Book Chapter: Verse
1 Gen 43:20 | zo werd het land Farao's eigen. ~
2 Num 16:28 | doen, dat zij niet uit mijn eigen hart zijn. ~
3 Num 24:13 | doende goed of kwaad uit mijn eigen hart; wat de HEERE spreken
4 2Sa 23:21 | en doodde hem met zijn eigen spies. ~
5 1Kro 11:23| hij doodde hem met zijn eigen spies. ~
6 Spre 1:18| En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich
7 Spre 14:10| Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een
8 Pred 4:5 | handen samen, en eet zijn eigen vlees. ~
9 Pred 5:12| bezitters bewaard tot hun eigen kwaad. ~
10 Jes 23:7 | oude dagen af is; maar haar eigen voeten zullen haar verre
11 Jes 49:26 | verdrukkers spijzen met hun eigen vlees, en van hun eigen
12 Jes 49:26 | eigen vlees, en van hun eigen bloed zullen zij dronken
13 Jes 59:13 | uw wegen niet doet, en uw eigen lust niet vindt, noch een
14 Jes 66:2 | die niet goed is, naar hun eigen gedachten. ~
15 Jer 23:36 | want een iegelijk zal zijn eigen woord een last zijn, dewijl
16 Eze 33:17 | niet recht; daar toch hun eigen weg niet recht is. ~
17 Mark 15:20| mantel af, en deden Hem Zijn eigen klederen aan, en leidden
18 Luk 2:3 | een iegelijk naar zijn eigen stad. ~
19 Luk 2:35 | ook een zwaard zal door uw eigen ziel gaan) opdat de gedachten
20 Luk 6:41 | en den balk, die in uw eigen oog is, merkt gij niet? ~
21 Luk 6:44 | ieder boom wordt uit zijn eigen vrucht gekend; want men
22 Luk 10:34 | en hem heffende op zijn eigen beest, voerde hem in de
23 Luk 14:26 | zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel
24 Joha 4:44| dat een profeet in zijn eigen vaderland geen eer heeft. ~
25 Joha 5:18| ook zeide, dat God Zijn eigen Vader was, Zichzelven Gode
26 Joha 5:43| zo een ander komt in zijn eigen naam, dien zult gij aannemen. ~
27 Joha 7:18| zichzelven spreekt, zoekt zijn eigen eer; maar Die de eer zoekt
28 Joha 8:44| zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar,
29 Joha 10:12| is, wien de schapen niet eigen zijn, ziet den wolf komen,
30 Hand 1:7 | gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft; ~
31 Hand 1:19| alzo dat die akker in hun eigen taal genoemd wordt Akeldama,
32 Hand 1:25| dat hij heenging in zijn eigen plaats. ~
33 Hand 2:6 | iegelijk hoorde hen in zijn eigen taal spreken. ~
34 Hand 2:8 | hen een iegelijk in onze eigen taal, in welke wij geboren
35 Hand 3:12| ons, alsof wij door onze eigen kracht of godzaligheid dezen
36 Hand 4:32| van hetgeen hij had, zijn eigen ware, maar alle dingen waren
37 Hand 14:28| verkregen heeft door Zijn eigen bloed. ~
38 Hand 21:19| dag wierpen wij met onze eigen handen het scheepsgereedschap
39 Hand 22:30| twee gehele jaren in zijn eigen gehuurde woning; en ontving
40 Rom 4:19 | het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet aangemerkt,
41 Rom 8:32 | 32 Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft,
42 Rom 10:3 | Gods niet kennen, en hun eigen gerechtigheid zoeken op
43 Rom 11:24 | natuurlijke takken zijn, in hun eigen olijfboom geent worden? ~
44 Rom 14:4 | staat, of hij valt zijn eigen heer; doch hij zal vastgesteld
45 Rom 14:5 | Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd. ~
46 1Kor 4:12| arbeiden, werkende met onze eigen handen; wij worden gescholden,
47 1Kor 6:18| bedrijft, zondigt tegen zijn eigen lichaam. ~
48 1Kor 7:2 | zal een iegelijk man zijn eigen vrouw hebben, en een iegelijke
49 1Kor 7:2 | iegelijke vrouw zal haar eigen man hebben. ~
50 1Kor 7:4 | de macht niet over haar eigen lichaam, maar de man; en
51 1Kor 7:4 | de macht niet over zijn eigen lichaam, maar de vrouw. ~
52 1Kor 7:7 | een iegelijk heeft zijn eigen gave van God, de een wel
53 1Kor 7:35| 35 En dit zeg ik tot uw eigen voordeel; niet opdat ik
54 1Kor 7:37| maar macht heeft over zijn eigen wil, en dit in zijn hart
55 1Kor 9:7 | dient ooit in den krijg op eigen bezoldiging? Wie plant een
56 1Kor 10:33| behaag, niet zoekende mijn eigen voordeel, maar het voordeel
57 1Kor 11:4 | hoofd, die onteert zijn eigen hoofd; ~
58 1Kor 11:5 | ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en
59 1Kor 11:21| een iegelijk te voren zijn eigen avondmaal; en deze is hongerig,
60 1Kor 14:35| laat haar te huis haar eigen mannen vragen; want het
61 1Kor 15:38| aan een iegelijk zaad zijn eigen lichaam. ~
62 Gal 6:4 | een iegelijk beproeve zijn eigen werk; en alsdan zal hij
63 Gal 6:5 | Want een iegelijk zal zijn eigen pak dragen. ~
64 Gal 6:8 | 8 Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het
65 Efez 5:22| Gij vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig, gelijk
66 Efez 5:24| ook de vrouwen aan haar eigen mannen in alles. ~
67 Efez 5:25| 25 Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook
68 Efez 5:28| zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben,
69 Efez 5:28| lief te hebben, gelijk hun eigen lichamen. Die zijn eigen
70 Efez 5:28| eigen lichamen. Die zijn eigen vrouw liefheeft, die heeft
71 Efez 5:29| niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt
72 Efez 5:33| een iegelijk hebbe zijn eigen vrouw, alzo lief als zichzelven;
73 Efez 6:9 | als die weet, dat ook uw eigen Heere in de hemelen is,
74 Kol 3:18 | 18 Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig, gelijk
75 1The 2:8 | Evangelie van God, maar ook onze eigen zielen, daarom dat gij ons
76 1The 2:14| hetzelfde geleden hebt van uw eigen medeburgers, gelijk als
77 1The 2:15| den Heere Jezus, en hun eigen profeten; en ons hebben
78 1The 4:11| benaarstigt stil te zijn, en uw eigen dingen te doen, en te werken
79 1The 4:11| doen, en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen
80 2The 2:6 | geopenbaard worde te zijner eigen tijd. ~
81 2The 3:12| met stilheid werkende, hun eigen brood eten. ~
82 1Tim 3:4 | 4 Die zijn eigen huis wel regeert, zijn kinderen
83 1Tim 3:5 | 5 (Want zo iemand zijn eigen huis niet weet te regeren,
84 1Tim 3:12| die hun kinderen en hun eigen huizen wel regeren. ~
85 1Tim 4:2 | leugensprekers, hebbende hun eigen geweten als met een brandijzer
86 1Tim 5:4 | die leren eerst aan hun eigen huis godzaligheid oefenen,
87 2Tim 1:9 | onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die
88 2Tim 4:3 | leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden; ~
89 2Tim 5:12| Een uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd: De
90 Tit 1:12 | Een uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd: De
91 Tit 2:5 | bewaren, goed te zijn, haar eigen mannen onderdanig te zijn,
92 Tit 2:9 | dienstknechten, dat zij hun eigen heren onderdanig zijn, dat
93 Tit 2:14 | ongerechtigheid, en Zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig
94 Heb 3:6 | Christus, als de Zoon over Zijn eigen huis; Wiens huis wij zijn,
95 Heb 7:27 | hogepriesters, eerst voor zijn eigen zonden slachtofferen op
96 Heb 9:12 | kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan
97 Heb 13:12 | Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen,
98 Jako 1:14| verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken
99 1Pet 3:5 | God hoopten, en waren haar eigen mannen onderdanig; ~
100 2Pet 1:20| profetie der Schrift is van eigen uitlegging; ~
101 2Pet 2:22| is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel; en de gewassen
102 2Pet 3:3 | komen zullen, die naar hun eigen begeerlijkheden zullen wandelen, ~
103 2Pet 3:16| andere Schriften, tot hun eigen verderf. ~
104 Jud 1:6 | bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben,
105 Jud 1:13 | Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende
|