Book Chapter: Verse
1 Gen 11:2 | als zij tegen het oosten togen, dat zij een laagte vonden
2 Gen 11:31 | zijn zoon Abram, en zij togen met hen uit Ur der Chaldeen,
3 Gen 12:5 | hadden in Haran; en zij togen uit, om te gaan naar het
4 Gen 24:31 | liet Izak hen gaan, en zij togen van hem in vrede. ~
5 Gen 34:23 | zijn broederen kwam, zo togen zij Jozef zijn rok uit,
6 Gen 38:3 | 3 Toen togen Jozefs tien broederen af,
7 Gen 38:26 | hun koren op hun ezels, en togen van daar. ~
8 Gen 39:15 | zij maakten zich op, en togen af naar Egypte, en zij stonden
9 Gen 46:7 | te begraven; en met hem togen op alle Farao's knechten,
10 Gen 46:9 | 9 En met hem togen op, zo wagenen als ruiteren;
11 Exo 13:18 | De kinderen Israels nu togen bij vijven uit Egypteland. ~
12 Exo 14:10 | en ziet, de Egyptenaars togen achter hen; en zij vreesden
13 Exo 19:2 | 2 Want zij togen uit Rafidim, en kwamen in
14 Num 10:12 | 12 En de kinderen Israels togen op, naar hun tochten, uit
15 Num 10:13 | 13 Alzo togen zij vooreerst op, naar den
16 Num 10:17 | en de zonen van Merari togen op, dragende den tabernakel. ~
17 Num 10:21 | 21 Toen togen op de Kohathieten, dragende
18 Num 10:33 | 33 Zo togen zij drie dagreizen van den
19 Num 32:3 | anderen daags van het pascha, togen de kinderen Israels uit
20 Deu 1:24 | 24 Die keerden zich, en togen op naar het gebergte, en
21 Deu 1:44 | 44 Toen togen de Amorieten uit, die op
22 Deu 2:1 | mij gesproken had, en wij togen om het gebergte Seir, vele
23 Deu 3:1 | Daarna keerden wij ons en togen op, den weg van Bazan; en
24 Deu 10:22 | 22 Uw vaderen togen af naar Egypte met zeventig
25 Joz 11:4 | 4 Dezen nu togen uit, en al hun heirlegers
26 Joz 18:9 | mannen dan gingen heen, en togen het land door en beschreven
27 Joz 19:47 | klein uitgekomen; daarom togen de kinderen van Dan op,
28 Joz 23:9 | van Manasse wederom, en togen van de kinderen Israels,
29 Joz 25:4 | maar Jakob en zijn kinderen togen af in Egypte. ~
30 Ric 1:16 | den schoonvader van Mozes, togen ook uit de Palmstad op,
31 Ric 3:27 | en de kinderen Israels togen met hem af van het gebergte,
32 Ric 3:28 | ulieder hand gegeven. En zij togen af, hem na, en namen de
33 Ric 8:27 | 27 En zij togen uit in het veld, en lazen
34 Ric 9:9 | 9 Daartoe togen de kinderen Ammons over
35 Ric 10:3 | vergaderden zich tot Jeftha, en togen met hem uit. ~
36 Ric 14:9 | 9 Toen togen de Filistijnen op, en legerden
37 Ric 17:12 | 12 En zij togen op, en legerden zich bij
38 Ric 17:13 | 13 En van daar togen zij door naar het gebergte
39 Ric 17:21 | Alzo keerden zij zich, en togen voort; en zij stelden de
40 Ric 18:14 | 14 Alzo togen zij voort, en wandelden;
41 Ric 19:1 | 1 Toen togen al de kinderen Israels uit,
42 Ric 19:18 | Israels maakten zich op, en togen opwaarts ten huize Gods,
43 Ric 19:20 | En de mannen van Israel togen uit ten strijde tegen Benjamin;
44 Ric 19:21 | 21 Toen togen de kinderen van Benjamin
45 Ric 19:23 | 23 En de kinderen Israels togen op, en weenden voor het
46 Ric 19:26 | 26 Toen togen alle kinderen Israels en
47 Ric 19:30 | 30 En de kinderen Israels togen op, aan den derden dag,
48 Ric 19:31 | 31 Toen togen de kinderen van Benjamin
49 Ric 20:23 | die zij roofden, en zij togen heen, en keerden weder tot
50 Ric 20:24 | 24 Ook togen de kinderen Israels te dier
51 Ric 20:24 | naar zijn geslacht; alzo togen zij uit van daar, een iegelijk
52 1Sa 7:11 | En de mannen van Israel togen uit van Mizpa, en vervolgden
53 1Sa 13:5 | oever der zee is; en zij togen op, en legerden zich te
54 1Sa 23:19 | 19 Toen togen de Zifieten op tot Saul
55 1Sa 25:13 | zijn zwaard aan; en zij togen op achter David, omtrent
56 1Sa 29:2 | vorsten der Filistijnen togen daarheen met honderden,
57 1Sa 29:2 | doch David met zijn mannen togen met Achis in den achtertocht. ~
58 1Sa 29:11 | Filistijnen daarentegen togen op naar Jizreel. ~ ~ ~
59 1Sa 31:9 | hieuwen zijn hoofd af, en zij togen zijn wapenen uit, en zij
60 2Sa 2:13 | en de knechten van David, togen ook uit; en zij ontmoetten
61 2Sa 5:17 | Israel gezalfd hadden, zo togen alle Filistijnen op om David
62 2Sa 5:22 | 22 Daarna togen de Filistijnen weder op;
63 2Sa 10:8 | 8 En de kinderen Ammons togen uit, en stelden de slagorde
64 2Sa 19:17 | knechten met hem; en zij togen vaardiglijk over de Jordaan,
65 2Sa 20:7 | 7 Toen togen uit, hem achterna, de mannen
66 2Sa 20:7 | en al de helden. Dezen togen uit van Jeruzalem, om Seba,
67 2Sa 24:8 | 8 Alzo togen zij om door het ganse land;
68 1Kon 20:16| 16 En zij togen uit op den middag. Benhadad
69 1Kon 20:17| oversten der landschappen togen eerst uit. Doch Benhadad
70 1Kon 20:19| 19 Zo togen deze jongens van de oversten
71 2Kon 3:12| HEEREN woord is bij hem. Zo togen tot hem af de koning van
72 2Kon 5:24| liet de mannen gaan, en zij togen heen. ~
73 2Kon 9:21| ieder op zijn wagen; en zij togen uit Jehu tegemoet, en vonden
74 2Kon 20:17| heir naar Jeruzalem; en zij togen op, en kwamen naar Jeruzalem.
75 2Kon 26:10| 10 Te dier tijd togen de knechten van Nebukadnezar,
76 1Kro 11:15| drie uit de dertig hoofden togen af naar den rotssteen tot
77 1Kro 14:8 | over het ganse Israel, zo togen al de Filistijnen op om
78 2Kro 19:31| koning van Israel; en zij togen rondom hem, om te strijden;
79 2Kro 21:10| als zij uit Egypteland togen, maar zij weken van hen,
80 2Kro 21:20| des morgens vroeg op, en togen uit naar de woestijn van
81 2Kro 22:17| 17 Die togen op in Juda, en braken daarin,
82 2Kro 22:37| 17 Die togen op in Juda, en braken daarin,
83 2Kro 23:15| 2 Die togen om in Juda, en vergaderden
84 2Kro 31:1 | Als zij nu voleind hadden, togen alle Israelieten, die er
85 Ezra 2:59| 59 Dezen togen ook op van Tel-melah, Tel-harsa,
86 Ezra 4:23| gezelschappen gelezen was, togen zij in haast naar Jeruzalem
87 Ezra 7:7 | poortiers, en de Nethinim, togen op naar Jeruzalem, in het
88 Neh 7:61 | 61 Ook togen dezen op van Thel-melah,
89 Est 49:7 | reden en op muildieren, togen snellijk uit, aangedreven
90 Jer 39:3 | vorsten des konings van Babel togen henen in, en hielden bij
91 Jer 39:4 | zagen, zo vloden zij, en togen bij nacht uit de stad, door
92 Jer 41:12 | namen zij al de mannen, en togen henen, om met Ismael, den
93 Jer 41:17 | 17 En zij togen henen, en sloegen zich neder
94 Jer 43:7 | 7 En zij togen in Egypteland, want zij
95 Jer 52:7 | de stad rondom), en zij togen door den weg des vlakken
96 Amos 4:8 | En twee, drie steden togen om tot een stad, opdat zij
97 Zac 3:5 | hoed op zijn hoofd, en zij togen hem klederen aan; en de
98 Zac 7:11 | weigerden op te merken, en togen hun schouder terug, en zij
|