Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
spuwde 1
spuwen 2
spuwt 1
sta 105
staakte 1
staal 2
staan 156
Frequency    [«  »]
105 eigen
105 kwade
105 naaste
105 sta
105 teken
105 waarachtig
104 ammons

Bijbel

IntraText - Concordances

sta

    Book Chapter: Verse
1 Gen 18:17 | zie niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; 2 Gen 20:18 | 18 Sta op, hef den jongen op, en 3 Gen 23:13 | 13 Zie, ik sta bij de waterfontein, en 4 Gen 23:43 | 43 Zie, ik sta bij de waterfontein; zo 5 Gen 25:19 | tot mij gesproken hadt; sta toch op, zit, en eet van 6 Gen 25:31 | tot zijn vader: Mijn vader sta op en ete van het wildbraad 7 Exo 32:1 | en zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden, die 8 Exo 33:1 | en zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden, die 9 Num 10:35 | de ark, dat Mozes zeide: Sta op, HEERE! en laat Uw vijanden 10 Num 22:20 | gekomen zijn, om u te roepen, sta op, ga met hen; en nochtans 11 Num 23:18 | zijn spreuk op, en zeide: Sta op, Balak, en hoor! Neig 12 Deu 5:31 | 31 Maar gij, sta hier bij Mij, dat Ik tot 13 Deu 9:12 | de HEERE tot mij zeide: Sta op, ga haastelijk af van 14 Deu 10:11 | de HEERE zeide tot mij: Sta op, ga op de reize, voor 15 Deu 18:5 | stammen verkoren, dat hij sta, om te dienen in den Naam 16 Joz 7:10 | zeide de HEERE tot Jozua: Sta op; waarom ligt gij dus 17 Joz 7:13 | 13 Sta op, heilig het volk, en 18 Joz 10:12 | ogen der Israelieten: Zon, sta stil te Gibeon, en gij, 19 Joz 20:6 | dezelve stad wonen, totdat hij sta voor het aangezicht der 20 Ric 4:20 | Ook zeide hij tot haar: Sta in de deur der tent; en 21 Ric 6:9 | de HEERE tot hem zeide: Sta op, ga henen af in het leger, 22 Ric 7:20 | Jether, zijn eerstgeborene: Sta op, dood hen; maar de jongeling 23 Ric 7:21 | zeiden Zebah en Tsalmuna: Sta gij op, en val op ons aan, 24 Ric 18:28 | 28 En hij zeide tot haar: Sta op, en laat ons trekken; 25 1Sa 9:26 | Saul op het dak, zeggende: Sta op, en zij beiden gingen 26 1Sa 9:27 | toen ging hij heen; maar sta gij als nu stil, en ik zal 27 1Sa 16:12 | aanzien; en HEERE zeide: Sta op, zalf hem, want deze 28 1Sa 20:38 | jongen na: Haast u, spoed u, sta niet stil! De jongen van 29 2Sa 1:9 | Toen zeide hij tot mij: Sta toch bij mij, en dood mij; 30 2Sa 19:7 | 7 Zo sta nu op, ga uit, en spreek 31 1Kon 1:2 | het aangezicht des konings sta, en hem koestere; en zij 32 1Kon 17:1 | voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw 33 1Kon 18:15| voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij heden 34 1Kon 19:5 | engel aan, en zeide tot hem: Sta op, eet; ~ 35 1Kon 19:7 | roerde hem aan, en zeide: Sta op, eet, want de weg zou 36 1Kon 19:11| En Hij zeide: Ga uit, en sta op dezen berg, voor het 37 1Kon 21:7 | koninkrijk over Israel regeren? Sta op, eet brood, en uw hart 38 1Kon 21:15| Izebel tot Achab zeide: Sta op, bezit den wijngaard 39 2Kon 3:14| voor Wiens aangezicht ik sta, zo ik niet het aangezicht 40 2Kon 5:16| voor Wiens aangezicht ik sta, indien ik het neme! En 41 Ezra 10:4 | 4 Sta op, want deze zaak komt 42 Job 19:18 | versmaden mij de jonge kinderen; sta ik op, zo spreken zij mij 43 Job 30:20 | Gij antwoordt mij niet; ik sta, maar Gij acht niet op mij. ~ 44 Job 36:47 | Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen 45 Psa 7:7 | 7 Sta op, HEERE, in Uw toorn, 46 Psa 9:20 | 20 Sta op, HEERE, laat de mens 47 Psa 10:12 | 12 Sta op, HEERE God! hef Uw hand 48 Psa 17:13 | 13 Sta op, HEERE, kom zijn aangezicht 49 Psa 36:2 | schild en de rondas, en sta op tot mijn hulp. ~ 50 Psa 44:27 | 27 Sta op, ons ter hulp, en verlos 51 Psa 74:22 | 22 Sta op, o God! twist Uw twistzaak; 52 Psa 109:6 | goddeloze over hem, en de satan sta aan zijn rechterhand. ~ 53 Psa 119:62 | 62  Te middernacht sta ik op, om U te loven voor 54 Psa 132:8 | 8 Sta op, HEERE! tot Uw rust, 55 Spre 23:4 | niet om rijk te worden; sta af van uw vernuft. ~ 56 Spre 25:6 | aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten; ~ 57 Hoo 2:10 | antwoordt, en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn 58 Hoo 2:13 | met hun jonge druifjes. Sta op, Mijn vriendin! Mijn 59 Jes 21:8 | riep: Een leeuw, Heere! ik sta op den wachttoren geduriglijk 60 Jes 47:12 | 12      Sta nu met uw bezweringen, en 61 Jes 51:17 | 17      Waak op, waak op, sta op, Jeruzalem! gij, die 62 Jer 2:27 | kwaads zeggen      zij: Sta op en verlos ons. ~ 63 Jer 7:2 | 2      Sta in de poort van des HEEREN 64 Jer 17:19 | mij gezegd: Ga henen en sta in de poort van de kinderen 65 Jer 26:2 | 2      Zo zegt de HEERE: Sta in het voorhof van het huis 66 Jer 35:19 | die voor Mijn aangezicht sta, al de      dagen. ~  ~ 67 Jer 48:19 | 19      Sta aan den weg, en zie toe, 68 Eze 2:1 | zeide tot mij: Mensenkind, sta op uw voeten, en Ik zal 69 Dan 7:5 | aldus tot      hetzelve: Sta op, eet veel vlees. ~ 70 Dan 10:11 | Ik tot u spreken zal, en sta op uw standplaats, want 71 Jona 1:6 | is u, gij hardslapende? Sta op, roep tot uw God, misschien 72 Matt 2:13| in den droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken 73 Matt 2:20| 20 Zeggende: Sta op, neem het Kindeken en 74 Matt 9:5 | vergeven? of te zeggen: Sta op en wandel? ~ 75 Matt 9:6 | zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga 76 Mark 2:9 | vergeven, of te zeggen: Sta op, en neem uw beddeken 77 Mark 2:11| 11 Ik zeg u: Sta op, en neem uw beddeken 78 Mark 3:3 | die de verdorde hand had: Sta op in het midden. ~ 79 Mark 5:41| Gij dochtertje (Ik zeg u), sta op. ~ 80 Mark 10:49| tot hem: Heb goeden moed; sta op; Hij roept u. ~ 81 Luk 1:19 | ben Gabriel, die voor God sta, en ben uitgezonden, om 82 Luk 5:23 | vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel? ~ 83 Luk 5:24 | den geraakte): Ik zeg u, sta op, en neem uw beddeken 84 Luk 6:8 | dorre hand had: Rijs op, en sta in het midden. En hij opgestaan 85 Luk 7:14 | zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op! ~ 86 Luk 8:54 | en riep, zeggende: Kind, sta op! ~ 87 Luk 17:19 | 19 En Hij zeide tot hem: Sta op, en ga heen; uw geloof 88 Joha 5:8 | 8 Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw beddeken op, 89 Hand 3:6 | Christus, den Nazarener, sta op en wandel! ~ 90 Hand 5:13| geschiedde een stem tot hem: Sta op, Petrus! slacht en eet. ~ 91 Hand 5:20| 20 Daarom sta op, en ga af, en reis met 92 Hand 5:26| richtte hem op, zeggende: Sta op, ik ben ook zelf een 93 Hand 6:7 | stem, die tot mij zeide: Sta op, Petrus, slacht en eet. ~ 94 Hand 6:37| wekte hij hem op, zeggende: Sta haastelijk op. En zijn ketenen 95 Hand 8:10| 10 Zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten! En hij 96 Hand 16:10| de Heere zeide tot mij: Sta op, en ga heen naar Damaskus; 97 Hand 16:16| En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen, en 98 Hand 19:10| 10 En Paulus zeide: Ik sta voor den rechterstoel des 99 Hand 20:6 | 6 En nu sta ik, en word geoordeeld over 100 Hand 20:16| 16 Maar richt u op, en sta op uw voeten; want hiertoe 101 Hand 20:22| God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende 102 2Tim 2:19| Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid. ~ 103 Jako 2:3 | zoudt zeggen tot den arme: Sta gij daar; of: Zit hier onder 104 Open 3:20| 20 Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; 105 Open 11:1 | de engel stond en zeide: Sta op, en meet den tempel Gods


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License