Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
rustten 3
ruth 14
ruw 1
s 103
saaf 2
saalabbin 1
saalbim 2
Frequency    [«  »]
104 zette
103 bereid
103 roepen
103 s
103 verderven
102 assyrie
102 blijven

Bijbel

IntraText - Concordances

s

    Book Chapter: Verse
1 Gen 8:21 | want het gedichtsel van 's mensen hart is boos van 2 Gen 23:93 | broeder uit, wiens hand Ezau's verzenen hield; daarom noemde 3 Gen 25:22 | maar de handen zijn Ezau's handen. ~ 4 Gen 25:23 | gelijk zijns broeders Ezau's handen; en hij zegende hem. ~ 5 Gen 26:5 | Rebekka, Jakobs en Ezau's moeder. ~ 6 Gen 27:45 | 10 En Zilpa, Lea's dienstmaagd, baarde Jakob 7 Gen 27:47 | Daarna baarde Zilpa, Lea's dienstmaagd, Jakob een tweeden 8 Gen 29:11 | broeders hand, uit Ezau's hand; want ik vreze hem, 9 Gen 32:26 | de zonen van Zilpa, Lea's dienstmaagd: Gad en Aser. 10 Gen 33:10 | Elifaz, de zoon van Ada, Ezau's huisvrouw; Rehuel, de zoon 11 Gen 33:10 | de zoon van Basmath, Ezau's huisvrouw. ~ 12 Gen 33:12 | zijn de zonen van Ada, Ezau's huisvrouw. ~ 13 Gen 33:13 | zonen van Basmath, Ezau's huisvrouw. ~ 14 Gen 33:14 | dochter van Zibeon, Ezau's huisvrouw; en zij baarde 15 Gen 36:34 | 11 En Farao's beker was in mijn hand; 16 Gen 36:34 | en drukte ze uit in Farao's beker, en ik gaf den beker 17 Gen 36:34 | ik gaf den beker op Farao's hand. ~ 18 Gen 36:36 | herstellen; en gij zult Farao's beker in zijn hand geven, 19 Gen 36:43 | derden dag, den dag van Farao's geboorte, dat hij voor al 20 Gen 36:44 | zodat hij den beker op Farao's hand gaf. ~ 21 Gen 37:16 | buiten mij! God zal Farao's welstand aanzeggen. ~ 22 Gen 37:46 | Jozef ging uit van Farao's aangezicht, en hij toog 23 Gen 41:2 | hoorden, en dat het Farao's huis hoorde. ~ 24 Gen 41:8 | Zelf, Die mij tot Farao's vader gesteld heeft, en 25 Gen 41:21 | hun wagenen, naar Farao's bevel; ook gaf hij hun teerkost 26 Gen 43:2 | hij stelde hen voor Farao's aangezicht. ~ 27 Gen 43:7 | en stelde hem voor Farao's aangezicht; en Jakob zegende 28 Gen 43:10 | Farao, en ging uit van Farao's aangezicht. 29 Gen 43:14 | bracht dat geld in Farao's huis. ~ 30 Gen 43:20 | zo werd het land Farao's eigen. ~ 31 Gen 43:25 | heren, en wij zullen Farao's knechten zijn. ~ 32 Gen 46:7 | hem togen op alle Farao's knechten, de oudsten van 33 Exo 2:7 | zeide zijn zuster tot Farao's dochter: Zal ik heengaan, 34 Exo 2:9 | 9 Toen zeide Farao's dochter tot haar: Neem dit 35 Exo 2:10 | bracht zij het tot Farao's dochter, en het werd haar 36 Exo 2:15 | doch Mozes vlood voor Farao's aangezicht, en woonde in 37 Exo 5:14 | kinderen Israels, die Farao's aandrijvers over hen gesteld 38 Exo 7:3 | 3 Doch Ik zal Farao's hart verharden; en Ik zal 39 Exo 7:9 | en werp hem voor Farao's aangezicht neder; hij zal 40 Exo 7:10 | zijn staf neder voor Farao's aangezicht, en voor het 41 Exo 7:13 | 13 Doch Farao's hart verstokte, zodat hij 42 Exo 7:14 | de HEERE tot Mozes: Farao's hart is zwaar; hij weigert 43 Exo 7:22 | bezweringen; zodat Farao's hart verstokte, en hij hoorde 44 Exo 8:19 | Gods vinger! Doch Farao's hart verstijfde, zodat hij 45 Exo 8:20 | op, en stel u voor Farao's aangezicht; zie, hij zal 46 Exo 9:10 | oven, en stonden voor Farao's aangezicht; en Mozes strooide 47 Exo 9:12 | de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij naar hen niet 48 Exo 9:13 | op, en stel u voor Farao's aangezicht, en zeg tot hem: 49 Exo 9:20 | 20 Wie onder Farao's knechten des HEEREN woord 50 Exo 9:35 | 35 Alzo werd Farao's hart verstokt, dat hij de 51 Exo 10:11 | dreef hen uit van Farao's aangezicht. ~ 52 Exo 10:20 | de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij de kinderen 53 Exo 10:27 | de HEERE verhardde Farao's hart; en hij wilde hen niet 54 Exo 11:3 | Egypteland voor de ogen van Farao's knechten, en voor de ogen 55 Exo 11:5 | zullen sterven, van Farao's eerstgeborene af, die op 56 Exo 11:10 | wonderen gedaan voor Farao's aangezicht; doch de HEERE 57 Exo 11:10 | de HEERE verhardde Farao's hart, dat hij de kinderen 58 Exo 14:4 | 4 En Ik zal Farao's hart verstokken, dat hij 59 Exo 15:4 | 4 Hij heeft Farao's wagenen en zijn heir in 60 Exo 15:19 | 19 Want Farao's paard, met zijn wagen, met 61 Exo 18:4 | heeft mij verlost van Farao's zwaard. ~ 62 Exo 18:10 | Egyptenaren, en uit Farao's hand; Die dit volk van onder 63 Lev 22:33 | God zij; Ik ben de HEERE! ~s HEEREN, welke gijlieden 64 Deu 27:15 | des HEEREN, een werk van 's werkmeesters handen, zal 65 Ric 17:22 | Als zij nu verre van Micha's huis gekomen waren, zo werden 66 1Kon 4:15| Nafthali; deze nam ook Salomo's dochter, Basmath, ter vrouwe. ~ 67 1Kon 5:16| Behalve de oversten van Salomo's bestelden, die over dat 68 1Kon 11:4 | geschiedde in den tijd van Salomo's ouderdom, dat zijn vrouwen 69 1Kon 11:26| Efrathiet van Zereda, Salomo's knecht (wiens moeders naam 70 2Kon 2:13| 13 Hij hief ook Elia's mantel op, die van hem afgevallen 71 2Kon 3:11| Safat, die water op Elia's handen goot. ~ 72 2Kon 27:7 | en men verblindde Zedekia's ogen, en zij bonden hem 73 1Kro 3:10| 10 Salomo's zoon nu was Rehabeam; zijn 74 2Kro 8:11| konings; en al wat in Salomo's hart gekomen was, om in 75 2Kro 9:18| en zij gingen met Salomo's knechten naar Ofir, en zij 76 2Kro 10:10| Hurams knechten, en Salomo's knechten, die goud brachten 77 2Kro 10:23| der aarde zochten Salomo's aangezicht, om zijn wijsheid 78 Est 15 | koning in Mordechai's naam. ~ 79 Psa 60:13 | uit de benauwdheid, want 's mensen heil is ijdelheid. ~ 80 Jer 37:5 | 5      En Farao's heir was uit Egypte uitgetogen; 81 Jer 37:7 | Mij te vragen: Ziet, Farao's heir, dat u ter hulpe uitgetogen      82 Jer 37:11 | opgetogen, vanwege Farao's heir; ~ 83 Jer 43:9 | die bij de deur van Farao's huis te Tachpanhes is, voor 84 Jer 49:8 | Dedan! want Ik heb Ezau's verderf over hem gebracht, 85 Eze 30:24 | zijn hand geven; maar Farao's armen zal Ik verbreken, 86 Eze 30:25 | Babel sterken, maar Farao's armen zullen daarhenen vallen; 87 Dan 2:15 | Waarom zou de wet van 's konings wege zo verhaast 88 Dan 6:11 | hij knielde drie tijden 's daags op      zijn knieen, 89 Dan 6:14 | hij bidt op drie tijden 's daags zijn gebed. ~ 90 Hos 7:6 | slaapt den gansen nacht; 's morgens brandt hij als een 91 Oba 1:6 | 6      Hoe zijn Ezau's goederen nagespeurd, zijn 92 Oba 1:8 | en het verstand uit Ezau's gebergte zal doen vergaan? ~ 93 Oba 1:9 | opdat een ieder uit Ezau's gebergte door den moord 94 Oba 1:18 | Jozefs huis een vlam, en Ezau's huis tot een stoppel; en 95 Oba 1:18 | ze verteren, zodat Ezau's huis geen      overgeblevene 96 Oba 1:19 | van het zuiden zullen Ezau's gebergte, en die van de 97 Oba 1:21 | berg Sions opkomen, om Ezau's gebergte te richten; en 98 Matt 1:6 | Salomon bij degene, die Uria's vrouw was geweest; ~ 99 Matt 21:33| landlieden, en reisde buiten 's lands. ~ 100 Matt 25:14| gelijk een mens, die buiten 's lands reizende, zijn dienstknechten 101 Joha 18:28| het rechthuis. En het was 's morgens vroeg; en zij gingen 102 Hand 3:11| voorhof, hetwelk Salomo's voorhof genaamd wordt, verbaasd 103 Heb 11:24 | geweigerd een zoon van Farao's dochter genoemd te worden; ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License