Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
denzelven 111
denzulken 1
depriester 1
der 6228
derbe 4
derde 120
derden 63
Frequency    [«  »]
7945 dat
7933 is
7660 niet
6228 der
6208 uw
6044 u
6026 te

Bijbel

IntraText - Concordances

der

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6228

     Book Chapter: Verse
1501 Ric 15:14 | slaap, en nam weg de pin der gevlochten haarlokken, en 1502 Ric 15:18 | heen, en riep de vorsten der Filistijnen, zeggende: Komt 1503 Ric 15:18 | verklaard. En de vorsten der Filistijnen kwamen tot haar 1504 Ric 15:23 | verzamelden zich de vorsten der Filistijnen, om hun god 1505 Ric 15:27 | waren daar alle vorsten der Filistijnen; en op het dak 1506 Ric 17:1 | dezelve dagen zocht de stam der Danieten voor zich een erfenis 1507 Ric 17:7 | zekerheid, naar de wijze der Sidoniers, stil en zeker 1508 Ric 17:11 | van daar uit het geslacht der Danieten, van Zora en van 1509 Ric 17:29 | En zij noemden den naam der stad Dan, naar den naam 1510 Ric 17:30 | priesters voor den stam der Danieten, tot den dag toe, 1511 Ric 18:11 | en laat ons in deze stad der Jebusieten wijken, en daarin 1512 Ric 18:15 | hij neder in een straat der stad, want er was niemand, 1513 Ric 18:17 | reizenden man op de straat der stad; en de oude man zeide: 1514 Ric 19:6 | zond haar in het ganse land der erfenis van Israel, omdat 1515 Ric 19:40 | ziet, zo ging de brand der stad op naar den hemel. ~ 1516 Ric 19:42 | zich voor het aangezicht der mannen van Israel naar den 1517 Ric 19:42 | van Israel naar den weg der woestijn; maar de strijd 1518 Ric 19:43 | Gibea, tegen den opgang der zon. ~ 1519 Ric 20:16 | 16 En de oudsten der vergadering zeiden: Wat 1520 Ric 20:19 | huis Gods, tegen den opgang der zon, aan den hogen weg, 1521 Rut 1:4 | Moabietische vrouwen; de naam der ene was Orpa, en de naam 1522 Rut 1:4 | ene was Orpa, en de naam der andere Ruth; en zij bleven 1523 Rut 4:2 | tien mannen van de oudsten der stad, en zeide: Zet u hier; 1524 Rut 4:3 | was, heeft Naomi, die uit der Moabieten land wedergekomen 1525 Rut 4:4 | het in tegenwoordigheid der inwoners, en in tegenwoordigheid 1526 Rut 4:4 | en in tegenwoordigheid der oudsten mijns volks; zo 1527 Rut 4:15 | zijn tot een verkwikker der ziel, en om uw ouderdom 1528 1Sa 1:3 | om te offeren den HEERE der heirscharen te Silo; en 1529 1Sa 1:11 | gelofte, en zeide: HEERE der heirscharen, zo Gij eenmaal 1530 1Sa 2:3 | want de HEERE is een God der wetenschappen, en Zijn daden 1531 1Sa 2:4 | 4 De boog der sterken is gebroken; en 1532 1Sa 2:8 | vorsten, dat Hij hen den stoel der ere doe beerven; want de 1533 1Sa 2:10 | de HEERE zal de einden der aarde richten, en zal Zijn 1534 1Sa 2:22 | aan de deur van de tent der samenkomst. ~ 1535 1Sa 2:32 | aanschouwen de benauwdheid der woning Gods, in plaats van 1536 1Sa 3:13 | zal tot in eeuwigheid, om der ongerechtigheids wil, die 1537 1Sa 4:2 | uitspreidde, zo werd Israel voor der Filistijnen aangezicht geslagen; 1538 1Sa 4:3 | geslagen voor het aangezicht der Filistijnen? Laat ons van 1539 1Sa 4:4 | des verbonds des HEEREN der heirscharen, die tussen 1540 1Sa 4:6 | grote juichen in het leger der Hebreen? Toen vernamen zij, 1541 1Sa 4:17 | gevloden voor het aangezicht der Filistijnen, en er is ook 1542 1Sa 4:18 | den stoel af, aan de zijde der poort, en brak den nek, 1543 1Sa 5:8 | verzamelden tot zich al de vorsten der Filistijnen, en zij zeiden: 1544 1Sa 5:11 | vergaderden al de vorsten der Filistijnen, en zeiden: 1545 1Sa 5:12 | spenen, zodat het geschrei der stad opklom naar den hemel. ~  ~ 1546 1Sa 6:1 | zeven maanden in het land der Filistijnen geweest was, ~ 1547 1Sa 6:4 | het getal van de vorsten der Filistijnen; want het is 1548 1Sa 6:12 | linkerhand; en de vorsten der Filistijnen gingen achter 1549 1Sa 6:16 | 16 En als de vijf vorsten der Filistijnen zulks gezien 1550 1Sa 6:18 | het getal van alle steden der Filistijnen, onder de vijf 1551 1Sa 7:3 | zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen rukken. ~ 1552 1Sa 7:7 | Mizpa, zo kwamen de oversten der Filistijnen op tegen Israel. 1553 1Sa 7:7 | zij voor het aangezicht der Filistijnen. ~ 1554 1Sa 7:8 | ons verlosse uit de hand der Filistijnen. ~ 1555 1Sa 7:14 | derzelver landpale uit de hand der Filistijnen; en er was vrede 1556 1Sa 8:12 | zich stelle tot oversten der duizenden, en tot oversten 1557 1Sa 8:12 | duizenden, en tot oversten der vijftigen; en dat zij zijn 1558 1Sa 9:11 | opklommen door den opgang der stad, zo vonden zij maagden, 1559 1Sa 9:14 | Toen zij in het midden der stad kwamen, ziet, zo ging 1560 1Sa 9:16 | Mijn volk verlossen uit der Filistijnen hand, want Ik 1561 1Sa 9:18 | tot Samuel in het midden der poort, en zeide: Wijs mij 1562 1Sa 9:21 | Jemini, van de kleinsten der stammen van Israel? en mijn 1563 1Sa 9:22 | plaats aan het opperste der genodigden; die nu waren 1564 1Sa 9:27 | afgegaan waren aan het einde der stad, zo zeide Samuel tot 1565 1Sa 10:2 | uw vader heeft de zaken der ezelinnen verlaten, en hij 1566 1Sa 10:5 | op den heuvel Gods, waar der Filistijnen bezettingen 1567 1Sa 10:8 | om te offeren offeranden der dankzegging; zeven dagen 1568 1Sa 10:18 | heb ulieden van de hand der Egyptenaren gered, en van 1569 1Sa 11:5 | vertelden zij hem de woorden der mannen van Jabes. ~ 1570 1Sa 11:7 | van Israel door de hand der boden, zeggende: Die niet 1571 1Sa 12:9 | te Hazor, en in de hand der Filistijnen, en in de hand 1572 1Sa 12:9 | in de hand van den koning der Moabieten, die tegen hen 1573 1Sa 13:3 | Jonathan sloeg de bezetting der Filistijnen, die te Geba 1574 1Sa 13:4 | Saul heeft de bezetting der Filistijnen geslagen, en 1575 1Sa 13:5 | zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen op, 1576 1Sa 13:11 | gij op den bestemden tijd der dagen niet kwaamt, en de 1577 1Sa 13:17 | verdervers gingen uit het leger der Filistijnen, in drie hopen; 1578 1Sa 13:18 | keerde zich naar den weg der landpale, die naar het dal 1579 1Sa 13:21 | bijlen, en tot het stellen der prikkelen. ~ 1580 1Sa 13:23 | 23 En der Filistijnen leger toog naar 1581 1Sa 14:1 | laat ons tot de bezetting der Filistijnen overgaan, welke 1582 1Sa 14:4 | Jonathan zocht door te gaan tot der Filistijnen bezetting, een 1583 1Sa 14:4 | aan gene zijde; en de naam der ene was Bozes, en de naam 1584 1Sa 14:4 | ene was Bozes, en de naam der andere Sene. ~ 1585 1Sa 14:11 | Toen zij beiden zich aan der Filistijnen bezetting ontdekten, 1586 1Sa 14:12 | Verder antwoordden de mannen der bezetting aan Jonathan en 1587 1Sa 14:19 | dat het rumoer, hetwelk in der Filistijnen leger was, zeer 1588 1Sa 14:49 | dochteren waren deze: de naam der eerstgeborenen was Merab, 1589 1Sa 14:49 | eerstgeborenen was Merab, en de naam der kleinste Michal. ~ 1590 1Sa 15:2 | 2 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb bezocht, 1591 1Sa 15:6 | trekt af uit het midden der Amalekieten, opdat ik u 1592 1Sa 15:6 | Kenieten uit het midden der Amalekieten. ~ 1593 1Sa 15:8 | hij ving Agag, den koning der Amalekieten, levend; maar 1594 1Sa 15:14 | is dan dit voor een stem der schapen in mijn oren, en 1595 1Sa 15:14 | in mijn oren, en een stem der runderen, die ik hoor? ~ 1596 1Sa 15:17 | ogen, dat gij het hoofd der stammen van Israel geworden 1597 1Sa 15:20 | ik heb Agag, den koning der Amalekieten, mede gebracht, 1598 1Sa 15:22 | opmerken dan het vette der rammen. ~ 1599 1Sa 15:23 | wederspannigheid is een zonde der toverij, en wederstreven 1600 1Sa 15:32 | Breng Agag, den koning der Amalekieten, hier tot mij; 1601 1Sa 16:4 | Toen kwamen de oudsten der stad bevende hem tegemoet, 1602 1Sa 17:4 | kampvechter uit, uit het leger der Filistijnen; zijn naam was 1603 1Sa 17:22 | de hand van den bewaarder der vaten, en hij liep ter slagorde; 1604 1Sa 17:23 | hen sprak, ziet, zo kwam der kampvechter op; zijn naam 1605 1Sa 17:23 | Filistijn van Gath, uit het heir der Filistijnen, en hij sprak 1606 1Sa 17:45 | in den Naam van den HEERE der heirscharen, den God der 1607 1Sa 17:45 | der heirscharen, den God der slagorden van Israel, Dien 1608 1Sa 17:46 | zal de dode lichamen van der Filistijnen leger dezen 1609 1Sa 17:52 | van Ekron; en de verwonden der Filistijnen vielen op den 1610 1Sa 17:53 | van het hittig najagen der Filistijnen, en zij beroofden 1611 1Sa 18:5 | volks, en ook in de ogen der knechten van Saul. 1612 1Sa 18:6 | wederkeerde van het slaan der Filistijnen, dat de vrouwen 1613 1Sa 18:17 | hem zij, maar dat de hand der Filistijnen tegen hem zij. ~ 1614 1Sa 18:21 | valstrik zij, en dat de hand der Filistijnen tegen hem zij. 1615 1Sa 18:25 | maar aan honderd voorhuiden der Filistijnen, opdat men zich 1616 1Sa 18:25 | David te vellen door de hand der Filistijnen. ~ 1617 1Sa 18:30 | 30 Als de vorsten der Filistijnen uittogen, zo 1618 1Sa 20:15 | wanneer de HEERE een iegelijk der vijanden van David van den 1619 1Sa 20:16 | de HEERE eise van de hand der vijanden Davids! ~ 1620 1Sa 20:27 | anderen daags, den tweeden der nieuwe maan, als Davids 1621 1Sa 20:30 | zeide tot hem: Gij, zoon der verkeerde in wederspannigheid, 1622 1Sa 20:34 | hij at op den tweeden dag der nieuwe maan geen brood, 1623 1Sa 21:5 | ik uitging, en de vaten der jongelingen zijn heilig; 1624 1Sa 21:13 | hij bekrabbelde de deuren der poort, en hij liet zijn 1625 1Sa 22:3 | ging van daar naar Mizpa der Moabieten; en hij zeide 1626 1Sa 22:3 | hij zeide tot den koning der Moabieten: Laat toch mijn 1627 1Sa 22:4 | aangezicht van den koning der Moabieten; en zij bleven 1628 1Sa 22:20 | 20 Doch een der zonen van Achimelech, den 1629 1Sa 23:3 | als wij naar Kehila tegen der Filistijnen slagorden gaan 1630 1Sa 23:19 | die aan de rechterhand der wildernis is? ~ 1631 1Sa 23:24 | veld, aan de rechterhand der wildernis. ~ 1632 1Sa 24:3 | zoeken boven op de rotsstenen der steenbokken. ~ 1633 1Sa 24:4 | mannen zaten aan de zijden der spelonken. ~ 1634 1Sa 24:10 | Waarom hoort gij de woorden der mensen, zeggende: Zie, David 1635 1Sa 24:14 | Gelijk als het spreekwoord der ouden zegt: Van de goddelozen 1636 1Sa 25:29 | ingebonden zijn in het bundeltje der levenden bij den HEERE, 1637 1Sa 25:41 | een dienares, om de voeten der knechten mijns heren te 1638 1Sa 27:1 | zijn hart: Nu zal ik een der dagen door Sauls hand omkomen; 1639 1Sa 27:1 | haastelijk ontkome in het land der Filistijnen, opdat Saul 1640 1Sa 27:7 | 7 Het getal nu der dagen, die David in het 1641 1Sa 27:7 | dagen, die David in het land der Filistijnen woonde, was 1642 1Sa 27:10 | Juda, en tegen het zuiden der Jerahmeelieten, en tegen 1643 1Sa 27:10 | Jerahmeelieten, en tegen het zuiden der Kenieten. ~ 1644 1Sa 27:11 | al de dagen, die hij in der Filistijnen land gewoond 1645 1Sa 28:5 | 5 Toen Saul het leger der Filistijnen zag, zo vreesde 1646 1Sa 28:15 | meer, noch door den dienst der profeten, noch door dromen; 1647 1Sa 28:19 | Israel met u in de hand der Filistijnen geven, en morgen 1648 1Sa 28:19 | leger van Israel in de hand der Filistijnen geven. ~ 1649 1Sa 29:2 | 2 En de vorsten der Filistijnen togen daarheen 1650 1Sa 29:3 | Toen zeiden de oversten der Filistijnen: Wat zullen 1651 1Sa 29:3 | zeide Achis tot de oversten der Filistijnen: Is deze niet 1652 1Sa 29:4 | 4 Doch de oversten der Filistijnen werden zeer 1653 1Sa 29:4 | toornig op hem, en de oversten der Filistijnen zeiden tot hem: 1654 1Sa 29:6 | niet aangenaam in de ogen der vorsten. ~ 1655 1Sa 29:7 | in de ogen van de vorsten der Filistijnen. ~ 1656 1Sa 29:9 | engel Gods; maar de oversten der Filistijnen hebben gezegd: 1657 1Sa 29:11 | weder te keren in het land der Filistijnen; de Filistijnen 1658 1Sa 30:16 | genomen hadden uit het land der Filistijnen, en uit het 1659 1Sa 30:26 | voor ulieden, van den buit der vijanden des HEEREN. ~ 1660 1Sa 30:29 | die, welke in de steden der Jerahmeelieten waren, en 1661 1Sa 30:29 | die, welke in de steden der Kenieten waren, ~ 1662 1Sa 31:1 | vloden voor het aangezicht der Filistijnen, en vielen verslagen 1663 1Sa 31:7 | waren, en die aan deze zijde der Jordaan waren, zagen, dat 1664 1Sa 31:9 | uit, en zij zonden ze in der Filistijnen land rondom, 1665 2Sa 1:1 | als David van den slag der Amalekieten was wedergekomen, 1666 2Sa 1:20 | Askelon; opdat de dochters der Filistijnen zich niet verblijden, 1667 2Sa 1:20 | verblijden, opdat de dochters der onbesnedenen niet opspringen 1668 2Sa 1:21 | moet zijn op u, noch velden der hefofferen; want aldaar 1669 2Sa 1:21 | hefofferen; want aldaar is der helden schild smadelijk 1670 2Sa 1:22 | 22 Van het bloed der verslagenen, van het vette 1671 2Sa 1:22 | verslagenen, van het vette der helden, werd Jonathans boog 1672 2Sa 1:26 | wonderlijker dan liefde der vrouwen. ~ 1673 2Sa 2:1 | Zal ik optrekken in een der steden van Juda? En de HEERE 1674 2Sa 2:11 | 11 Het getal nu der dagen, die David koning 1675 2Sa 2:17 | werden voor het aangezicht der knechten van David geslagen. ~ 1676 2Sa 2:18 | op zijn voeten, als een der reeen, die in het veld zijn. ~ 1677 2Sa 2:24 | is voor Giach, op den weg der woestijn van Gibeon. ~ 1678 2Sa 3:14 | mij met honderd voorhuiden der Filistijnen ondertrouwd 1679 2Sa 3:18 | Israel verlossen van de hand der Filistijnen, en van de hand 1680 2Sa 3:27 | ter zijde af in het midden der poort, om in de stilte met 1681 2Sa 3:34 | aangezicht van kinderen der verkeerdheid. Toen weende 1682 2Sa 3:35 | indien ik voor het ondergaan der zon brood of iets smake! ~ 1683 2Sa 5:10 | groot; want de HEERE, de God der heirscharen, was met hem. ~ 1684 2Sa 5:20 | gescheurd, als een scheur der wateren; daarom noemde hij 1685 2Sa 5:24 | van een gang in de toppen der moerbezienbomen, dan rep 1686 2Sa 5:24 | uitgegaan, om het heirleger der Filistijnen te slaan. ~ 1687 2Sa 6:2 | aangeroepen, de Naam van den HEERE der heirscharen, Die daarop 1688 2Sa 6:12 | wat hij heeft, gezegend om der ark Gods wil; zo ging David 1689 2Sa 6:15 | met gejuich en met geluid der bazuinen. ~ 1690 2Sa 6:17 | haar plaats, in het midden der tent, die David voor haar 1691 2Sa 6:18 | volk in den Naam des HEEREN der heirscharen. ~ 1692 2Sa 7:2 | Gods woont in het midden der gordijnen. ~ 1693 2Sa 7:7 | woord gesproken met een der stammen Israels, dien Ik 1694 2Sa 7:8 | zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb u genomen 1695 2Sa 7:9 | naam gemaakt, als den naam der groten, die op de aarde 1696 2Sa 7:10 | gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen hem 1697 2Sa 7:14 | mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen. ~ 1698 2Sa 7:19 | heen; en dit naar de wet der mensen, Heere HEERE! ~ 1699 2Sa 7:26 | dat men zegge: De HEERE der heirscharen is God over 1700 2Sa 7:27 | 27 Want Gij, HEERE der heirscharen, Gij, God Israels! 1701 2Sa 8:1 | David nam Meteg-Amma uit der Filistijnen hand. ~ 1702 2Sa 10:1 | geschiedde daarna, dat de koning der kinderen Ammons stierf, 1703 2Sa 10:3 | 3 Toen zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot hun 1704 2Sa 10:8 | de slagorde voor de deur der poort; maar de Syriers van 1705 2Sa 10:9 | nu Joab zag, dat de spits der slagorde tegen hem was, 1706 2Sa 10:16 | uitkomen, die op gene zijde der rivier zijn, en zij kwamen 1707 2Sa 11:17 | 17 Als nu de mannen der stad uittogen en met Joab 1708 2Sa 11:23 | geweest tot aan de deur der poort. ~ 1709 2Sa 12:26 | Joab nu krijgde tegen Rabba der kinderen Ammons; en hij 1710 2Sa 12:30 | uit een zeer groten roof der stad. ~ 1711 2Sa 12:31 | deed hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna 1712 2Sa 13:13 | gij zoudt zijn als een der dwazen in Israel; zo spreek 1713 2Sa 15:2 | aan de zijde van den weg der poort. En het geschiedde, 1714 2Sa 15:2 | zeide: Uw knecht is uit een der stammen Israels; ~ 1715 2Sa 15:6 | Alzo stal Absalom het hart der mannen van Israel. ~ 1716 2Sa 15:10 | zeggen: Als gij het geluid der bazuin zult horen, zo zult 1717 2Sa 15:23 | over, recht naar den weg der woestijn. ~ 1718 2Sa 15:28 | vertoeven in de vlakke velden der woestijn, totdat er een 1719 2Sa 15:30 | ging op door den opgang der olijven, opgaande en wenende, 1720 2Sa 17:9 | hij zich verstoken in een der holen, of in een der plaatsen. 1721 2Sa 17:9 | een der holen, of in een der plaatsen. En het zal geschieden, 1722 2Sa 17:12 | wij tot hem komen, in een der plaatsen, waar hij gevonden 1723 2Sa 17:16 | niet in de vlakke velden der woestijn, en ook ga spoedig 1724 2Sa 17:27 | zoon van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en Machir, 1725 2Sa 18:9 | ontmoette voor het aangezicht der knechten Davids; en Absalom 1726 2Sa 18:24 | wachter ging op het dak der poort aan den muur, en hief 1727 2Sa 18:33 | ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in 1728 2Sa 19:9 | ons bevrijd van de hand der Filistijnen, en nu is hij 1729 2Sa 19:34 | Hoe veel zullen de dagen der jaren mijns levens zijn, 1730 2Sa 19:35 | kunnen horen naar de stem der zangers en zangeressen? 1731 2Sa 19:43 | te halen? Maar het woord der mannen van Juda was harder 1732 2Sa 19:43 | was harder dan het woord der mannen van Israel. ~ 1733 2Sa 21:2 | maar van het overblijfsel der Amorieten; en de kinderen 1734 2Sa 21:9 | En hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, die ze ophingen 1735 2Sa 21:13 | verzamelden zij de beenderen der gehangenen. ~ 1736 2Sa 22:6 | 6 Banden der hel omringden mij; strikken 1737 2Sa 22:12 | tenten, een samenbinding der wateren, wolken des hemels. ~ 1738 2Sa 22:16 | 16 En de diepe kolken der zee werden gezien, de gronden 1739 2Sa 22:16 | werden gezien, de gronden der wereld werden ontdekt, door 1740 2Sa 22:34 | maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en stelt mij op 1741 2Sa 22:43 | vergruisde ik hen als stof der aarde; ik stampte ze, ik 1742 2Sa 22:43 | breidde hen uit als slijk der straten. ~ 1743 2Sa 22:44 | mij bewaard tot een hoofd der heidenen; het volk, dat 1744 2Sa 22:51 | 51 Hij is een Toren der verlossingen Zijns konings, 1745 2Sa 23:8 | 8 Dit zijn de namen der helden, die David gehad 1746 2Sa 23:8 | Tachkemoni, de voornaamste der hoofdlieden. Deze was Adino, 1747 2Sa 23:11 | volk voor het aangezicht der Filistijnen vluchtte; ~ 1748 2Sa 23:13 | van Adullam; en de hoop der Filistijnen had zich gelegerd 1749 2Sa 23:14 | vesting; en de bezetting der Filistijnen was toen te 1750 2Sa 23:16 | drie helden door het leger der Filistijnen, en putten water 1751 2Sa 23:17 | zou ik drinken het bloed der mannen, die heengegaan zijn 1752 2Sa 23:29 | zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins; ~ 1753 2Sa 24:5 | bij Aroer, ter rechterhand der stad, die in het midden 1754 2Sa 24:7 | van Tyrus, en alle steden der Hevieten en der Kanaanieten; 1755 2Sa 24:7 | alle steden der Hevieten en der Kanaanieten; en zij kwamen 1756 1Kon 1:41 | ook hoorde Joab het geluid der bazuinen, en zeide: Waarom 1757 1Kon 2:2 | 2 Ik ga heen in den weg der ganse aarde, zo wees sterk, 1758 1Kon 4:19 | land van Sihon, den koning der Amorieten, en van Og, den 1759 1Kon 4:21 | van de rivier tot het land der Filistijnen, en tot aan 1760 1Kon 4:24 | over al wat op deze zijde der rivier was van Thifsah tot 1761 1Kon 4:24 | alle koningen op deze zijde der rivier; en hij had vrede 1762 1Kon 4:29 | zand, dat aan den oever der zee is. ~ 1763 1Kon 4:30 | oosten, en dan alle wijsheid der Egyptenaren; ~ 1764 1Kon 4:34 | horen, van alle koningen der aarde, die van zijn wijsheid 1765 1Kon 6:1 | tachtigste jaar, na den uitgang der kinderen Israels uit Egypte, 1766 1Kon 6:8 | 8 De deur der middelste zijkamer was aan 1767 1Kon 6:13 | En Ik zal in het midden der zonen Israels wonen; en 1768 1Kon 6:15 | des huizes tot aan het dak der wanden, beschoot hij ze 1769 1Kon 6:16 | aanspraakplaats, tot het heilige der heiligen. ~ 1770 1Kon 6:31 | 31 En aan den ingang der aanspraakplaats maakte hij 1771 1Kon 6:34 | dennenhout; de twee zijden der ene deur waren omdraaiende; 1772 1Kon 6:34 | twee gegraveerde zijden der andere deur omdraaiende. ~ 1773 1Kon 7:16 | koper, om op de hoofden der pilaren te zetten; vijf 1774 1Kon 7:17 | kapitelen, die op het hoofd der pilaren waren; zeven waren 1775 1Kon 7:18 | kapitelen, die boven het hoofd der granaatappelen waren, te 1776 1Kon 7:19 | dewelke waren op het hoofd der pilaren, waren van leliewerk 1777 1Kon 7:22 | 22 En op het hoofd der pilaren was het leliewerk; 1778 1Kon 7:22 | leliewerk; alzo werd het werk der pilaren volmaakt. ~ 1779 1Kon 7:28 | 28 En dit was het werk der stelling; zij hadden lijsten, 1780 1Kon 7:32 | de lijsten, en de assen der raderen aan de stelling; 1781 1Kon 7:35 | ook waren op het hoofd der stelling haar handhaven, 1782 1Kon 7:41 | twee pilaren, en bollen der kapitelen, die op het hoofd 1783 1Kon 7:41 | kapitelen, die op het hoofd der twee pilaren waren, en de 1784 1Kon 7:41 | netten, om de twee bollen der kapitelen te bedekken, die 1785 1Kon 7:41 | bedekken, die op het hoofd der pilaren waren; ~ 1786 1Kon 7:42 | ene net, om de twee bollen der kapitelen te bedekken, die 1787 1Kon 7:50 | goud; daartoe de herren der deuren van het binnenste 1788 1Kon 7:50 | binnenste huis, van het heilige der heiligen, en der deuren 1789 1Kon 7:50 | heilige der heiligen, en der deuren van het huis des 1790 1Kon 8:1 | Israel, en al de hoofden der stammen, de oversten der 1791 1Kon 8:1 | der stammen, de oversten der vaderen, onder de kinderen 1792 1Kon 8:4 | ark des HEEREN en de tent der samenkomst opwaarts mitsgaders 1793 1Kon 8:6 | het huis, tot het heilige der heiligen, tot onder de vleugelen 1794 1Kon 8:6 | tot onder de vleugelen der cherubim. ~ 1795 1Kon 8:7 | vleugelen over de plaats der ark; en de cherubim overdekten 1796 1Kon 8:8 | verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien werden 1797 1Kon 8:27 | de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet begrijpen, 1798 1Kon 8:39 | het hart van alle kinderen der mensen; ~ 1799 1Kon 8:43 | roepen zal; opdat alle volken der aarde Uw Naam kennen, om 1800 1Kon 8:53 | afgezonderd, uit alle volken der aarde; gelijk als Gij gesproken 1801 1Kon 8:60 | 60 Opdat alle volken der aarde weten, dat de HEERE 1802 1Kon 8:64 | had, mitsgaders het vet der dankofferen; want het koperen 1803 1Kon 8:64 | spijsofferen, en het vet der dankofferen te vatten. ~ 1804 1Kon 9:19 | wagensteden, en de steden der ruiteren, en wat de begeerte 1805 1Kon 9:23 | Dezen waren de oversten der bestelden, die over het 1806 1Kon 9:26 | Eloth is, aan den oever der Schelfzee, in het land van 1807 1Kon 10:15 | kramers was, en van den handel der kruideniers, en van alle 1808 1Kon 10:23 | groter dan alle koningen der aarde, in rijkdom en in 1809 1Kon 10:28 | 28 En het uitbrengen der paarden was hetgeen Salomo 1810 1Kon 10:29 | hand voor alle koningen der Hethieten, en voor de koningen 1811 1Kon 11:5 | wandelde Astoreth, den god der Sidoniers, na, en Milchom, 1812 1Kon 11:5 | Milchom, het verfoeisel der Ammonieten. ~ 1813 1Kon 11:7 | voor Kamos, het verfoeisel der Moabieten, op den berg, 1814 1Kon 11:7 | voor Molech, het verfoeisel der kinderen Ammons. ~ 1815 1Kon 11:27 | Millo, en sloot de breuk der stad van zijn vader David 1816 1Kon 11:33 | hebben voor Astoreth, den god der Sidoniers, Kamos, den god 1817 1Kon 11:33 | Sidoniers, Kamos, den god der Moabieten, en Milchom, den 1818 1Kon 11:33 | Moabieten, en Milchom, den god der kinderen Ammons; en niet 1819 1Kon 11:41 | 41 Het overige nu der geschiedenissen van Salomo, 1820 1Kon 11:41 | niet geschreven in het boek der geschiedenissen van Salomo? ~ 1821 1Kon 12:8 | Maar hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden 1822 1Kon 12:13 | want hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden 1823 1Kon 12:14 | sprak tot hen naar den raad der jongelingen, zeggende: Mijn 1824 1Kon 12:31 | Hij maakte ook een huis der hoogten; en maakte priesteren 1825 1Kon 12:32 | op den vijftienden dag der maand, gelijk het feest, 1826 1Kon 12:32 | ook te Beth-El priesteren der hoogten, die hij gemaakt 1827 1Kon 12:33 | op den vijftienden dag der achtste maand, der maand, 1828 1Kon 12:33 | vijftienden dag der achtste maand, der maand, dewelke hij uit zijn 1829 1Kon 13:2 | op u offeren de priesters der hoogten, die op u roken, 1830 1Kon 13:32 | is, en tegen al de huizen der hoogten, die in de steden 1831 1Kon 13:33 | maakte wederom priesters der hoogten van de geringsten 1832 1Kon 13:33 | werd een van de priesters der hoogten. ~ 1833 1Kon 14:15 | verstrooien op gene zijde der rivier; daarom dat zij hun 1834 1Kon 14:19 | 19 Het overige nu der geschiedenissen van Jerobeam, 1835 1Kon 14:19 | zijn geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1836 1Kon 14:19 | in het boek der kronieken der koningen van Israel. ~ 1837 1Kon 14:24 | deden naar al de gruwelen der heidenen, die de HEERE van 1838 1Kon 14:24 | HEERE van het aangezicht der kinderen Israels uit de 1839 1Kon 14:27 | de hand van de oversten der trawanten, die de deur van 1840 1Kon 14:28 | en die wederbrachten in der trawanten wachtkamer. ~ 1841 1Kon 14:29 | 29 Het overige nu der geschiedenissen van Rehabeam, 1842 1Kon 14:29 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1843 1Kon 14:29 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~ 1844 1Kon 15:7 | 7 Het overige nu der geschiedenissen van Abiam, 1845 1Kon 15:7 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1846 1Kon 15:7 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? Er was 1847 1Kon 15:20 | Asa, en zond de oversten der heiren, die hij had, tegen 1848 1Kon 15:23 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1849 1Kon 15:23 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? Doch 1850 1Kon 15:27 | hem te Gibbethon, hetwelk der Filistijnen is, als Nadab 1851 1Kon 15:31 | 31 Het overige nu der geschiedenissen van Nadab, 1852 1Kon 15:31 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1853 1Kon 15:31 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ 1854 1Kon 16:5 | 5 Het overige nu der geschiedenissen van Baesa, 1855 1Kon 16:5 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1856 1Kon 16:5 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ 1857 1Kon 16:9 | knecht, overste van de helft der wagenen, maakte een verbintenis 1858 1Kon 16:14 | 14 Het overige nu der geschiedenissen van Ela, 1859 1Kon 16:14 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1860 1Kon 16:14 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ 1861 1Kon 16:15 | gelegerd tegen Gibbethon, dat der Filistijnen is. ~ 1862 1Kon 16:20 | 20 Het overige nu der geschiedenissen van Zimri, 1863 1Kon 16:20 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1864 1Kon 16:20 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ 1865 1Kon 16:24 | berg; en noemde den naam der stad, die hij bouwde, naar 1866 1Kon 16:27 | 27 Het overige nu der geschiedenissen van Omri, 1867 1Kon 16:27 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1868 1Kon 16:27 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ 1869 1Kon 16:31 | van Eth-Baal, den koning der Sidoniers, en heenging, 1870 1Kon 17:10 | Als hij nu aan de poort der stad kwam, ziet, zo was 1871 1Kon 17:14 | verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken, 1872 1Kon 17:17 | dat de zoon dezer vrouw, der waardin van het huis, krank 1873 1Kon 18:15 | waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft, voor 1874 1Kon 18:31 | twaalf stenen, naar het getal der stammen van de kinderen 1875 1Kon 19:10 | voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen 1876 1Kon 19:13 | en stond in den ingang der spelonk. En ziet, een stem 1877 1Kon 19:14 | voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen 1878 1Kon 19:21 | en met het gereedschap der runderen zood hij hun vlees, 1879 1Kon 20:14 | jongens van de oversten der landschappen. En hij zeide: 1880 1Kon 20:15 | jongens van de oversten der landschappen, en zij waren 1881 1Kon 20:17 | jongens van de oversten der landschappen togen eerst 1882 1Kon 20:19 | jongens van de oversten der landschappen uit de stad, 1883 1Kon 20:28 | hebben: De HEERE is een God der bergen, en Hij is niet een 1884 1Kon 20:28 | en Hij is niet een God der laagten; zo zal Ik al deze 1885 1Kon 20:35 | zeide een man uit de zonen der profeten tot zijn naaste, 1886 1Kon 20:41 | Israel kende hem, dat hij een der profeten was. ~ 1887 1Kon 22:10 | op het plein, aan de deur der poort van Samaria; en al 1888 1Kon 22:13 | zeggende: Zie toch, de woorden der profeten zijn uit een mond 1889 1Kon 22:26 | weder tot Amon, den overste der stad, en tot Joas, den zoon 1890 1Kon 22:27 | en spijst hem met brood der bedruktheid, en met water 1891 1Kon 22:27 | bedruktheid, en met water der bedruktheid, totdat ik met 1892 1Kon 22:31 | geboden aan de oversten der wagenen, van welke hij twee 1893 1Kon 22:32 | geschiedde dan, als de oversten der wagenen Josafat zagen, dat 1894 1Kon 22:33 | geschiedde, als de oversten der wagenen zagen, dat hij de 1895 1Kon 22:35 | des avonds, en het bloed der wonde vloeide in den bak 1896 1Kon 22:39 | 39 Het overige nu der geschiedenissen van Achab, 1897 1Kon 22:39 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1898 1Kon 22:39 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ 1899 1Kon 22:46 | 46 Het overige nu der geschiedenissen van Josafat, 1900 1Kon 22:46 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1901 1Kon 22:46 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~ 1902 2Kon 1:18 | 18 Het overige nu der zaken van Ahazia, die hij 1903 2Kon 1:18 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1904 2Kon 1:18 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~  ~  ~  1905 2Kon 2:3 | 3 Toen gingen de zonen der profeten, die te Beth-El 1906 2Kon 2:5 | 5 Toen traden de zonen der profeten, die te Jericho 1907 2Kon 2:7 | vijftig mannen van de zonen der profeten gingen henen, en 1908 2Kon 2:15 | 15 Als nu de kinderen der profeten, die tegenover 1909 2Kon 2:16 | hem opgenomen, en op een der bergen, of in een der dalen 1910 2Kon 2:16 | een der bergen, of in een der dalen hem geworpen heeft. 1911 2Kon 2:19 | 19 En de mannen der stad zeiden tot Elisa: Zie 1912 2Kon 3:4 | 4 Mesa nu, de koning der Moabieten, was een veehandelaar, 1913 2Kon 3:5 | gestorven was, dat de koning der Moabieten van den koning 1914 2Kon 3:7 | Juda, zeggende: De koning der Moabieten is van mij afgevallen, 1915 2Kon 3:8 | dan zeide: Door den weg der woestijn van Edom. ~ 1916 2Kon 3:10 | geroepen heeft, om die in der Moabieten hand te geven! ~ 1917 2Kon 3:13 | koningen geroepen, om die in der Moabieten hand te geven. ~ 1918 2Kon 3:14 | waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft, voor 1919 2Kon 3:26 | 26 Doch als de koning der Moabieten zag, dat hem de 1920 2Kon 4:1 | de vrouwen van de zonen der profeten riep tot Elisa, 1921 2Kon 4:38 | in dat land, en de zonen der profeten zaten voor zijn 1922 2Kon 4:38 | zied moes voor de zonen der profeten. ~ 1923 2Kon 4:42 | bracht den man Gods broden der eerstelingen, twintig gerstebroden, 1924 2Kon 5:2 | gebracht, die in den dienst der huisvrouw van Naaman was. ~ 1925 2Kon 5:22 | jongelingen uit de zonen der profeten, van het gebergte 1926 2Kon 6:1 | 1 En de kinderen der profeten zeiden tot Elisa: 1927 2Kon 6:23 | heer. Zo kwamen de benden der Syriers niet meer in het 1928 2Kon 6:32 | deur; is niet het geruis der voeten van zijn heer achter 1929 2Kon 7:3 | melaatse mannen voor de deur der poort; die zeiden, de een 1930 2Kon 7:4 | en laat ons in het leger der Syriers vallen; indien zij 1931 2Kon 7:5 | schemering, om in het leger der Syriers te komen. Toen zij 1932 2Kon 7:5 | het uiterste van het leger der Syriers kwamen, ziet, toen 1933 2Kon 7:6 | Want de HEERE had het heir der Syriers doen horen een geluid 1934 2Kon 7:6 | ons gehuurd de koningen der Hethieten, en de koningen 1935 2Kon 7:6 | Hethieten, en de koningen der Egyptenaren, om tegen ons 1936 2Kon 7:10 | riepen tot den poortier der stad, en boodschapten hun, 1937 2Kon 7:10 | zijn gekomen tot het leger der Syriers, en ziet, niemand 1938 2Kon 7:13 | zijn als de gehele menigte der Israelieten, die hierbinnen 1939 2Kon 7:13 | zijn als de gehele menigte der Israelieten, die vergaan 1940 2Kon 7:14 | de koning zond het leger der Syriers achterna, zeggende: 1941 2Kon 7:16 | uit, en beroofde het leger der Syriers; en een maat meelbloem 1942 2Kon 8:2 | vreemdeling verkeerd in het land der Filistijnen, zeven jaren. ~ 1943 2Kon 8:3 | geschiedde met het einde der zeven jaren, dat de vrouw 1944 2Kon 8:3 | dat de vrouw uit het land der Filistijnen wederkeerde; 1945 2Kon 8:18 | hij wandelde op den weg der koningen van Israel, gelijk 1946 2Kon 8:21 | waren, daartoe de oversten der wagenen; en het volk vlood 1947 2Kon 8:23 | 23 Het overige nu der geschiedenissen van Joram, 1948 2Kon 8:23 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1949 2Kon 8:23 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~ 1950 2Kon 9:1 | profeet Elisa een van de zonen der profeten, en hij zeide tot 1951 2Kon 10:8 | twee hopen, aan de deur der poort, tot morgen. ~ 1952 2Kon 10:12 | en zijnde te Beth-Heked der herderen, op den weg, ~ 1953 2Kon 10:13 | des konings en de zonen der koningin te groeten. 1954 2Kon 10:33 | Jordaan af, tegen den opgang der zon, het ganse land van 1955 2Kon 10:33 | het ganse land van Gilead, der Gadieten, en der Rubenieten, 1956 2Kon 10:33 | Gilead, der Gadieten, en der Rubenieten, en der Manassieten; 1957 2Kon 10:33 | Gadieten, en der Rubenieten, en der Manassieten; van Aroer, 1958 2Kon 10:34 | 34 Het overige nu der geschiedenissen van Jehu, 1959 2Kon 10:34 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1960 2Kon 10:34 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ 1961 2Kon 11:13 | Toen Athalia hoorde de stem der trawanten en des volks, 1962 2Kon 11:16 | ging den weg van den ingang der paarden naar het huis des 1963 2Kon 11:19 | door den weg van de poort der trawanten tot het huis des 1964 2Kon 11:19 | en hij zat op den troon der koningen. ~ 1965 2Kon 12:4 | priesteren: Al het geld der geheiligde dingen, dat gebracht 1966 2Kon 12:4 | het geld van een ieder der personen naar zijn schatting, 1967 2Kon 12:11 | geld wel gewogen in handen der verzorgers van dat werk, 1968 2Kon 12:19 | 19 Het overige nu der geschiedenissen van Joas, 1969 2Kon 12:19 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1970 2Kon 12:19 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~ 1971 2Kon 13:4 | priesteren: Al het geld der geheiligde dingen, dat gebracht 1972 2Kon 13:4 | het geld van een ieder der personen naar zijn schatting, 1973 2Kon 13:11 | geld wel gewogen in handen der verzorgers van dat werk, 1974 2Kon 13:19 | 19 Het overige nu der geschiedenissen van Joas, 1975 2Kon 13:19 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1976 2Kon 13:19 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~ 1977 2Kon 14:5 | dat zij van onder de hand der Syriers uitkwamen; en de 1978 2Kon 14:8 | 8 Het overige nu der geschiedenissen van Joahaz, 1979 2Kon 14:8 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1980 2Kon 14:8 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ 1981 2Kon 14:12 | 12 Het overige nu der geschiedenissen van Joas, 1982 2Kon 14:12 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1983 2Kon 14:12 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ 1984 2Kon 14:17 | hij zeide: Het is een pijl der verlossing des HEEREN, en 1985 2Kon 14:17 | des HEEREN, en een pijl der verlossing tegen de Syriers; 1986 2Kon 14:20 | begroeven hem. De benden nu der Moabieten kwamen in het 1987 2Kon 15:6 | 6 Doch de kinderen der doodslagers doodde hij niet; 1988 2Kon 15:15 | 15 Het overige nu der geschiedenissen van Joas, 1989 2Kon 15:15 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1990 2Kon 15:15 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ 1991 2Kon 15:18 | 18 Het overige nu der geschiedenissen van Amazia, 1992 2Kon 15:18 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1993 2Kon 15:18 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~ 1994 2Kon 15:28 | 28 Het overige nu der geschiedenissen van Jerobeam, 1995 2Kon 15:28 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1996 2Kon 15:28 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ 1997 2Kon 16:6 | 6 Het overige nu der geschiedenissen van Azaria, 1998 2Kon 16:6 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van 1999 2Kon 16:6 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~ 2000 2Kon 16:11 | 11 Het overige nu der geschiedenissen van Zacharia,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6228

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License