Book Chapter: Verse
1 Gen 9:23 | namen Sem en Jafeth een kleed, en zij legden het op hun
2 Gen 23:92 | was geheel als een haren kleed; daarom noemden zij zijn
3 Gen 36:12 | En zij greep hem bij zijn kleed, zeggende: Lig bij mij!
4 Gen 36:12 | bij mij! En hij liet zijn kleed in haar hand, en vluchtte,
5 Gen 36:13 | als zij zag, dat hij zijn kleed in haar hand gelaten had,
6 Gen 36:15 | riep, zo verliet hij zijn kleed bij mij, en vluchtte, en
7 Gen 36:16 | 16 En zij legde zijn kleed bij zich, totdat zijn heer
8 Gen 36:18 | verhief, en riep, dat hij zijn kleed bij mij liet, en vluchtte
9 Gen 45:11 | wijnstok; hij wast zijn kleed in den wijn, en zijn mantel
10 Exo 22:26 | gij enigszins uws naasten kleed te pand neemt, zo zult gij
11 Exo 22:27 | zijn deksel, het is zijn kleed over zijn huid; waarin zou
12 Lev 6:10 | priester zal zijn linnen kleed aantrekken, en de linnen
13 Lev 6:27 | wie van zijn bloed op een kleed zal gesprengd hebben, dat,
14 Lev 11:32 | van alle houten vat, of kleed, of vel, of zak, of alle
15 Lev 13:47 | 47 Verder als aan een kleed de plaag der melaatsheid
16 Lev 13:47 | zal zijn, aan een wollen kleed, of aan een linnen kleed, ~
17 Lev 13:47 | kleed, of aan een linnen kleed, ~
18 Lev 13:49 | 49 En die plaag aan het kleed, of aan het vel, of aan
19 Lev 13:51 | plaag uitgespreid is aan het kleed, of aan den scheerdraad,
20 Lev 13:52 | 52 Daarom zal hij dat kleed, of die werpte, of dien
21 Lev 13:53 | ziet, de plaag aan het kleed, of aan den scheerdraad,
22 Lev 13:56 | dan zal hij ze van het kleed, of van het vel, of van
23 Lev 13:57 | Maar zo zij nog aan het kleed, of aan den scheerdraad,
24 Lev 13:58 | 58 Maar het kleed, of de werpte, of de inslag,
25 Lev 13:59 | van een wollen of linnen kleed, of een werpte, of een inslag,
26 Lev 15:17 | 17 Ook alle kleed, en alle vel, aan hetwelk
27 Lev 19:19 | tweeerlei zaad bezaaien, en een kleed van tweeerlei stof, dooreen
28 Num 4:6 | daarop leggen, en een geheel kleed van hemelsblauw daar bovenop
29 Num 4:7 | ook op de toontafel een kleed van hemelsblauw uitspreiden,
30 Num 4:8 | zullen zij een scharlaken kleed daarover uitspreiden, en
31 Num 4:9 | 9 Dan zullen zij een kleed van hemelsblauw nemen, en
32 Num 4:11 | gouden altaar zullen zij een kleed van hemelsblauw uitspreiden,
33 Num 4:12 | zullen het leggen in een kleed van hemelsblauw, en zullen
34 Num 4:13 | zij zullen daarover een kleed van purper uitspreiden. ~
35 Deu 21:13 | 13 En zij zal het kleed harer gevangenis van zich
36 Deu 22:5 | 5 Het kleed eens mans zal niet zijn
37 Deu 22:11 | 11 Gij zult geen kleed van gemengde stof aantrekken,
38 Deu 22:17 | dochter. En zij zullen het kleed voor het aangezicht van
39 Deu 24:13 | ondergaat, dat hij in zijn kleed nederligge, en u zegene;
40 Deu 24:17 | buigen, en gij zult het kleed der weduwe niet te pand
41 Ric 7:25 | geven; en zij spreidden een kleed uit, en wierpen daarop een
42 1Sa 19:13 | hoofdpeluw, en dekte het met een kleed toe. ~
43 1Sa 21:9 | is hier, gewonden in een kleed, achter den efod; indien
44 2Sa 20:8 | Joab was omgord over zijn kleed, dat hij aan had, en daarop
45 2Sa 20:12 | in het veld, en wierp een kleed op hem, dewijl hij zag,
46 1Kon 11:29| vond, en hij zich een nieuw kleed aangedaan had, en zij beiden
47 1Kon 11:30| Zo vatte Ahia het nieuwe kleed, dat aan hem was, en scheurde
48 2Kon 1:8 | was een man met een harig kleed, en met een lederen gordel
49 2Kon 4:39| wijnstok, en las daarvan, zijn kleed vol wilde kolokwinten, en
50 2Kon 9:13| en een iegelijk nam zijn kleed, en legde het onder hem,
51 Ezra 9:3 | hoorde, scheurde ik mijn kleed en mijn mantel; en ik trok
52 Ezra 9:5 | bedruktheid, als ik nu mijn kleed en mijn mantel gescheurd
53 Est 30:8 | Zal men het koninklijke kleed brengen, dat de koning pleegt
54 Est 30:9 | 9 En men zal dat kleed en dat paard geven in de
55 Est 30:10 | Haman: Haast u, neem dat kleed, en dat paard, gelijk als
56 Est 30:11 | 11 En Haman nam dat kleed en dat paard, en trok het
57 Est 30:11 | en dat paard, en trok het kleed Mordechai aan, en deed hem
58 Est 49:8 | hemelsblauw en wit koninklijk kleed, en met een grote gouden
59 Job 13:28 | een verrotting, als een kleed, dat de mot opeet. ~ ~
60 Job 24:10 | doen zij weggaan zonder kleed, en hongerig, die garven
61 Job 30:18 | veelheid der kracht is mijn kleed veranderd; Hij omgordt mij
62 Job 37:14 | zij gesteld worden als een kleed? ~
63 Psa 36:13 | waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met
64 Psa 69:12 | ik heb een zak tot mijn kleed aangedaan; maar ik ben hun
65 Psa 102:27 | zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen
66 Psa 104:2 | met het licht, als met een kleed; Hij rekt den hemel uit
67 Psa 104:6 | met den afgrond als een kleed overdekt; de wateren stonden
68 Psa 109:18 | den vloek, als met zijn kleed, en dat die ga tot in het
69 Psa 109:19 | 19 Die zij hem als een kleed, waarmede hij zich bedekt,
70 Spre 20:16| borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. ~
71 Spre 25:20| is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude,
72 Spre 27:13| borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende
73 Spre 30:4 | heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de
74 Jes 3:6 | zeggende: Gij hebt een kleed, wees ons ten overste, laat
75 Jes 3:7 | is ook geen brood en geen kleed in mijn huis; zet mij niet
76 Jes 14:19 | gruwelijke scheut, als een kleed der gedoden, die met het
77 Jes 30:22 | gelijk een maanstondig kleed, en tot elk van die zeggen:
78 Jes 50:9 | zullen altemaal als een kleed verouden, die mot zal hen
79 Jes 51:6 | en de aarde zal als een kleed verouden, en haar inwoners
80 Jes 51:8 | mot zal ze opeten als een kleed, en het schietwormpje zal
81 Jes 65:6 | zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af
82 Jer 43:12 | als een herder zijn kleed aantrekt, en hij zal van
83 Dan 7:9 | dagen Zich zette, Wiens kleed wit was als de sneeuw, en
84 Mic 2:8 | tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel
85 Mal 2:16 | den wrevel bedekt met Zijn kleed, zegt de HEERE der heirscharen;
86 Matt 9:16| ongevold laken op een oud kleed; want deszelfs aangezette
87 Matt 9:16| aangezette lap scheurt af van het kleed, en er wordt een ergere
88 Matt 9:21| Indien ik alleenlijk Zijn kleed aanraak, zo zal ik gezond
89 Mark 2:21| ongevold laken op een oud kleed; anders scheurt deszelfs
90 Mark 2:21| lap iets af van het oude kleed, en er wordt een ergere
91 Mark 5:27| achteren, en raakte Zijn kleed aan. ~
92 Mark 13:16| niet weder terug, om zijn kleed te nemen. ~
93 Mark 16:5 | bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd.
94 Luk 5:36 | zet een lap van een nieuw kleed op een oud kleed; anders
95 Luk 5:36 | een nieuw kleed op een oud kleed; anders zo scheurt ook dat
96 Luk 15:22 | Brengt hier voor het beste kleed, en doet het hem aan, en
97 Luk 22:36 | heeft, die verkope zijn kleed, en kope een zwaard. ~
98 Luk 23:11 | hebbende, deed Hem een blinkend kleed aan, en zond Hem weder tot
99 Joha 19:2 | wierpen Hem een purperen kleed om; ~
100 Joha 19:5 | doornenkroon, en het purperen kleed. En Pilatus zeide tot hen:
101 Hand 5:31| voor mij, in een blinkend kleed, en zeide: Cornelius! uw
102 Hand 6:51| Herodes, een koninklijk kleed aangedaan hebbende, en op
103 Heb 1:11 | zij zullen alle als een kleed verouden; ~
104 Open 1:13| zijnde, bekleed met een lang kleed tot de voeten, en omgord
105 Open 19:13| Hij was bekleed met een kleed, dat met bloed geverfd was;
106 Open 19:16| 16 En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij dezen Naam
|