Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
denzelven 111
denzulken 1
depriester 1
der 6228
derbe 4
derde 120
derden 63
Frequency    [«  »]
7945 dat
7933 is
7660 niet
6228 der
6208 uw
6044 u
6026 te

Bijbel

IntraText - Concordances

der

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6228

     Book Chapter: Verse
2501 2Kro 34:17 | hebben het gegeven in de hand der bestelden, en in de hand 2502 2Kro 34:19 | als de koning de woorden der wet hoorde, dat hij zijn 2503 2Kro 34:33 | weg uit alle landen, die der kinderen Israels waren, 2504 2Kro 35:1 | pascha op den veertienden der eerste maand. ~ 2505 2Kro 35:5 | naar de onderscheiding der vaderlijke huizen, voor 2506 2Kro 35:5 | van de vaderlijke huizen der Levieten; ~ 2507 2Kro 35:9 | en Jozabad, de oversten der Levieten, gaven den Levieten 2508 2Kro 35:12 | die naar de verdelingen der vaderlijke huizen, aan het 2509 2Kro 35:14 | den nacht in het offeren der brandofferen en des vets; 2510 2Kro 35:17 | zelfder tijd, en het feest der ongezuurde broden, zeven 2511 2Kro 35:26 | 26 Het overige nu der geschiedenissen van Josia, 2512 2Kro 35:27 | zijn geschreven in het boek der koningen van Israel en van 2513 2Kro 36:1 | pascha op den veertienden der eerste maand. ~ 2514 2Kro 36:5 | naar de onderscheiding der vaderlijke huizen, voor 2515 2Kro 36:5 | van de vaderlijke huizen der Levieten; ~ 2516 2Kro 36:9 | en Jozabad, de oversten der Levieten, gaven den Levieten 2517 2Kro 36:12 | die naar de verdelingen der vaderlijke huizen, aan het 2518 2Kro 36:14 | den nacht in het offeren der brandofferen en des vets; 2519 2Kro 36:17 | zelfder tijd, en het feest der ongezuurde broden, zeven 2520 2Kro 36:26 | 26 Het overige nu der geschiedenissen van Josia, 2521 2Kro 36:27 | zijn geschreven in het boek der koningen van Israel en van 2522 2Kro 37:8 | is geschreven in het boek der koningen van Israel en Juda; 2523 2Kro 37:14 | Ook maakten alle oversten der priesteren, en het volk, 2524 2Kro 37:14 | priesteren, en het volk, der overtredingen zeer veel, 2525 2Kro 37:14 | veel, naar alle gruwelen der heidenen; en zij verontreinigden 2526 2Kro 37:17 | tegen hen opkomen den koning der Chaldeen, die hun jongelingen 2527 2Kro 37:21 | het rustte al de dagen der verwoesting, totdat de zeventig 2528 2Kro 37:23 | heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft 2529 Ezra 1:2 | heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft 2530 Ezra 1:5 | maakten zich op de hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, 2531 Ezra 2:2 | Baena. Dit is het getal der mannen des volks van Israel. ~ 2532 Ezra 2:42 | 42 De kinderen der poortiers. De kinderen van 2533 Ezra 2:50 | kinderen van Asna, de kinderen der Mehunim, de kinderen der 2534 Ezra 2:50 | der Mehunim, de kinderen der Nefusim; ~ 2535 Ezra 2:55 | 55 De kinderen der knechten van Salomo. De 2536 Ezra 2:58 | Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo, waren 2537 Ezra 2:61 | 61 En van de kinderen der priesteren, de kinderen 2538 Ezra 2:68 | sommigen van de hoofden der vaderen, als zij kwamen 2539 Ezra 3:3 | hen was, vanwege de volken der landen; en zij offerden 2540 Ezra 3:4 | En zij hielden het feest der loofhutten, gelijk geschreven 2541 Ezra 3:6 | 6 Van den eersten dag af der zevende maand begonnen zij 2542 Ezra 3:12 | de Levieten, en hoofden der vaderen, die oud waren, 2543 Ezra 3:13 | de stem van het gejuich der vreugde, van de stem des 2544 Ezra 4:1 | hoorden, dat de kinderen der gevangenis den HEERE, den 2545 Ezra 4:2 | Zerubbabel, en tot de hoofden der vaderen, en zeiden tot hen: 2546 Ezra 4:3 | Jesua, en de overige hoofden der vaderen van Israel zeiden 2547 Ezra 4:10 | overigen, aan deze zijde der rivier, en op zulken tijd. ~ 2548 Ezra 4:11 | de mannen aan deze zijde der rivier, en op zulken tijd. ~ 2549 Ezra 4:13 | gij zult aan de inkomsten der koningen schade aanbrengen. ~ 2550 Ezra 4:15 | Opdat men zoeke in het boek der kronieken uwer vaderen, 2551 Ezra 4:15 | zult gij vinden in het boek der kronieken, en weten, dat 2552 Ezra 4:16 | zult hebben aan deze zijde der rivier. ~ 2553 Ezra 4:17 | overigen van deze zijde der rivier aldus: Vrede, en 2554 Ezra 4:20 | hebben overal aan gene zijde der rivier; en hun is cijns, 2555 Ezra 4:22 | zou het verderf tot schade der koningen aanwassen? ~ 2556 Ezra 5:3 | landvoogd aan deze zijde der rivier, en Sthar-Boznai, 2557 Ezra 5:4 | en welke de namen waren der mannen, die dit gebouw bouwden. ~ 2558 Ezra 5:5 | Gods was over de oudsten der Joden, dat zij hun niet 2559 Ezra 5:6 | landvoogd aan deze zijde der rivier, met Sthar-Boznai, 2560 Ezra 5:6 | Afarsechaieten, die aan deze zijde der rivier waren, aan den koning 2561 Ezra 5:10 | mochten overschrijven de namen der mannen, die hoofden onder 2562 Ezra 5:11 | van den God des hemels en der aarde, en bouwen het huis, 2563 Ezra 6:6 | landvoogd aan gene zijde der rivier, gij Sthar-Boznai, 2564 Ezra 6:6 | Afarsechaieten, die aan gene zijde der rivier zijt, weest verre 2565 Ezra 6:7 | huis Gods; dat de landvoogd der Joden en de oudsten der 2566 Ezra 6:7 | der Joden en de oudsten der Joden dit huis Gods bouwen 2567 Ezra 6:8 | den cijns aan gene zijde der rivier, de onkosten dezen 2568 Ezra 6:9 | en olie, naar het zeggen der priesteren, die te Jeruzalem 2569 Ezra 6:13 | landvoogd aan gene zijde der rivier, Sthar-Boznai, en 2570 Ezra 6:14 | 14 En de oudsten der Joden bouwden en gingen 2571 Ezra 6:15 | volbracht op den derden dag der maand Adar; datzelve was 2572 Ezra 6:16 | en de overige kinderen der gevangenis deden de inwijding 2573 Ezra 6:17 | gans Israel, naar het getal der stammen Israels. ~ 2574 Ezra 6:19 | Ook hielden de kinderen der gevangenis het pascha, op 2575 Ezra 6:19 | pascha, op den veertienden der eerste maand. ~ 2576 Ezra 6:20 | pascha voor alle kinderen der gevangenis, en voor hun 2577 Ezra 6:21 | zich van de onreinigheid der heidenen des lands tot hen 2578 Ezra 6:22 | En zij hielden het feest der ongezuurde broden zeven 2579 Ezra 7:9 | 9 Want op den eersten der eerste maand was het begin 2580 Ezra 7:9 | Babel, en op den eersten der vijfde maand kwam hij te 2581 Ezra 7:11 | schriftgeleerde van de woorden der geboden des HEEREN, en Zijn 2582 Ezra 7:12 | 12 Arthahsasta koning der koningen, aan Ezra, den 2583 Ezra 7:12 | priester, den schriftgeleerde der wet van den God des hemels, 2584 Ezra 7:16 | vrijwillige gave des volks en der priesteren, die vrijwilliglijk 2585 Ezra 7:21 | schatmeesters, die aan gene zijde der rivier zijt, dat alles, 2586 Ezra 7:21 | priester, de schriftgeleerde der wet van den God des hemels, 2587 Ezra 7:25 | richten, dat aan gene zijde der rivier is, allen, die de 2588 Ezra 8:20 | en de vorsten ten dienste der Levieten gegeven hadden, 2589 Ezra 8:24 | twaalf uit van de oversten der priesteren: Serebja Hasabja, 2590 Ezra 8:29 | tegenwoordigheid van de oversten der priesteren en Levieten, 2591 Ezra 8:29 | priesteren en Levieten, en der vorsten der vaderen van 2592 Ezra 8:29 | Levieten, en der vorsten der vaderen van Israel, te Jeruzalem, 2593 Ezra 8:30 | zilvers en des gouds, en der vaten, om te brengen te 2594 Ezra 8:31 | Ahava, op den twaalfden der eerste maand, om te gaan 2595 Ezra 8:36 | landvoogden aan deze zijde der rivier; en zij bevorderden 2596 Ezra 9:2 | dezer landen; ja, de hand der vorsten en overheden is 2597 Ezra 9:4 | beefden, om de overtreding der weggevoerden; doch ik bleef 2598 Ezra 9:7 | de hand van de koningen der landen, in zwaard, in gevangenis, 2599 Ezra 9:9 | geneigd voor het aangezicht der koningen van Perzie, dat 2600 Ezra 9:11 | vuiligheid van de volken der landen, om hun gruwelen, 2601 Ezra 10:5 | op, en deed de oversten der priesteren, de Levieten 2602 Ezra 10:6 | rouw over de overtreding der weggevoerden. ~ 2603 Ezra 10:7 | Jeruzalem, aan al de kinderen der gevangenis, dat zij zich 2604 Ezra 10:8 | drie dagen, naar den raad der vorsten en der oudsten, 2605 Ezra 10:8 | den raad der vorsten en der oudsten, al zijn have zou 2606 Ezra 10:8 | afgezonderd wezen van de gemeente der weggevoerden. ~ 2607 Ezra 10:14 | 14 Laat toch onze vorsten der ganse gemeente hierover 2608 Ezra 10:16 | 16 En de kinderen der gevangenis deden alzo; en 2609 Ezra 10:16 | met de mannen, de hoofden der vaderen, naar het huis hunner 2610 Ezra 10:16 | zaten op den eersten dag der tiende maand, om deze zaak 2611 Ezra 10:17 | tot op den eersten dag der eerste maand. ~ 2612 Ezra 10:18 | werden gevonden van de zonen der priesteren, die vreemde 2613 Neh 1:6 | belijdenis over de zonden der kinderen Israels, die wij 2614 Neh 2:3 | daar de stad, de plaats der begravenissen mijner vaderen, 2615 Neh 2:5 | naar Juda, naar de stad der begravenissen mijner vaderen, 2616 Neh 2:7 | landvoogden aan gene zijde der rivier, dat zij mij overgeleiden, 2617 Neh 2:9 | landvoogden aan gene zijde der rivier, en gaf hun de brieven 2618 Neh 3:7 | landvoogds aan deze zijde der rivier. ~ 2619 Neh 3:8 | de zoon van Harhoja, een der goudsmeden, en aan zijn 2620 Neh 3:8 | Hananja, de zoon van een der apothekers; en zij lieten 2621 Neh 3:16 | vijver, en tot aan het huis der helden. ~ 2622 Neh 3:25 | uitsteekt, die bij den voorhof der gevangenis is; na hem Pedaja, 2623 Neh 3:31 | goudsmids, tot aan het huis der Nethinim en der kruideniers, 2624 Neh 3:31 | het huis der Nethinim en der kruideniers, tegenover de 2625 Neh 4:4 | tot een roof in een land der gevangenis. ~ 2626 Neh 4:10 | Toen zeide Juda: De kracht der dragers is vervallen, en 2627 Neh 4:20 | plaatse, waar gij het geluid der bazuin zult horen, daarheen 2628 Neh 4:21 | dageraads tot het voortkomen der sterren toe. ~ 2629 Neh 5:9 | onzes Gods, om de versmading der heidenen, onze vijanden? ~ 2630 Neh 5:15 | heb alzo niet gedaan, om der vreze Gods wil. ~ 2631 Neh 7:6 | optogen uit de gevangenis der weggevoerden, die Nebukadnezar, 2632 Neh 7:7 | Baena. Dit is het getal der mannen van het volk van 2633 Neh 7:57 | 57 De kinderen der knechten van Salomo; de 2634 Neh 7:60 | Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo, waren 2635 Neh 7:70 | Een deel nu van de hoofden der vaderen gaven tot het werk. 2636 Neh 7:71 | En anderen van de hoofden der vaderen gaven tot den schat 2637 Neh 8:2 | schriftgeleerde, dat hij het boek der wet van Mozes zou halen, 2638 Neh 8:3 | horen, op den eersten dag der zevende maand. ~ 2639 Neh 8:10 | weende, als zij de woorden der wet hoorden. ~ 2640 Neh 8:14 | verzamelden zich de hoofden der vaderen van het ganse volk, 2641 Neh 8:14 | te bekomen in de woorden der wet. ~ 2642 Neh 8:17 | Gods huis, en op de straat der Waterpoort, en op de straat 2643 Neh 9:4 | stonden op het hoge gestoelte der Levieten, en riepen met 2644 Neh 9:6 | gemaakt den hemel, den hemel der hemelen, en al hun heir, 2645 Neh 9:6 | allen levend; en het heir der hemelen aanbidt U. ~ 2646 Neh 9:7 | verkoren, en hem uit Ur der Chaldeen uitgevoerd; en 2647 Neh 9:8 | Gij zoudt geven het land der Kanaanieten, der Hethieten, 2648 Neh 9:8 | het land der Kanaanieten, der Hethieten, der Amorieten, 2649 Neh 9:8 | Kanaanieten, der Hethieten, der Amorieten, en der Ferezieten, 2650 Neh 9:8 | Hethieten, der Amorieten, en der Ferezieten, en der Jebusieten, 2651 Neh 9:8 | Amorieten, en der Ferezieten, en der Jebusieten, en der Girgasieten, 2652 Neh 9:8 | Ferezieten, en der Jebusieten, en der Girgasieten, dat Gij het 2653 Neh 9:11 | gekliefd, dat zij in het midden der zee op het droge zijn doorgegaan; 2654 Neh 9:30 | in de hand van de volken der landen. ~ 2655 Neh 9:32 | ganse volk, van de dagen der koningen van Assur af tot 2656 Neh 10:28 | al wie zich van de volken der landen had afgescheiden 2657 Neh 10:33 | 33 Tot het brood der toerichting, en het gedurig 2658 Neh 10:33 | het gedurig brandoffer, der sabbatten, der nieuwe maanden, 2659 Neh 10:33 | brandoffer, der sabbatten, der nieuwe maanden, tot de gezette 2660 Neh 11:3 | Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo). ~ 2661 Neh 11:13 | zijn broederen, hoofden der vaderen, waren tweehonderd 2662 Neh 11:16 | Jozabad, van de hoofden der Levieten, waren over het 2663 Neh 11:22 | 22 En der Levieten opziener te Jeruzalem 2664 Neh 11:35 | Lod, en Ono, in het dal der werkmeesters. ~ 2665 Neh 12:7 | Jedaja; dat waren de hoofden der priesteren, en hun broederen, 2666 Neh 12:12 | waren priesters, hoofden der vaderen: van Seraja was 2667 Neh 12:22 | Johanan, en Jaddua, de hoofden der vaderen beschreven; mitsgaders 2668 Neh 12:23 | kinderen van Levi, de hoofden der vaderen, werden beschreven 2669 Neh 12:23 | werden beschreven in het boek der kronieken, tot de dagen 2670 Neh 12:24 | 24 De hoofden dan der Levieten waren Hasabja, 2671 Neh 12:25 | waarnemende bij de schatkamers der poorten. ~ 2672 Neh 12:28 | Alzo werden de kinderen der zangers verzameld, zo uit 2673 Neh 12:32 | ging Hosaja, en de helft der vorsten van Juda. ~ 2674 Neh 12:40 | huis; ook ik en de helft der overheden met mij. ~ 2675 Neh 12:44 | om daarin uit de akkers der steden te verzamelen de 2676 Neh 12:44 | steden te verzamelen de delen der wet, voor de priesteren 2677 Neh 12:45 | Gods waarnamen, en de wacht der reiniging, ook de zangers, 2678 Neh 12:46 | van ouds, waren er hoofden der zangers, en des lofgezangs, 2679 Neh 12:46 | zangers, en des lofgezangs, en der dankzeggingen tot God. ~ 2680 Neh 12:47 | dagen van Nehemia, de delen der zangers en der poortiers, 2681 Neh 12:47 | de delen der zangers en der poortiers, van elk dagelijks 2682 Neh 13:5 | mitsgaders het hefoffer der priesteren. ~ 2683 Neh 13:10 | 10 Ook vernam ik, dat der Levieten deel hun niet gegeven 2684 Neh 13:29 | verbond des priesterdoms en der Levieten. ~ 2685 Neh 13:30 | en ik bestelde de wachten der priesteren en der Levieten, 2686 Neh 13:30 | wachten der priesteren en der Levieten, elk op zijn werk; ~ 2687 Est 1:3 | grootste heren en de oversten der landschappen waren voor 2688 Est 1:4 | hij vertoonde den rijkdom der heerlijkheid zijns rijks, 2689 Est 1:12 | hetwelk door den dienst der kamerlingen haar aangezegd 2690 Est 1:14 | Memuchan, zeven vorsten der Perzen en der Meden, die 2691 Est 1:14 | zeven vorsten der Perzen en der Meden, die het aangezicht 2692 Est 1:15 | Ahasveros, door den dienst der kamerlingen? ~ 2693 Est 1:16 | aangezicht des konings en der vorsten: De koningin Vasthi 2694 Est 1:17 | 17 Want deze daad der koningin zal uitkomen tot 2695 Est 1:18 | konings, als zij deze daad der koningin zullen horen, en 2696 Est 1:19 | geschreven worde in de wetten der Perzen en Meden, en dat 2697 Est 1:21 | in de ogen des konings en der vorsten; en de koning deed 2698 Est 2:3 | burg Susan, tot het huis der vrouwen, onder de hand van 2699 Est 2:3 | konings kamerling, bewaarder der vrouwen; en men geve haar 2700 Est 4 | van Hegai, den bewaarder der vrouwen. ~ 2701 Est 4:1 | naar het beste van het huis der vrouwen. ~ 2702 Est 5:1 | het voorhof van het huis der vrouwen, om te vernemen 2703 Est 6:1 | maanden lang naar de wet der vrouwen geschied was; want 2704 Est 6:1 | met andere versierselen der vrouwen; ~ 2705 Est 6:2 | daarmede ging uit het huis der vrouwen tot het huis des 2706 Est 6:3 | weder naar het tweede huis der vrouwen, onder de hand van 2707 Est 6:3 | kamerling des konings, bewaarder der bijwijven, zij kwam niet 2708 Est 7 | kamerling, de bewaarder der vrouwen, zeide; en ~ 2709 Est 16:10 | Hammedatha, den Agagiet, der Joden tegenpartijder. ~ 2710 Est 16:13 | werden gezonden door de hand der lopers tot al de landschappen 2711 Est 16:13 | een dag, op den dertienden der twaalfde maand (deze is 2712 Est 17:10 | Hammedatha, den Agagiet, der Joden tegenpartijder. ~ 2713 Est 17:13 | werden gezonden door de hand der lopers tot al de landschappen 2714 Est 17:13 | een dag, op den dertienden der twaalfde maand (deze is 2715 Est 30:1 | zeide, dat men het boek der gedachtenissen, de kronieken, 2716 Est 30:9 | doen rijden door de straten der stad, en men zal voor hem 2717 Est 30:11 | hem rijden door de straten der stad, en hij riep voor hem: 2718 Est 30:13 | te vallen, van het zaad der Joden is, zo zult gij tegen 2719 Est 38 | aangezicht des konings en der koningin. ~ 2720 Est 42 | Haman, den vijand der Joden; en Mordechai kwam 2721 Est 49:2 | landvoogden, en oversten der landschappen, die van Indie 2722 Est 49:3 | de brieven door de hand der lopers te paard, rijdende 2723 Est 49:5 | Ahasveros, op den dertienden der twaalfde maand; deze is 2724 Est 49:10 | werden Joden, want de vreze der Joden was op hen gevallen. ~  ~  ~  ~ ~ 2725 Est 50:1 | ten dage, als de vijanden der Joden hoopten over hen te 2726 Est 50:3 | 3 En al de oversten der landschappen, en de stadhouders, 2727 Est 50:5 | den slag des zwaards, en der doding, en der verderving; 2728 Est 50:5 | zwaards, en der doding, en der verderving; en zij deden 2729 Est 50:10 | van Hammedatha, den vijand der Joden, doodden zij; maar 2730 Est 50:11 | voor den koning het getal der gedoden op den burg Susan. ~ 2731 Est 52:2 | ook op den veertienden dag der maand Adar, en zij doodden 2732 Est 52:4 | geschiedde op den dertienden dag der maand Adar; en op de veertienden 2733 Est 52:4 | maakten denzelven een dag der maaltijden en der vreugde. ~ 2734 Est 52:4 | een dag der maaltijden en der vreugde. ~ 2735 Est 52:5 | maakten denzelven een dag der maaltijden en der vreugde. ~ 2736 Est 52:5 | een dag der maaltijden en der vreugde. ~ 2737 Est 52:6 | woonden, den veertienden dag der maand Adar ter vreugde en 2738 Est 52:6 | en een vrolijken dag, en der zending van delen aan elkander. ~ 2739 Est 52:8 | onderhouden den veertienden dag der maand Adar, en den vijftienden 2740 Est 52:9 | dagen maken zouden tot dagen der maaltijden, en der vreugde, 2741 Est 52:9 | dagen der maaltijden, en der vreugde, en der zending 2742 Est 52:9 | maaltijden, en der vreugde, en der zending van delen aan elkander, 2743 Est 52:9 | van delen aan elkander, en der gaven aan de armen. ~ 2744 Est 56:1 | het land, en de eilanden der zee. ~ 2745 Est 56:2 | gewelds, en de verklaring der grootheid van Mordechai, 2746 Est 56:2 | niet geschreven inhet boek der kronieken der koningen van 2747 Est 56:2 | inhet boek der kronieken der koningen van Medie en Perzie? ~ 2748 Job 1:5 | geschiedde dan, als de dagen der maaltijden omgegaan waren, 2749 Job 2:8 | zat neder in het midden der as. ~ 2750 Job 2:10 | haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden 2751 Job 3:6 | jaars; dat hij in het getal der maanden niet kome! ~ 2752 Job 3:14 | de koningen en raadsheren der aarde, die voor zich woeste 2753 Job 4:10 | fellen leeuws, en de tanden der jonge leeuwen worden verbroken. ~ 2754 Job 5:7 | geboren; gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen 2755 Job 5:12 | maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen 2756 Job 5:13 | arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt. ~ 2757 Job 5:21 | 21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen 2758 Job 5:22 | lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. ~ 2759 Job 5:25 | uw spruiten als het kruid der aarde. ~ 2760 Job 6:3 | zwaarder zijn dan het zand der zeeen; daarom worden mijn 2761 Job 6:15 | een beek; als de storting der beken gaan zij door; ~ 2762 Job 6:23 | verlost mij van de hand der tirannen? ~ 2763 Job 7:3 | 3 Alzo zijn mij maanden der ijdelheid ten erve geworden, 2764 Job 7:3 | erve geworden, en nachten der moeite zijn mij voorbereid. ~ 2765 Job 7:16 | versmaad ze, ik zal toch in der eeuwigheid niet leven; houd 2766 Job 8:14 | vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop. ~ 2767 Job 8:22 | bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer 2768 Job 9:8 | en treedt op de hoogten der zee; ~ 2769 Job 9:23 | bespot Hij de verzoeking der onschuldigen. ~ 2770 Job 10:3 | handen, en over den raad der goddelozen schijnsel geeft? ~ 2771 Job 10:21 | niet wederkom) in een land der duisternis en der schaduwe 2772 Job 10:21 | een land der duisternis en der schaduwe des doods; ~ 2773 Job 11:2 | 2 Zou de veelheid der woorden niet beantwoord 2774 Job 11:6 | maakte de verborgenheden der wijsheid, omdat zij dubbel 2775 Job 11:8 | 8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? 2776 Job 11:16 | vergeten, en harer gedenken als der wateren, die voorbijgegaan 2777 Job 11:20 | 20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, 2778 Job 11:20 | verwachting zal zijn de uitblazing der ziel. ~  ~ 2779 Job 12:6 | 6 De tenten der verwoesters hebben rust, 2780 Job 12:8 | ook zullen het u de vissen der zee vertellen. ~ 2781 Job 12:12 | wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. ~ 2782 Job 12:18 | 18 Den band der koningen maakt Hij los, 2783 Job 12:20 | getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij 2784 Job 12:21 | en Hij verslapt den riem der geweldigen. ~ 2785 Job 12:24 | van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen 2786 Job 14:9 | 9 Hij zal van den reuk der wateren weder uitspruiten, 2787 Job 14:19 | vermalen de stenen, het stof der aarde overstelpt het gewas, 2788 Job 15:5 | ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren. ~ 2789 Job 15:21 | 21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn 2790 Job 15:23 | zijn hand gereed is de dag der duisternis. ~ 2791 Job 15:34 | 34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, 2792 Job 15:34 | vuur verteert de tenten der geschenken. ~ 2793 Job 16:11 | mij afgewend in de handen der goddelozen. ~ 2794 Job 17:6 | mij tot een spreekwoord der volken gesteld; zodat ik 2795 Job 18:5 | 5 Ja, het licht der goddelozen zal uitgeblust 2796 Job 18:14 | doen treden tot den koning der verschrikkingen. ~ 2797 Job 19:17 | huisvrouw vreemd; en ik smeek om der kinderen mijns buiks wil. ~ 2798 Job 19:28 | hem? Nademaal de wortel der zaak in mij gevonden wordt. ~ 2799 Job 20:14 | ingewand veranderd worden; gal der adderen zal zij in het binnenste 2800 Job 20:16 | 16 Het vergif der adderen zal hij zuigen; 2801 Job 20:16 | zal hij zuigen; de tong der slang zal hem doden. ~ 2802 Job 21:16 | niet in hun hand; de raad der goddelozen is verre van 2803 Job 21:17 | geschiedt het, dat de lamp der goddelozen uitgeblust wordt, 2804 Job 21:28 | de tent van de woningen der goddelozen? ~ 2805 Job 21:30 | verderfs; dat zij ten dage der verbolgenheden ontvoerd 2806 Job 22:6 | afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen. ~ 2807 Job 22:9 | weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld. ~ 2808 Job 22:12 | Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste 2809 Job 22:12 | hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven 2810 Job 22:14 | Hij bewandelt den omgang der hemelen. ~ 2811 Job 22:15 | 15 Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de 2812 Job 22:18 | gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij. ~ 2813 Job 22:24 | van Ofir bij den rotssteen der beken; ~ 2814 Job 24:3 | 3 Den ezel der wezen drijven zij weg; den 2815 Job 24:8 | 8 Van den stroom der bergen worden zij nat, en 2816 Job 24:12 | zuchten de lieden, en de ziel der verwonden schreeuwt uit; 2817 Job 24:18 | Hij is licht op het vlakke der wateren; vervloekt is hun 2818 Job 24:18 | wendt zich niet tot den weg der wijngaarden. ~ 2819 Job 26:10 | gezet perk over het vlakke der wateren rondom afgetekend, 2820 Job 26:14 | en wat een klein stukje der zaak hebben wij van Hem 2821 Job 27:13 | mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den 2822 Job 28:3 | onderzoekt hij; het gesteente der donkerheid en der schaduw 2823 Job 28:3 | gesteente der donkerheid en der schaduw des doods. ~ 2824 Job 28:7 | niet gekend, en het oog der kraai heeft het niet gezien. ~ 2825 Job 28:13 | niet gevonden in het land der levenden. ~ 2826 Job 28:18 | gedacht worden; want de trek der wijsheid is meerder dan 2827 Job 28:18 | wijsheid is meerder dan der Robijnen. ~ 2828 Job 28:24 | schouwt tot aan de einden der aarde, Hij ziet onder al 2829 Job 28:26 | een weg voor het weerlicht der donderen; ~ 2830 Job 29:10 | 10 De stem der vorsten verstak zich, en 2831 Job 29:13 | kwam op mij; en het hart der weduwe deed ik vrolijk zingen. ~ 2832 Job 30:4 | welker spijze was de wortel der jeneveren. ~ 2833 Job 30:6 | wonen zouden in de kloven der dalen, de holen des stofs 2834 Job 30:6 | dalen, de holen des stofs en der steenrotsen. ~ 2835 Job 30:8 | 8 Zij waren kinderen der dwazen, en kinderen van 2836 Job 30:18 | 18 Door de veelheid der kracht is mijn kleed veranderd; 2837 Job 30:23 | brengen zult, en tot het huis der samenkomst aller levenden. ~ 2838 Job 30:27 | en is niet stil; de dagen der verdrukking zijn mij voorgekomen. ~ 2839 Job 30:29 | geworden, en een metgezel der jonge struisen. ~ 2840 Job 30:31 | mijn orgel tot een stem der wenenden. ~  ~  ~ 2841 Job 31:3 | vreemds voor de werkers der ongerechtigheid? ~ 2842 Job 31:16 | onthouden heb, of de ogen der weduwe laten versmachten; ~ 2843 Job 31:34 | hebben; maar de verachtste der huisgezinnen zou mij afgeschrikt 2844 Job 32:7 | spreken, en de veelheid der jaren wijsheid te kennen 2845 Job 32:18 | 18 Want ik ben der woorden vol; de geest mijns 2846 Job 33:8 | oren, en ik heb de stem der woorden gehoord; ~ 2847 Job 33:16 | openbaart Hij het voor het oor der lieden, en Hij verzegelt 2848 Job 33:30 | verlicht worde met het licht der levenden. ~ 2849 Job 34:8 | gezelschap met de werkers der ongerechtigheid, en wandelt 2850 Job 34:19 | Dien, Die het aangezicht der vorsten niet aanneemt, en 2851 Job 34:22 | doods, dat aldaar de werkers der ongerechtigheid zich verbergen 2852 Job 34:28 | armen brenge, en het geroep der ellendigen verhore. ~ 2853 Job 35:9 | schreeuwen vanwege den arm der groten. ~ 2854 Job 35:11 | geleerder maakt dan de beesten der aarde, en ons wijzer maakt 2855 Job 35:12 | niet, vanwege den hoogmoed der bozen. ~ 2856 Job 36:6 | niet leven, en het recht der ellendigen beschikt Hij. ~ 2857 Job 36:8 | gehouden worden met banden der ellende; ~ 2858 Job 36:27 | Want Hij trekt de druppelen der wateren op, die den regen 2859 Job 36:29 | verstaan de uitbreidingen der wolken, en de krakingen 2860 Job 36:30 | licht uit, en de wortelen der zee bedekt Hij. ~ 2861 Job 36:36 | Zijn licht over de einden der aarde. ~ 2862 Job 36:45 | ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde. ~ 2863 Job 36:49 | wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden 2864 Job 37:13 | 13 Opdat hij de einden der aarde vatten zou; en de 2865 Job 37:16 | gekomen tot aan de oorsprongen der zee, en hebt gij in het 2866 Job 37:18 | gekomen tot aan de breedte der aarde? Geef het te kennen, 2867 Job 37:22 | gekomen tot de schatkameren der sneeuw, en hebt gij de schatkameren 2868 Job 37:23 | Ik ophoude tot den tijd der benauwdheid, tot den dag 2869 Job 37:25 | een weg voor het weerlicht der donderen? ~ 2870 Job 37:27 | en om het uitspruitsel der grasscheutjes te doen wassen. ~ 2871 Job 38:1 | roof jagen, of de graagheid der jonge leeuwen vervullen? ~ 2872 Job 38:4 | gij den tijd van het baren der steengeiten? Hebt gij waargenomen 2873 Job 38:4 | gij waargenomen den arbeid der hinden? ~ 2874 Job 38:10 | 10 Hij belacht het gewoel der stad; het menigerlei getier 2875 Job 38:16 | verheugelijke vleugelen der pauwen? Of de vederen des 2876 Job 38:26 | vlammig ijzer des spies en der lans. ~ 2877 Job 38:27 | niet, dat het is het geluid der bazuin. ~ 2878 Job 38:28 | 28 In het volle geklank der bazuin, zegt het: Heah! 2879 Job 38:28 | krijg van verre, den donder der vorsten en het gejuich. ~ 2880 Job 38:31 | steenrots, op de scherpte der steenrots en der vaste plaats. ~ 2881 Job 38:31 | scherpte der steenrots en der vaste plaats. ~ 2882 Job 39:14 | 14 Hij is een hoofdstuk der wegen Gods; Die hem gemaakt 2883 Job 40:20 | hij belacht de drilling der lans. ~ 2884 Job 41:14 | 14 En hij noemde den naam der eerste Jemima, en den naam 2885 Job 41:14 | eerste Jemima, en den naam der tweede Kezia, en den naam 2886 Job 41:14 | tweede Kezia, en den naam der derde Keren-Happuch. ~ 2887 Job 41:17 | 17 En Job stierf, oud en der dagen zat. ~  ~  ~  ~ 2888 Psa 1:1 | niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op 2889 Psa 1:1 | goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het 2890 Psa 1:1 | noch zit in het gestoelte der spotters; ~ 2891 Psa 1:5 | zondaars in de vergadering der rechtvaardigen. ~ 2892 Psa 1:6 | 6Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen; maar de 2893 Psa 1:6 | rechtvaardigen; maar de weg der goddelozen zal vergaan. ~  ~ 2894 Psa 2:2 | 2 De koningen der aarde stellen zich op, en 2895 Psa 2:8 | Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting. ~ 2896 Psa 2:10 | tuchtigen, gij rechters der aarde! ~ 2897 Psa 3:8 | kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken. ~ 2898 Psa 4:6 | 6Offert offeranden der gerechtigheid, en vertrouwt 2899 Psa 5:6 | bestaan; Gij haat alle werkers der ongerechtigheid. ~ 2900 Psa 6:9 | van mij, al gij werkers der ongerechtigheid; want de 2901 Psa 7:8 | 8 Zo zal de vergadering der volken U omsingelen; keer 2902 Psa 7:10 | 10 Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, 2903 Psa 8:3 | 3 Uit de mond der kinderkens en der zuigelingen 2904 Psa 8:3 | de mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte 2905 Psa 8:9 | des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der 2906 Psa 8:9 | der zee; hetgeen de paden der zeeen doorwandelt. ~ 2907 Psa 9:5 | op den troon, o Rechter, der gerechtigheid. ~ 2908 Psa 9:13 | Hij vergeet het geroep der ellendigen niet. ~ 2909 Psa 9:15 | gansen lof in de poorten der dochter van Sion vertelle, 2910 Psa 9:19 | worden, noch de verwachting der ellendigen in eeuwigheid 2911 Psa 10:8 | Hij zit in de achterlage der hoeven, in verborgene plaatsen 2912 Psa 10:17 | HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij 2913 Psa 12:6 | 6Om de verwoesting der ellendigen, om het kermen 2914 Psa 12:6 | ellendigen, om het kermen der nooddruftigen, zal Ik nu 2915 Psa 14:4 | 4Hebben dan alle werkers der ongerechtigheid geen kennis, 2916 Psa 16:11 | bekend maken; verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht; 2917 Psa 17:9 | 9 Voor het aangezicht der goddelozen, die mij verwoesten, 2918 Psa 18:6 | 6 Banden der hel omringden mij, strikken 2919 Psa 18:8 | de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich en 2920 Psa 18:12 | was Zijn tent, duisterheid der wateren, wolken des hemels. ~ 2921 Psa 18:16 | 16 En de diepe kolken der wateren werden gezien, en 2922 Psa 18:16 | werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van 2923 Psa 18:34 | maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en Hij stelt mij 2924 Psa 18:43 | ruimde hen weg als slijk der straten. ~ 2925 Psa 18:44 | mij gesteld tot een hoofd der heidenen; het volk, dat 2926 Psa 19:5 | hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve 2927 Psa 20:2 | HEERE verhore u in den dag der benauwdheid; de Naam van 2928 Psa 21:11 | hun zaad van de kinderen der mensen. ~ 2929 Psa 22:22 | verhoor mij van de hoornen der eenhoornen. ~ 2930 Psa 22:23 | vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen. ~ 2931 Psa 22:28 | 28 Alle einden der aarde zullen het gedenken, 2932 Psa 22:28 | bekeren; en alle geslachten der heidenen zullen voor Uw 2933 Psa 23:3 | Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns 2934 Psa 23:4 | 4Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou 2935 Psa 24:7 | deuren, opdat de Koning der ere inga! ~ 2936 Psa 24:8 | 8 Wie is de Koning der ere? De HEERE, sterk en 2937 Psa 24:9 | deuren! opdat de Koning der ere inga! ~ 2938 Psa 24:10 | Wie is Hij, deze Koning der ere? De HEERE der heirscharen, 2939 Psa 24:10 | Koning der ere? De HEERE der heirscharen, Die is de Koning 2940 Psa 24:10 | heirscharen, Die is de Koning der ere. Sela. ~ 2941 Psa 25:7 | 7 Cheth. Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, 2942 Psa 26:5 | 5 Ik haat de vergadering der boosdoeners, en bij de goddelozen 2943 Psa 27:13 | HEEREN zou zien in het land der levenden, ik ware vergaan. ~ 2944 Psa 28:3 | goddelozen, en met de werkers der ongerechtigheid, die van 2945 Psa 28:8 | en Hij is de Sterkheid der verlossingen Zijns Gezalfden. ~ 2946 Psa 29:1 | den HEERE, gij kinderen der machtigen! geeft den HEERE 2947 Psa 29:3 | is op de wateren, de God der ere dondert; de HEERE is 2948 Psa 30:1 | 1 Een psalm, een lied der inwijding van Davids huis. ~ 2949 Psa 31:6 | verlost, HEERE, Gij, God der waarheid! ~ 2950 Psa 31:20 | in de tegenwoordigheid der mensenkinderen! ~ 2951 Psa 31:21 | in een hut voor de twist der tongen. ~ 2952 Psa 33:7 | Hij vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij 2953 Psa 33:10 | HEERE vernietigt den raad der heidenen; Hij breekt de 2954 Psa 33:10 | Hij breekt de gedachten der volken. ~ 2955 Psa 33:14 | woonplaats op alle inwoners der aarde. ~ 2956 Psa 34:7 | Hij vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij 2957 Psa 34:10 | HEERE vernietigt den raad der heidenen; Hij breekt de 2958 Psa 34:10 | Hij breekt de gedachten der volken. ~ 2959 Psa 34:14 | woonplaats op alle inwoners der aarde. ~ 2960 Psa 37:12 | 12 De voet der hovaardigen kome niet over 2961 Psa 37:12 | niet over mij, en de hand der goddelozen doe mij niet 2962 Psa 37:13 | 13 Aldaar zijn de werkers der ongerechtigheid gevallen; 2963 Psa 38:17 | 17 Want de armen der goddelozen zullen verbroken 2964 Psa 38:18 | De HEERE kent de dagen der oprechten; en hun erfenis 2965 Psa 38:20 | verdwijnen, als het kostelijkste der lammeren; met den rook zullen 2966 Psa 38:28 | zij bewaard; maar het zaad der goddelozen wordt uitgeroeid. ~ 2967 Psa 38:38 | zamen verdelgd. het einde der goddelozen wordt uitgeroeid. ~ 2968 Psa 38:39 | 39 Thau. Doch het heil der rechtvaardigen is van den 2969 Psa 43:4 | Gods altaar, tot den God der blijdschap mijner verheuging, 2970 Psa 44:20 | verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw 2971 Psa 45:1 | Een onderwijzing, een lied der liefde, voor den opperzangmeester, 2972 Psa 45:5 | heerlijkheid, op het woord der waarheid en rechtvaardige 2973 Psa 45:7 | Koninkrijks is een scepter der rechtmatigheid. ~ 2974 Psa 46:3 | bergen verzet in het hart der zeeen; ~ 2975 Psa 46:5 | 5 De beekjes der rivier zullen verblijden 2976 Psa 46:5 | stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten. ~ 2977 Psa 46:8 | 8 De HEERE der heirscharen is met ons; 2978 Psa 46:10 | ophouden tot aan het einde der aarde, de boog verbreekt, 2979 Psa 46:12 | 12 De HEERE der heirscharen is met ons; 2980 Psa 47:6 | gejuich, de HEERE met geklank der bazuin. ~ 2981 Psa 47:8 | 8 Want God is een Koning der ganse aarde; psalmzingt 2982 Psa 47:10 | 10 De edelen der volken zijn verzameld tot 2983 Psa 47:10 | Abraham; want de schilden der aarde zijn Godes. Hij is 2984 Psa 48:3 | gelegenheid, een vreugde der ganse aarde is de berg Sion, 2985 Psa 48:9 | gezien in de stad des HEEREN der heirscharen, in de stad 2986 Psa 48:11 | Uw roem tot aan de einden der aarde; Uw rechterhand is 2987 Psa 49:2 | neemt ter ore, alle inwoners der wereld, ~ 2988 Psa 50:1 | Een psalm van Asaf. De God der goden, de HEERE spreekt, 2989 Psa 50:1 | de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang. ~ 2990 Psa 50:2 | Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God 2991 Psa 50:11 | Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wild des 2992 Psa 50:15 | roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u 2993 Psa 51:21 | hebben aan de offeranden der gerechtigheid, aan brandoffer 2994 Psa 52:7 | uitwortelen uit het land der levenden. Sela. ~ 2995 Psa 53:5 | 5Hebben dan de werkers der ongerechtigheid geen kennis, 2996 Psa 56:14 | te wandelen in het licht der levenden? ~  ~ 2997 Psa 57:5 | Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig onder stokebranden, 2998 Psa 58:6 | zij niet hore naar de stem der belezers, desgenen, die 2999 Psa 58:7 | mond; breek af de baktanden der jonge leeuwen, o HEERE! ~ 3000 Psa 59:3 | 3 Red mij van de werkers der ongerechtigheid, en verlos


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6228

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License