Book Chapter: Verse
1 Gen 2:3 | God heeft den zevende dag gezegend, en die geheiligd; omdat
2 Gen 9:26 | 26 Voorts zeide hij: Gezegend zij de HEERE, de God van
3 Gen 12:3 | geslachten des aardrijks gezegend worden. ~
4 Gen 14:19 | hij zegende hem, en zeide: Gezegend zij Abram Gode, de Allerhoogste,
5 Gen 14:20 | 20 En gezegend zij de allerhoogste God,
6 Gen 16:20 | verhoord; zie, Ik heb hem gezegend, en zal hem vruchtbaar maken,
7 Gen 17:18 | volken der aarde in hem gezegend zullen worden? ~
8 Gen 21:18 | 18 En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde,
9 Gen 23:1 | HEERE had Abraham in alles gezegend. ~
10 Gen 23:35 | HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot geworden
11 Gen 24:4 | geven; en in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, ~
12 Gen 25:27 | velds, hetwelk de HEERE gezegend heeft. ~
13 Gen 25:29 | vervloekt; en wie u zegent, zij gezegend! ~
14 Gen 25:33 | eer gij kwaamt, en heb hem gezegend; ook zal hij gezegend wezen. ~
15 Gen 25:33 | hem gezegend; ook zal hij gezegend wezen. ~
16 Gen 25:39 | hemels van boven af zult gij gezegend zijn. ~
17 Gen 25:41 | waarmede zijn vader hem gezegend had; en Ezau zeide in zijn
18 Gen 26:6 | Ezau zag, dat Izak Jakob gezegend, en hem naar Paddan-Aram
19 Gen 26:14 | geslachten des aardbodems gezegend worden. ~
20 Gen 27:62 | de HEERE mij om uwentwil gezegend heeft. ~
21 Gen 27:65 | uitgebroken; en de HEERE heeft u gezegend bij mijn voet; nu dan, wanneer
22 Gen 44:3 | Kanaan, en Hij heeft mij gezegend; ~
23 Exo 18:10 | 10 En Jethro zeide: Gezegend zij de HEERE, Die ulieden
24 Num 22:6 | wien gij zegent, die zal gezegend zijn, en wien gij vervloekt,
25 Num 22:12 | niet vloeken, want het is gezegend. ~
26 Num 23:11 | gij hebt hen doorgaans gezegend! ~
27 Num 24:9 | Zo wie u zegent, die zij gezegend, en vervloekt zij, wie u
28 Num 24:10 | hen nu driemaal gedurig gezegend! ~
29 Deu 2:7 | de HEERE, uw God, heeft u gezegend in al het werk uwer hand;
30 Deu 7:14 | 14 Gezegend zult gij zijn boven alle
31 Deu 12:7 | waarin u de HEERE, uw God, gezegend heeft. ~
32 Deu 14:24 | de HEERE, uw God, u zal gezegend hebben; ~
33 Deu 15:14 | waarin u de HEERE, uw God, gezegend heeft, daarvan zult gij
34 Deu 16:10 | u de HEERE, uw God, zal gezegend hebben. ~
35 Deu 28:3 | 3 Gezegend zult gij zijn in de stad,
36 Deu 28:3 | gij zijn in de stad, en gezegend zult gij zijn in het veld. ~
37 Deu 28:4 | 4 Gezegend zal zijn de vrucht uws buiks,
38 Deu 28:5 | 5 Gezegend zal zijn uw korf, en uw
39 Deu 28:6 | 6 Gezegend zult gij zijn in uw ingaan,
40 Deu 28:6 | zult gij zijn in uw ingaan, gezegend zult gij zijn in uw uitgaan. ~
41 Deu 33:1 | Gods, de kinderen Israels gezegend heeft, voor zijn dood. ~
42 Deu 33:13 | zeide hij: Zijn land zij gezegend van den HEERE, van het uitnemendste
43 Deu 33:20 | 20 En van Gad zeide hij: Gezegend zij, die aan Gad ruimte
44 Deu 33:24 | Aser zeide hij: Aser zij gezegend met zonen; hij zij zijn
45 Joz 17:14 | zoveel de HEERE mij dus verre gezegend heeft? ~
46 Ric 4:48 | 24 Gezegend zij boven de vrouwen Jael,
47 Ric 4:48 | huisvrouw van Heber, den Keniet; gezegend zij ze boven de vrouwen
48 Ric 16:2 | Toen zeide zijn moeder: Gezegend zij mijn zoon den HEERE! ~
49 Rut 2:19 | waar hebt gij gewrocht? Gezegend zij, die u gekend heeft!
50 Rut 2:20 | tot haar schoondochter: Gezegend zij den HEERE, Die Zijn
51 Rut 3:10 | 10 En hij zeide: Gezegend zijt gij den HEERE, mijn
52 1Sa 15:13 | en Saul zeide tot hem: Gezegend zijt gij den HEERE! Ik heb
53 1Sa 23:21 | 21 Toen zeide Saul: Gezegend zijt gijlieden den HEERE,
54 1Sa 25:32 | zeide David tot Abigail: Gezegend zij de HEERE, de God Israels,
55 1Sa 25:33 | 33 En gezegend zij uw raad en gezegend
56 1Sa 25:33 | gezegend zij uw raad en gezegend zijt gij, dat gij mij te
57 1Sa 25:39 | dood was, zo zeide hij: Gezegend zij de HEERE, Die den twist
58 1Sa 26:25 | Toen zeide Saul tot David: Gezegend zijt gij, mijn zoon David;
59 2Sa 2:5 | Gilead, en hij zeide tot hen: Gezegend zijt gij den HEERE, dat
60 2Sa 6:12 | Obed-Edom, en al wat hij heeft, gezegend om der ark Gods wil; zo
61 2Sa 7:29 | zal het huis van Uw knecht gezegend worden in eeuwigheid. ~ ~
62 1Kon 2:45| Maar de koning Salomo is gezegend; en de troon van David zal
63 1Kon 5:7 | zeer verblijdde, en zeide: Gezegend zij de HEERE heden, Die
64 1Kon 21:10| Gij hebt God en den koning gezegend; en voert hem uit, en stenigt
65 1Kon 21:13| heeft God en den koning gezegend. En zij voerden hem buiten
66 1Kro 17:27| want Gij, HEERE, hebt het gezegend, en het zal gezegend zijn
67 1Kro 17:27| het gezegend, en het zal gezegend zijn in eeuwigheid. ~ ~
68 1Kro 27:5 | achtste; want God had hem gezegend. ~
69 2Kro 31:10| de HEERE heeft Zijn volk gezegend, zodat deze veelheid overgebleven
70 Job 1:5 | gezondigd, en God in hun hart gezegend. Alzo deed Job al die dagen. ~
71 Job 1:10 | werk zijner handen hebt Gij gezegend, en zijn vee is in menigte
72 Job 31:20 | Zo zijn lenden mij niet gezegend hebben, toen hij van de
73 Psa 45:3 | lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid. ~
74 Psa 72:17 | worden; en zij zullen in hem gezegend worden; alle heidenen zullen
75 Psa 112:2 | geslacht der oprechten zal gezegend worden. ~
76 Psa 115:15 | Gijlieden zijt den HEERE gezegend, Die den hemel en de aarde
77 Psa 118:26 | 26 Gezegend zij hij, die daar komt in
78 Psa 119:12 | 12 HEERE! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen. ~
79 Psa 128:4 | alzo zal zekerlijk die man gezegend worden, die den HEERE vreest. ~
80 Psa 144:1 | 1 Een psalm van David. Gezegend zij de HEERE, mijn Rotssteen,
81 Spre 5:18| 18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de
82 Spre 20:21| zo zal haar laatste niet gezegend worden. ~
83 Spre 22:9 | goed van oog is, die zal gezegend worden; want hij heeft van
84 Jes 19:25 | zal hen zegenen, zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars,
85 Jes 62:9 | zaad, dat de HEERE gezegend heeft. ~
86 Jer 17:7 | 7 Gezegend daarentegen is de man, die
87 Jer 20:14 | gebaard heeft, zij niet gezegend! ~
88 Matt 21:9 | Hosanna den Zone Davids! Gezegend is Hij, Die komt in den
89 Matt 23:39| totdat gij zeggen zult: Gezegend is Hij, Die komt in den
90 Matt 26:26| nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het,
91 Mark 8:7 | weinige visjes; en als Hij gezegend had, zeide Hij, dat zij
92 Mark 11:9 | riepen, zeggende: Hosanna, gezegend is Hij, Die komt in den
93 Mark 11:10| 10 Gezegend zij het Koninkrijk van onzen
94 Mark 14:22| Jezus brood, en als Hij gezegend had, brak Hij het, en gaf
95 Luk 1:28 | Heere is met u; gij zijt gezegend onder de vrouwen. ~
96 Luk 1:42 | een grote stem, en zeide: Gezegend zijt gij onder de vrouwen,
97 Luk 1:42 | gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht uws buiks! ~
98 Luk 13:35 | zijn, als gij zult zeggen: Gezegend is Hij, Die komt in den
99 Luk 19:38 | 38 Zeggende: Gezegend is de Koning, Die daar komt
100 Joha 12:13| tegemoet, en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij, Die komt in den
101 Hand 3:25| alle geslachten der aarde gezegend worden. ~
102 Gal 3:8 | In u zullen al de volken gezegend worden. ~
103 Gal 3:9 | het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham. ~
104 Efez 1:3 | 3 Gezegend zij de God en Vader van
105 Efez 1:3 | Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke
106 Heb 7:6 | beloftenissen had, heeft hij gezegend. ~
107 Heb 7:7 | hetgeen minder is, wordt gezegend van hetgeen meerder is. ~
108 Heb 11:20 | zijn zonen Jakob en Ezau gezegend aangaande toekomende dingen. ~
109 Heb 11:21 | iegelijk der zonen van Jozef gezegend, en heeft aangebeden, leunende
|