Book Chapter: Verse
1 Gen 18:17 | zie niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte;
2 Gen 20:18 | 18 Sta op, hef den jongen op, en
3 Gen 23:13 | 13 Zie, ik sta bij de waterfontein, en
4 Gen 23:43 | 43 Zie, ik sta bij de waterfontein; zo
5 Gen 25:19 | tot mij gesproken hadt; sta toch op, zit, en eet van
6 Gen 25:31 | tot zijn vader: Mijn vader sta op en ete van het wildbraad
7 Exo 32:1 | en zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden, die
8 Exo 33:1 | en zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden, die
9 Num 10:35 | de ark, dat Mozes zeide: Sta op, HEERE! en laat Uw vijanden
10 Num 22:20 | gekomen zijn, om u te roepen, sta op, ga met hen; en nochtans
11 Num 23:18 | zijn spreuk op, en zeide: Sta op, Balak, en hoor! Neig
12 Deu 5:31 | 31 Maar gij, sta hier bij Mij, dat Ik tot
13 Deu 9:12 | de HEERE tot mij zeide: Sta op, ga haastelijk af van
14 Deu 10:11 | de HEERE zeide tot mij: Sta op, ga op de reize, voor
15 Deu 18:5 | stammen verkoren, dat hij sta, om te dienen in den Naam
16 Joz 7:10 | zeide de HEERE tot Jozua: Sta op; waarom ligt gij dus
17 Joz 7:13 | 13 Sta op, heilig het volk, en
18 Joz 10:12 | ogen der Israelieten: Zon, sta stil te Gibeon, en gij,
19 Joz 20:6 | dezelve stad wonen, totdat hij sta voor het aangezicht der
20 Ric 4:20 | Ook zeide hij tot haar: Sta in de deur der tent; en
21 Ric 6:9 | de HEERE tot hem zeide: Sta op, ga henen af in het leger,
22 Ric 7:20 | Jether, zijn eerstgeborene: Sta op, dood hen; maar de jongeling
23 Ric 7:21 | zeiden Zebah en Tsalmuna: Sta gij op, en val op ons aan,
24 Ric 18:28 | 28 En hij zeide tot haar: Sta op, en laat ons trekken;
25 1Sa 9:26 | Saul op het dak, zeggende: Sta op, en zij beiden gingen
26 1Sa 9:27 | toen ging hij heen; maar sta gij als nu stil, en ik zal
27 1Sa 16:12 | aanzien; en HEERE zeide: Sta op, zalf hem, want deze
28 1Sa 20:38 | jongen na: Haast u, spoed u, sta niet stil! De jongen van
29 2Sa 1:9 | Toen zeide hij tot mij: Sta toch bij mij, en dood mij;
30 2Sa 19:7 | 7 Zo sta nu op, ga uit, en spreek
31 1Kon 1:2 | het aangezicht des konings sta, en hem koestere; en zij
32 1Kon 17:1 | voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw
33 1Kon 18:15| voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij heden
34 1Kon 19:5 | engel aan, en zeide tot hem: Sta op, eet; ~
35 1Kon 19:7 | roerde hem aan, en zeide: Sta op, eet, want de weg zou
36 1Kon 19:11| En Hij zeide: Ga uit, en sta op dezen berg, voor het
37 1Kon 21:7 | koninkrijk over Israel regeren? Sta op, eet brood, en uw hart
38 1Kon 21:15| Izebel tot Achab zeide: Sta op, bezit den wijngaard
39 2Kon 3:14| voor Wiens aangezicht ik sta, zo ik niet het aangezicht
40 2Kon 5:16| voor Wiens aangezicht ik sta, indien ik het neme! En
41 Ezra 10:4 | 4 Sta op, want deze zaak komt
42 Job 19:18 | versmaden mij de jonge kinderen; sta ik op, zo spreken zij mij
43 Job 30:20 | Gij antwoordt mij niet; ik sta, maar Gij acht niet op mij. ~
44 Job 36:47 | Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen
45 Psa 7:7 | 7 Sta op, HEERE, in Uw toorn,
46 Psa 9:20 | 20 Sta op, HEERE, laat de mens
47 Psa 10:12 | 12 Sta op, HEERE God! hef Uw hand
48 Psa 17:13 | 13 Sta op, HEERE, kom zijn aangezicht
49 Psa 36:2 | schild en de rondas, en sta op tot mijn hulp. ~
50 Psa 44:27 | 27 Sta op, ons ter hulp, en verlos
51 Psa 74:22 | 22 Sta op, o God! twist Uw twistzaak;
52 Psa 109:6 | goddeloze over hem, en de satan sta aan zijn rechterhand. ~
53 Psa 119:62 | 62 Te middernacht sta ik op, om U te loven voor
54 Psa 132:8 | 8 Sta op, HEERE! tot Uw rust,
55 Spre 23:4 | niet om rijk te worden; sta af van uw vernuft. ~
56 Spre 25:6 | aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten; ~
57 Hoo 2:10 | antwoordt, en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn
58 Hoo 2:13 | met hun jonge druifjes. Sta op, Mijn vriendin! Mijn
59 Jes 21:8 | riep: Een leeuw, Heere! ik sta op den wachttoren geduriglijk
60 Jes 47:12 | 12 Sta nu met uw bezweringen, en
61 Jes 51:17 | 17 Waak op, waak op, sta op, Jeruzalem! gij, die
62 Jer 2:27 | kwaads zeggen zij: Sta op en verlos ons. ~
63 Jer 7:2 | 2 Sta in de poort van des HEEREN
64 Jer 17:19 | mij gezegd: Ga henen en sta in de poort van de kinderen
65 Jer 26:2 | 2 Zo zegt de HEERE: Sta in het voorhof van het huis
66 Jer 35:19 | die voor Mijn aangezicht sta, al de dagen. ~ ~
67 Jer 48:19 | 19 Sta aan den weg, en zie toe,
68 Eze 2:1 | zeide tot mij: Mensenkind, sta op uw voeten, en Ik zal
69 Dan 7:5 | aldus tot hetzelve: Sta op, eet veel vlees. ~
70 Dan 10:11 | Ik tot u spreken zal, en sta op uw standplaats, want
71 Jona 1:6 | is u, gij hardslapende? Sta op, roep tot uw God, misschien
72 Matt 2:13| in den droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken
73 Matt 2:20| 20 Zeggende: Sta op, neem het Kindeken en
74 Matt 9:5 | vergeven? of te zeggen: Sta op en wandel? ~
75 Matt 9:6 | zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga
76 Mark 2:9 | vergeven, of te zeggen: Sta op, en neem uw beddeken
77 Mark 2:11| 11 Ik zeg u: Sta op, en neem uw beddeken
78 Mark 3:3 | die de verdorde hand had: Sta op in het midden. ~
79 Mark 5:41| Gij dochtertje (Ik zeg u), sta op. ~
80 Mark 10:49| tot hem: Heb goeden moed; sta op; Hij roept u. ~
81 Luk 1:19 | ben Gabriel, die voor God sta, en ben uitgezonden, om
82 Luk 5:23 | vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel? ~
83 Luk 5:24 | den geraakte): Ik zeg u, sta op, en neem uw beddeken
84 Luk 6:8 | dorre hand had: Rijs op, en sta in het midden. En hij opgestaan
85 Luk 7:14 | zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op! ~
86 Luk 8:54 | en riep, zeggende: Kind, sta op! ~
87 Luk 17:19 | 19 En Hij zeide tot hem: Sta op, en ga heen; uw geloof
88 Joha 5:8 | 8 Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw beddeken op,
89 Hand 3:6 | Christus, den Nazarener, sta op en wandel! ~
90 Hand 5:13| geschiedde een stem tot hem: Sta op, Petrus! slacht en eet. ~
91 Hand 5:20| 20 Daarom sta op, en ga af, en reis met
92 Hand 5:26| richtte hem op, zeggende: Sta op, ik ben ook zelf een
93 Hand 6:7 | stem, die tot mij zeide: Sta op, Petrus, slacht en eet. ~
94 Hand 6:37| wekte hij hem op, zeggende: Sta haastelijk op. En zijn ketenen
95 Hand 8:10| 10 Zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten! En hij
96 Hand 16:10| de Heere zeide tot mij: Sta op, en ga heen naar Damaskus;
97 Hand 16:16| En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen, en
98 Hand 19:10| 10 En Paulus zeide: Ik sta voor den rechterstoel des
99 Hand 20:6 | 6 En nu sta ik, en word geoordeeld over
100 Hand 20:16| 16 Maar richt u op, en sta op uw voeten; want hiertoe
101 Hand 20:22| God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende
102 2Tim 2:19| Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid. ~
103 Jako 2:3 | zoudt zeggen tot den arme: Sta gij daar; of: Zit hier onder
104 Open 3:20| 20 Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop;
105 Open 11:1 | de engel stond en zeide: Sta op, en meet den tempel Gods
|