Book Chapter: Verse
1 Gen 36:37 | 14 Doch gedenk mijner bij uzelven, wanneer het u wel gaan
2 Exo 9:17 | 17 Verheft gij uzelven nog tegen Mijn volk, dat
3 Exo 18:22 | zaken richten; verlicht alzo uzelven, en laat hen met u dragen. ~
4 Exo 30:37 | hebben, zult gijlieden voor uzelven geen maken; het zal u heiligheid
5 Exo 32:13 | knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot
6 Exo 33:13 | knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot
7 Lev 19:18 | uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE! ~
8 Lev 19:34 | zult hem liefhebben als uzelven; want gij zijt vreemdeling
9 Num 16:13 | de woestijn, dat gij ook uzelven ten enenmaal over ons tot
10 Deu 11:16 | 16 Wacht uzelven, dat ulieder hart niet verleid
11 Deu 14:1 | HEEREN, uws Gods; gij zult uzelven niet snijden, noch kaalheid
12 Joz 25:22 | Gij zijt getuigen over uzelven, dat gij u den HEERE verkoren
13 1Kon 21:20| u gevonden, overmits gij uzelven verkocht hebt, om te doen
14 2Kro 21:17| te strijden hebben; stelt uzelven, staat en ziet het heil
15 2Kro 29:5 | o Levieten; heiligt nu uzelven, en heiligt het huis des
16 Psa 49:19 | en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet; ~
17 Spre 6:3 | gekomen zijt; ga, onderwerp uzelven, en sterk uw naaste. ~
18 Spre 9:12| zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter,
19 Pred 7:16| rechtvaardig, noch houd uzelven al te wijs; waarom zoudt
20 Jes 66:5 | daar zeggen: Houd u tot uzelven, en naak tot mij niet, want
21 Jer 20:4 | stel u tot een schrik voor uzelven en voor al uw liefhebbers;
22 Jer 44:8 | vreemdeling te verkeren; opdat gij uzelven uitroeit, en opdat
23 Jer 47:5 | dals; hoe lang zult gij uzelven insnijdingen maken? ~
24 Eze 44:8 | waargenomen; maar gij hebt uzelven enigen tot wachters Mijner
25 Dan 5:17 | koning: Heb uw gaven voor uzelven, en geef uw vereringen aan
26 Dan 10:12 | begaaft, om te verstaan en om uzelven te verootmoedigen, voor
27 Matt 2:32| 9 En meent niet bij uzelven te zeggen: Wij hebben Abraham
28 Matt 4:6 | Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven nederwaarts; want er is
29 Matt 8:4 | zegt; maar ga heen, toon uzelven den priester, en offer de
30 Matt 16:8 | hen: Wat overlegt gij bij uzelven, gij kleingelovigen! dat
31 Matt 19:19| uw naaste liefhebben als uzelven. ~
32 Matt 22:39| uw naaste liefhebben als uzelven. ~
33 Matt 23:31| Aldus getuigt gij tegen uzelven, dat gij kinderen zijt dergenen,
34 Matt 25:9 | verkopers, en koopt voor uzelven. ~
35 Matt 27:40| drie dagen opbouwt, verlos Uzelven. Indien Gij de Zone Gods
36 Mark 1:44| maar ga heen en vertoon uzelven den priester, en offer voor
37 Mark 9:50| smakelijk maken? Hebt zout in uzelven, en houdt vrede onder elkander. ~ ~
38 Mark 12:31| uw naaste liefhebben als uzelven. Er is geen ander gebod,
39 Mark 13:9 | 9 Maar ziet gij voor uzelven toe; want zij zullen u overleveren
40 Mark 15:30| 30 Behoud Uzelven, en kom af van het kruis. ~
41 Luk 3:8 | begint niet te zeggen bij uzelven: Wij hebben Abraham tot
42 Luk 4:9 | de Zoon Gods zijt, werp Uzelven van hier nederwaarts; ~
43 Luk 4:23 | Medicijnmeester, genees Uzelven; al wat wij gehoord hebben,
44 Luk 5:14 | heen, zeide Hij, vertoon uzelven den priester, en offer voor
45 Luk 10:27 | verstand; en uw naaste als uzelven. ~
46 Luk 12:1 | discipelen: Vooreerst wacht uzelven voor den zuurdesem der Farizeen,
47 Luk 12:33 | en geeft aalmoes. Maakt uzelven buidels, die niet verouden,
48 Luk 12:57 | waarom oordeelt gij ook van uzelven niet, hetgeen recht is? ~
49 Luk 16:9 | En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen
50 Luk 16:15 | tot hen: Gij zijt het, die uzelven rechtvaardigt voor de mensen;
51 Luk 17:3 | 3 Wacht uzelven. En indien uw broeder tegen
52 Luk 17:14 | hen: Gaat heen en vertoont uzelven den priesters. En het geschiedde,
53 Luk 21:30 | dat ziet, zo weet gij uit uzelven, dat de zomer nu nabij is. ~
54 Luk 21:34 | 34 En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger
55 Luk 23:28 | over Mij, maar weent over uzelven, en over uw kinderen. ~
56 Luk 23:37 | der Joden zijt, zo verlos Uzelven. ~
57 Luk 23:39 | de Christus zijt, verlos Uzelven en ons. ~
58 Joha 1:22| hebben; wat zegt gij van uzelven? ~
59 Joha 5:42| dat gij de liefde Gods in uzelven niet hebt. ~
60 Joha 6:53| zo hebt gij geen leven in uzelven. ~
61 Joha 7:4 | dingen doet, zo openbaar Uzelven aan de wereld. ~
62 Joha 8:13| tot Hem: Gij getuigt van Uzelven; Uw getuigenis is niet waarachtig. ~
63 Joha 8:53| gestorven; wien maakt Gij Uzelven? ~
64 Joha 10:33| omdat Gij, een Mens zijnde, Uzelven God maakt. ~
65 Joha 14:22| Heere, wat is het, dat Gij Uzelven aan ons zult openbaren,
66 Joha 17:5 | verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die
67 Joha 18:34| antwoordde hem: Zegt gij dit van uzelven, of hebben het u anderen
68 Joha 21:18| jonger waart, gorddet gij uzelven, en wandeldet, alwaar gij
69 Hand 7:46| gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet
70 Hand 9:29| welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij weldoen.
71 Hand 10:28| grote stem, zeggende: Doe uzelven geen kwaad; want wij zijn
72 Hand 14:28| 28 Zo hebt dan acht op uzelven en op de gehele kudde, over
73 Hand 14:30| 30 En uit uzelven zullen mannen opstaan, sprekende
74 Hand 20:1 | Het is u geoorloofd voor uzelven te spreken. Toen strekte
75 Rom 2:1 | oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt,
76 Rom 2:5 | onbekeerlijk hart, vergadert gij uzelven toorn als een schat, in
77 Rom 2:19 | 19 En gij betrouwt uzelven te zijn een leidsman der
78 Rom 2:21 | anderen leert, leert gij uzelven niet? Die predikt, dat men
79 Rom 6:13 | ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende
80 Rom 6:16 | Weet gij niet, dat wien gij uzelven stelt tot dienstknechten
81 Rom 11:25 | gij niet wijs zijt, bij uzelven), dat de verharding voor
82 Rom 12:16 | nederige. Zijt niet wijs bij uzelven. ~
83 Rom 12:19 | 19 Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft
84 Rom 13:9 | naaste liefhebben gelijk uzelven. ~
85 Rom 14:22 | gij geloof? hebt dat bij uzelven voor God. Zalig is hij,
86 1Kor 10:29| om het geweten, niet van uzelven, maar des anderen; want
87 1Kor 11:13| 13 Oordeelt gij onder uzelven: is het betamelijk, dat
88 2Kor 7:11| wraak; in alles hebt gij uzelven bewezen rein te zijn in
89 2Kor 13:5 | 5 Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt,
90 2Kor 13:5 | het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet,
91 2Kor 13:5 | beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus
92 Gal 5:14 | naaste liefhebben, gelijk uzelven. ~
93 Gal 6:1 | zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij niet verzocht
94 1Tim 4:7 | oudwijfse fabelen; en oefen uzelven tot godzaligheid. ~
95 1Tim 4:16| 16 Heb acht op uzelven en op de leer; volhard daarin;
96 1Tim 4:16| dat doende, zult gij en uzelven behouden, en die u horen. ~ ~
97 1Tim 5:22| aan anderer zonden; bewaar uzelven rein. ~
98 2Tim 2:15| 15 Benaarstig u, om uzelven Gode beproefd voor te stellen,
99 Tit 2:7 | 7 Betoon uzelven in alles een voorbeeld van
100 File 1:19| niet zegge, dat gij ook uzelven mij daartoe schuldig zijt. ~
101 Heb 10:34 | wetende, dat gij hebt in uzelven een beter en blijvend goed
102 Jako 1:22| en niet alleen hoorders, uzelven met valse overlegging bedriegende. ~
103 Jako 2:4 | 4 Hebt gij dan niet in uzelven een onderscheid gemaakt,
104 Jako 2:8 | uw naaste liefhebben als uzelven, zo doet gij wel; ~
105 1Joh 5:21| 21 Kinderkens, bewaart uzelven van de afgoden. Amen. ~
106 2Joh 1:8 | 8 Ziet toe voor uzelven, dat wij niet verliezen,
107 Jud 1:20 | Maar geliefden, bouwt gij uzelven op uw allerheiligst geloof,
108 Jud 1:21 | 21 Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende
|