1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6228
Book Chapter: Verse
1501 Ric 15:14 | slaap, en nam weg de pin der gevlochten haarlokken, en
1502 Ric 15:18 | heen, en riep de vorsten der Filistijnen, zeggende: Komt
1503 Ric 15:18 | verklaard. En de vorsten der Filistijnen kwamen tot haar
1504 Ric 15:23 | verzamelden zich de vorsten der Filistijnen, om hun god
1505 Ric 15:27 | waren daar alle vorsten der Filistijnen; en op het dak
1506 Ric 17:1 | dezelve dagen zocht de stam der Danieten voor zich een erfenis
1507 Ric 17:7 | zekerheid, naar de wijze der Sidoniers, stil en zeker
1508 Ric 17:11 | van daar uit het geslacht der Danieten, van Zora en van
1509 Ric 17:29 | En zij noemden den naam der stad Dan, naar den naam
1510 Ric 17:30 | priesters voor den stam der Danieten, tot den dag toe,
1511 Ric 18:11 | en laat ons in deze stad der Jebusieten wijken, en daarin
1512 Ric 18:15 | hij neder in een straat der stad, want er was niemand,
1513 Ric 18:17 | reizenden man op de straat der stad; en de oude man zeide:
1514 Ric 19:6 | zond haar in het ganse land der erfenis van Israel, omdat
1515 Ric 19:40 | ziet, zo ging de brand der stad op naar den hemel. ~
1516 Ric 19:42 | zich voor het aangezicht der mannen van Israel naar den
1517 Ric 19:42 | van Israel naar den weg der woestijn; maar de strijd
1518 Ric 19:43 | Gibea, tegen den opgang der zon. ~
1519 Ric 20:16 | 16 En de oudsten der vergadering zeiden: Wat
1520 Ric 20:19 | huis Gods, tegen den opgang der zon, aan den hogen weg,
1521 Rut 1:4 | Moabietische vrouwen; de naam der ene was Orpa, en de naam
1522 Rut 1:4 | ene was Orpa, en de naam der andere Ruth; en zij bleven
1523 Rut 4:2 | tien mannen van de oudsten der stad, en zeide: Zet u hier;
1524 Rut 4:3 | was, heeft Naomi, die uit der Moabieten land wedergekomen
1525 Rut 4:4 | het in tegenwoordigheid der inwoners, en in tegenwoordigheid
1526 Rut 4:4 | en in tegenwoordigheid der oudsten mijns volks; zo
1527 Rut 4:15 | zijn tot een verkwikker der ziel, en om uw ouderdom
1528 1Sa 1:3 | om te offeren den HEERE der heirscharen te Silo; en
1529 1Sa 1:11 | gelofte, en zeide: HEERE der heirscharen, zo Gij eenmaal
1530 1Sa 2:3 | want de HEERE is een God der wetenschappen, en Zijn daden
1531 1Sa 2:4 | 4 De boog der sterken is gebroken; en
1532 1Sa 2:8 | vorsten, dat Hij hen den stoel der ere doe beerven; want de
1533 1Sa 2:10 | de HEERE zal de einden der aarde richten, en zal Zijn
1534 1Sa 2:22 | aan de deur van de tent der samenkomst. ~
1535 1Sa 2:32 | aanschouwen de benauwdheid der woning Gods, in plaats van
1536 1Sa 3:13 | zal tot in eeuwigheid, om der ongerechtigheids wil, die
1537 1Sa 4:2 | uitspreidde, zo werd Israel voor der Filistijnen aangezicht geslagen;
1538 1Sa 4:3 | geslagen voor het aangezicht der Filistijnen? Laat ons van
1539 1Sa 4:4 | des verbonds des HEEREN der heirscharen, die tussen
1540 1Sa 4:6 | grote juichen in het leger der Hebreen? Toen vernamen zij,
1541 1Sa 4:17 | gevloden voor het aangezicht der Filistijnen, en er is ook
1542 1Sa 4:18 | den stoel af, aan de zijde der poort, en brak den nek,
1543 1Sa 5:8 | verzamelden tot zich al de vorsten der Filistijnen, en zij zeiden:
1544 1Sa 5:11 | vergaderden al de vorsten der Filistijnen, en zeiden:
1545 1Sa 5:12 | spenen, zodat het geschrei der stad opklom naar den hemel. ~ ~
1546 1Sa 6:1 | zeven maanden in het land der Filistijnen geweest was, ~
1547 1Sa 6:4 | het getal van de vorsten der Filistijnen; want het is
1548 1Sa 6:12 | linkerhand; en de vorsten der Filistijnen gingen achter
1549 1Sa 6:16 | 16 En als de vijf vorsten der Filistijnen zulks gezien
1550 1Sa 6:18 | het getal van alle steden der Filistijnen, onder de vijf
1551 1Sa 7:3 | zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen rukken. ~
1552 1Sa 7:7 | Mizpa, zo kwamen de oversten der Filistijnen op tegen Israel.
1553 1Sa 7:7 | zij voor het aangezicht der Filistijnen. ~
1554 1Sa 7:8 | ons verlosse uit de hand der Filistijnen. ~
1555 1Sa 7:14 | derzelver landpale uit de hand der Filistijnen; en er was vrede
1556 1Sa 8:12 | zich stelle tot oversten der duizenden, en tot oversten
1557 1Sa 8:12 | duizenden, en tot oversten der vijftigen; en dat zij zijn
1558 1Sa 9:11 | opklommen door den opgang der stad, zo vonden zij maagden,
1559 1Sa 9:14 | Toen zij in het midden der stad kwamen, ziet, zo ging
1560 1Sa 9:16 | Mijn volk verlossen uit der Filistijnen hand, want Ik
1561 1Sa 9:18 | tot Samuel in het midden der poort, en zeide: Wijs mij
1562 1Sa 9:21 | Jemini, van de kleinsten der stammen van Israel? en mijn
1563 1Sa 9:22 | plaats aan het opperste der genodigden; die nu waren
1564 1Sa 9:27 | afgegaan waren aan het einde der stad, zo zeide Samuel tot
1565 1Sa 10:2 | uw vader heeft de zaken der ezelinnen verlaten, en hij
1566 1Sa 10:5 | op den heuvel Gods, waar der Filistijnen bezettingen
1567 1Sa 10:8 | om te offeren offeranden der dankzegging; zeven dagen
1568 1Sa 10:18 | heb ulieden van de hand der Egyptenaren gered, en van
1569 1Sa 11:5 | vertelden zij hem de woorden der mannen van Jabes. ~
1570 1Sa 11:7 | van Israel door de hand der boden, zeggende: Die niet
1571 1Sa 12:9 | te Hazor, en in de hand der Filistijnen, en in de hand
1572 1Sa 12:9 | in de hand van den koning der Moabieten, die tegen hen
1573 1Sa 13:3 | Jonathan sloeg de bezetting der Filistijnen, die te Geba
1574 1Sa 13:4 | Saul heeft de bezetting der Filistijnen geslagen, en
1575 1Sa 13:5 | zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen op,
1576 1Sa 13:11 | gij op den bestemden tijd der dagen niet kwaamt, en de
1577 1Sa 13:17 | verdervers gingen uit het leger der Filistijnen, in drie hopen;
1578 1Sa 13:18 | keerde zich naar den weg der landpale, die naar het dal
1579 1Sa 13:21 | bijlen, en tot het stellen der prikkelen. ~
1580 1Sa 13:23 | 23 En der Filistijnen leger toog naar
1581 1Sa 14:1 | laat ons tot de bezetting der Filistijnen overgaan, welke
1582 1Sa 14:4 | Jonathan zocht door te gaan tot der Filistijnen bezetting, een
1583 1Sa 14:4 | aan gene zijde; en de naam der ene was Bozes, en de naam
1584 1Sa 14:4 | ene was Bozes, en de naam der andere Sene. ~
1585 1Sa 14:11 | Toen zij beiden zich aan der Filistijnen bezetting ontdekten,
1586 1Sa 14:12 | Verder antwoordden de mannen der bezetting aan Jonathan en
1587 1Sa 14:19 | dat het rumoer, hetwelk in der Filistijnen leger was, zeer
1588 1Sa 14:49 | dochteren waren deze: de naam der eerstgeborenen was Merab,
1589 1Sa 14:49 | eerstgeborenen was Merab, en de naam der kleinste Michal. ~
1590 1Sa 15:2 | 2 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb bezocht,
1591 1Sa 15:6 | trekt af uit het midden der Amalekieten, opdat ik u
1592 1Sa 15:6 | Kenieten uit het midden der Amalekieten. ~
1593 1Sa 15:8 | hij ving Agag, den koning der Amalekieten, levend; maar
1594 1Sa 15:14 | is dan dit voor een stem der schapen in mijn oren, en
1595 1Sa 15:14 | in mijn oren, en een stem der runderen, die ik hoor? ~
1596 1Sa 15:17 | ogen, dat gij het hoofd der stammen van Israel geworden
1597 1Sa 15:20 | ik heb Agag, den koning der Amalekieten, mede gebracht,
1598 1Sa 15:22 | opmerken dan het vette der rammen. ~
1599 1Sa 15:23 | wederspannigheid is een zonde der toverij, en wederstreven
1600 1Sa 15:32 | Breng Agag, den koning der Amalekieten, hier tot mij;
1601 1Sa 16:4 | Toen kwamen de oudsten der stad bevende hem tegemoet,
1602 1Sa 17:4 | kampvechter uit, uit het leger der Filistijnen; zijn naam was
1603 1Sa 17:22 | de hand van den bewaarder der vaten, en hij liep ter slagorde;
1604 1Sa 17:23 | hen sprak, ziet, zo kwam der kampvechter op; zijn naam
1605 1Sa 17:23 | Filistijn van Gath, uit het heir der Filistijnen, en hij sprak
1606 1Sa 17:45 | in den Naam van den HEERE der heirscharen, den God der
1607 1Sa 17:45 | der heirscharen, den God der slagorden van Israel, Dien
1608 1Sa 17:46 | zal de dode lichamen van der Filistijnen leger dezen
1609 1Sa 17:52 | van Ekron; en de verwonden der Filistijnen vielen op den
1610 1Sa 17:53 | van het hittig najagen der Filistijnen, en zij beroofden
1611 1Sa 18:5 | volks, en ook in de ogen der knechten van Saul.
1612 1Sa 18:6 | wederkeerde van het slaan der Filistijnen, dat de vrouwen
1613 1Sa 18:17 | hem zij, maar dat de hand der Filistijnen tegen hem zij. ~
1614 1Sa 18:21 | valstrik zij, en dat de hand der Filistijnen tegen hem zij.
1615 1Sa 18:25 | maar aan honderd voorhuiden der Filistijnen, opdat men zich
1616 1Sa 18:25 | David te vellen door de hand der Filistijnen. ~
1617 1Sa 18:30 | 30 Als de vorsten der Filistijnen uittogen, zo
1618 1Sa 20:15 | wanneer de HEERE een iegelijk der vijanden van David van den
1619 1Sa 20:16 | de HEERE eise van de hand der vijanden Davids! ~
1620 1Sa 20:27 | anderen daags, den tweeden der nieuwe maan, als Davids
1621 1Sa 20:30 | zeide tot hem: Gij, zoon der verkeerde in wederspannigheid,
1622 1Sa 20:34 | hij at op den tweeden dag der nieuwe maan geen brood,
1623 1Sa 21:5 | ik uitging, en de vaten der jongelingen zijn heilig;
1624 1Sa 21:13 | hij bekrabbelde de deuren der poort, en hij liet zijn
1625 1Sa 22:3 | ging van daar naar Mizpa der Moabieten; en hij zeide
1626 1Sa 22:3 | hij zeide tot den koning der Moabieten: Laat toch mijn
1627 1Sa 22:4 | aangezicht van den koning der Moabieten; en zij bleven
1628 1Sa 22:20 | 20 Doch een der zonen van Achimelech, den
1629 1Sa 23:3 | als wij naar Kehila tegen der Filistijnen slagorden gaan
1630 1Sa 23:19 | die aan de rechterhand der wildernis is? ~
1631 1Sa 23:24 | veld, aan de rechterhand der wildernis. ~
1632 1Sa 24:3 | zoeken boven op de rotsstenen der steenbokken. ~
1633 1Sa 24:4 | mannen zaten aan de zijden der spelonken. ~
1634 1Sa 24:10 | Waarom hoort gij de woorden der mensen, zeggende: Zie, David
1635 1Sa 24:14 | Gelijk als het spreekwoord der ouden zegt: Van de goddelozen
1636 1Sa 25:29 | ingebonden zijn in het bundeltje der levenden bij den HEERE,
1637 1Sa 25:41 | een dienares, om de voeten der knechten mijns heren te
1638 1Sa 27:1 | zijn hart: Nu zal ik een der dagen door Sauls hand omkomen;
1639 1Sa 27:1 | haastelijk ontkome in het land der Filistijnen, opdat Saul
1640 1Sa 27:7 | 7 Het getal nu der dagen, die David in het
1641 1Sa 27:7 | dagen, die David in het land der Filistijnen woonde, was
1642 1Sa 27:10 | Juda, en tegen het zuiden der Jerahmeelieten, en tegen
1643 1Sa 27:10 | Jerahmeelieten, en tegen het zuiden der Kenieten. ~
1644 1Sa 27:11 | al de dagen, die hij in der Filistijnen land gewoond
1645 1Sa 28:5 | 5 Toen Saul het leger der Filistijnen zag, zo vreesde
1646 1Sa 28:15 | meer, noch door den dienst der profeten, noch door dromen;
1647 1Sa 28:19 | Israel met u in de hand der Filistijnen geven, en morgen
1648 1Sa 28:19 | leger van Israel in de hand der Filistijnen geven. ~
1649 1Sa 29:2 | 2 En de vorsten der Filistijnen togen daarheen
1650 1Sa 29:3 | Toen zeiden de oversten der Filistijnen: Wat zullen
1651 1Sa 29:3 | zeide Achis tot de oversten der Filistijnen: Is deze niet
1652 1Sa 29:4 | 4 Doch de oversten der Filistijnen werden zeer
1653 1Sa 29:4 | toornig op hem, en de oversten der Filistijnen zeiden tot hem:
1654 1Sa 29:6 | niet aangenaam in de ogen der vorsten. ~
1655 1Sa 29:7 | in de ogen van de vorsten der Filistijnen. ~
1656 1Sa 29:9 | engel Gods; maar de oversten der Filistijnen hebben gezegd:
1657 1Sa 29:11 | weder te keren in het land der Filistijnen; de Filistijnen
1658 1Sa 30:16 | genomen hadden uit het land der Filistijnen, en uit het
1659 1Sa 30:26 | voor ulieden, van den buit der vijanden des HEEREN. ~
1660 1Sa 30:29 | die, welke in de steden der Jerahmeelieten waren, en
1661 1Sa 30:29 | die, welke in de steden der Kenieten waren, ~
1662 1Sa 31:1 | vloden voor het aangezicht der Filistijnen, en vielen verslagen
1663 1Sa 31:7 | waren, en die aan deze zijde der Jordaan waren, zagen, dat
1664 1Sa 31:9 | uit, en zij zonden ze in der Filistijnen land rondom,
1665 2Sa 1:1 | als David van den slag der Amalekieten was wedergekomen,
1666 2Sa 1:20 | Askelon; opdat de dochters der Filistijnen zich niet verblijden,
1667 2Sa 1:20 | verblijden, opdat de dochters der onbesnedenen niet opspringen
1668 2Sa 1:21 | moet zijn op u, noch velden der hefofferen; want aldaar
1669 2Sa 1:21 | hefofferen; want aldaar is der helden schild smadelijk
1670 2Sa 1:22 | 22 Van het bloed der verslagenen, van het vette
1671 2Sa 1:22 | verslagenen, van het vette der helden, werd Jonathans boog
1672 2Sa 1:26 | wonderlijker dan liefde der vrouwen. ~
1673 2Sa 2:1 | Zal ik optrekken in een der steden van Juda? En de HEERE
1674 2Sa 2:11 | 11 Het getal nu der dagen, die David koning
1675 2Sa 2:17 | werden voor het aangezicht der knechten van David geslagen. ~
1676 2Sa 2:18 | op zijn voeten, als een der reeen, die in het veld zijn. ~
1677 2Sa 2:24 | is voor Giach, op den weg der woestijn van Gibeon. ~
1678 2Sa 3:14 | mij met honderd voorhuiden der Filistijnen ondertrouwd
1679 2Sa 3:18 | Israel verlossen van de hand der Filistijnen, en van de hand
1680 2Sa 3:27 | ter zijde af in het midden der poort, om in de stilte met
1681 2Sa 3:34 | aangezicht van kinderen der verkeerdheid. Toen weende
1682 2Sa 3:35 | indien ik voor het ondergaan der zon brood of iets smake! ~
1683 2Sa 5:10 | groot; want de HEERE, de God der heirscharen, was met hem. ~
1684 2Sa 5:20 | gescheurd, als een scheur der wateren; daarom noemde hij
1685 2Sa 5:24 | van een gang in de toppen der moerbezienbomen, dan rep
1686 2Sa 5:24 | uitgegaan, om het heirleger der Filistijnen te slaan. ~
1687 2Sa 6:2 | aangeroepen, de Naam van den HEERE der heirscharen, Die daarop
1688 2Sa 6:12 | wat hij heeft, gezegend om der ark Gods wil; zo ging David
1689 2Sa 6:15 | met gejuich en met geluid der bazuinen. ~
1690 2Sa 6:17 | haar plaats, in het midden der tent, die David voor haar
1691 2Sa 6:18 | volk in den Naam des HEEREN der heirscharen. ~
1692 2Sa 7:2 | Gods woont in het midden der gordijnen. ~
1693 2Sa 7:7 | woord gesproken met een der stammen Israels, dien Ik
1694 2Sa 7:8 | zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb u genomen
1695 2Sa 7:9 | naam gemaakt, als den naam der groten, die op de aarde
1696 2Sa 7:10 | gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen hem
1697 2Sa 7:14 | mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen. ~
1698 2Sa 7:19 | heen; en dit naar de wet der mensen, Heere HEERE! ~
1699 2Sa 7:26 | dat men zegge: De HEERE der heirscharen is God over
1700 2Sa 7:27 | 27 Want Gij, HEERE der heirscharen, Gij, God Israels!
1701 2Sa 8:1 | David nam Meteg-Amma uit der Filistijnen hand. ~
1702 2Sa 10:1 | geschiedde daarna, dat de koning der kinderen Ammons stierf,
1703 2Sa 10:3 | 3 Toen zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot hun
1704 2Sa 10:8 | de slagorde voor de deur der poort; maar de Syriers van
1705 2Sa 10:9 | nu Joab zag, dat de spits der slagorde tegen hem was,
1706 2Sa 10:16 | uitkomen, die op gene zijde der rivier zijn, en zij kwamen
1707 2Sa 11:17 | 17 Als nu de mannen der stad uittogen en met Joab
1708 2Sa 11:23 | geweest tot aan de deur der poort. ~
1709 2Sa 12:26 | Joab nu krijgde tegen Rabba der kinderen Ammons; en hij
1710 2Sa 12:30 | uit een zeer groten roof der stad. ~
1711 2Sa 12:31 | deed hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna
1712 2Sa 13:13 | gij zoudt zijn als een der dwazen in Israel; zo spreek
1713 2Sa 15:2 | aan de zijde van den weg der poort. En het geschiedde,
1714 2Sa 15:2 | zeide: Uw knecht is uit een der stammen Israels; ~
1715 2Sa 15:6 | Alzo stal Absalom het hart der mannen van Israel. ~
1716 2Sa 15:10 | zeggen: Als gij het geluid der bazuin zult horen, zo zult
1717 2Sa 15:23 | over, recht naar den weg der woestijn. ~
1718 2Sa 15:28 | vertoeven in de vlakke velden der woestijn, totdat er een
1719 2Sa 15:30 | ging op door den opgang der olijven, opgaande en wenende,
1720 2Sa 17:9 | hij zich verstoken in een der holen, of in een der plaatsen.
1721 2Sa 17:9 | een der holen, of in een der plaatsen. En het zal geschieden,
1722 2Sa 17:12 | wij tot hem komen, in een der plaatsen, waar hij gevonden
1723 2Sa 17:16 | niet in de vlakke velden der woestijn, en ook ga spoedig
1724 2Sa 17:27 | zoon van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en Machir,
1725 2Sa 18:9 | ontmoette voor het aangezicht der knechten Davids; en Absalom
1726 2Sa 18:24 | wachter ging op het dak der poort aan den muur, en hief
1727 2Sa 18:33 | ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in
1728 2Sa 19:9 | ons bevrijd van de hand der Filistijnen, en nu is hij
1729 2Sa 19:34 | Hoe veel zullen de dagen der jaren mijns levens zijn,
1730 2Sa 19:35 | kunnen horen naar de stem der zangers en zangeressen?
1731 2Sa 19:43 | te halen? Maar het woord der mannen van Juda was harder
1732 2Sa 19:43 | was harder dan het woord der mannen van Israel. ~
1733 2Sa 21:2 | maar van het overblijfsel der Amorieten; en de kinderen
1734 2Sa 21:9 | En hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, die ze ophingen
1735 2Sa 21:13 | verzamelden zij de beenderen der gehangenen. ~
1736 2Sa 22:6 | 6 Banden der hel omringden mij; strikken
1737 2Sa 22:12 | tenten, een samenbinding der wateren, wolken des hemels. ~
1738 2Sa 22:16 | 16 En de diepe kolken der zee werden gezien, de gronden
1739 2Sa 22:16 | werden gezien, de gronden der wereld werden ontdekt, door
1740 2Sa 22:34 | maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en stelt mij op
1741 2Sa 22:43 | vergruisde ik hen als stof der aarde; ik stampte ze, ik
1742 2Sa 22:43 | breidde hen uit als slijk der straten. ~
1743 2Sa 22:44 | mij bewaard tot een hoofd der heidenen; het volk, dat
1744 2Sa 22:51 | 51 Hij is een Toren der verlossingen Zijns konings,
1745 2Sa 23:8 | 8 Dit zijn de namen der helden, die David gehad
1746 2Sa 23:8 | Tachkemoni, de voornaamste der hoofdlieden. Deze was Adino,
1747 2Sa 23:11 | volk voor het aangezicht der Filistijnen vluchtte; ~
1748 2Sa 23:13 | van Adullam; en de hoop der Filistijnen had zich gelegerd
1749 2Sa 23:14 | vesting; en de bezetting der Filistijnen was toen te
1750 2Sa 23:16 | drie helden door het leger der Filistijnen, en putten water
1751 2Sa 23:17 | zou ik drinken het bloed der mannen, die heengegaan zijn
1752 2Sa 23:29 | zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins; ~
1753 2Sa 24:5 | bij Aroer, ter rechterhand der stad, die in het midden
1754 2Sa 24:7 | van Tyrus, en alle steden der Hevieten en der Kanaanieten;
1755 2Sa 24:7 | alle steden der Hevieten en der Kanaanieten; en zij kwamen
1756 1Kon 1:41 | ook hoorde Joab het geluid der bazuinen, en zeide: Waarom
1757 1Kon 2:2 | 2 Ik ga heen in den weg der ganse aarde, zo wees sterk,
1758 1Kon 4:19 | land van Sihon, den koning der Amorieten, en van Og, den
1759 1Kon 4:21 | van de rivier tot het land der Filistijnen, en tot aan
1760 1Kon 4:24 | over al wat op deze zijde der rivier was van Thifsah tot
1761 1Kon 4:24 | alle koningen op deze zijde der rivier; en hij had vrede
1762 1Kon 4:29 | zand, dat aan den oever der zee is. ~
1763 1Kon 4:30 | oosten, en dan alle wijsheid der Egyptenaren; ~
1764 1Kon 4:34 | horen, van alle koningen der aarde, die van zijn wijsheid
1765 1Kon 6:1 | tachtigste jaar, na den uitgang der kinderen Israels uit Egypte,
1766 1Kon 6:8 | 8 De deur der middelste zijkamer was aan
1767 1Kon 6:13 | En Ik zal in het midden der zonen Israels wonen; en
1768 1Kon 6:15 | des huizes tot aan het dak der wanden, beschoot hij ze
1769 1Kon 6:16 | aanspraakplaats, tot het heilige der heiligen. ~
1770 1Kon 6:31 | 31 En aan den ingang der aanspraakplaats maakte hij
1771 1Kon 6:34 | dennenhout; de twee zijden der ene deur waren omdraaiende;
1772 1Kon 6:34 | twee gegraveerde zijden der andere deur omdraaiende. ~
1773 1Kon 7:16 | koper, om op de hoofden der pilaren te zetten; vijf
1774 1Kon 7:17 | kapitelen, die op het hoofd der pilaren waren; zeven waren
1775 1Kon 7:18 | kapitelen, die boven het hoofd der granaatappelen waren, te
1776 1Kon 7:19 | dewelke waren op het hoofd der pilaren, waren van leliewerk
1777 1Kon 7:22 | 22 En op het hoofd der pilaren was het leliewerk;
1778 1Kon 7:22 | leliewerk; alzo werd het werk der pilaren volmaakt. ~
1779 1Kon 7:28 | 28 En dit was het werk der stelling; zij hadden lijsten,
1780 1Kon 7:32 | de lijsten, en de assen der raderen aan de stelling;
1781 1Kon 7:35 | ook waren op het hoofd der stelling haar handhaven,
1782 1Kon 7:41 | twee pilaren, en bollen der kapitelen, die op het hoofd
1783 1Kon 7:41 | kapitelen, die op het hoofd der twee pilaren waren, en de
1784 1Kon 7:41 | netten, om de twee bollen der kapitelen te bedekken, die
1785 1Kon 7:41 | bedekken, die op het hoofd der pilaren waren; ~
1786 1Kon 7:42 | ene net, om de twee bollen der kapitelen te bedekken, die
1787 1Kon 7:50 | goud; daartoe de herren der deuren van het binnenste
1788 1Kon 7:50 | binnenste huis, van het heilige der heiligen, en der deuren
1789 1Kon 7:50 | heilige der heiligen, en der deuren van het huis des
1790 1Kon 8:1 | Israel, en al de hoofden der stammen, de oversten der
1791 1Kon 8:1 | der stammen, de oversten der vaderen, onder de kinderen
1792 1Kon 8:4 | ark des HEEREN en de tent der samenkomst opwaarts mitsgaders
1793 1Kon 8:6 | het huis, tot het heilige der heiligen, tot onder de vleugelen
1794 1Kon 8:6 | tot onder de vleugelen der cherubim. ~
1795 1Kon 8:7 | vleugelen over de plaats der ark; en de cherubim overdekten
1796 1Kon 8:8 | verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien werden
1797 1Kon 8:27 | de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet begrijpen,
1798 1Kon 8:39 | het hart van alle kinderen der mensen; ~
1799 1Kon 8:43 | roepen zal; opdat alle volken der aarde Uw Naam kennen, om
1800 1Kon 8:53 | afgezonderd, uit alle volken der aarde; gelijk als Gij gesproken
1801 1Kon 8:60 | 60 Opdat alle volken der aarde weten, dat de HEERE
1802 1Kon 8:64 | had, mitsgaders het vet der dankofferen; want het koperen
1803 1Kon 8:64 | spijsofferen, en het vet der dankofferen te vatten. ~
1804 1Kon 9:19 | wagensteden, en de steden der ruiteren, en wat de begeerte
1805 1Kon 9:23 | Dezen waren de oversten der bestelden, die over het
1806 1Kon 9:26 | Eloth is, aan den oever der Schelfzee, in het land van
1807 1Kon 10:15 | kramers was, en van den handel der kruideniers, en van alle
1808 1Kon 10:23 | groter dan alle koningen der aarde, in rijkdom en in
1809 1Kon 10:28 | 28 En het uitbrengen der paarden was hetgeen Salomo
1810 1Kon 10:29 | hand voor alle koningen der Hethieten, en voor de koningen
1811 1Kon 11:5 | wandelde Astoreth, den god der Sidoniers, na, en Milchom,
1812 1Kon 11:5 | Milchom, het verfoeisel der Ammonieten. ~
1813 1Kon 11:7 | voor Kamos, het verfoeisel der Moabieten, op den berg,
1814 1Kon 11:7 | voor Molech, het verfoeisel der kinderen Ammons. ~
1815 1Kon 11:27 | Millo, en sloot de breuk der stad van zijn vader David
1816 1Kon 11:33 | hebben voor Astoreth, den god der Sidoniers, Kamos, den god
1817 1Kon 11:33 | Sidoniers, Kamos, den god der Moabieten, en Milchom, den
1818 1Kon 11:33 | Moabieten, en Milchom, den god der kinderen Ammons; en niet
1819 1Kon 11:41 | 41 Het overige nu der geschiedenissen van Salomo,
1820 1Kon 11:41 | niet geschreven in het boek der geschiedenissen van Salomo? ~
1821 1Kon 12:8 | Maar hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden
1822 1Kon 12:13 | want hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden
1823 1Kon 12:14 | sprak tot hen naar den raad der jongelingen, zeggende: Mijn
1824 1Kon 12:31 | Hij maakte ook een huis der hoogten; en maakte priesteren
1825 1Kon 12:32 | op den vijftienden dag der maand, gelijk het feest,
1826 1Kon 12:32 | ook te Beth-El priesteren der hoogten, die hij gemaakt
1827 1Kon 12:33 | op den vijftienden dag der achtste maand, der maand,
1828 1Kon 12:33 | vijftienden dag der achtste maand, der maand, dewelke hij uit zijn
1829 1Kon 13:2 | op u offeren de priesters der hoogten, die op u roken,
1830 1Kon 13:32 | is, en tegen al de huizen der hoogten, die in de steden
1831 1Kon 13:33 | maakte wederom priesters der hoogten van de geringsten
1832 1Kon 13:33 | werd een van de priesters der hoogten. ~
1833 1Kon 14:15 | verstrooien op gene zijde der rivier; daarom dat zij hun
1834 1Kon 14:19 | 19 Het overige nu der geschiedenissen van Jerobeam,
1835 1Kon 14:19 | zijn geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1836 1Kon 14:19 | in het boek der kronieken der koningen van Israel. ~
1837 1Kon 14:24 | deden naar al de gruwelen der heidenen, die de HEERE van
1838 1Kon 14:24 | HEERE van het aangezicht der kinderen Israels uit de
1839 1Kon 14:27 | de hand van de oversten der trawanten, die de deur van
1840 1Kon 14:28 | en die wederbrachten in der trawanten wachtkamer. ~
1841 1Kon 14:29 | 29 Het overige nu der geschiedenissen van Rehabeam,
1842 1Kon 14:29 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1843 1Kon 14:29 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~
1844 1Kon 15:7 | 7 Het overige nu der geschiedenissen van Abiam,
1845 1Kon 15:7 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1846 1Kon 15:7 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? Er was
1847 1Kon 15:20 | Asa, en zond de oversten der heiren, die hij had, tegen
1848 1Kon 15:23 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1849 1Kon 15:23 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? Doch
1850 1Kon 15:27 | hem te Gibbethon, hetwelk der Filistijnen is, als Nadab
1851 1Kon 15:31 | 31 Het overige nu der geschiedenissen van Nadab,
1852 1Kon 15:31 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1853 1Kon 15:31 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~
1854 1Kon 16:5 | 5 Het overige nu der geschiedenissen van Baesa,
1855 1Kon 16:5 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1856 1Kon 16:5 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~
1857 1Kon 16:9 | knecht, overste van de helft der wagenen, maakte een verbintenis
1858 1Kon 16:14 | 14 Het overige nu der geschiedenissen van Ela,
1859 1Kon 16:14 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1860 1Kon 16:14 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~
1861 1Kon 16:15 | gelegerd tegen Gibbethon, dat der Filistijnen is. ~
1862 1Kon 16:20 | 20 Het overige nu der geschiedenissen van Zimri,
1863 1Kon 16:20 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1864 1Kon 16:20 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~
1865 1Kon 16:24 | berg; en noemde den naam der stad, die hij bouwde, naar
1866 1Kon 16:27 | 27 Het overige nu der geschiedenissen van Omri,
1867 1Kon 16:27 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1868 1Kon 16:27 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~
1869 1Kon 16:31 | van Eth-Baal, den koning der Sidoniers, en heenging,
1870 1Kon 17:10 | Als hij nu aan de poort der stad kwam, ziet, zo was
1871 1Kon 17:14 | verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken,
1872 1Kon 17:17 | dat de zoon dezer vrouw, der waardin van het huis, krank
1873 1Kon 18:15 | waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft, voor
1874 1Kon 18:31 | twaalf stenen, naar het getal der stammen van de kinderen
1875 1Kon 19:10 | voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen
1876 1Kon 19:13 | en stond in den ingang der spelonk. En ziet, een stem
1877 1Kon 19:14 | voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen
1878 1Kon 19:21 | en met het gereedschap der runderen zood hij hun vlees,
1879 1Kon 20:14 | jongens van de oversten der landschappen. En hij zeide:
1880 1Kon 20:15 | jongens van de oversten der landschappen, en zij waren
1881 1Kon 20:17 | jongens van de oversten der landschappen togen eerst
1882 1Kon 20:19 | jongens van de oversten der landschappen uit de stad,
1883 1Kon 20:28 | hebben: De HEERE is een God der bergen, en Hij is niet een
1884 1Kon 20:28 | en Hij is niet een God der laagten; zo zal Ik al deze
1885 1Kon 20:35 | zeide een man uit de zonen der profeten tot zijn naaste,
1886 1Kon 20:41 | Israel kende hem, dat hij een der profeten was. ~
1887 1Kon 22:10 | op het plein, aan de deur der poort van Samaria; en al
1888 1Kon 22:13 | zeggende: Zie toch, de woorden der profeten zijn uit een mond
1889 1Kon 22:26 | weder tot Amon, den overste der stad, en tot Joas, den zoon
1890 1Kon 22:27 | en spijst hem met brood der bedruktheid, en met water
1891 1Kon 22:27 | bedruktheid, en met water der bedruktheid, totdat ik met
1892 1Kon 22:31 | geboden aan de oversten der wagenen, van welke hij twee
1893 1Kon 22:32 | geschiedde dan, als de oversten der wagenen Josafat zagen, dat
1894 1Kon 22:33 | geschiedde, als de oversten der wagenen zagen, dat hij de
1895 1Kon 22:35 | des avonds, en het bloed der wonde vloeide in den bak
1896 1Kon 22:39 | 39 Het overige nu der geschiedenissen van Achab,
1897 1Kon 22:39 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1898 1Kon 22:39 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~
1899 1Kon 22:46 | 46 Het overige nu der geschiedenissen van Josafat,
1900 1Kon 22:46 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1901 1Kon 22:46 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~
1902 2Kon 1:18 | 18 Het overige nu der zaken van Ahazia, die hij
1903 2Kon 1:18 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1904 2Kon 1:18 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~ ~ ~
1905 2Kon 2:3 | 3 Toen gingen de zonen der profeten, die te Beth-El
1906 2Kon 2:5 | 5 Toen traden de zonen der profeten, die te Jericho
1907 2Kon 2:7 | vijftig mannen van de zonen der profeten gingen henen, en
1908 2Kon 2:15 | 15 Als nu de kinderen der profeten, die tegenover
1909 2Kon 2:16 | hem opgenomen, en op een der bergen, of in een der dalen
1910 2Kon 2:16 | een der bergen, of in een der dalen hem geworpen heeft.
1911 2Kon 2:19 | 19 En de mannen der stad zeiden tot Elisa: Zie
1912 2Kon 3:4 | 4 Mesa nu, de koning der Moabieten, was een veehandelaar,
1913 2Kon 3:5 | gestorven was, dat de koning der Moabieten van den koning
1914 2Kon 3:7 | Juda, zeggende: De koning der Moabieten is van mij afgevallen,
1915 2Kon 3:8 | dan zeide: Door den weg der woestijn van Edom. ~
1916 2Kon 3:10 | geroepen heeft, om die in der Moabieten hand te geven! ~
1917 2Kon 3:13 | koningen geroepen, om die in der Moabieten hand te geven. ~
1918 2Kon 3:14 | waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft, voor
1919 2Kon 3:26 | 26 Doch als de koning der Moabieten zag, dat hem de
1920 2Kon 4:1 | de vrouwen van de zonen der profeten riep tot Elisa,
1921 2Kon 4:38 | in dat land, en de zonen der profeten zaten voor zijn
1922 2Kon 4:38 | zied moes voor de zonen der profeten. ~
1923 2Kon 4:42 | bracht den man Gods broden der eerstelingen, twintig gerstebroden,
1924 2Kon 5:2 | gebracht, die in den dienst der huisvrouw van Naaman was. ~
1925 2Kon 5:22 | jongelingen uit de zonen der profeten, van het gebergte
1926 2Kon 6:1 | 1 En de kinderen der profeten zeiden tot Elisa:
1927 2Kon 6:23 | heer. Zo kwamen de benden der Syriers niet meer in het
1928 2Kon 6:32 | deur; is niet het geruis der voeten van zijn heer achter
1929 2Kon 7:3 | melaatse mannen voor de deur der poort; die zeiden, de een
1930 2Kon 7:4 | en laat ons in het leger der Syriers vallen; indien zij
1931 2Kon 7:5 | schemering, om in het leger der Syriers te komen. Toen zij
1932 2Kon 7:5 | het uiterste van het leger der Syriers kwamen, ziet, toen
1933 2Kon 7:6 | Want de HEERE had het heir der Syriers doen horen een geluid
1934 2Kon 7:6 | ons gehuurd de koningen der Hethieten, en de koningen
1935 2Kon 7:6 | Hethieten, en de koningen der Egyptenaren, om tegen ons
1936 2Kon 7:10 | riepen tot den poortier der stad, en boodschapten hun,
1937 2Kon 7:10 | zijn gekomen tot het leger der Syriers, en ziet, niemand
1938 2Kon 7:13 | zijn als de gehele menigte der Israelieten, die hierbinnen
1939 2Kon 7:13 | zijn als de gehele menigte der Israelieten, die vergaan
1940 2Kon 7:14 | de koning zond het leger der Syriers achterna, zeggende:
1941 2Kon 7:16 | uit, en beroofde het leger der Syriers; en een maat meelbloem
1942 2Kon 8:2 | vreemdeling verkeerd in het land der Filistijnen, zeven jaren. ~
1943 2Kon 8:3 | geschiedde met het einde der zeven jaren, dat de vrouw
1944 2Kon 8:3 | dat de vrouw uit het land der Filistijnen wederkeerde;
1945 2Kon 8:18 | hij wandelde op den weg der koningen van Israel, gelijk
1946 2Kon 8:21 | waren, daartoe de oversten der wagenen; en het volk vlood
1947 2Kon 8:23 | 23 Het overige nu der geschiedenissen van Joram,
1948 2Kon 8:23 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1949 2Kon 8:23 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~
1950 2Kon 9:1 | profeet Elisa een van de zonen der profeten, en hij zeide tot
1951 2Kon 10:8 | twee hopen, aan de deur der poort, tot morgen. ~
1952 2Kon 10:12 | en zijnde te Beth-Heked der herderen, op den weg, ~
1953 2Kon 10:13 | des konings en de zonen der koningin te groeten.
1954 2Kon 10:33 | Jordaan af, tegen den opgang der zon, het ganse land van
1955 2Kon 10:33 | het ganse land van Gilead, der Gadieten, en der Rubenieten,
1956 2Kon 10:33 | Gilead, der Gadieten, en der Rubenieten, en der Manassieten;
1957 2Kon 10:33 | Gadieten, en der Rubenieten, en der Manassieten; van Aroer,
1958 2Kon 10:34 | 34 Het overige nu der geschiedenissen van Jehu,
1959 2Kon 10:34 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1960 2Kon 10:34 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~
1961 2Kon 11:13 | Toen Athalia hoorde de stem der trawanten en des volks,
1962 2Kon 11:16 | ging den weg van den ingang der paarden naar het huis des
1963 2Kon 11:19 | door den weg van de poort der trawanten tot het huis des
1964 2Kon 11:19 | en hij zat op den troon der koningen. ~
1965 2Kon 12:4 | priesteren: Al het geld der geheiligde dingen, dat gebracht
1966 2Kon 12:4 | het geld van een ieder der personen naar zijn schatting,
1967 2Kon 12:11 | geld wel gewogen in handen der verzorgers van dat werk,
1968 2Kon 12:19 | 19 Het overige nu der geschiedenissen van Joas,
1969 2Kon 12:19 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1970 2Kon 12:19 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~
1971 2Kon 13:4 | priesteren: Al het geld der geheiligde dingen, dat gebracht
1972 2Kon 13:4 | het geld van een ieder der personen naar zijn schatting,
1973 2Kon 13:11 | geld wel gewogen in handen der verzorgers van dat werk,
1974 2Kon 13:19 | 19 Het overige nu der geschiedenissen van Joas,
1975 2Kon 13:19 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1976 2Kon 13:19 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~
1977 2Kon 14:5 | dat zij van onder de hand der Syriers uitkwamen; en de
1978 2Kon 14:8 | 8 Het overige nu der geschiedenissen van Joahaz,
1979 2Kon 14:8 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1980 2Kon 14:8 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~
1981 2Kon 14:12 | 12 Het overige nu der geschiedenissen van Joas,
1982 2Kon 14:12 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1983 2Kon 14:12 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~
1984 2Kon 14:17 | hij zeide: Het is een pijl der verlossing des HEEREN, en
1985 2Kon 14:17 | des HEEREN, en een pijl der verlossing tegen de Syriers;
1986 2Kon 14:20 | begroeven hem. De benden nu der Moabieten kwamen in het
1987 2Kon 15:6 | 6 Doch de kinderen der doodslagers doodde hij niet;
1988 2Kon 15:15 | 15 Het overige nu der geschiedenissen van Joas,
1989 2Kon 15:15 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1990 2Kon 15:15 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~
1991 2Kon 15:18 | 18 Het overige nu der geschiedenissen van Amazia,
1992 2Kon 15:18 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1993 2Kon 15:18 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~
1994 2Kon 15:28 | 28 Het overige nu der geschiedenissen van Jerobeam,
1995 2Kon 15:28 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1996 2Kon 15:28 | in het boek der kronieken der koningen van Israel? ~
1997 2Kon 16:6 | 6 Het overige nu der geschiedenissen van Azaria,
1998 2Kon 16:6 | niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van
1999 2Kon 16:6 | in het boek der kronieken der koningen van Juda? ~
2000 2Kon 16:11 | 11 Het overige nu der geschiedenissen van Zacharia,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6228 |