid heeft
109 Rom 16:15 | en Julia, Nereus en zijn zuster, en Olympas, en al de heiligen,
110 1Kor 7:15| scheide. De broeder of de zuster wordt in zodanige gevallen
111 1Kor 9:5 | macht, om een vrouw, een zuster zijnde, met ons om te leiden,
112 Jako 2:15| Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek
113 2Joh 1:13| groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen.~ ~
|