Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
niemands 3
nieren 32
niesde 1
niet 7660
nietig 3
nietige 2
nietigen 1
Frequency    [«  »]
8706 gij
7945 dat
7933 is
7660 niet
6228 der
6208 uw
6044 u

Bijbel

IntraText - Concordances

niet

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7660

     Book Chapter: Verse
1501 Rut 2:15 | oplezen, en beschaamt haar niet. ~ 1502 Rut 2:16 | opleze, en bestraft haar niet. ~ 1503 Rut 2:20 | HEERE, Die Zijn weldadigheid niet heeft nagelaten aan de levenden 1504 Rut 2:22 | maagden uitgaat, opdat zij u niet tegenvallen in een ander 1505 Rut 3:2 | 2 Nu dan, is niet Boaz, met wiens maagden 1506 Rut 3:3 | dorsvloer; maar maak u den man niet bekend, totdat hij geeindigd 1507 Rut 3:11 | nu, mijn dochter, vrees niet; al wat gij gezegd hebt, 1508 Rut 3:13 | lossen; maar indien het hem niet lust u te lossen, zo zal 1509 Rut 3:14 | want hij zeide: Het worde niet bekend, dat een vrouw op 1510 Rut 3:17 | want hij zeide tot mij: Kom niet ledig tot uw schoonmoeder. ~ 1511 Rut 3:18 | vallen; want die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden 1512 Rut 4:4 | los het; en zo men het ook niet zou lossen, verklaar het 1513 Rut 4:6 | losser: Ik zal het voor mij niet kunnen lossen, opdat ik 1514 Rut 4:6 | lossen, opdat ik mijn erfdeel niet misschien verderve; los 1515 Rut 4:6 | lossing voor u; want ik zal niet kunnen lossen. ~ 1516 Rut 4:10 | de naam des verstorvenen niet worde uitgeroeid van zijn 1517 Rut 4:14 | Geloofd zij de HEERE, Die niet heeft nagelaten u heden 1518 1Sa 1:7 | daarom weende zij en at niet. ~ 1519 1Sa 1:8 | weent gij, en waarom eet gij niet, en waarom is uw hart kwalijk 1520 1Sa 1:8 | kwalijk gesteld? Ben ik u niet beter dan tien zonen? ~ 1521 1Sa 1:11 | gedenkt, en Uw dienstmaagd niet vergeet, maar geeft aan 1522 1Sa 1:13 | lippen, maar haar stem werd niet gehoord; daarom hield Eli 1523 1Sa 1:16 | Acht toch uw dienstmaagd niet voor een dochter Belials; 1524 1Sa 1:18 | aangezicht was haar zodanig niet meer. ~ 1525 1Sa 1:22 | 22 Doch Hanna toog niet op; maar zij zeide tot haar 1526 1Sa 2:3 | 3 Maakt het niet te veel, dat gij hoog, hoog 1527 1Sa 2:5 | hongerig waren, zijn het niet meer; totdat de onvruchtbare 1528 1Sa 2:9 | duisternis; want een man vermag niet door kracht. ~ 1529 1Sa 2:12 | Belials; zij kenden den HEERE niet. ~ 1530 1Sa 2:16 | het immers geven, en zo niet, ik zal het met geweld nemen. ~ 1531 1Sa 2:24 | 24 Niet, mijn zonen; want dit is 1532 1Sa 2:25 | hoorden de stem huns vaders niet, want de HEERE wilde hen 1533 1Sa 2:33 | 33 Doch de man, dien Ik u niet zal uitroeien van Mijn altaar, 1534 1Sa 3:2 | donker te worden, dat hij niet zien kon), ~ 1535 1Sa 3:5 | Doch hij zeide: Ik heb niet geroepen, keer weder, leg 1536 1Sa 3:6 | Hij dan zeide: Ik heb u niet geroepen, mijn zoon; keer 1537 1Sa 3:7 | Samuel kende de HEERE nog niet; en het woord des HEEREN 1538 1Sa 3:7 | des HEEREN was aan hem nog niet geopenbaard. ~ 1539 1Sa 3:13 | gemaakt, zo heeft hij hen niet eens zuur aangezien. ~ 1540 1Sa 3:17 | heeft? Verberg het toch niet voor mij; God doe u zo, 1541 1Sa 3:18 | en verborg ze voor hem niet. En hij zeide: Hij is de 1542 1Sa 3:19 | HEERE was met hem, en liet niet een van al Zijn woorden 1543 1Sa 4:7 | gisteren en eergisteren niet geschied! ~ 1544 1Sa 4:9 | Filistijnen, opdat gij de Hebreen niet misschien dient, gelijk 1545 1Sa 4:15 | ogen stonden stijf, dat hij niet zien kon.) ~ 1546 1Sa 4:20 | bij haar stonden: Vrees niet, want gij hebt een zoon 1547 1Sa 4:20 | gebaard. Doch zij antwoordde niet, en nam het niet ter harte. ~ 1548 1Sa 4:20 | antwoordde niet, en nam het niet ter harte. ~ 1549 1Sa 5:5 | het huis van Dagon komen, niet op den dorpel van Dagon 1550 1Sa 5:7 | Gods van Israel bij ons niet blijve; want Zijn hand is 1551 1Sa 5:11 | opdat zij mij en mijn volk niet dode; want er was een dodelijke 1552 1Sa 5:12 | 12 En de mensen, die niet stierven, werden geslagen 1553 1Sa 6:3 | Israel wegzendt, zendt haar niet ledig weg, maar vergeldt 1554 1Sa 6:3 | waarom Zijn hand van u niet afwijkt. ~ 1555 1Sa 6:6 | verzwaard hebben? Hebben zij niet, toen Hij wonderlijk met 1556 1Sa 6:9 | groot kwaad gedaan; maar zo niet, zo zullen wij weten, dat 1557 1Sa 6:9 | weten, dat Zijn hand ons niet geraakt heeft; het is ons 1558 1Sa 7:8 | zeiden tot Samuel: Zwijg niet van onzentwege, dat gij 1559 1Sa 7:8 | van onzentwege, dat gij niet zoudt roepen tot den HEERE, 1560 1Sa 7:13 | Filistijnen vernederd, en kwamen niet meer in de landpalen van 1561 1Sa 8:3 | Doch zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; maar zij 1562 1Sa 8:5 | geworden, en uw zonen wandelen niet in uw wegen; zo zet nu een 1563 1Sa 8:7 | zullen; want zij hebben u niet verworpen, maar zij hebben 1564 1Sa 8:18 | HEERE zal u te dien dage niet verhoren. ~ 1565 1Sa 9:4 | Salisa, maar zij vonden ze niet; daarna gingen zij door 1566 1Sa 9:4 | Sahalim, maar zij waren er niet; verder ging hij door het 1567 1Sa 9:4 | Jemini, doch zij vonden ze niet. ~ 1568 1Sa 9:5 | laat ons wederkeren; dat niet misschien mijn vader van 1569 1Sa 9:13 | eten; want het volk zal niet eten, totdat hij komt, want 1570 1Sa 9:20 | hebt, zet uw hart daarop niet, want zij zijn gevonden; 1571 1Sa 9:20 | dat in Israel is? Is het niet van u, en van het ganse 1572 1Sa 9:21 | antwoordde Saul, en zeide: Ben ik niet een zoon van Jemini, van 1573 1Sa 9:21 | en mijn geslacht is het niet het kleinste van al de geslachten 1574 1Sa 10:1 | kuste hem, en zeide: Is het niet alzo, dat de HEERE u tot 1575 1Sa 10:14 | toen wij zagen, dat zij er niet waren, zo kwamen wij tot 1576 1Sa 10:16 | gezegd had, gaf hij hem niet te kennen. ~ 1577 1Sa 10:21 | zochten hem, maar hij werd niet gevonden. ~ 1578 1Sa 11:7 | der boden, zeggende: Die niet zelf uittrekt achter Saul 1579 1Sa 12:4 | zeiden zij: Gij hebt ons niet verongelijkt, en gij hebt 1580 1Sa 12:4 | verongelijkt, en gij hebt ons niet onderdrukt, en gij hebt 1581 1Sa 12:14 | en den mond des HEEREN niet wederspannig zijt, zo zult 1582 1Sa 12:15 | naar de stem des HEEREN niet zult horen, maar den mond 1583 1Sa 12:17 | 17 Is het niet vandaag de tarweoogst? Ik 1584 1Sa 12:19 | den HEERE, uw God, dat wij niet sterven; want boven al onze 1585 1Sa 12:20 | Samuel tot het volk: Vreest niet, gij hebt al dit kwaad gedaan; 1586 1Sa 12:20 | kwaad gedaan; doch wijkt niet van achter den HEERE af, 1587 1Sa 12:21 | 21 En wijkt niet af; want gij zoudt de ijdelheden 1588 1Sa 12:21 | ijdelheden na volgen, die niet bevorderlijk zijn, noch 1589 1Sa 12:22 | Want de HEERE zal Zijn volk niet verlaten, om Zijns groten 1590 1Sa 13:8 | had. Als Samuel te Gilgal niet opkwam, zo verstrooide het 1591 1Sa 13:11 | bestemden tijd der dagen niet kwaamt, en de Filistijnen 1592 1Sa 13:12 | het aangezicht des HEEREN niet ernstelijk aangebeden, zo 1593 1Sa 13:13 | gebod van den HEERE, uw God, niet gehouden, dat Hij u geboden 1594 1Sa 13:14 | 14 Maar nu zal uw rijk niet bestaan. De HEERE heeft 1595 1Sa 13:14 | over Zijn volk, omdat gij niet gehouden hebt, wat u de 1596 1Sa 14:1 | doch hij gaf het zijn vader niet te kennen. ~ 1597 1Sa 14:3 | efod; doch het volk wist niet, dat Jonathan heengegaan 1598 1Sa 14:9 | onze plaats, en tot hen niet opklimmen. ~ 1599 1Sa 14:17 | zijn wapendrager waren daar niet. ~ 1600 1Sa 14:27 | 27 Maar Jonathan had het niet gehoord, toen zijn vader 1601 1Sa 14:30 | heeft! Maar nu is die slag niet groot geweest over de Filistijnen. ~ 1602 1Sa 14:34 | en eet, en bezondigt u niet aan den HEERE, die etende 1603 1Sa 14:36 | licht worde, en laat ons niet een man onder hen overig 1604 1Sa 14:37 | Doch Hij antwoordde hem niet te dien dage. ~ 1605 1Sa 14:45 | het volk Jonathan, dat hij niet stierf. ~ 1606 1Sa 15:3 | heeft, en verschoon hem niet; maar dood van den man af 1607 1Sa 15:6 | Amalekieten, opdat ik u met hen niet wegruime; want gij hebt 1608 1Sa 15:9 | best was, en zij wilden ze niet verbannen; maar alle ding, 1609 1Sa 15:11 | afgekeerd heeft, en Mijn woorden niet bevestigd heeft. Toen ontstak 1610 1Sa 15:17 | En Samuel zeide: Is het niet alzo, toen gij klein waart 1611 1Sa 15:18 | hen, totdat gij dezelve te niet doet. ~ 1612 1Sa 15:19 | naar de stem des HEEREN niet gehoord, maar zijt tot den 1613 1Sa 15:26 | zeide tot Saul: Ik zal met u niet wederkeren; omdat gij het 1614 1Sa 15:29 | Overwinning van Israel is, niet, en het berouwt Hem niet; 1615 1Sa 15:29 | niet, en het berouwt Hem niet; want Hij is geen mens, 1616 1Sa 15:35 | 35 En Samuel zag Saul niet meer tot den dag zijns doods 1617 1Sa 16:7 | Samuel: Zie zijn gestalte niet aan, noch de hoogte zijner 1618 1Sa 16:7 | hem verworpen; want het is niet gelijk de mens ziet; want 1619 1Sa 16:8 | Dezen heeft de HEERE ook niet verkoren. ~ 1620 1Sa 16:9 | Dezen heeft de HEERE ook niet verkoren. ~ 1621 1Sa 16:10 | Isai: De HEERE heeft dezen niet verkoren. ~ 1622 1Sa 16:11 | hem halen; want wij zullen niet rondom aanzitten, totdat 1623 1Sa 17:8 | slagorde te stellen? Ben ik niet een Filistijn, en gijlieden 1624 1Sa 17:33 | zeide tot David: Gij zult niet kunnen heengaan tot dezen 1625 1Sa 17:39 | tot Saul: Ik kan in deze niet gaan, want ik heb het nooit 1626 1Sa 17:47 | zal weten, dat de HEERE niet door het zwaard, noch door 1627 1Sa 17:55 | leeft, o koning! ik weet het niet. ~ 1628 1Sa 18:2 | te dien dage, en liet hem niet werderkeren tot zijns vaders 1629 1Sa 18:17 | Saul zeide: Dat mijn hand niet tegen hem zij, maar dat 1630 1Sa 18:26 | maar de dagen waren nog niet vervuld. ~ 1631 1Sa 19:4 | tot hem: De koning zondige niet tegen zijn knecht David, 1632 1Sa 19:4 | David, omdat hij tegen u niet gezondigd heeft, en omdat 1633 1Sa 19:6 | de HEERE leeft, hij zal niet gedood worden! ~ 1634 1Sa 19:11 | gij uw ziel dezen nacht niet behoedt, zo zult gij morgen 1635 1Sa 20:2 | Dat zij verre, gij zult niet sterven. Zie, mijn vader 1636 1Sa 20:2 | zaak, die hij voor mijn oor niet openbaart; waarom zou dan 1637 1Sa 20:2 | van mij verbergen? Dat is niet. ~ 1638 1Sa 20:3 | gezegd: Dat Jonathan dit niet wete, opdat hij zich niet 1639 1Sa 20:3 | niet wete, opdat hij zich niet bekommere; en zekerlijk, 1640 1Sa 20:9 | overkomen, zou ik dat u dan niet te kennen geven? ~ 1641 1Sa 20:12 | voor David, en ik dan tot u niet zende, en voor uw oor openbare; ~ 1642 1Sa 20:14 | 14 En zult gij niet, indien ik dan nog leve, 1643 1Sa 20:14 | dan nog leve, ja, zult gij niet de weldadigheid des HEEREN 1644 1Sa 20:14 | HEEREN aan mij doen, dat ik niet sterve? ~ 1645 1Sa 20:15 | zult gij uw weldadigheid niet afsnijden van mijn huis 1646 1Sa 20:15 | huis tot in eeuwigheid; ook niet wanneer de HEERE een iegelijk 1647 1Sa 20:26 | wat voorgevallen, dat hij niet rein is; voorzeker, hij 1648 1Sa 20:26 | rein is; voorzeker, hij is niet rein. ~ 1649 1Sa 20:29 | hij aan des konings tafel niet gekomen. ~ 1650 1Sa 20:30 | wederspannigheid, weet ik het niet, dat gij den zoon van Isai 1651 1Sa 20:37 | jongen na, en zeide: Is niet de pijl van u af en verder? ~ 1652 1Sa 20:38 | na: Haast u, spoed u, sta niet stil! De jongen van Jonathan 1653 1Sa 21:9 | zeide: Er is zijns gelijke niet; geef het mij. ~ 1654 1Sa 21:11 | zeiden tot hem: Is deze niet David, de koning des lands? 1655 1Sa 21:11 | koning des lands? Zong men niet van dezen in de reien, zeggende: 1656 1Sa 22:5 | David: Blijf in de vesting niet, ga heen, en ga in het land 1657 1Sa 22:15 | heeft van al deze dingen niet geweten, klein noch groot. ~ 1658 1Sa 22:17 | hebben het voor mijn oren niet geopenbaard. Doch de knechten 1659 1Sa 22:17 | konings wilden hun hand niet uitsteken, om op de priesters 1660 1Sa 22:23 | 23 Blijf bij mij; vrees niet; want wie mijn ziel zoeken 1661 1Sa 23:14 | dagen, doch God gaf hem niet over in zijn hand. ~ 1662 1Sa 23:17 | hij zeide tot hem: Vrees niet, want de hand van Saul, 1663 1Sa 23:17 | Saul, mijn vader, zal u niet vinden, maar gij zult koning 1664 1Sa 23:19 | Gibea, zeggende: Heeft zich niet David bij ons verborgen 1665 1Sa 24:8 | met woorden, en liet hun niet toe, dat zij opstonden tegen 1666 1Sa 24:11 | zeide: Ik zal mijn hand niet uitsteken tegen mijn heer, 1667 1Sa 24:12 | afgesneden heb, zo heb ik u niet gedood; beken en zie, dat 1668 1Sa 24:12 | overtreding is, en ik tegen u niet gezondigd heb; nochtans 1669 1Sa 24:13 | aan u; maar mijn hand zal niet tegen u zijn. ~ 1670 1Sa 24:14 | voort; maar mijn hand zal niet tegen u zijn. ~ 1671 1Sa 24:19 | besloten, en gij hebt mij niet gedood. ~ 1672 1Sa 25:11 | den mannen geven, die ik niet weet, van waar zij zijn? ~ 1673 1Sa 25:17 | zoon Belials, dat men hem niet mag aanspreken. ~ 1674 1Sa 25:19 | haar man Nabal gaf zij het niet te kennen. ~ 1675 1Sa 25:25 | heer stelle toch zijn hart niet aan dezen Belials man, aan 1676 1Sa 25:25 | jongelingen van mijn heer niet gezien, die gij gezonden 1677 1Sa 25:31 | Zo zal dit u, mijn heer, niet zijn tot wankeling, noch 1678 1Sa 25:36 | dronken; daarom gaf zij hem niet een woord, klein noch groot, 1679 1Sa 26:1 | zeggende: Houdt zich David niet verborgen op den heuvel 1680 1Sa 26:8 | slaan, en ik zal het hem niet ten tweeden male doen. ~ 1681 1Sa 26:9 | tot Abisai: Verderf hem niet; want wie heeft zijn hand 1682 1Sa 26:14 | Ner, zeggende: Zult gij niet antwoorden, Abner? Toen 1683 1Sa 26:15 | David tot Abner: Zijt gij niet een man, en wie is u gelijk 1684 1Sa 26:16 | die gij gedaan hebt, is niet goed; zo waarachtig als 1685 1Sa 26:19 | heden verstoten, dat ik niet mag vastgehecht blijven 1686 1Sa 26:20 | En nu, mijn bloed valle niet op de aarde van voor het 1687 1Sa 26:23 | gegeven; maar ik heb mijn hand niet willen uitsteken, aan den 1688 1Sa 27:1 | Sauls hand omkomen; mij is niet beter, dan dat ik haastelijk 1689 1Sa 27:4 | was naar Gath, zo voer hij niet meer voort hem te zoeken. ~ 1690 1Sa 27:11 | Dat zij misschien van ons niet boodschappen, zeggende: 1691 1Sa 28:6 | de HEERE antwoordde hem niet; noch door dromen, noch 1692 1Sa 28:13 | koning zeide tot haar: Vrees niet; maar wat ziet gij? Toen 1693 1Sa 28:15 | geweken, en antwoordt mij niet meer, noch door den dienst 1694 1Sa 28:18 | naar de stem des HEEREN niet gehoord hebt, en de hittigheid 1695 1Sa 28:18 | hittigheid Zijns toorns niet uitgericht hebt tegen Amalek; 1696 1Sa 28:23 | weigerde het, en zeide: Ik zal niet eten. Maar zijn knechten, 1697 1Sa 29:3 | der Filistijnen: Is deze niet David, de knecht van Saul, 1698 1Sa 29:4 | besteld hebt, en dat hij niet met ons aftrekke in den 1699 1Sa 29:4 | den strijd, opdat hij ons niet tot een tegenpartijder worde 1700 1Sa 29:4 | aangenaam maken? Is het niet met de hoofden dezer mannen? ~ 1701 1Sa 29:5 | 5 Is dit niet die David, van denwelken 1702 1Sa 29:6 | dezen dag toe; maar gij zijt niet aangenaam in de ogen der 1703 1Sa 29:8 | tot dezen dag toe, dat ik niet zal gaan en strijden tegen 1704 1Sa 29:9 | met ons in dezen strijd niet optrekken. 1705 1Sa 30:10 | dat zij over de beek Besor niet konden gaan. ~ 1706 1Sa 30:15 | mij bij God, dat gij mij niet zult doden, en dat gij mij 1707 1Sa 30:15 | zult doden, en dat gij mij niet zult overleveren in de hand 1708 1Sa 30:17 | anderen dag; en er ontkwam niet een man van hen, behalve 1709 1Sa 30:19 | 19 En onder hen werd niet gemist van den kleinste 1710 1Sa 30:21 | waren geweest, dat zij David niet hadden kunnen navolgen, 1711 1Sa 30:22 | zeiden: Omdat zij met ons niet getogen zijn, zullen wij 1712 1Sa 30:22 | dien wij gered hebben, niet geven, maar aan een iegelijk 1713 1Sa 30:23 | David zeide: Alzo zult gij niet doen, mijn broeders, met 1714 1Sa 31:4 | misschien deze onbesnedenen niet komen, en mij doorsteken, 1715 1Sa 31:4 | Maar zijn wapendrager wilde niet, want hij vreesde zeer. 1716 2Sa 1:10 | wist, dat hij na zijn val niet leven zou; en ik nam de 1717 2Sa 1:14 | zeide tot hem: Hoe, hebt gij niet gevreesd uw hand uit te 1718 2Sa 1:20 | 20 Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het 1719 2Sa 1:20 | te Gath, boodschapt het niet op de straten van Askelon; 1720 2Sa 1:20 | dochters der Filistijnen zich niet verblijden, opdat de dochters 1721 2Sa 1:20 | dochters der onbesnedenen niet opspringen van vreugde. ~ 1722 2Sa 1:21 | schild van Saul, alsof hij niet gezalfd ware geweest met 1723 2Sa 1:22 | helden, werd Jonathans boog niet achterwaarts gedreven; en 1724 2Sa 1:22 | en Sauls zwaard keerde niet ledig weder. ~ 1725 2Sa 1:23 | leven, zijn ook in hun dood niet gescheiden; zij waren lichter 1726 2Sa 2:19 | Abner achterna; en hij week niet, om van achter Abner ter 1727 2Sa 2:21 | gewaad; maar Asahel wilde niet afwijken van achter hem. ~ 1728 2Sa 2:26 | eeuwiglijk verteren? Weet gij niet, dat het in het laatste 1729 2Sa 2:26 | hoe lang zult gij het volk niet zeggen, dat zij wederkeren 1730 2Sa 2:28 | stil, en zij jaagden Israel niet meer achterna, en voeren 1731 2Sa 2:28 | meer achterna, en voeren niet wijders voort te strijden. ~ 1732 2Sa 3:8 | heden weldadigheid doe, en u niet overgeleverd heb in Davids 1733 2Sa 3:11 | En hij kon Abner verder niet een woord antwoorden, omdat 1734 2Sa 3:13 | Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat gij Michal, 1735 2Sa 3:22 | groten roof. Abner nu was niet bij David te Hebron; want 1736 2Sa 3:26 | Sira; maar David wist het niet. ~ 1737 2Sa 3:29 | worde van het huis van Joab niet afgesneden, die een vloed 1738 2Sa 3:34 | 34 Uw handen waren niet gebonden, noch uw voeten 1739 2Sa 3:37 | dat het van den koning niet was, dat men Abner, den 1740 2Sa 3:38 | zijn knechten: Weet gij niet, dat te dezen dage een vorst, 1741 2Sa 4:11 | zijn bloed van uw handen niet eisen, en u van de aarde 1742 2Sa 5:6 | zeggende: Gij zult hier niet inkomen, maar de blinden 1743 2Sa 5:6 | te zeggen: David zal hier niet inkomen. ~ 1744 2Sa 5:8 | kreupele zal in het huis niet komen. ~ 1745 2Sa 5:23 | Dewelke zeide: Gij zult niet optrekken; maar trek om 1746 2Sa 6:10 | wilde de ark des HEEREN niet tot zich laten overbrengen 1747 2Sa 7:7 | zeggende: Waarom bouwt gij Mij niet een cederen huis? ~ 1748 2Sa 7:10 | aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder gedreven 1749 2Sa 7:10 | verkeerdheid zullen hem niet meer verdrukken, gelijk 1750 2Sa 7:15 | goedertierenheid zal van hem niet wijken, gelijk als Ik die 1751 2Sa 9:7 | David zeide tot hem: Vrees niet, want ik zal zekerlijk weldadigheid 1752 2Sa 10:3 | Heeft David zijn knechten niet daarom tot u gezonden, dat 1753 2Sa 11:3 | vrouw; en men zeide: Is dat niet Bathseba, de dochter van 1754 2Sa 11:9 | zijns heren; en hij ging niet af in zijn huis. ~ 1755 2Sa 11:10 | kennen, zeggende: Uria is niet afgegaan in zijn huis. Toen 1756 2Sa 11:10 | David tot Uria: Komt gij niet van de reis? Waarom zijt 1757 2Sa 11:10 | de reis? Waarom zijt gij niet afgegaan in uw huis? ~ 1758 2Sa 11:13 | heren knechten, maar ging niet af in zijn huis. ~ 1759 2Sa 11:20 | om te strijden? Wist gij niet, dat zij van den muur zouden 1760 2Sa 11:21 | zoon van Jerubbeseth? Wierp niet een vrouw een stuk van een 1761 2Sa 11:25 | Joab zeggen: Laat deze zaak niet kwaad zijn in uw ogen, want 1762 2Sa 12:3 | 3 Maar de arme had gans niet dan een enig klein ooilam, 1763 2Sa 12:6 | zaak gedaan, en omdat hij niet verschoond heeft. ~ 1764 2Sa 12:10 | het zwaard zal van uw huis niet afwijken tot in eeuwigheid; 1765 2Sa 12:13 | zonde weggenomen, gij zult niet sterven. ~ 1766 2Sa 12:17 | de aarde; maar hij wilde niet, en at geen brood met hen. ~ 1767 2Sa 12:18 | hij hoorde naar onze stem niet, hoe zullen wij dan tot 1768 2Sa 12:23 | gaan, maar hij zal tot mij niet wederkomen. ~ 1769 2Sa 12:28 | stad, en neem ze in; opdat niet, zo ik de stad zou innemen, 1770 2Sa 13:4 | koningszoon, zult gij het mij niet te kennen geven? Toen zeide 1771 2Sa 13:12 | Maar zij zeide tot hem: Niet, mijn broeder, verkracht 1772 2Sa 13:12 | mijn broeder, verkracht mij niet, want alzo doet men niet 1773 2Sa 13:12 | niet, want alzo doet men niet in Israel; doe deze dwaasheid 1774 2Sa 13:12 | Israel; doe deze dwaasheid niet. ~ 1775 2Sa 13:13 | want hij zal mij van u niet onthouden. ~ 1776 2Sa 13:14 | hij wilde naar haar stem niet horen; maar sterker zijnde 1777 2Sa 13:16 | maar hij wilde naar haar niet horen. ~ 1778 2Sa 13:20 | uw broeder; zet uw hart niet op deze zaak. Alzo bleef 1779 2Sa 13:22 | 22 Doch Absalom sprak niet met Amnon, noch kwaad noch 1780 2Sa 13:25 | koning zeide tot Absalom: Niet, mijn zoon, laat ons toch 1781 2Sa 13:25 | mijn zoon, laat ons toch niet al te zamen gaan, opdat 1782 2Sa 13:25 | zamen gaan, opdat wij u niet bezwaarlijk zijn; en hij 1783 2Sa 13:25 | hem aan, doch hij wilde niet gaan, maar zegende hem. ~ 1784 2Sa 13:26 | 26 Toen zeide Absalom: Zo niet, laat toch mijn broeder 1785 2Sa 13:28 | zult gij hem doden; vreest niet; is het niet, omdat ik het 1786 2Sa 13:28 | doden; vreest niet; is het niet, omdat ik het u geboden 1787 2Sa 13:30 | konings geslagen, en er is niet een van hen overgelaten. ~ 1788 2Sa 13:32 | en zeide: Mijn heer zegge niet, dat zij al de jongelingen, 1789 2Sa 13:33 | mijn heer de koning de zaak niet in zijn hart, denkende: 1790 2Sa 14:2 | rouwklederen aan, en zalf u niet met olie, en wees als een 1791 2Sa 14:10 | mij; en hij zal u voortaan niet meer aantasten. ~ 1792 2Sa 14:11 | God, dat de bloedwrekers niet te vele worden om te verderven, 1793 2Sa 14:11 | verderven, dat zij mijn zoon niet verdelgen. Toen zeide hij: 1794 2Sa 14:13 | de koning zijn verstotene niet wederhaalt. ~ 1795 2Sa 14:14 | aarde uitgestort zijnde, niet verzameld wordt. God dan 1796 2Sa 14:14 | wordt. God dan zal de ziel niet wegnemen, maar Hij zal gedachten 1797 2Sa 14:14 | dat Hij den verstotene niet van Zich verstote. ~ 1798 2Sa 14:18 | tot de vrouw: Verberg nu niet voor mij de zaak, die ik 1799 2Sa 14:24 | kere, en mijn aangezicht niet zie. Alzo keerde Absalom 1800 2Sa 14:24 | zag des konings aangezicht niet. ~ 1801 2Sa 14:28 | hij des konings aangezicht niet zag. ~ 1802 2Sa 14:29 | koning zond; maar hij wilde niet tot hem komen. Zo zond hij 1803 2Sa 14:29 | male; evenwel wilde hij niet komen. ~ 1804 2Sa 15:14 | om weg te gaan, opdat hij niet misschien haaste, en ons 1805 2Sa 15:27 | priester Zadok: Zijt gij niet een ziener? Keer weder in 1806 2Sa 15:34 | den raad van Achitofel te niet maken. ~ 1807 2Sa 15:35 | 35 En zijn niet Zadok en Abjathar, de priesters, 1808 2Sa 16:17 | vriend? Waarom zijt gij niet met uw vriend getogen? ~ 1809 2Sa 16:19 | wien zou ik dienen? Zou het niet zijn voor het aangezicht 1810 2Sa 17:6 | wij zijn woord doen? Zo niet, spreek gij. ~ 1811 2Sa 17:7 | ditmaal geraden heeft, is niet goed. ~ 1812 2Sa 17:8 | vader een krijgsman, en zal niet vernachten met het volk. ~ 1813 2Sa 17:12 | mannen, die met hem zijn, ook niet een worden overgelaten. ~ 1814 2Sa 17:13 | nedertrekken, totdat ook niet een steentje aldaar gevonden 1815 2Sa 17:16 | zeggende: Vernacht dezen nacht niet in de vlakke velden der 1816 2Sa 17:16 | spoedig over; opdat de koning niet verslonden worde, en al 1817 2Sa 17:17 | aan; want zij mochten zich niet zien laten, dat zij in de 1818 2Sa 17:19 | daarop. Alzo werd de zaak niet bekend. ~ 1819 2Sa 17:20 | toen zij hen gezocht en niet gevonden hadden, keerden 1820 2Sa 17:22 | het morgenlicht ontbrak er niet tot een toe, die niet over 1821 2Sa 17:22 | er niet tot een toe, die niet over de Jordaan gegaan was. ~ 1822 2Sa 17:23 | Achitofel zag, dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij 1823 2Sa 18:3 | het volk zeide: Gij zult niet uittrekken; want of wij 1824 2Sa 18:3 | zij zullen het hart op ons niet stellen; ja, of de helft 1825 2Sa 18:3 | zij zullen het hart op ons niet stellen; maar gij zijt nu 1826 2Sa 18:11 | waarom dan hebt gij hem niet aldaar ter aarde geslagen, 1827 2Sa 18:12 | hand aan des konings zoon niet slaan; want de koning heeft 1828 2Sa 18:14 | Ik zal hier bij u alzo niet vertoeven; en hij nam drie 1829 2Sa 18:20 | boodschappen; dezen dag nu zult gij niet boodschappen, daarom dat 1830 2Sa 18:29 | knecht afzond, maar ik weet niet wat. ~ 1831 2Sa 19:7 | zweer bij den HEERE, als gij niet uitgaat, zo er een man dezen 1832 2Sa 19:13 | gijlieden zeggen: Zijt gij niet mijn been en mijn vlees? 1833 2Sa 19:13 | en doe er zo toe, zo gij niet krijgsoverste zult zijn 1834 2Sa 19:19 | koning: Mijn heer rekene mij niet toe de misdaad, en gedenke 1835 2Sa 19:19 | toe de misdaad, en gedenke niet, wat uw knecht verkeerdelijk 1836 2Sa 19:21 | Zou dan Simei hiervoor niet gedood worden? Zo hij toch 1837 2Sa 19:22 | in Israel? Want weet ik niet, dat ik heden koning geworden 1838 2Sa 19:23 | zeide tot Simei: Gij zult niet sterven. En de koning zwoer 1839 2Sa 19:24 | en hij had zijn voeten niet schoongemaakt, noch zijn 1840 2Sa 19:25 | hem zeide: Waarom zijt gij niet met mij getogen, Mefiboseth? ~ 1841 2Sa 19:28 | al mijns vaders huis is niet geweest, dan maar lieden 1842 2Sa 19:43 | gering geacht, dat ons woord niet het eerste geweest is, om 1843 2Sa 20:3 | onderhield ze, maar ging tot haar niet in. En zij waren opgesloten 1844 2Sa 20:6 | hem achterna, opdat hij niet misschien vaste steden voor 1845 2Sa 20:10 | 10 En Amasa hoedde zich niet voor het zwaard, dat in 1846 2Sa 20:10 | aarde uit, en hij sloeg hem niet ten tweeden male, en hij 1847 2Sa 20:21 | 21 De zaak is niet alzo; maar een man van het 1848 2Sa 21:2 | De Gibeonieten nu waren niet van de kinderen Israels, 1849 2Sa 21:4 | Gibeonieten tot hem: Het is ons niet te doen om zilver en goud 1850 2Sa 21:4 | zijn huis; ook is het ons niet om iemand te doden in Israel. 1851 2Sa 21:5 | koning: De man die ons te niet gemaakt, en tegen ons gedacht 1852 2Sa 21:10 | gevogelte des hemels op hen niet rusten des daags, noch het 1853 2Sa 21:17 | David, zeggende: Gij zult niet meer met ons uittrekken 1854 2Sa 21:17 | opdat gij de lamp van Israel niet uitblust. ~ 1855 2Sa 22:22 | gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan. ~ 1856 2Sa 22:23 | inzettingen, daarvan week ik niet af. ~ 1857 2Sa 22:37 | en mijn enkelen hebben niet gewankeld. ~ 1858 2Sa 22:38 | verdelgde hen, en keerde niet weder, totdat ik ze verdaan 1859 2Sa 22:39 | en doorstak ze, dat zij niet weder opstonden; maar zij 1860 2Sa 22:42 | maar Hij antwoordde hun niet. ~ 1861 2Sa 22:44 | heidenen; het volk, dat ik niet kende, heeft mij gediend. ~ 1862 2Sa 23:5 | 5 Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft 1863 2Sa 23:5 | lust, hoewel Hij het nog niet doet uitspruiten. ~ 1864 2Sa 23:6 | omdat men ze met de hand niet kan vatten; ~ 1865 2Sa 23:16 | David; doch hij wilde dat niet drinken, maar goot het uit 1866 2Sa 23:17 | leven? En hij wilde het niet drinken. Dit deden die drie 1867 2Sa 23:19 | 19 Was hij niet de heerlijkste van die drie? 1868 2Sa 23:19 | een overste. Maar hij kwam niet tot aan die eerste drie. ~ 1869 2Sa 23:23 | die drie eersten kwam hij niet; en David stelde hem over 1870 2Sa 24:14 | mij in de hand van mensen niet vallen. ~ 1871 2Sa 24:24 | zal den HEERE, mijn God, niet offeren brandofferen om 1872 2Sa 24:24 | offeren brandofferen om niet. Alzo kocht David den dorsvloer 1873 1Kon 1:4 | doch de koning bekende ze niet. ~ 1874 1Kon 1:6 | 6 En zijn vader had hem niet bedroefd van zijn dagen, 1875 1Kon 1:8 | David had, waren met Adonia niet. ~ 1876 1Kon 1:10 | zijn broeder, noodde hij niet. ~ 1877 1Kon 1:11 | Salomo, zeggende: Hebt gij niet gehoord, dat Adonia, de 1878 1Kon 1:11 | onze heer David weet dat niet. ~ 1879 1Kon 1:13 | en zeg tot hem: Hebt gij niet, mijn heer koning, uw dienstmaagd 1880 1Kon 1:18 | heer koning, gij weet het niet. ~ 1881 1Kon 1:19 | knecht Salomo heeft hij niet genood. ~ 1882 1Kon 1:26 | Salomo, uw knecht, heeft hij niet genood. ~ 1883 1Kon 1:27 | geschied? En hebt gij uw knecht niet bekend gemaakt, wie op den 1884 1Kon 1:51 | zijn knecht met het zwaard niet doden zal! ~ 1885 1Kon 1:52 | vroom man zal zijn, daar zal niet van zijn haar op de aarde 1886 1Kon 2:6 | dat gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat 1887 1Kon 2:9 | 9 Maar nu, houd hem niet onschuldig, dewijl gij een 1888 1Kon 2:16 | begeerte; wijs mijn aangezicht niet af. En zij zeide tot hem: 1889 1Kon 2:17 | want hij zal uw aangezicht niet afwijzen, dat hij mij Abisag, 1890 1Kon 2:20 | begeerte, wijs mijn aangezicht niet af. En de koning zeide tot 1891 1Kon 2:20 | want ik zal uw aangezicht niet afwijzen. ~ 1892 1Kon 2:26 | maar dezen dag zal ik u niet doden, omdat gij de ark 1893 1Kon 2:27 | hij des HEEREN priester niet ware, om te vervullen het 1894 1Kon 2:28 | Adonia, hoewel hij zich niet had gewend achter Absalom), 1895 1Kon 2:32 | daar het mijn vader David niet wist, Abner, den zoon van 1896 1Kon 2:36 | woon aldaar; en ga van daar niet uit herwaarts of derwaarts. ~ 1897 1Kon 2:42 | zeide tot hem: Heb ik u niet beedigd bij den HEERE, en 1898 1Kon 2:43 | hebt gij den eed des HEEREN niet gehouden, en het gebod, 1899 1Kon 3:7 | klein jongeling, ik weet niet uit te gaan noch in te gaan. ~ 1900 1Kon 3:8 | een groot volk, hetwelk niet kan geteld noch gerekend 1901 1Kon 3:11 | deze zaak begeerd hebt, en niet begeerd hebt, voor u vele 1902 1Kon 3:12 | dat uws gelijke voor u niet geweest is, en uws gelijke 1903 1Kon 3:12 | is, en uws gelijke na u niet opstaan zal. ~ 1904 1Kon 3:13 | 13 Zelfs ook wat gij niet begeerd hebt, heb Ik u gegeven, 1905 1Kon 3:21 | en zie, het was mijn zoon niet, dien ik gebaard had. ~ 1906 1Kon 6:6 | gemaakt, opdat zij zich niet hielden in de wanden van 1907 1Kon 6:13 | Ik zal Mijn volk Israel niet verlaten. ~ 1908 1Kon 7:31 | daarvan waren vierkantig, niet rond. ~ 1909 1Kon 7:47 | gewicht des kopers werd niet onderzocht. ~ 1910 1Kon 8:5 | die vanwege de menigte niet konden geteld, noch gerekend 1911 1Kon 8:8 | aanspraakplaats, maar buiten niet gezien werden; en zij zijn 1912 1Kon 8:11 | 11 En de priesters konden niet staan om te dienen, vanwege 1913 1Kon 8:19 | Evenwel gij zult dat huis niet bouwen; maar uw zoon, die 1914 1Kon 8:27 | hemel der hemelen zouden U niet begrijpen, hoeveel te min 1915 1Kon 8:41 | die van Uw volk Israel niet zal zijn, maar uit verren 1916 1Kon 8:46 | want geen mens is er, die niet zondigt), en Gij tegen hen 1917 1Kon 8:56 | wat Hij gesproken heeft! Niet een enig woord is er gevallen 1918 1Kon 8:57 | vaderen; Hij verlate ons niet, en begeve ons niet; ~ 1919 1Kon 8:57 | ons niet, en begeve ons niet; ~ 1920 1Kon 9:6 | van Mij na te volgen, en niet houden zult Mijn geboden 1921 1Kon 9:12 | gegeven had, maar zij waren niet recht in zijn ogen. ~ 1922 1Kon 9:20 | Hevieten, en Jebusieten, die niet waren van de kinderen Israels; ~ 1923 1Kon 9:21 | die de kinderen Israels niet hadden kunnen verbannen, 1924 1Kon 10:3 | den koning, dat hij haar niet verklaarde. ~ 1925 1Kon 10:7 | 7 Ik heb die woorden niet geloofd, totdat ik gekomen 1926 1Kon 10:7 | en zie, de helft is mij niet aangezegd; gij hebt met 1927 1Kon 10:12 | Het almuggimhout was zo niet gekomen noch gezien geweest, 1928 1Kon 10:21 | werd in de dagen van Salomo niet voor enig ding geacht. ~ 1929 1Kon 11:2 | Gijlieden zult tot hen niet ingaan, en zij zullen tot 1930 1Kon 11:2 | ingaan, en zij zullen tot u niet inkomen; zij zouden zekerlijk 1931 1Kon 11:4 | goden neigden; dat zijn hart niet volkomen was met den HEERE, 1932 1Kon 11:6 | des HEEREN; en volhardde niet den HEERE te volgen, gelijk 1933 1Kon 11:10 | had, dat hij andere goden niet zou nawandelen; doch hij 1934 1Kon 11:10 | nawandelen; doch hij hield niet, wat de HEERE geboden had. ~ 1935 1Kon 11:11 | bij u geschied is, dat gij niet hebt gehouden Mijn verbond 1936 1Kon 11:12 | dagen nochtans zal Ik dat niet doen, om uws vaders Davids 1937 1Kon 11:13 | zal het gehele koninkrijk niet afscheuren; een stam zal 1938 1Kon 11:33 | der kinderen Ammons; en niet gewandeld hebben in Mijn 1939 1Kon 11:39 | verootmoedigen; nochtans niet altijd. ~ 1940 1Kon 11:41 | en zijn wijsheid, is dat niet geschreven in het boek der 1941 1Kon 12:15 | de koning naar het volk niet; want deze omwending was 1942 1Kon 12:16 | dat de koning naar hen niet hoorde, zo gaf het volk 1943 1Kon 12:24 | zegt de HEERE: Gij zult niet optrekken, noch strijden 1944 1Kon 12:31 | geringsten des volks, die niet waren uit de zonen van Levi. ~ 1945 1Kon 13:4 | had, verdorde, dat hij ze niet weder tot zich trekken kon. ~ 1946 1Kon 13:8 | helft van uw huis, zo zou ik niet met u gaan, en ik zou in 1947 1Kon 13:9 | water drinken; en gij zult niet wederkeren door den weg, 1948 1Kon 13:10 | een anderen weg, en keerde niet weder door den weg, door 1949 1Kon 13:16 | 16 Doch hij zeide: Ik kan niet met u wederkeren, noch met 1950 1Kon 13:17 | water drinken; gij zult niet wederkeren, gaande door 1951 1Kon 13:21 | wederspannig geweest, en niet gehouden hebt het gebod, 1952 1Kon 13:22 | lichaam in uw vaderen graf niet komen. ~ 1953 1Kon 13:28 | leeuw had het dode lichaam niet gegeten, en den ezel niet 1954 1Kon 13:28 | niet gegeten, en den ezel niet gebroken. ~ 1955 1Kon 13:33 | geschiedenis keerde zich Jerobeam niet van zijn bozen weg; maar 1956 1Kon 14:2 | op, en verstel u, dat men niet merkte, dat gij Jerobeams 1957 1Kon 14:4 | huis van Ahia. Ahia nu kon niet zien, want zijn ogen stonden 1958 1Kon 14:8 | dat u gegeven heb, en gij niet geweest zijt, gelijk Mijn 1959 1Kon 14:29 | hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek der 1960 1Kon 15:3 | gedaan had; en zijn hart was niet volkomen met den HEERE, 1961 1Kon 15:5 | in de ogen des HEEREN, en niet geweken was van alles, wat 1962 1Kon 15:7 | hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der 1963 1Kon 15:14 | 14 De hoogten werden wel niet weggenomen; nochtans was 1964 1Kon 15:19 | heen, maak uw verbond te niet met Baesa, den koning van 1965 1Kon 15:23 | gebouwd heeft, zijn die niet geschreven in het boek der 1966 1Kon 15:31 | hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der 1967 1Kon 16:5 | en zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek der 1968 1Kon 16:11 | Baesa sloeg; hij liet hem niet over die mannelijk was, 1969 1Kon 16:14 | hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der 1970 1Kon 16:20 | gemaakt heeft, zijn die niet geschreven in het boek der 1971 1Kon 16:27 | gepleegd heeft, zijn die niet geschreven in het boek der 1972 1Kon 17:13 | Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; 1973 1Kon 17:14 | Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie 1974 1Kon 17:14 | en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op den dag, 1975 1Kon 17:16 | Het meel van de kruik werd niet verteerd, en de olie van 1976 1Kon 17:16 | olie van de fles ontbrak niet, naar het woord des HEEREN, 1977 1Kon 18:10 | koninkrijk is, waar mijn heer niet gezonden heeft, om u te 1978 1Kon 18:10 | zij zeiden: Hij is hier niet; zo nam hij dat koninkrijk 1979 1Kon 18:10 | volk een eed af; dat zij u niet hadden gevonden. ~ 1980 1Kon 18:12 | HEEREN u wegnam, ik weet niet waarheen; en ik kwam, om 1981 1Kon 18:12 | te zeggen, en hij vond u niet, zo zou hij mij doden; ik, 1982 1Kon 18:13 | 13 Is mijn heer niet aangezegd, wat ik gedaan 1983 1Kon 18:18 | zeide hij: Ik heb Israel niet beroerd, maar gij en uws 1984 1Kon 18:21 | het volk antwoordde hem niet een woord. ~ 1985 1Kon 18:44 | en kom af, dat u de regen niet ophoude. ~ 1986 1Kon 19:4 | mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen. ~ 1987 1Kon 19:11 | de HEERE was in den wind niet; en na dezen wind een aardbeving; 1988 1Kon 19:11 | was ook in de aardbeving niet; ~ 1989 1Kon 19:12 | HEERE was ook in het vuur niet; en na het vuur het suizen 1990 1Kon 19:18 | duizend, alle knieen, die zich niet gebogen hebben voor Baal, 1991 1Kon 19:18 | en allen mond, die hem niet gekust heeft. ~ 1992 1Kon 20:7 | goud, en ik heb het hem niet geweigerd. ~ 1993 1Kon 20:8 | volk, zeiden tot hem: Hoor niet, en bewillig niet. ~ 1994 1Kon 20:8 | Hoor niet, en bewillig niet. ~ 1995 1Kon 20:9 | doen; maar deze zaak kan ik niet doen. Zo gingen de boden 1996 1Kon 20:11 | zich aangordt, beroeme zich niet, als die zich los maakt. ~ 1997 1Kon 20:23 | effen veld strijden, zo wij niet sterker zijn dan zij! ~ 1998 1Kon 20:25 | effen veld strijden, zo wij niet sterker zijn dan zij! En 1999 1Kon 20:28 | God der bergen, en Hij is niet een God der laagten; zo 2000 1Kon 20:36 | dat gij de stem des HEEREN niet gehoorzaam zijt geweest,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-7660

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License