Book Chapter: Verse
1 Lev 24:18 | doet dezelve; zo zult gij zeker wonen in het land. ~
2 Lev 24:19 | verzadiging toe; en gij zult zeker daarin wonen. ~
3 Lev 25:5 | verzadiging toe, en gij zult zeker in uw land wonen. ~
4 Deu 12:10 | vijanden rondom, en gij zult zeker wonen. ~
5 Deu 13:14 | de waarheid, de zaak is zeker, zulk een gruwel is in het
6 Deu 17:4 | de waarheid, de zaak is zeker, zulk een gruwel is in Israel
7 Deu 28:66 | gij zult van uw leven niet zeker zijn. ~
8 Deu 33:12 | beminde des HEEREN, hij zal zeker bij Hem wonen. Hij zal hem
9 Deu 33:28 | 28 Israel dan zal zeker alleen wonen, en Jakobs
10 Ric 3:24 | slot gedaan; zo zeiden zij: Zeker, hij bedekt zijn voeten
11 Ric 14:2 | haar vader zeide: Ik sprak zeker, dat gij haar ganselijk
12 Ric 14:7 | hen: Zoudt gij alzo doen? Zeker, als ik mij aan u gewroken
13 Ric 17:7 | wijze der Sidoniers, stil en zeker zijnde; en daar was geen
14 Ric 17:27 | te Lais, tot een stil en zeker volk, en sloegen hen met
15 1Sa 12:11 | vijanden rondom, alzo dat gij zeker woondet. ~
16 2Sa 11:23 | David: Die mannen zijn ons zeker te machtig geweest, en zijn
17 1Kon 4:25| En Juda en Israel woonden zeker, een iegelijk onder zijn
18 1Kon 20:23| sterker geweest dan wij; maar zeker, laat ons tegen hen op het
19 Neh 11:23 | konings van hen, te weten, een zeker onderhoud voor de zangers,
20 Job 24:22 | zo is men des levens niet zeker. ~
21 Job 31:34 | 34 Zeker, ik kon wel een grote menigte
22 Job 33:8 | 8 Zeker, gij hebt gezegd voor mijn
23 Psa 4:9 | HEERE! alleen zult mij doen zeker wonen. ~ ~
24 Psa 16:9 | zich; ook zal mijn vlees zeker wonen. ~
25 Psa 66:19 | 19 Maar zeker, God heeft gehoord; Hij
26 Psa 78:53 | 53 Ja, Hij leidde hen zeker, zodat zij niet vreesden;
27 Spre 1:33| die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust
28 Spre 3:23| Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw
29 Spre 10:9 | oprechtheid wandelt, wandelt zeker; maar die zijn wegen verkeert,
30 Spre 11:15| die in de hand klappen, is zeker. ~
31 Jes 14:30 | de nooddruftigen zullen zeker nederliggen; uw wortel daarentegen
32 Jes 32:9 | stem; gij dochters, die zo zeker zijt, neemt mijn redenen
33 Jes 32:10 | zijn, gij dochters, die zo zeker zijt, want de wijnoogst
34 Jes 32:11 | beroerd, dochters, die zo zeker zijt; trekt u uit, en ontbloot
35 Jes 47:8 | gij weelderige! die zo zeker woont, die in haar hart
36 Jer 2:35 | 35 Nog zegt gij: Zeker, ik ben onschuldig; Zijn
37 Jer 23:6 | verlost worden, en Israel zeker wonen; en dit zal Zijn naam
38 Jer 32:37 | wederbrengen, en zal hen zeker doen wonen.
39 Jer 33:16 | verlost worden, en Jeruzalem zeker wonen; en deze is, die haar
40 Eze 28:26 | En zij zullen daarin zeker wonen, en huizen bouwen,
41 Eze 28:26 | planten; ja, zij zullen zeker wonen; als Ik gerichten
42 Eze 34:25 | ophouden; en zij zullen zeker wonen in de woestijn, en
43 Eze 34:27 | inkomst geven, en zij zullen zeker zijn in hun land; en zullen
44 Eze 34:28 | vreten; maar zij zullen zeker wonen, en er zal niemand
45 Eze 38:8 | uitgevoerd zijn, en zij allemaal zeker zullen wonen. ~
46 Eze 38:11 | degenen, die in rust zijn, die zeker wonen, die altemaal wonen
47 Eze 38:14 | dage, als Mijn volk Israel zeker woont, niet gewaar worden? ~
48 Eze 39:6 | degenen, die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten,
49 Eze 39:26 | overtreden, toen zij in hun land zeker woonden, en er niemand was,
50 Dan 2:45 | gewis, en zijn uitlegging is zeker. ~
51 Mic 2:8 | mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, wederkomende
52 Zep 2:15 | opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart
53 Zac 14:11 | zijn; want Jeruzalem zal zeker wonen. ~
54 Matt 8:19| 19 En er kwam een zeker Schriftgeleerde tot Hem,
55 Matt 18:23| hemelen vergeleken bij een zeker koning, die rekening met
56 Matt 22:2 | der hemelen is gelijk een zeker koning, die zijn zoon een
57 Mark 7:9 | zeide tot hen: Gij doet zeker Gods gebod wel te niet,
58 Mark 14:51| 51 En een zeker jongeling volgde Hem, hebbende
59 Luk 1:5 | koning van Judea, was een zeker priester, met name Zacharias,
60 Luk 7:2 | een dienstknecht van een zeker hoofdman over honderd, die
61 Luk 7:41 | 41 Jezus zeide: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars;
62 Luk 8:27 | uitgegaan was, ontmoette Hem een zeker man uit de stad, die van
63 Luk 10:25 | 25 En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem
64 Luk 10:30 | antwoordende, zeide: Een zeker mens kwam af van Jeruzalem
65 Luk 10:31 | 31 En bij geval kwam een zeker priester denzelven weg af,
66 Luk 10:33 | 33 Maar een zeker Samaritaan, reizende, kwam
67 Luk 11:37 | nu dit sprak, bad Hem een zeker Farizeer, dat Hij bij hem
68 Luk 13:6 | zeide deze gelijkenis: Een zeker man had een vijgeboom, geplant
69 Luk 14:2 | 2 En ziet, er was een zeker waterzuchtig mens voor Hem. ~
70 Luk 14:16 | Maar Hij zeide tot hem: Een zeker mens bereidde een groot
71 Luk 15:11 | 11 En Hij zeide: Een zeker mens had twee zonen. ~
72 Luk 16:1 | Zijn discipelen: Er was een zeker rijk mens, welke een rentmeester
73 Luk 16:19 | 19 En er was een zeker rijk mens, en was gekleed
74 Luk 16:20 | 20 En er was een zeker bedelaar, met name Lazarus,
75 Luk 17:12 | 12 En als Hij in een zeker vlek kwam, ontmoetten Hem
76 Luk 18:2 | 2 Zeggende: Er was een zeker rechter in een stad, die
77 Luk 18:18 | 18 En een zeker overste vraagde Hem, zeggende:
78 Luk 18:35 | nabij Jericho kwam, dat een zeker blinde aan den weg zat,
79 Luk 19:12 | 12 Hij zeide dan: Een zeker welgeboren man reisde in
80 Luk 20:6 | stenigen; want zij houden voor zeker, dat Johannes een profeet
81 Luk 20:9 | gelijkenis te zeggen: Een zeker mens plantte een wijngaard,
82 Luk 23:19 | 19 Dewelke was om zeker oproer, dat in de stad geschied
83 Joha 4:46| gemaakt had. En er was een zeker koninklijk hoveling, wiens
84 Joha 5:5 | 5 En aldaar was een zeker mens, die acht en dertig
85 Joha 11:1 | 1 En er was een zeker man krank, genaamd Lazarus,
86 Hand 3:2 | 2 En een zeker man, die kreupel was van
87 Hand 5:1 | 1 En er was een zeker man te Cesarea, met name
88 Hand 5:11| den hemel geopend, en een zeker vat tot hem nederdalen,
89 Hand 6:5 | een gezicht, namelijk een zeker vat, gelijk een groot linnen
90 Hand 8:8 | 8 En een zeker man, te Lystre, zat onmachtig
91 Hand 10:1 | En ziet, aldaar was een zeker discipel, met name Timotheus,
92 Hand 12:24| 24 En een zeker Jood, met name Apollos,
93 Hand 14:9 | 9 En een zeker jongeling, met name Eutychus,
94 Hand 15:10| gebleven waren, kwam er een zeker profeet af van Judea, met
95 Hand 19:14| verhaald, zeggende: Hier is een zeker man van Felix gevangen gelaten; ~
96 Hand 21:16| 16 En lopende onder een zeker eilandje, genaamd Klauda,
97 Hand 21:26| 26 Doch wij moeten op een zeker eiland vervallen. ~
98 Fili 3:1 | verdrietig, en het is u zeker. ~
99 Heb 6:19 | anker der ziel, hetwelk zeker en vast is, en ingaat in
|