1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6228
Book Chapter: Verse
3001 Psa 59:6 | 6 Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, God Israels!
3002 Psa 59:14 | Jakob, ja, tot aan de einden der aarde. Sela. ~
3003 Psa 63:10 | in de onderste plaatsen der aarde. ~
3004 Psa 63:12 | zich beroemen; want de mond der leugensprekers zal gestopt
3005 Psa 64:3 | voor den heimelijken raad der boosdoeners, voor de oproerigheid
3006 Psa 64:3 | oproerigheid van de werkers der ongerechtigheid. ~
3007 Psa 65:6 | Vertrouwen aller einden der aarde, en der verre gelegenen
3008 Psa 65:6 | aller einden der aarde, en der verre gelegenen aan de zee! ~
3009 Psa 65:8 | 8 Die het bruisen der zeeen stilt, het bruisen
3010 Psa 65:8 | harer golven, en het rumoer der volken. ~
3011 Psa 65:13 | Zij bedruipen de weiden der woestijn; en de heuvelen
3012 Psa 67:8 | zegenen; en alle einden der aarde zullen Hem vrezen. ~
3013 Psa 68:6 | 6 Hij is een Vader der wezen, en een Rechter der
3014 Psa 68:6 | der wezen, en een Rechter der weduwen; God, in de woonstede
3015 Psa 68:12 | De HEERE gaf te spreken; der boodschappers van goede
3016 Psa 68:13 | 13 De koningen der heirscharen vloden weg,
3017 Psa 68:23 | wederbrengen uit de diepten der zee; ~
3018 Psa 68:31 | des riets, de vergadering der stieren met de kalveren
3019 Psa 68:31 | stieren met de kalveren der volken; en dien, die zich
3020 Psa 68:33 | 33 Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode; psalmzingt
3021 Psa 68:34 | daar rijdt in den hemel der hemelen, Die van ouds is;
3022 Psa 68:34 | geeft Zijn stem, een stem der sterkte. ~
3023 Psa 69:3 | ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt
3024 Psa 69:7 | verwachten, o Heere, HEERE der heirscharen, laat hen door
3025 Psa 69:15 | haters, en uit de diepten der wateren. ~
3026 Psa 71:20 | ophalen uit de afgronden der aarde. ~
3027 Psa 71:22 | loven met het instrument der luit, Uw trouw, mijn God;
3028 Psa 72:8 | rivier tot aan de einden der aarde. ~
3029 Psa 72:13 | verschonen, en de zielen der nooddruftigen verlossen. ~
3030 Psa 72:16 | in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan
3031 Psa 72:16 | zullen bloeien als het kruid der aarde. ~
3032 Psa 73:3 | nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede. ~
3033 Psa 74:12 | verlossingen werkt in het midden der aarde. ~
3034 Psa 74:13 | gespleten; Gij hebt de koppen der draken in de wateren verbroken. ~
3035 Psa 74:17 | 17 Gij hebt al de palen der aarde gesteld; zomer en
3036 Psa 74:22 | twist Uw twistzaak; gedenk der smaadheid, die U van den
3037 Psa 75:9 | daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijn droesemen
3038 Psa 75:11 | 11 En ik zal alle hoornen der goddelozen afhouwen; de
3039 Psa 76:10 | oordeel, om alle zachtmoedigen der aarde te verlossen. Sela. ~
3040 Psa 76:11 | maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden. ~
3041 Psa 76:13 | 13 Die den geest der vorsten als druiven afsnijdt;
3042 Psa 76:13 | afsnijdt; Die den koningen der aarde vreselijk is. ~
3043 Psa 77:6 | dagen van ouds, de jaren der eeuwen. ~
3044 Psa 78:25 | Een iegelijk at het brood der Machtigen; Hij zond hun
3045 Psa 78:27 | gevleugeld gevogelte als zand der zeeen; ~
3046 Psa 78:49 | benauwdheid, met uitzending der boden van veel kwaads. ~
3047 Psa 78:51 | in Egypte, het beginsel der krachten in de tenten van
3048 Psa 79:11 | 11 Laat het gekerm der gevangenen voor Uw aanschijn
3049 Psa 80:5 | 5 O HEERE, God der heirscharen! hoe lang zult
3050 Psa 80:8 | 8 O God der heirscharen! breng ons weder,
3051 Psa 80:15 | 15 O God der heirscharen! keer toch weder;
3052 Psa 80:20 | 20 O HEERE, God der heirscharen! breng ons weder;
3053 Psa 81:17 | gespijsd hebben met het vette der tarwe; ja, Ik zou u verzadigd
3054 Psa 82:1 | Hij oordeelt in het midden der goden; ~
3055 Psa 82:2 | oordelen, en het aangezicht der goddelozen aannemen? Sela. ~
3056 Psa 82:4 | behoeftige, rukt hem uit der goddelozen hand. ~
3057 Psa 82:5 | wankelen alle fondamenten der aarde. ~
3058 Psa 83:7 | 7 De tenten van Edom en der Ismaelieten, Moab en de
3059 Psa 83:11 | zij zijn geworden tot drek der aarde. ~
3060 Psa 84:2 | zijn Uw woningen, o HEERE der heirscharen! ~
3061 Psa 84:4 | legt, bij Uw altaren, HEERE der heirscharen, mijn Koning,
3062 Psa 84:7 | 7 Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan,
3063 Psa 84:9 | 9 HEERE, God der heirscharen! hoor mijn gebed;
3064 Psa 84:11 | lang te wonen in de tenten der goddeloosheid. ~
3065 Psa 84:13 | 13 HEERE der heirscharen! welgelukzalig
3066 Psa 86:14 | op, en de vergaderingen der tirannen zoeken mijn ziel;
3067 Psa 87:1 | grondslag is op de bergen der heiligheid. ~
3068 Psa 87:6 | rekenen in het opschrijven der volken, zeggende: Deze is
3069 Psa 88:4 | 4 Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn
3070 Psa 88:13 | gerechtigheid in het land der vergetelheid? ~
3071 Psa 88:16 | 16 Van der jeugd aan ben ik bedrukt
3072 Psa 89:6 | getrouwheid in de gemeente der heiligen. ~
3073 Psa 89:7 | gelijk, onder de kinderen der sterken? ~
3074 Psa 89:8 | grotelijks geducht in den raad der heiligen, en vreselijk boven
3075 Psa 89:9 | 9 O HEERE, God der heirscharen! wie is als
3076 Psa 89:10 | heerst over de opgeblazenheid der zee; wanneer haar baren
3077 Psa 89:23 | niet dringen, en de zoon der ongerechtigheid zal hem
3078 Psa 89:28 | hoogste over de koningen der aarde. ~
3079 Psa 89:30 | zijn troon als de dagen der hemelen. ~
3080 Psa 89:37 | 37 Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn
3081 Psa 91:8 | en gij zult de vergelding der goddelozen zien. ~
3082 Psa 91:16 | Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik
3083 Psa 92:8 | kruid, en al de werkers der ongerechtigheid bloeien,
3084 Psa 92:8 | bloeien, opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd worden. ~
3085 Psa 92:10 | zullen vergaan; al de werkers der ongerechtigheid zullen verstrooid
3086 Psa 93:4 | dan de geweldige baren der zee. ~
3087 Psa 94:1 | 1 O God der wraken! o HEERE, God der
3088 Psa 94:1 | der wraken! o HEERE, God der wraken! verschijn blinkende. ~
3089 Psa 94:2 | 2 Gij, Rechter der aarde! verhef U; breng vergelding
3090 Psa 94:4 | hard spreken? alle werkers der ongerechtigheid zich beroemen? ~
3091 Psa 94:16 | stellen tegen de werkers der ongerechtigheid? ~
3092 Psa 94:20 | 20 Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen,
3093 Psa 95:4 | hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten
3094 Psa 95:4 | aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne; ~
3095 Psa 96:5 | 5 Want al de goden der volken zijn afgoden; maar
3096 Psa 96:7 | den HEERE, gij geslachten der volken! geeft den HEERE
3097 Psa 97:5 | het aanschijn des HEEREN der ganse aarde. ~
3098 Psa 97:10 | gunstgenoten; Hij redt hen uit der goddelozen hand. ~
3099 Psa 98:2 | geopenbaard voor de ogen der heidenen. ~
3100 Psa 98:3 | Israels; en al de einden der aarde hebben gezien het
3101 Psa 100:5 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid, en Zijn getrouwheid
3102 Psa 101:3 | stellen; ik haat het doen der afvalligen, het zal mij
3103 Psa 101:8 | des HEEREN alle werkers der ongerechtigheid uit te roeien. ~ ~ ~ ~
3104 Psa 102:7 | 7 Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden,
3105 Psa 102:7 | geworden als een steenuil der wildernissen. ~
3106 Psa 102:16 | vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid. ~
3107 Psa 102:21 | 21 Om het zuchten der gevangenen te horen, om
3108 Psa 104:31 | heerlijkheid des HEEREN zij tot in der eeuwigheid; de HEERE verblijde
3109 Psa 105:5 | Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds. ~
3110 Psa 105:8 | gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords,
3111 Psa 105:20 | hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. ~
3112 Psa 105:44 | En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis
3113 Psa 105:44 | erfenis bezaten den arbeid der volken; ~
3114 Psa 106:1 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3115 Psa 106:7 | op Uw wonderen; zij zijn der menigte Uwer goedertierenheid
3116 Psa 106:28 | zij hebben de offeranden der doden gegeten. ~
3117 Psa 106:41 | En Hij gaf hen in de hand der heidenen, en hun haters
3118 Psa 107:1 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3119 Psa 107:2 | zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd
3120 Psa 107:4 | woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad
3121 Psa 107:8 | wonderwerken voor de kinderen der mensen. ~
3122 Psa 107:15 | wonderwerken voor de kinderen der mensen; ~
3123 Psa 107:21 | wonderwerken voor de kinderen der mensen. ~
3124 Psa 107:31 | wonderwerken voor de kinderen der mensen. ~
3125 Psa 107:32 | volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen. ~
3126 Psa 111:1 | den raad en vergadering der oprechten. ~
3127 Psa 111:3 | gerechtigheid bestaat in der eeuwigheid. ~
3128 Psa 111:5 | gegeven; Jod. Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond. ~
3129 Psa 111:6 | Lamed. hun gevende de erve der heidenen. ~
3130 Psa 111:10 | des HEEREN is het beginsel der wijsheid; Schin. allen,
3131 Psa 111:10 | Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid ~ ~ ~ ~
3132 Psa 112:2 | aarde; Daleth. het geslacht der oprechten zal gezegend worden. ~
3133 Psa 112:6 | Caph. Zekerlijk, hij zal in der eeuwigheid niet wankelen;
3134 Psa 112:10 | en smelten. Thau. de wens der goddelozen zal vergaan. ~ ~
3135 Psa 113:2 | geprezen, van nu aan tot in der eeuwigheid. ~
3136 Psa 113:3 | 3Van den opgang der zon af tot haar nedergang,
3137 Psa 115:18 | loven van nu aan tot in der eeuwigheid. Hallelujah! ~ ~
3138 Psa 116:3 | omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen;
3139 Psa 116:9 | des HEEREN, in de landen der levenden. ~
3140 Psa 116:13 | 13 Ik zal den beker der verlossingen opnemen, en
3141 Psa 117:2 | waarheid des HEEREN is in der eeuwigheid! Hallelujah! ~ ~ ~ ~
3142 Psa 118:1 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3143 Psa 118:2 | Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is. ~
3144 Psa 118:3 | Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is. ~
3145 Psa 118:4 | Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is. ~
3146 Psa 118:15 | 15 In de tenten der rechtvaardigen is een stem
3147 Psa 118:19 | 19 Doet mij de poorten der gerechtigheid open, ik zal
3148 Psa 118:29 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3149 Psa 119:29 | 29 Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij
3150 Psa 119:30 | Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb
3151 Psa 119:43 | 43 En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet
3152 Psa 119:89 | HEERE! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen. ~
3153 Psa 119:93 | 93 Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten,
3154 Psa 119:119 | Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom
3155 Psa 119:144 | Uwer getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan,
3156 Psa 119:160 | woords is waarheid, en in der eeuwigheid is al het recht
3157 Psa 121:8 | bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid. ~ ~
3158 Psa 123:2 | 2Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand
3159 Psa 123:2 | hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand
3160 Psa 123:3 | ons genadig, want wij zijn der verachting veel te zat. ~
3161 Psa 123:4 | is veel te zat des spots der weelderigen, der verachting
3162 Psa 123:4 | des spots der weelderigen, der verachting der hovaardigen. ~ ~ ~
3163 Psa 123:4 | weelderigen, der verachting der hovaardigen. ~ ~ ~
3164 Psa 124:7 | een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is
3165 Psa 125:2 | volk, van nu aan tot in der eeuwigheid. ~
3166 Psa 125:3 | 3Want de scepter der goddeloosheid zal niet rusten
3167 Psa 125:3 | zal niet rusten op het lot der rechtvaardigen; opdat de
3168 Psa 125:5 | doen gaan met de werkers der ongerechtigheid. Vrede zal
3169 Psa 127:2 | laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat
3170 Psa 127:4 | helds, zodanig zijn de zonen der jeugd. ~
3171 Psa 129:4 | rechtvaardig is, heeft de touwen der goddelozen afgehouwen. ~
3172 Psa 131:3 | HEERE van nu aan tot in der eeuwigheid. ~ ~ ~ ~
3173 Psa 133:3 | zegen en het leven tot in der eeuwigheid. ~ ~
3174 Psa 135:7 | opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt de bliksemen
3175 Psa 135:11 | 11 Sihon, den koning der Amorieten, en Og, den koning
3176 Psa 135:15 | 15 De afgoden der heidenen zijn zilver en
3177 Psa 136:1 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid; ~
3178 Psa 136:2 | 2 Looft den God der goden; want Zijn goedertierenheid
3179 Psa 136:2 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3180 Psa 136:3 | 3 Looft den Heere der heren; want Zijn goedertierenheid
3181 Psa 136:3 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3182 Psa 136:4 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3183 Psa 136:5 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3184 Psa 136:6 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3185 Psa 136:7 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3186 Psa 136:8 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3187 Psa 136:9 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3188 Psa 136:10 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3189 Psa 136:11 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3190 Psa 136:12 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3191 Psa 136:13 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3192 Psa 136:14 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3193 Psa 136:15 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3194 Psa 136:16 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3195 Psa 136:17 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3196 Psa 136:18 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3197 Psa 136:19 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3198 Psa 136:20 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3199 Psa 136:21 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3200 Psa 136:22 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3201 Psa 136:23 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3202 Psa 136:24 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3203 Psa 136:25 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~
3204 Psa 136:26 | Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. ~ ~
3205 Psa 138:1 | in de tegenwoordigheid der goden zal ik U psalmzingen. ~
3206 Psa 138:4 | 4Alle koningen der aarde zullen U, o HEERE!
3207 Psa 138:7 | ik wandel in het midden der benauwdheid, maakt Gij mij
3208 Psa 138:8 | goedertierenheid, HEERE! is in der eeuwigheid; en laat niet
3209 Psa 139:9 | woonde ik aan het uiterste der zee; ~
3210 Psa 139:15 | ben, in de nederste delen der aarde. ~
3211 Psa 140:8 | mijn hoofd bedekt ten dage der wapening. ~
3212 Psa 140:13 | ellendigen, en het recht der nooddruftigen zal uitvoeren. ~
3213 Psa 141:6 | rechters zijn aan de zijde der steenrots vrijgelaten geweest,
3214 Psa 141:9 | valstrikken van de werkers der ongerechtigheid. ~
3215 Psa 142:6 | Toevlucht, mijn Deel in het land der levenden. ~
3216 Psa 144:4 | 4 De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen
3217 Psa 144:7 | grote wateren, uit de hand der vreemden; ~
3218 Psa 144:8 | rechterhand is een rechterhand der valsheid. ~
3219 Psa 144:11 | mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen
3220 Psa 144:11 | rechterhand is een rechterhand der valsheid; ~
3221 Psa 145:5 | uitspreken de heerlijkheid der eer Uwer majesteit, en Uw
3222 Psa 145:7 | Zij zullen de gedachtenis der grootheid Uwer goedheid
3223 Psa 145:12 | Zijn mogendheden, en de eer der heerlijkheid Zijns Koninkrijks. ~
3224 Psa 145:18 | allen, die Hem aanroepen in der waarheid. ~
3225 Psa 145:21 | Zijn heiligen Naam loven in der eeuwigheid en altoos. ~ ~ ~ ~
3226 Psa 146:6 | is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid. ~
3227 Psa 146:8 | 8 De HEERE opent de ogen der blinden; de HEERE richt
3228 Psa 146:9 | de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij
3229 Psa 147:4 | 4 Hij telt het getal der sterren; Hij noemt ze allen
3230 Psa 147:14 | verzadigt u met het vette der tarwe. ~
3231 Psa 148:4 | 4 Looft Hem, gij hemelen der hemelen! en gij wateren,
3232 Psa 148:11 | 11 Gij koningen der aarde, en alle volken, gij
3233 Psa 148:11 | vorsten, en alle rechters der aarde! ~
3234 Psa 148:14 | al Zijner gunstgenoten, der kinderen Israels, des volks,
3235 Psa 150:3 | 3Looft Hem met geklank der bazuin; looft Hem met de
3236 Spre 1:6 | de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen. ~
3237 Spre 1:7 | des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten
3238 Spre 1:21 | Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren
3239 Spre 1:21 | woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar
3240 Spre 1:32 | 32 Want de afkering der slechten zal hen doden,
3241 Spre 1:32 | hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven. ~
3242 Spre 2:13 | Van degenen, die de paden der oprechtheid verlaten, om
3243 Spre 2:13 | om te gaan in de wegen der duisternis; ~
3244 Spre 2:20 | Opdat gij wandelt op den weg der goeden, en houdt de paden
3245 Spre 2:20 | goeden, en houdt de paden der rechtvaardigen. ~
3246 Spre 3:4 | verstand, in de ogen Gods en der mensen. ~
3247 Spre 3:16 | 16 Langheid der dagen is in haar rechterhand,
3248 Spre 3:17 | Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar
3249 Spre 3:25 | noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt. ~
3250 Spre 3:33 | goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. ~
3251 Spre 3:35 | eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op
3252 Spre 4:11 | Ik onderwijs u in den weg der wijsheid; ik doe u treden
3253 Spre 4:14 | Kom niet op het pad der goddelozen, en treed niet
3254 Spre 4:14 | en treed niet op den weg der bozen. ~
3255 Spre 4:17 | Want zij eten brood der goddeloosheid, en drinken
3256 Spre 4:18 | 18 Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk
3257 Spre 4:19 | 19 De weg der goddelozen is als donkerheid,
3258 Spre 4:24 | en doe de verdraaidheid der lippen verre van u. ~
3259 Spre 5:3 | 3 Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem,
3260 Spre 5:14 | kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering! ~
3261 Spre 5:14 | het midden der gemeente en der vergadering! ~
3262 Spre 5:20 | vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen? ~
3263 Spre 6:23 | licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens; ~
3264 Spre 6:24 | kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde tong. ~
3265 Spre 6:34 | des mans; en in den dag der wraak zal hij niet verschonen. ~
3266 Spre 7:22 | dwaas tot de tuchtiging der boeien. ~
3267 Spre 8:2 | 2 Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg,
3268 Spre 8:3 | 3 Aan de zijde der poorten, voor aan de stad,
3269 Spre 8:3 | de stad, aan den ingang der deuren roept Zij overluid: ~
3270 Spre 8:13 | weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden. ~
3271 Spre 8:16 | prinsen, al de rechters der aarde. ~
3272 Spre 8:20 | doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden
3273 Spre 8:23 | aanvang, van de oudheden der aarde aan. ~
3274 Spre 8:26 | de aanvang van de stofjes der wereld. ~
3275 Spre 8:29 | 29 Toen Hij der zee haar perk zette, opdat
3276 Spre 8:29 | toen Hij de grondvesten der aarde stelde; ~
3277 Spre 9:3 | de tinnen van de hoogten der stad: ~
3278 Spre 9:10 | des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap
3279 Spre 9:10 | wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand. ~
3280 Spre 9:14 | stoel, op de hoge plaatsen der stad; ~
3281 Spre 9:18 | genoden zijn in de diepten der hel. ~ ~
3282 Spre 10:2 | 2 Schatten der goddeloosheid doen geen
3283 Spre 10:3 | niet hongeren; maar de have der goddelozen stoot Hij weg. ~
3284 Spre 10:4 | wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk. ~
3285 Spre 10:6 | het geweld bedekt den mond der goddelozen. ~
3286 Spre 10:7 | zegening zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten. ~
3287 Spre 10:11 | het geweld bedekt den mond der goddelozen. ~
3288 Spre 10:15 | zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring. ~
3289 Spre 10:19 | 19 In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding
3290 Spre 10:20 | uitgelezen zilver; het hart der goddelozen is weinig waard. ~
3291 Spre 10:24 | overkomen; maar de begeerte der rechtvaardigen zal God geven. ~
3292 Spre 10:27 | de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort. ~
3293 Spre 10:28 | 28 De hoop der rechtvaardigen is blijdschap;
3294 Spre 10:28 | blijdschap; maar de verwachting der goddelozen zal vergaan. ~
3295 Spre 10:29 | sterkte; maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring. ~
3296 Spre 10:31 | wijsheid voort; maar de tong der verkeerdheden zal uitgeroeid
3297 Spre 10:32 | welgevallig is; maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid. ~ ~
3298 Spre 11:3 | 3 De oprechtheid der oprechten leidt hen; maar
3299 Spre 11:3 | hen; maar de verkeerdheid der trouwelozen verstoort hen. ~
3300 Spre 11:4 | Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid; maar de gerechtigheid
3301 Spre 11:6 | 6 De gerechtigheid der vromen zal hen redden; maar
3302 Spre 11:10 | vreugde over het welvaren der rechtvaardigen; en als de
3303 Spre 11:11 | 11 Door den zegen der oprechten wordt een stad
3304 Spre 11:11 | verheven; maar door den mond der goddelozen wordt zij verbroken.
3305 Spre 11:14 | behoudenis is in de veelheid der raadslieden. ~
3306 Spre 11:21 | onschuldig zijn; maar het zaad der rechtvaardigen zal ontkomen. ~
3307 Spre 11:23 | 23 De begeerte der rechtvaardigen is alleenlijk
3308 Spre 11:23 | goede; maar de verwachting der goddelozen is verbolgenheid. ~
3309 Spre 12:3 | goddeloosheid; maar de wortel der rechtvaardigen zal niet
3310 Spre 12:5 | 5 Der rechtvaardigen gedachten
3311 Spre 12:5 | rechtvaardigen gedachten zijn recht; der goddelozen raadslagen zijn
3312 Spre 12:6 | 6 De woorden der goddelozen zijn om op bloed
3313 Spre 12:6 | te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden. ~
3314 Spre 12:7 | meer zijn; maar het huis der rechtvaardigen zal bestaan. ~
3315 Spre 12:10 | maar de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed. ~
3316 Spre 12:12 | goddeloze begeert het net der bozen; maar de wortel der
3317 Spre 12:12 | der bozen; maar de wortel der rechtvaardigen zal uitgeven. ~
3318 Spre 12:13 | 13 In de overtreding der lippen is de strik des bozen;
3319 Spre 12:17 | bekend; maar een getuige der valsheden, bedrog. ~
3320 Spre 12:18 | uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn. ~
3321 Spre 12:23 | wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit. ~
3322 Spre 12:24 | 24 De hand der vlijtigen zal heersen; maar
3323 Spre 12:26 | zijn naaste; maar de weg der goddelozen doet hen dwalen. ~
3324 Spre 12:28 | 28 In het pad der gerechtigheid is het leven;
3325 Spre 13:2 | goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld. ~
3326 Spre 13:4 | er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt
3327 Spre 13:9 | 9 Het licht der rechtvaardigen zal zich
3328 Spre 13:9 | verblijden; maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust
3329 Spre 13:15 | aangenaamheid; maar de weg der trouwelozen is streng. ~
3330 Spre 13:20 | zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal
3331 Spre 13:23 | 23 Het ploegen der armen geeft veelheid der
3332 Spre 13:23 | der armen geeft veelheid der spijze; maar daar is een,
3333 Spre 13:25 | zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben. ~ ~
3334 Spre 14:3 | hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen. ~
3335 Spre 14:4 | de kracht van den os is der inkomsten veel. ~
3336 Spre 14:7 | zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken. ~
3337 Spre 14:8 | verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. ~
3338 Spre 14:11 | 11 Het huis der goddelozen zal verdelgd
3339 Spre 14:11 | verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. ~
3340 Spre 14:19 | buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen
3341 Spre 14:21 | zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die
3342 Spre 14:23 | overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot
3343 Spre 14:24 | 24 Der wijzen kroon is hun rijkdom;
3344 Spre 14:24 | hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. ~
3345 Spre 14:30 | maar nijd is verrotting der beenderen. ~
3346 Spre 14:33 | maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. ~
3347 Spre 14:34 | zonde is een schandvlek der natien. ~
3348 Spre 15:2 | 2 De tong der wijzen maakt de wetenschap
3349 Spre 15:2 | wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk
3350 Spre 15:4 | 4 De medicijn der tong is een boom des levens;
3351 Spre 15:7 | 7 De lippen der wijzen zullen de wetenschap
3352 Spre 15:7 | uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo. ~
3353 Spre 15:8 | 8 Het offer der goddelozen is den HEERE
3354 Spre 15:8 | een gruwel; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen. ~
3355 Spre 15:9 | 9 De weg der goddelozen is den HEERE
3356 Spre 15:14 | wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid
3357 Spre 15:19 | een doornheg; maar het pad der oprechten is wel gebaand. ~
3358 Spre 15:22 | raad is; maar door veelheid der raadslieden zal elkeen bestaan. ~
3359 Spre 15:25 | 25 Het huis der hovaardigen zal de HEERE
3360 Spre 15:25 | afrukken; maar de landpale der weduwe zal Hij vastzetten. ~
3361 Spre 15:26 | den HEERE een gruwel; maar der reinen zijn liefelijke redenen. ~
3362 Spre 15:28 | antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk
3363 Spre 15:29 | goddelozen; maar het gebed der rechtvaardigen zal Hij verhoren. ~
3364 Spre 15:30 | 30 Het licht der ogen verblijdt het hart;
3365 Spre 15:31 | hoort, zal in het midden der wijzen vernachten. ~
3366 Spre 15:33 | vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid; en de nederigheid
3367 Spre 16:1 | harten; maar het antwoord der tong is van den HEERE. ~
3368 Spre 16:8 | gerechtigheid, dan de veelheid der inkomsten zonder recht. ~
3369 Spre 16:12 | 12 Het is der koningen gruwel goddeloosheid
3370 Spre 16:13 | 13 De lippen der gerechtigheid zijn het welgevallen
3371 Spre 16:13 | gerechtigheid zijn het welgevallen der koningen; en elkeen van
3372 Spre 16:17 | 17 De baan der oprechten is van het kwaad
3373 Spre 16:21 | genoemd worden; en de zoetheid der lippen zal de lering vermeerderen. ~
3374 Spre 16:22 | des levens; maar de tucht der dwazen is dwaasheid. ~
3375 Spre 16:31 | kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden. ~
3376 Spre 17:2 | maakt, en in het midden der broederen zal hij erfenis
3377 Spre 17:6 | zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun
3378 Spre 17:24 | des zots zijn in het einde der aarde. ~
3379 Spre 18:4 | wateren; en de springader der wijsheid is een uitstortende
3380 Spre 18:15 | 15 Het hart der verstandigen bekomt wetenschap,
3381 Spre 18:15 | bekomt wetenschap, en het oor der wijzen zoekt wetenschap. ~
3382 Spre 18:16 | hem voor het aangezicht der groten. ~
3383 Spre 18:21 | leven zijn in het geweld der tong; en een ieder, die
3384 Spre 19:27 | te dwalen van de redenen der wetenschap. ~
3385 Spre 19:28 | bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid
3386 Spre 19:29 | en slagen voor den rug der zotten. ~ ~
3387 Spre 20:6 | Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid
3388 Spre 20:17 | 17 Het brood der leugen is den mens zoet;
3389 Spre 20:29 | 29 Der jongelingen sieraad is hun
3390 Spre 20:29 | sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de
3391 Spre 20:30 | 30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een
3392 Spre 21:4 | 4 Hoogheid der ogen, en trotsheid des harten,
3393 Spre 21:4 | des harten, en de ploeging der goddelozen, zijn zonde. ~
3394 Spre 21:7 | 7 De verwoesting der goddelozen zal hen doorsnijden,
3395 Spre 21:15 | doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid is het verschrikking. ~
3396 Spre 21:16 | afdwaalt, zal in de gemeente der doden rusten. ~
3397 Spre 21:22 | De wijze beklimt de stad der geweldigen, en werpt de
3398 Spre 21:27 | 27 Het offer der goddelozen is een gruwel;
3399 Spre 22:4 | 4 Het loon der nederigheid, met de vreze
3400 Spre 22:13 | ik mocht op het midden der straten gedood worden! ~
3401 Spre 22:14 | 14 De mond der vreemde vrouwen is een diepe
3402 Spre 22:15 | jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem
3403 Spre 22:17 | oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart
3404 Spre 22:21 | zekerheid van de redenen der waarheid; opdat gij de redenen
3405 Spre 22:21 | waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden moogt
3406 Spre 22:29 | zal voor het aangezicht der koningen gesteld worden;
3407 Spre 22:29 | worden; voor het aangezicht der ongeachte lieden zal hij
3408 Spre 23:10 | terug; en kom op de akkers der wezen niet; ~
3409 Spre 23:12 | en uw oren tot de redenen der wetenschap. ~
3410 Spre 23:29 | oorzaak? bij wien de roodheid der ogen? ~
3411 Spre 24:6 | voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning. ~
3412 Spre 24:9 | 9 De gedachte der dwaasheid is zonde; en een
3413 Spre 24:14 | Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als
3414 Spre 24:20 | beloning hebben, de lamp der goddelozen zal uitgeblust
3415 Spre 25:2 | te verbergen; maar de eer der koningen een zaak te doorgronden. ~
3416 Spre 25:3 | hemels, en aan de diepte der aarde, en aan het hart der
3417 Spre 25:3 | der aarde, en aan het hart der koningen is geen doorgronding. ~
3418 Spre 25:6 | en sta niet in de plaats der groten; ~
3419 Spre 25:13 | hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes;
3420 Spre 25:19 | een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een
3421 Spre 25:20 | een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. ~
3422 Spre 26:3 | en een roede voor den rug der zotten. ~
3423 Spre 26:7 | is een spreuk in den mond der zotten. ~
3424 Spre 26:9 | is een spreuk in den mond der zotten. ~
3425 Spre 27:9 | vriend, vanwege den raad der ziel. ~
3426 Spre 27:25 | worden, laat de kruiden der bergen verzameld worden. ~
3427 Spre 28:7 | verstandig zoon; maar die der vraten metgezel is, beschaamt
3428 Spre 29:3 | vader; maar die een metgezel der hoeren is, brengt het goed
3429 Spre 29:7 | kennis van de rechtzaak der armen; maar de goddeloze
3430 Spre 30:3 | geleerd, noch de wetenschap der heiligen gekend. ~
3431 Spre 30:4 | Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe
3432 Spre 30:17 | bespot, of de gehoorzaamheid der moeder veracht, dat zullen
3433 Spre 30:17 | veracht, dat zullen de raven der beek uitpikken, en des arends
3434 Spre 30:19 | van een schip in het hart der zee; en de weg eens mans
3435 Spre 30:24 | vier zijn van de kleinste der aarde; doch dezelve zijn
3436 Spre 30:28 | handen, en is in de paleizen der koningen. ~
3437 Spre 30:33 | 33 Want de drukking der melk brengt boter voort,
3438 Spre 31:26 | en op haar tong is leer der goeddadigheid. ~
3439 Spre 31:27 | haar huis; en het brood der luiheid eet zij niet. ~
3440 Pred 1:2 | 2 Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker;
3441 Pred 1:2 | zegt de prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. ~
3442 Pred 1:4 | maar de aarde staat in der eeuwigheid. ~
3443 Pred 1:13 | bezigheid heeft God den kinderen der mensen gegeven, om
3444 Pred 2:3 | zien wat den kinderen der mensen het best ware, dat
3445 Pred 2:3 | hemel, gedurende het getal der dagen huns levens. ~
3446 Pred 2:8 | zilver en goud, en kleinoden der koningen en der landschappen;
3447 Pred 2:8 | kleinoden der koningen en der landschappen; ik bestelde
3448 Pred 2:8 | zangeressen, en wellustigheden der mensenkinderen, snarenspel,
3449 Pred 3:10 | bezigheid, die God den kinderen der mensen gegeven heeft, om
3450 Pred 3:14 | wat God doet, dat zal in der eeuwigheid zijn, en er is
3451 Pred 3:16 | goddeloosheid; en ter plaatse der gerechtigheid, aldaar was
3452 Pred 3:18 | mijn hart van de positie der mensenkinderen, dat God
3453 Pred 3:19 | Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart
3454 Pred 3:19 | adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten
3455 Pred 3:21 | de adem van de kinderen der mensen opvaart naar boven,
3456 Pred 3:21 | opvaart naar boven, en de adem der beesten nederwaarts vaart
3457 Pred 4:1 | ziet, er waren de tranen der verdrukten, en dergenen,
3458 Pred 4:17 | nabij om te horen, dan om der zotten slachtoffer te geven;
3459 Pred 5:2 | des zots door de veelheid der woorden. ~
3460 Pred 5:6 | Want gelijk in de veelheid der dromen ijdelheden zijn,
3461 Pred 5:7 | beroving des gerichts en der gerechtigheid ziet in een
3462 Pred 5:17 | gedurende het getal der dagen zijns levens, hetwelk
3463 Pred 6:9 | Beter is het aanzien der ogen, dan het wandelen der
3464 Pred 6:9 | der ogen, dan het wandelen der begeerlijkheid. Dit is ook
3465 Pred 6:12 | leven, gedurende het getal der dagen van het leven zijner
3466 Pred 7:4 | 4 Het hart der wijzen is in het klaaghuis;
3467 Pred 7:4 | klaaghuis; maar het hart der zotten in het huis der vreugde. ~
3468 Pred 7:4 | hart der zotten in het huis der vreugde. ~
3469 Pred 7:5 | dat iemand hore het gezang der dwazen. ~
3470 Pred 7:6 | Want gelijk het geluid der doornen onder een pot is,
3471 Pred 7:9 | toorn rust in den boezem der dwazen. ~
3472 Pred 7:12 | schaduw; maar de uitnemendheid der wetenschap is, dat de wijsheid
3473 Pred 7:25 | te weten de goddeloosheid der zotheid, en de dwaasheid
3474 Pred 7:25 | zotheid, en de dwaasheid der onzinnigheden. ~
3475 Pred 8:1 | en wie weet de uitlegging der dingen? De wijsheid der
3476 Pred 8:1 | der dingen? De wijsheid der mensen verlicht zijn aangezicht,
3477 Pred 8:11 | het hart van de kinderen der mensen in hen vol om kwaad
3478 Pred 8:14 | wedervaart naar het werk der goddelozen, en er zijn goddelozen,
3479 Pred 8:14 | wedervaart naar het werk der rechtvaardigen. Ik zeg,
3480 Pred 9:3 | wedervaart, en dat ook het hart der mensenkinderen vol boosheid
3481 Pred 9:11 | zon, dat de loop niet is der snellen, noch de strijd
3482 Pred 9:11 | snellen, noch de strijd der helden, noch ook de spijs
3483 Pred 9:11 | helden, noch ook de spijs der wijzen, noch ook de rijkdom
3484 Pred 9:11 | wijzen, noch ook de rijkdom der verstandigen, noch ook de
3485 Pred 9:11 | noch ook de gunst der welwetenden, maar dat tijd
3486 Pred 9:12 | worden de kinderen der mensen verstrikt, ter bozer
3487 Pred 9:17 | 17 De woorden der wijzen moeten in stilheid
3488 Pred 10:11 | slang gebeten heeft, eer der bezwering geschied is, dan
3489 Pred 10:13 | 13 Het begin der woorden zijns monds is dwaasheid,
3490 Pred 10:15 | 15 De arbeid der zotten maakt een iegelijk
3491 Pred 10:17 | land! welks koning een zoon der edelen is, en welks vorsten
3492 Pred 10:18 | gebint, en door slapheid der handen wordt het huis doorlekkende. ~
3493 Pred 11:8 | ook gedenken aan de dagen der duisternis, want die zullen
3494 Pred 12:4 | er is een nederig geluid der maling, en hij opstaat op
3495 Pred 12:8 | 8 Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker;
3496 Pred 12:10 | geschrevene is recht, woorden der waarheid. ~
3497 Pred 12:11 | 11 De woorden der wijzen zijn gelijk prikkelen,
3498 Pred 12:11 | ingeslagen van de meesters der verzamelingen, die gegeven
3499 Hoo 1:6 | mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard,
3500 Hoo 1:8 | ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6228 |