Book Chapter: Verse
1 Gen 11:27 | en Haran; en Haran gewon Lot. ~
2 Gen 11:31 | nam Abram, zijn zoon, en Lot, Harans zoon, zijns zoons
3 Gen 12:4 | tot hem gesproken had; en Lot toog met hem; en Abram was
4 Gen 12:5 | Sarai, zijn huisvrouw, en Lot, zijns broeders zoon, en
5 Gen 13:1 | huisvrouw, en al wat hij had, en Lot met hem. ~
6 Gen 13:5 | 5 En Lot, die met Abram toog, had
7 Gen 13:8 | 8 En Abram zeide tot Lot: Laat toch geen twisting
8 Gen 13:10 | 10 En Lot hief zijn ogen op, en hij
9 Gen 13:11 | 11 Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte
10 Gen 13:11 | ganse vlakte der Jordaan, en Lot trok tegen het oosten; en
11 Gen 13:12 | woonde in het land Kanaan; en Lot woonde in de steden der
12 Gen 13:14 | HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was:
13 Gen 14:12 | 12 Ook namen zij Lot, den zoon van Abrams broeder,
14 Gen 14:16 | alle have weder, en ook Lot zijn broeder en deszelfs
15 Gen 18:1 | te Sodom in den avond; en Lot zat in de poort te Sodom;
16 Gen 18:1 | de poort te Sodom; en als Lot hen zag, stond hij op hun
17 Gen 18:5 | 5 En zij riepen Lot toe, en zeiden tot hem:
18 Gen 18:6 | 6 Toen ging Lot uit tot hen aan de deur,
19 Gen 18:9 | drongen zeer op den man, op Lot, en zij traden toe om de
20 Gen 18:10 | staken hun hand uit, en deden Lot tot zich inkomen in het
21 Gen 18:12 | Toen zeiden die mannen tot Lot: Wien hebt gij hier nog
22 Gen 18:14 | 14 Toen ging Lot uit, en sprak tot zijn schoonzonen,
23 Gen 18:15 | opging, drongen de engelen Lot aan, zeggende: Maak u op,
24 Gen 18:18 | 18 En Lot zeide tot hen: Neen toch,
25 Gen 18:23 | ging op boven de aarde, als Lot te Zoar inkwam. ~
26 Gen 18:29 | Abraham gedacht, en Hij leidde Lot uit het midden dezer omkering,
27 Gen 18:29 | omkeren dier steden, in welke Lot gewoond had. ~
28 Gen 18:30 | 30 En Lot toog op uit Zoar, en woonde
29 Gen 18:36 | En de twee dochters van Lot werden bevrucht van haar
30 Lev 16:8 | twee bokken werpen: een lot voor den HEERE, en een lot
31 Lev 16:8 | lot voor den HEERE, en een lot voor den weggaanden bok. ~
32 Lev 16:9 | den bok, op denwelken het lot voor den HEERE zal gekomen
33 Lev 16:10 | de bok, op denwelken het lot zal gekomen zijn, om een
34 Num 26:55 | land nochtans zal door het lot gedeeld worden; naar de
35 Num 26:56 | 56 Naar het lot zal elks erfenis gedeeld
36 Num 32:54 | bezitting nemen door het lot, naar uw geslachten; dengenen,
37 Num 32:54 | waarheen voor iemand het lot zal uitgaan, dat zal hij
38 Num 33:13 | het land, dat gij door het lot ten erve innemen zult, hetwelk
39 Num 35:2 | geboden, dat land door het lot aan de kinderen Israels
40 Num 35:3 | zouden; alzo zou van het lot onzer erfenis worden afgetrokken. ~
41 Joz 14:2 | 2 Door het lot hunner erfenis, gelijk als
42 Joz 15:1 | 1 En het lot voor den stam der kinderen
43 Joz 16:1 | 1 Daarna kwam het lot der kinderen van Jozef uit:
44 Joz 17:1 | van Manasse had ook een lot, omdat hij de eerstgeborene
45 Joz 17:2 | kinderen van Manasse een lot, naar hun huisgezinnen;
46 Joz 17:14 | mij ten erfdeel maar een lot en een snoer gegeven, daar
47 Joz 17:17 | kracht, gij zult geen een lot hebben; ~
48 Joz 18:6 | dat ik voor ulieden het lot hier werpe voor het aangezicht
49 Joz 18:8 | zal ik ulieden hier het lot werpen, voor het aangezicht
50 Joz 18:10 | 10 Toen wierp Jozua het lot voor hen te Silo, voor het
51 Joz 18:11 | 11 En het lot van den stam der kinderen
52 Joz 18:11 | en de landpale van hun lot ging uit tussen de kinderen
53 Joz 19:1 | 1 Daarna ging het tweede lot uit voor Simeon, voor den
54 Joz 19:10 | 10 Daarna kwam het derde lot op voor de kinderen van
55 Joz 19:17 | 17 Het vierde lot ging uit voor Issaschar,
56 Joz 19:24 | 24 Toen ging het vijfde lot voor den stam der kinderen
57 Joz 19:32 | 32 Het zesde lot ging uit voor de kinderen
58 Joz 19:40 | 40 Het zevende lot ging uit voor den stam der
59 Joz 19:51 | van de stammen, door het lot aan de kinderen Israels
60 Joz 21:4 | 4 Toen ging het lot uit voor de huisgezinnen
61 Joz 21:4 | stam van Benjamin, door het lot, dertien steden. ~
62 Joz 21:5 | van Kahath vielen, bij het lot, van de huisgezinnen van
63 Joz 21:6 | Manasse, in Bazan, bij het lot, dertien steden. ~
64 Joz 21:8 | haar voorsteden, bij het lot, gelijk de HEERE geboden
65 Joz 21:10 | van Levi; want het eerste lot was het hunne. ~
66 Joz 22:13 | huisgezinnen der Levieten; en hun lot was twaalf steden. ~
67 Joz 24:4 | overige volken door het lot doen toevallen, ten erfdeel
68 Ric 1:3 | Trek met mij op in mijn lot, en laat ons tegen de Kanaanieten
69 Ric 1:3 | ook met u optrekken in uw lot. Alzo toog Simeon op met
70 Ric 19:9 | doen: tegen haar bij het lot! ~
71 1Sa 14:42 | Toen zeide Saul: Werpt het lot tussen mij en tussen mijn
72 1Kro 6:54| der Kahathieten, want dat lot was voor hen. ~
73 1Kro 6:61| van half Manasse, bij het lot, tien steden. ~
74 1Kro 6:63| stam van Zebulon, bij het lot, twaalf steden. ~
75 1Kro 6:65| En zij gaven ze bij het lot, van den stam der kinderen
76 1Kro 25:7 | 7 Het eerste lot nu ging uit voor Jojarib,
77 1Kro 26:9 | 9 Het eerste lot nu ging uit voor Asaf, namelijk
78 1Kro 27:14| 14 Het lot nu tegen het oosten viel
79 1Kro 27:14| wierp men de loten, en zijn lot is uitgekomen tegen het
80 Est 16:7 | men het Pur, dat is, het lot, voor Hamans aangezicht,
81 Est 17:7 | men het Pur, dat is, het lot, voor Hamans aangezicht,
82 Est 52:11 | hij het Pur, dat is, het lot had geworpen, om hen te
83 Psa 16:5 | bekers; Gij onderhoudt mijn lot. ~
84 Psa 22:19 | onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad. ~
85 Psa 83:9 | zij zijn den kinderen van Lot tot een arm geweest. Sela. ~
86 Psa 125:3 | goddeloosheid zal niet rusten op het lot der rechtvaardigen; opdat
87 Spre 1:14| 14 Gij zult uw lot midden onder ons werpen;
88 Spre 16:33| 33 Het lot wordt in den schoot geworpen;
89 Spre 18:18| 18 Het lot doet de geschillen ophouden,
90 Jes 17:14 | die ons beroven, en het lot dergenen, die ons plunderen. ~ ~
91 Jes 34:17 | Zelf heeft voor hen het lot geworpen, en Zijn hand heeft
92 Jes 58:6 | uw deel, die, die zijn uw lot; ook stort gij denzelven
93 Jer 13:25 | 25 Dit zal uw lot, het deel uwer maten zijn
94 Eze 24:6 | stuk daaruit, en laat het lot over hem niet vallen. ~
95 Dan 12:13 | rusten, en zult opstaan in uw lot, in het einde der dagen.
96 Joe 3:3 | 3 En hebben het lot over Mijn volk geworpen
97 Oba 1:11 | introkken, en over Jeruzalem het lot wierpen, waart gij
98 Jona 1:7 | wierpen zij loten, en het lot viel op Jona. ~
99 Mic 2:5 | die het snoer werpe in het lot, in de gemeente des HEEREN. ~
100 Nah 3:10 | geeerden hebben zij het lot geworpen, en al haar
101 Matt 27:35| verdeelden zij Zijn klederen, het lot werpende; opdat vervuld
102 Matt 27:35| verdeeld, en hebben het lot over Mijn kleding geworpen. ~
103 Mark 15:24| Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk
104 Luk 17:28 | geschiedde in de dagen van Lot; zij aten, zij dronken,
105 Luk 17:29 | Maar op den dag, op welken Lot van Sodom uitging, regende
106 Luk 17:32 | Gedenkt aan de vrouw van Lot. ~
107 Luk 23:34 | klederen, wierpen zij het lot. ~
108 Joha 19:24| Mijn kleding hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan
109 Hand 1:17| ons gerekend, en had het lot dezer bediening verkregen. ~
110 Hand 1:25| 25 Om te ontvangen het lot dezer bediening en des apostelschaps,
111 Hand 1:26| wierpen hun loten; en het lot viel op Matthias, en hij
112 Hand 7:19| heeft Hij hun door het lot het land derzelve uitgedeeld. ~
113 2Pet 2:7 | 7 En den rechtvaardigen Lot, die vermoeid was van den
|