Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
woon 17
woonachtig 3
woonde 81
woonden 99
woondet 2
woonhuis 1
woonplaats 10
Frequency    [«  »]
99 mogen
99 sloegen
99 wijze
99 woonden
99 woont
99 zeker
98 bleef

Bijbel

IntraText - Concordances

woonden

   Book Chapter: Verse
1 Gen 11:2 | het land Sinear; en zij woonden aldaar. ~ 2 Gen 11:31 | zij kwamen tot Haran, en woonden aldaar. ~ 3 Gen 13:7 | herders van Lots vee. Ook woonden toen de Kanaanieten en Ferezieten 4 Gen 23:85 | 18 En zij woonden van Havila tot Sur toe, 5 Num 14:45 | Kanaanieten, die in dat gebergte woonden, en sloegen hen, en versmeten 6 Deu 1:44 | uit, die op dat gebergte woonden, u tegemoet, en vervolgden 7 Deu 2:8 | kinderen van Ezau, die in Seir woonden, van den weg des vlakken 8 Deu 2:10 | 10 De Emieten woonden te voren daarin, een groot, 9 Deu 2:12 | 12 Ook woonden de Horieten te voren in 10 Deu 2:20 | reuzen gehouden; de reuzen woonden te voren daarin, en de Ammonieten 11 Deu 2:21 | en aan hunlieder plaats woonden; ~ 12 Deu 2:23 | in Hazerim tot Gaza toe woonden, verdelgd, en aan hun plaats 13 Joz 13:13 | maar Gezur en Maachath woonden in het midden van Israel 14 Joz 15:63 | Jeruzalem, niet verdrijven; alzo woonden de Jebusieten bij de kinderen 15 Joz 16:10 | Kanaanieten niet, die te Gezer woonden; alzo woonden die Kanaanieten 16 Joz 16:10 | die te Gezer woonden; alzo woonden die Kanaanieten in het midden 17 Joz 19:47 | zwaards, en erfden haar, en woonden daarin; en zij noemden Lesem, 18 Joz 22:16 | en zij beerfden het, en woonden daarin. ~ 19 Joz 23:33 | Ruben en de kinderen van Gad woonden. ~ 20 Joz 25:8 | gene zijde van de Jordaan woonden, die streden tegen u; maar 21 Ric 1:10 | Kanaanieten, die te Hebron woonden (de naam nu van Hebron was 22 Ric 1:16 | is; en zij gingen heen en woonden met het volk. ~ 23 Ric 1:21 | verdreven; maar de Jebusieten woonden met de kinderen van Benjamin 24 Ric 1:29 | Kanaanieten niet, die te Gezer woonden; maar de Kanaanieten woonden 25 Ric 1:29 | woonden; maar de Kanaanieten woonden in het midden van hem te 26 Ric 1:30 | Nahalol; maar de Kanaanieten woonden in het midden van hem, en 27 Ric 1:32 | 32 Maar de Aserieten woonden in het midden der Kanaanieten, 28 Ric 1:32 | Kanaanieten, die in het land woonden; want zij verdreven hen 29 Ric 1:33 | Kanaanieten, die in het land woonden; doch de inwoners van Beth-Semes 30 Ric 3:5 | Als nu de kinderen Israels woonden in het midden der Kanaanieten, 31 Ric 10:21 | Amorieten, die in datzelve land woonden. ~ 32 Ric 17:28 | herbouwden zij de stad, en woonden daarin. ~ 33 Ric 20:23 | herbouwden de steden, en woonden daarin. ~ 34 1Sa 31:7 | kwamen de Filistijnen en woonden daarin. ~ 35 2Sa 2:3 | met zijn huisgezin; en zij woonden in de steden van Hebron. ~ 36 2Sa 5:6 | Jebusieten, die in dat land woonden. En zij spraken tot David, 37 2Sa 9:12 | die in het huis van Ziba woonden, waren knechten van Mefiboseth. ~ 38 1Kon 4:25| 25 En Juda en Israel woonden zeker, een iegelijk onder 39 1Kon 9:16| Kanaanieten, die in de stad woonden, gedood, en had haar aan 40 1Kon 11:24| getrokken zijnde naar Damaskus, woonden zij aldaar, en regeerden 41 1Kon 12:17| die in de steden van Juda woonden, over die regeerde Rehabeam 42 1Kon 21:11| edelen, die in zijn stad woonden, deden gelijk als Izebel 43 2Kon 14:5 | en de kinderen Israels woonden in hun tenten, als te voren. ~ 44 2Kon 19:24| Samaria erfelijk in, en woonden in haar steden. ~ 45 1Kro 2:55| schrijvers, die te Jabes woonden, de Tirathieten, de Simeathieten, 46 1Kro 4:28| 28 En zij woonden te Ber-seba, en te Molada, 47 1Kro 4:40| gerust; want die van Cham woonden daar tevoren. ~ 48 1Kro 4:41| tot op dezen dag; en zij woonden aan hun plaats, want daar 49 1Kro 4:43| onder de Amalekieten, en zij woonden aldaar tot op dezen dag. ~  ~ 50 1Kro 5:10| vielen door hun hand; en zij woonden in hun tenten tegen de gehele 51 1Kro 5:11| 11 De kinderen van Gad nu woonden tegen hen over, in het land 52 1Kro 5:16| 16 En zij woonden in Gilead, in Basan, en 53 1Kro 5:22| strijd van God was; en zij woonden in hun plaats, totdat zij 54 1Kro 5:23| halven stam van Manasse woonden in dat land. Zij werden 55 1Kro 8:28| naar hun geslachten; dezen woonden te Jeruzalem. ~ 56 1Kro 8:32| Mikloth gewon Simea; en dezen woonden ook tegenover hun broederen 57 1Kro 9:3 | 3 Maar te Jeruzalem woonden van de kinderen van Juda, 58 1Kro 9:34| in hun geslachten; dezen woonden te Jeruzalem. ~ 59 1Kro 9:38| Mikloth nu gewon Simeam; dezen woonden ook te Jeruzalem, tegenover 60 1Kro 10:7 | kwamen de Filistijnen en woonden daarin. ~ 61 1Kro 20:16| aan gene zijde der rivier woonden; en Sofach, de krijgsoverste 62 2Kro 11:17| die in de steden van Juda woonden, over die regeerde Rehabeam 63 2Kro 26:7 | Arabieren, die te Gur-Baal woonden, en tegen de Meunieten. ~ 64 2Kro 28:18| onderhorige plaatsen; en zij woonden aldaar. ~ 65 2Kro 30:25| gekomen waren, en die in Juda woonden. ~ 66 2Kro 31:6 | die in de steden van Juda woonden, brachten ook tienden der 67 Ezra 2:70| poortiers, en de Nethinim woonden in hun steden, en gans Israel 68 Ezra 4:17| gezelschappen, die te Samaria woonden; mitsgaders aan de overigen 69 Neh 3:26 | Nethinim nu, die in Ofel woonden, tot tegenover de Waterpoort 70 Neh 4:12 | als de Joden, die bij hen woonden, kwamen, dat zij het ons 71 Neh 7:73 | Nethinim, en gans Israel, woonden in hun steden. ~  ~ 72 Neh 8:18 | maakten loofhutten, en woonden in die loofhutten; want 73 Neh 11:1 | 1 Voorts woonden de oversten des volks te 74 Neh 11:3 | landschap, die te Jeruzalem woonden; (maar in de steden van 75 Neh 11:3 | maar in de steden van Juda woonden, een iegelijk op zijn bezitting, 76 Neh 11:4 | 4 Te Jeruzalem dan woonden sommigen van de kinderen 77 Neh 11:6 | Perez, die te Jeruzalem woonden, waren vierhonderd acht 78 Neh 11:21 | 21 En de Nethinim woonden in Ofel; en Ziha en Gispa 79 Neh 11:25 | dorpen nu op hun akkers woonden sommigen van de kinderen 80 Neh 11:31 | van Benjamin nu van Geba woonden in Michmas, en Aja, en Beth-El, 81 Neh 11:36 | 36 Van de Levieten nu, woonden sommigen in de verdelingen 82 Est 52:6 | dorpen, die in de dorpsteden woonden, den veertienden dag der 83 Jes 23:13 | die in de wildernissen woonden; zij richtten hun sterkten 84 Jer 44:1 | Joden, die in Egypteland woonden, die te Migdol woonden, 85 Jer 44:1 | Egypteland woonden, die te Migdol woonden, en te Tachpanhes, en te 86 Eze 3:15 | die aan de rivier Chebar woonden, en ik bleef daar zij woonden; 87 Eze 3:15 | woonden, en ik bleef daar zij woonden; ja, ik bleef daar verbaasd 88 Eze 26:17 | gaven aan allen, die in haar woonden! ~ 89 Eze 31:13 | Alle vogelen des hemels woonden op zijn omgevallen stam, 90 Eze 36:17 | Israels, als zij in hun land woonden, toen verontreinigden zij 91 Eze 39:26 | toen zij in hun land zeker woonden, en er niemand was, die      92 Dan 4:12 | en de vogelen des hemels woonden in      haar takken, en 93 Dan 6:26 | tongen, die op de ganse aarde woonden: Uw vrede worde vermenigvuldigd! ~ 94 Luk 1:58 | 58 En die daar rondom woonden, en haar magen hoorden, 95 Luk 1:65 | over allen, die rondom hen woonden; en in het gehele gebergte 96 Hand 6:29| broederen, die in Judea woonden. ~ 97 Hand 13:10| alzo dat allen, die in Azie woonden, het Woord van den Heere 98 Hand 13:17| en Grieken, die te Efeze woonden; en er viel een vreze over 99 Hand 16:12| van al de Joden, die daar woonden, ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License