Book Chapter: Verse
1 Num 25:11 | den priester, heeft Mijn grimmigheid van over de kinderen Israels
2 Deu 9:19 | vanwege den toorn en de grimmigheid waarmede de HEERE zeer op
3 Deu 29:23 | in Zijn toorn en in Zijn grimmigheid; ~
4 Deu 29:28 | uitgetrokken, in toorn, en in grimmigheid, en in grote verbolgenheid;
5 2Sa 11:20 | zal geschieden, indien de grimmigheid des konings opkomt, en hij
6 2Kon 5:12 | hij zich, en toog weg met grimmigheid. ~
7 2Kon 24:13 | dat gevonden is; want de grimmigheid des HEEREN is groot, dewelke
8 2Kon 24:17 | hunner handen, zo zal Mijn grimmigheid aangestoken worden, tegen
9 2Kro 13:7 | ontkoming geven, dat Mijn grimmigheid over Jeruzalem door de hand
10 2Kro 28:9 | zeide tot hen: Ziet, door de grimmigheid des HEEREN, des Gods uwer
11 2Kro 34:21 | dat gevonden is; want de grimmigheid des HEEREN is groot, die
12 2Kro 34:25 | hunner handen; zo zal Mijn grimmigheid uitgegoten worden tegen
13 2Kro 37:16 | Zijn profeten; totdat de grimmigheid des HEEREN tegen Zijn volk
14 Est 1:12 | zeer verbolgen, en zijn grimmigheid ontstak in hem. ~
15 Est 2:1 | geschiedenissen, toen de grimmigheid van den koning Ahasveros
16 Est 16:5 | zo werd Haman vervuld met grimmigheid. ~
17 Est 17:5 | zo werd Haman vervuld met grimmigheid. ~
18 Est 28:2 | zo werd Haman vervuld met grimmigheid op Mordechai. ~
19 Est 38:1 | koning stond op in zijn grimmigheid van den maaltijd des wijns,
20 Est 40:2 | had doen bereiden; en de grimmigheid des konings werd gestild. ~ ~ ~ ~ ~
21 Job 19:29 | vanwege het zwaard; want de grimmigheid is over de misdaden des
22 Job 21:20 | zien, en hij drinkt van de grimmigheid des Almachtigen! ~
23 Job 36:18 | 18 Omdat er grimmigheid is, wacht u, dat Hij u misschien
24 Psa 2:5 | in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken. ~
25 Psa 6:2 | en kastijd mij niet in Uw grimmigheid! ~
26 Psa 38:8 | van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers
27 Psa 39:2 | en kastijd mij niet in Uw grimmigheid. ~
28 Psa 59:14 | 14 Verteer hen in grimmigheid; verteer hen, dat zij er
29 Psa 76:11 | 11 Want de grimmigheid des mensen zal U loffelijk
30 Psa 78:38 | af, en wekte Zijn ganse grimmigheid niet op. ~
31 Psa 79:6 | 6 Stort Uw grimmigheid uit over de heidenen, die
32 Psa 88:8 | 8 Uw grimmigheid ligt op mij; Gij hebt mij
33 Psa 89:47 | steeds verbergen, zal Uw grimmigheid branden als een vuur? ~
34 Psa 90:7 | door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt. ~
35 Psa 106:23 | aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af te keren, dat Hij hen
36 Spre 6:34 | Want jaloersheid is een grimmigheid des mans; en in den dag
37 Spre 15:1 | zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord
38 Spre 16:14 | 14 De grimmigheid des konings is als de boden
39 Spre 19:19 | 19 Die groot is van grimmigheid, zal straf dragen; want
40 Spre 21:14 | in den schoot de sterke grimmigheid. ~
41 Spre 27:4 | 4 Grimmigheid en overloping van toorn
42 Jes 10:5 | Mijns toorns is, en Mijn grimmigheid is een stok in hun hand! ~
43 Jes 27:4 | 4 Grimmigheid is bij Mij niet; wie zou
44 Jes 30:30 | Zijns arms doen zien, met grimmigheid van toorn, en een vlam van
45 Jes 34:2 | over al de heidenen, en grimmigheid over al hun heir; Hij heeft
46 Jes 42:25 | Hij over hen uitgestort de grimmigheid Zijns toorns en de macht
47 Jes 51:13 | den gansen dag, vanwege de grimmigheid des benauwers, wanneer
48 Jes 51:13 | verderven? Waar is dan de grimmigheid des benauwers? ~
49 Jes 51:17 | HEEREN den beker Zijner grimmigheid; den droesem van den beker
50 Jes 51:20 | net; zij zijn vol van de grimmigheid des HEEREN, van de schelding
51 Jes 51:22 | van den beker Mijner grimmigheid; gij zult dien voortaan
52 Jes 60:18 | daarnaar zal Hij vergelden, grimmigheid aan Zijn wederpartijders,
53 Jes 64:3 | heb hen vertrapt in Mijn grimmigheid; en hun kracht is gesprengd
54 Jes 64:5 | Mij heil beschikt, en Mijn grimmigheid heeft Mij ondersteund, ~
55 Jes 64:6 | dronken gemaakt in Mijn grimmigheid; en Ik heb hun kracht ter
56 Jes 67:15 | als een wervelwind; om met grimmigheid Zijn toorn hiertoe te wenden,
57 Jer 4:4 | Jeruzalem! opdat Mijner grimmigheid niet uitvare als een vuur,
58 Jer 6:11 | ben ik vol van des HEEREN grimmigheid, ik ben moede geworden van
59 Jer 7:20 | Ziet, Mijn toorn en Mijn grimmigheid zal uitgestort worden over
60 Jer 10:25 | 25 Stort Uw grimmigheid uit over de heidenen, die
61 Jer 18:20 | hen te spreken, om Uw grimmigheid van hen af te wenden. ~
62 Jer 21:5 | arm, ja, met toorn, en met grimmigheid, en met grote verbolgenheid. ~
63 Jer 23:19 | onweder des HEEREN, een grimmigheid is uitgegaan, ja, een pijnlijk
64 Jer 25:15 | dezen beker des wijns der grimmigheid van Mijn hand, en geef dien
65 Jer 30:23 | onweder des HEEREN, een grimmigheid is uitgegaan, een aanhoudend
66 Jer 32:31 | tot Mijn toorn en tot Mijn grimmigheid is Mij deze stad geweest,
67 Jer 32:37 | in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid, en in grote verbolgenheid;
68 Jer 33:5 | Mijn toorn en in Mijn grimmigheid; en omdat Ik Mijn aangezicht
69 Jer 36:7 | groot is de toorn en de grimmigheid, die de HEERE tegen dit
70 Jer 42:18 | als Mijn toorn, en Mijn grimmigheid is uitgestort over de inwoners
71 Jer 42:18 | Jeruzalem, alzo zal Mijn grimmigheid over ulieden uitgestort
72 Jer 44:6 | 6 Daarom is Mijn grimmigheid en Mijn toorn uitgestort,
73 Klaa 1:26 | ogen; Hij heeft Zijn grimmigheid in de tent der dochter Sions
74 Klaa 1:121| Caph. De HEERE heeft Zijn grimmigheid volbracht, Hij heeft de
75 Eze 5:13 | volbracht worden, en Ik zal Mijn grimmigheid op hen doen rusten, en Mij
76 Eze 5:13 | gesproken heb, als Ik Mijn grimmigheid tegen hen volbracht zal
77 Eze 5:15 | gerichten in toorn, en in grimmigheid, en in grimmige straffen
78 Eze 6:12 | sterven; alzo zal Ik Mijn grimmigheid tegen hen volbrengen. ~
79 Eze 7:8 | Nu zal Ik in kort Mijn grimmigheid over u uitgieten, en Mijn
80 Eze 8:18 | Daarom zal Ik ook handelen in grimmigheid, Mijn oog zal niet verschonen,
81 Eze 9:8 | Israel verderven, met Uw grimmigheid uit te gieten over Jeruzalem? ~
82 Eze 13:13 | groten stormwind in Mijn grimmigheid splijten, en er zal een
83 Eze 13:13 | hagelstenen in Mijn grimmigheid, om dien te verdoen. ~
84 Eze 13:15 | 15 Zo zal Ik Mijn grimmigheid tegen den wand voortbrengen,
85 Eze 14:19 | datzelve land zende, en Mijn grimmigheid daarover met bloed uitgiete,
86 Eze 16:38 | overgeven aan het bloed der grimmigheid en des ijvers. ~
87 Eze 16:42 | 42 Zo zal Ik Mijn grimmigheid op u doen rusten, en Mijn
88 Eze 19:12 | Maar hij werd door grimmigheid uitgerukt, en ter aarde
89 Eze 20:8 | zeide Ik, dat Ik Mijn grimmigheid over hen uitgieten zou,
90 Eze 20:13 | zeer, dat Ik zeide, Mijn grimmigheid te zullen uitgieten over
91 Eze 20:21 | sabbatten, dat Ik zeide, Mijn grimmigheid te zullen uitgieten over
92 Eze 20:33 | arm, en met een uitgegoten grimmigheid over u zal regeren! ~
93 Eze 20:34 | door een uitgegoten grimmigheid. ~
94 Eze 21:17 | Mijn hand slaan, en Mijn grimmigheid doen rusten; Ik, de HEERE,
95 Eze 22:20 | Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid daar laten, en smelten. ~
96 Eze 22:22 | dat Ik, de HEERE, Mijn grimmigheid over u uitgegoten heb. ~
97 Eze 23:25 | tegen u zetten, dat zij in grimmigheid met u zullen handelen; zij
98 Eze 24:8 | 8 Opdat Ik de grimmigheid doe opgaan om wraak te oefenen,
99 Eze 24:13 | gereinigd worden, totdat Ik Mijn grimmigheid op u zal hebben doen
100 Eze 25:14 | Mijn toorn en naar Mijn grimmigheid handelen; alzo zullen zij
101 Eze 30:15 | 15 En Ik zal Mijn grimmigheid uitgieten over Sin, de sterkte
102 Eze 36:6 | Mijn ijver en in Mijn grimmigheid gesproken, omdat gij den
103 Eze 36:18 | Daarom goot Ik Mijn grimmigheid over hen uit, om des bloeds
104 Eze 38:18 | de Heere HEERE, dat Mijn grimmigheid in Mijn neus zal opkomen. ~
105 Dan 3:13 | Nebukadnezar in toorn en grimmigheid, dat men Sadrach, Mesach
106 Dan 3:19 | Toen werd Nebukadnezar vol grimmigheid, en de gedaante zijns aangezichts
107 Dan 8:6 | hij liep op hem aan in de grimmigheid zijner kracht. ~
108 Dan 9:16 | laat toch Uw toorn en Uw grimmigheid afgekeerd worden van Uw
109 Dan 11:44 | hij uittrekken met grote grimmigheid om velen te verdelgen en
110 Mic 5:14 | En Ik zal in toorn en in grimmigheid wrake doen aan de heidenen,
111 Nah 1:6 | Zijns toorns bestaan? Zijn grimmigheid is uitgestort als vuur,
112 Zac 8:2 | groten ijver; ja, met grote grimmigheid heb Ik over haar geijverd. ~
|