1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6208
Book Chapter: Verse
2501 1Kon 20:42 | hebt laten gaan, zo zal uw ziel in de plaats van zijn
2502 1Kon 20:42 | plaats van zijn ziel zijn, en uw volk in de plaats van zijn
2503 1Kon 21:2 | Naboth, zeggende: Geef mij uw wijngaard, opdat hij mij
2504 1Kon 21:2 | die; of, zo het goed in uw ogen is, zal ik u in geld
2505 1Kon 21:5 | tot hem: Wat is dit, dat uw geest dus gemelijk is, en
2506 1Kon 21:6 | hem gezegd heb: Geef mij uw wijngaard om geld, of, zo
2507 1Kon 21:7 | regeren? Sta op, eet brood, en uw hart zij vrolijk; ik zal
2508 1Kon 21:19 | hebben, zullen de honden uw bloed lekken, ja het uwe! ~
2509 1Kon 21:21 | kwaad over u brengen, en uw nakomelingen wegdoen; en
2510 1Kon 21:22 | 22 En Ik zal uw huis maken gelijk het huis
2511 1Kon 22:4 | gij zijt, zo mijn volk als uw volk, zo mijn paarden als
2512 1Kon 22:4 | volk, zo mijn paarden als uw paarden. ~
2513 1Kon 22:13 | tot den koning; dat toch uw woord zij, gelijk als het
2514 1Kon 22:23 | in den mond van al deze uw profeten gegeven; en de
2515 1Kon 22:30 | strijd komen; maar gij, trek uw klederen aan. Alzo verstelde
2516 1Kon 22:34 | hij tot zijn voerman: Keer uw hand, en voer mij uit het
2517 1Kon 22:50 | Laat mijn knechten met uw knechten op de schepen varen;
2518 2Kon 1:10 | den hemel, en vertere u en uw vijftigen. Toen daalde vuur
2519 2Kon 1:12 | den hemel, en vertere u en uw vijftigen. Toen daalde vuur
2520 2Kon 1:13 | mijn ziel en de ziel van uw knechten, van deze vijftigen,
2521 2Kon 1:13 | vijftigen, dierbaar zijn in uw ogen! ~
2522 2Kon 1:14 | mijn ziel dierbaar zijn in uw ogen! ~
2523 2Kon 2:2 | waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft ik zal u niet
2524 2Kon 2:3 | gij, dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen
2525 2Kon 2:3 | HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij
2526 2Kon 2:4 | waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet
2527 2Kon 2:5 | gij, dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen
2528 2Kon 2:5 | HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij
2529 2Kon 2:6 | waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet
2530 2Kon 2:9 | Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn! ~
2531 2Kon 2:16 | hem: Zie nu, er zijn bij uw knechten vijftig dappere
2532 2Kon 2:16 | laat hen toch heengaan, en uw heer zoeken, of niet misschien
2533 2Kon 3:7 | gij zijt, zo mijn volk als uw volk, zo mijn paarden als
2534 2Kon 3:7 | volk, zo mijn paarden als uw paarden. ~
2535 2Kon 3:17 | gij zult drinken, gij en uw vee, en uw beesten. ~
2536 2Kon 3:17 | drinken, gij en uw vee, en uw beesten. ~
2537 2Kon 4:1 | riep tot Elisa, zeggende: Uw knecht, mijn man, is gestorven,
2538 2Kon 4:1 | gestorven, en gij weet, dat uw knecht den HEERE was vrezende;
2539 2Kon 4:2 | huis hebt. En zij zeide: Uw dienstmaagd heeft niet met
2540 2Kon 4:3 | vaten van buiten, van al uw naburen ledige vaten; maak
2541 2Kon 4:4 | sluit de deur voor u en voor uw zonen toe; daarna giet in
2542 2Kon 4:7 | verkoop de olie, en betaal uw schuldheer; gij dan met
2543 2Kon 4:7 | schuldheer; gij dan met uw zonen, leef bij het overige. ~
2544 2Kon 4:16 | gij, man Gods, lieg tegen uw dienstmaagd niet. ~
2545 2Kon 4:26 | wel met u? Is het wel met uw man? Is het wel met uw kind?
2546 2Kon 4:26 | met uw man? Is het wel met uw kind? En zij zeide: Het
2547 2Kon 4:29 | hij zeide tot Gehazi: Gord uw lenden, en neem mijn staf
2548 2Kon 4:29 | lenden, en neem mijn staf in uw hand, en ga henen; zo gij
2549 2Kon 4:30 | waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet
2550 2Kon 4:36 | hem; en hij zeide: Neem uw zoon op. ~
2551 2Kon 5:8 | zeggen: Waarom hebt gij uw klederen gescheurd? Laat
2552 2Kon 5:10 | zevenmaal in de Jordaan, en uw vlees zal u wederkomen,
2553 2Kon 5:15 | neem toch een zegen van uw knecht. ~
2554 2Kon 5:17 | zeide: Zo niet; laat toch uw knecht gegeven worden een
2555 2Kon 5:17 | een juk muildieren; want uw knecht zal niet meer brandoffer
2556 2Kon 5:18 | deze zaak vergeve de HEERE uw knecht: wanneer mijn heer
2557 2Kon 5:18 | Rimmon, de HEERE vergeve toch uw knecht in deze zaak. ~
2558 2Kon 5:25 | waar, Gehazi? En hij zeide: Uw knecht is noch herwaarts
2559 2Kon 5:27 | van Naaman aankleven, en uw zaad in eeuwigheid! Toen
2560 2Kon 6:1 | plaats, waar wij wonen voor uw aangezicht, is voor ons
2561 2Kon 6:3 | believe u toch te gaan met uw knechten. En hij zeide:
2562 2Kon 6:12 | kennen de woorden, die gij in uw binnenste slaapkamer spreekt. ~
2563 2Kon 6:22 | gij ook slaan, die gij met uw zwaard en met uw boog gevangen
2564 2Kon 6:22 | gij met uw zwaard en met uw boog gevangen hadt? Zet
2565 2Kon 6:28 | heeft tot mij gezegd: Geef uw zoon, dat wij hem heden
2566 2Kon 6:29 | daags tot haar zeide: Geef uw zoon, dat wij hem eten,
2567 2Kon 7:2 | zeide: Zie, gij zult het met uw ogen zien, doch daarvan
2568 2Kon 7:19 | gezegd: Zie, gij zult het met uw ogen zien, doch daarvan
2569 2Kon 8:1 | u op, en ga heen, gij en uw huisgezin, en verkeer als
2570 2Kon 8:8 | Hazael: Neem een geschenk in uw hand, en ga den man Gods
2571 2Kon 8:9 | zijn aangezicht, en zeide: Uw zoon Benhadad, de koning
2572 2Kon 8:13 | Hazael zeide: Maar wat is uw knecht, die een hond is,
2573 2Kon 9:1 | hij zeide tot hem: Gord uw lenden, en neem deze oliekruik
2574 2Kon 9:1 | en neem deze oliekruik in uw hand, en ga heen naar Ramoth
2575 2Kon 9:7 | zult het huis van Achab, uw heer, slaan, opdat Ik het
2576 2Kon 9:22 | lang als de hoererijen van uw moeder Izebel, en haar toverijen
2577 2Kon 10:2 | zijn, dewijl de zonen van uw heer bij u zijn, ook de
2578 2Kon 10:5 | Jehu, zeggende: Wij zijn uw knechten, en al wat gij
2579 2Kon 10:5 | maken; doe wat goed is in uw ogen. ~
2580 2Kon 10:15 | en hij zeide tot hem: Is uw hart recht, gelijk als mijn
2581 2Kon 10:15 | gelijk als mijn hart met uw hart is? En Jonadab zeide:
2582 2Kon 10:15 | Het is, ja, het is; geef uw hand. En hij gaf zijn hand,
2583 2Kon 10:24 | van de mannen, die ik in uw handen gebracht heb, ontkomt,
2584 2Kon 12:7 | dan, neemt geen geld van uw bekenden, dat gij het zoudt
2585 2Kon 13:7 | dan, neemt geen geld van uw bekenden, dat gij het zoudt
2586 2Kon 14:16 | den koning van Israel: Leg uw hand aan den boog, en hij
2587 2Kon 15:9 | Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw;
2588 2Kon 15:10 | dapper geslagen, daarom heeft uw hart u verheven; heb de
2589 2Kon 15:10 | heb de eer, en blijf in uw huis; want waarom zoudt
2590 2Kon 17:7 | Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op,
2591 2Kon 17:7 | zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos
2592 2Kon 18:7 | Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op,
2593 2Kon 18:7 | zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos
2594 2Kon 19:13 | zeggende: Bekeert u van uw boze wegen en houdt Mijn
2595 2Kon 19:13 | naar al de wet, die Ik uw vaderen geboden heb, en
2596 2Kon 19:39 | 39 Maar den HEERE, uw God, zult gij vrezen; en
2597 2Kon 19:39 | redden uit de hand van al uw vijanden. ~
2598 2Kon 20:26 | Rabsake: Spreek toch tot uw knechten in het Syrisch,
2599 2Kon 20:27 | Heeft mijn heer mij tot uw heer en tot u gezonden,
2600 2Kon 21:4 | Misschien zal de HEERE, uw God, horen al de woorden
2601 2Kon 21:4 | met woorden, die de HEERE, uw God, gehoord heeft; hef
2602 2Kon 21:6 | tot hen: Zo zult gij tot uw heer zeggen: Zo zegt de
2603 2Kon 21:10 | van Juda, zeggende: Laat u uw God niet bedriegen, op welken
2604 2Kon 21:16 | 16 O, HEERE! neig Uw oor en hoor, doe, HEERE!
2605 2Kon 21:16 | oor en hoor, doe, HEERE! Uw ogen open en zie, en hoor
2606 2Kon 21:22 | gij de stem verheven, en uw ogen omhoog opgeheven? Tegen
2607 2Kon 21:27 | 27 Maar Ik weet uw zitten, en uw uitgaan, en
2608 2Kon 21:27 | Maar Ik weet uw zitten, en uw uitgaan, en uw inkomen,
2609 2Kon 21:27 | zitten, en uw uitgaan, en uw inkomen, en uw woeden tegen
2610 2Kon 21:27 | uitgaan, en uw inkomen, en uw woeden tegen Mij. ~
2611 2Kon 21:28 | 28 Om uw woeden tegen Mij, en dat
2612 2Kon 21:28 | woeden tegen Mij, en dat uw woeling voor Mijn oren opgekomen
2613 2Kon 21:28 | opgekomen is, zo Mijn gebit in uw lippen, en Ik zal u doen
2614 2Kon 22:1 | de HEERE: Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven,
2615 2Kon 22:3 | gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en
2616 2Kon 22:3 | gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En
2617 2Kon 22:5 | zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed
2618 2Kon 22:5 | van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw
2619 2Kon 22:5 | uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal
2620 2Kon 22:6 | Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen, en zal u
2621 2Kon 22:15 | Wat hebben zij gezien in uw huis? En Hizkia zeide: Zij
2622 2Kon 22:17 | dagen komen, dat al wat in uw huis is, en wat uw vaderen
2623 2Kon 22:17 | wat in uw huis is, en wat uw vaderen tot dezen dage toe
2624 2Kon 22:18 | 18 Daartoe zullen zij van uw zonen, die uit u zullen
2625 2Kon 24:9 | bescheid weder, en hij zeide: Uw knechten hebben het geld,
2626 2Kon 24:19 | 19 Omdat uw hart week geworden is, en
2627 2Kon 24:19 | zullen worden, en dat gij uw klederen gescheurd en voor
2628 2Kon 24:20 | Ik zal u verzamelen tot uw vaderen, en gij zult met
2629 2Kon 24:20 | en gij zult met vrede in uw graf verzameld worden, en
2630 2Kon 24:20 | graf verzameld worden, en uw ogen zullen al het kwaad
2631 2Kon 25:21 | zeggende: Houdt den HEERE, uw God, pascha, gelijk in dit
2632 1Kro 4:10 | landpale vermeerderen zult, en Uw hand met mij zijn zal, en
2633 1Kro 10:4 | tot zijn wapendrager: Trek uw zwaard uit en doorsteek
2634 1Kro 11:1 | zeggende: Zie, wij zijn uw gebeente en uw vlees. ~
2635 1Kro 11:1 | wij zijn uw gebeente en uw vlees. ~
2636 1Kro 11:2 | ingeleid; ook heeft de HEERE, uw God, tot u gezegd: Gij zult
2637 1Kro 12:18 | en hij zeide: Wij zijn uw, o David, en met u zijn
2638 1Kro 12:18 | Vrede, vrede zij u, en vrede uw helperen; want uw God helpt
2639 1Kro 12:18 | vrede uw helperen; want uw God helpt u. Toen nam David
2640 1Kro 14:10 | Trek op, want Ik zal hen in uw hand geven. ~
2641 1Kro 14:15 | strijde; want God zal voor uw aangezicht uitgegaan zijn,
2642 1Kro 15:12 | Levieten; heiligt u, gij en uw broeders, dat gij de ark
2643 1Kro 16:35 | van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven, en
2644 1Kro 17:2 | David: Doe alles, wat in uw hart is, want God is met
2645 1Kro 17:8 | heengegaan zijt, en Ik heb al uw vijanden uitgeroeid van
2646 1Kro 17:8 | vijanden uitgeroeid van voor uw aangezicht; en Ik heb u
2647 1Kro 17:10 | Mijn volk Israel; en heb al uw vijanden vernederd; ook
2648 1Kro 17:11 | het zal geschieden, als uw dagen zullen vervuld zijn,
2649 1Kro 17:11 | zijn, dat gij heengaat tot uw vaderen, zo zal Ik uw zaad
2650 1Kro 17:11 | tot uw vaderen, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan,
2651 1Kro 17:11 | doen opstaan, hetwelk uit uw zonen zijn zal, en Ik zal
2652 1Kro 17:17 | 17 En dit is klein in Uw ogen geweest, o God! daarom
2653 1Kro 17:18 | voegen, vanwege de eer aan Uw knecht? Doch Gij kent Uw
2654 1Kro 17:18 | Uw knecht? Doch Gij kent Uw knecht wel. ~
2655 1Kro 17:19 | Uws knechts wil, en naar Uw hart, hebt Gij al dezen
2656 1Kro 17:21 | 21 En wie is als Uw volk Israel, een enig volk
2657 1Kro 17:22 | 22 En Gij hebt Uw volk Israel U ten volk gemaakt
2658 1Kro 17:23 | het woord, dat Gij over Uw knecht gesproken hebt, en
2659 1Kro 17:24 | 24 Ja, het worde waar, en Uw Naam worde groot gemaakt
2660 1Kro 17:24 | en het huis van David, Uw knecht, zij bestendig voor
2661 1Kro 17:24 | knecht, zij bestendig voor Uw aangezicht. ~
2662 1Kro 17:25 | bouwen zoudt; daarom heeft Uw knecht in zijn hart gevonden,
2663 1Kro 17:25 | zijn hart gevonden, om voor Uw aangezicht te bidden. ~
2664 1Kro 17:26 | Gij hebt dit goede over Uw knecht gesproken. ~
2665 1Kro 17:27 | dat het in eeuwigheid voor Uw aangezicht zij; want Gij,
2666 1Kro 20:3 | Ammons tot Hanun: Eert David uw vader in uw ogen, omdat
2667 1Kro 20:3 | Eert David uw vader in uw ogen, omdat hij troosters
2668 1Kro 22:15 | Het is genoeg, trek nu uw hand af. De engel des HEEREN
2669 1Kro 22:17 | HEERE, mijn God, dat toch Uw hand tegen mij, en tegen
2670 1Kro 22:17 | vaders zij, maar niet tegen Uw volk ter plage. ~
2671 1Kro 22:24 | den HEERE niet nemen wat uw is, dat ik een brandoffer
2672 1Kro 23:18 | 18 Is niet de HEERE, uw God, met ulieden, en heeft
2673 1Kro 23:19 | 19 Zo begeeft dan nu uw hart en uw ziel, om te zoeken
2674 1Kro 23:19 | begeeft dan nu uw hart en uw ziel, om te zoeken den HEERE,
2675 1Kro 23:19 | om te zoeken den HEERE, uw God, en maakt u op, en bouwt
2676 1Kro 29:6 | Hij heeft tot mij gezegd: Uw zoon Salomo, die zal Mijn
2677 1Kro 29:8 | land erfelijk bezit, en uw kinderen na u tot in eeuwigheid
2678 1Kro 29:21 | ganse volk, bereid tot al uw bevelen. ~ ~ ~
2679 1Kro 30:11 | 11 Uw, o HEERE, is de grootheid,
2680 1Kro 30:11 | hemel en op aarde is, is Uw: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk,
2681 1Kro 30:11 | hemel en op aarde is, is Uw: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk,
2682 1Kro 30:12 | rijkdom en eer zijn voor Uw aangezicht, en Gij heerst
2683 1Kro 30:12 | heerst over alles; en in Uw hand is kracht en macht;
2684 1Kro 30:12 | macht; ook staat het in Uw hand alles groot te maken
2685 1Kro 30:14 | en wij geven het U uit Uw hand. ~
2686 1Kro 30:15 | vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht, gelijk al onze
2687 1Kro 30:16 | Uwer heiligheid, dat is van Uw hand, en het is alles Uw. ~
2688 1Kro 30:16 | Uw hand, en het is alles Uw. ~
2689 1Kro 30:17 | en ik heb nu met vreugde Uw volk, dat hier bevonden
2690 1Kro 30:19 | volkomen hart, om te houden Uw geboden, Uw getuigenissen
2691 1Kro 30:19 | om te houden Uw geboden, Uw getuigenissen en Uw inzettingen;
2692 1Kro 30:19 | geboden, Uw getuigenissen en Uw inzettingen; en om alles
2693 1Kro 30:20 | gemeente: Looft nu den HEERE, uw God! Toen loofde de ganse
2694 2Kro 1:9 | 9 Nu, HEERE God, laat Uw woord waar worden, gedaan
2695 2Kro 1:10 | en inga; want wie zou dit Uw groot volk kunnen richten? ~
2696 2Kro 1:11 | Salomo: Daarom, dat dit in uw hart geweest is, en gij
2697 2Kro 2:8 | Libanon; want ik weet, dat uw knechten het hout van Libanon
2698 2Kro 2:8 | mijn knechten zullen met uw knechten zijn. ~
2699 2Kro 2:10 | 10 En zie, ik zal uw knechten, den houwers, die
2700 2Kro 2:14 | voorgesteld worden, met uw wijzen, en de wijzen van
2701 2Kro 2:14 | de wijzen van mijn heer, uw vader David. ~
2702 2Kro 2:16 | uit den Libanon, naar al uw nooddruft, en zullen het
2703 2Kro 7:2 | en een vaste plaats tot Uw eeuwige woning. ~
2704 2Kro 7:8 | vader David: Dewijl dat in uw hart geweest is, Mijn Naam
2705 2Kro 7:8 | hebt welgedaan, dat het in uw hart geweest is. ~
2706 2Kro 7:9 | dat huis niet bouwen, maar uw zoon, die uit uw lenden
2707 2Kro 7:9 | bouwen, maar uw zoon, die uit uw lenden voortkomen zal, die
2708 2Kro 7:14 | verbond en de weldadigheid aan Uw knechten, die voor Uw aangezicht
2709 2Kro 7:14 | aan Uw knechten, die voor Uw aangezicht met hun ganse
2710 2Kro 7:15 | 15 Die Uw knecht, mijn vader David,
2711 2Kro 7:15 | gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken,
2712 2Kro 7:15 | hebt Gij gesproken, en met Uw hand vervuld, gelijk het
2713 2Kro 7:16 | HEERE, God van Israel, houd Uw knecht, mijn vader David,
2714 2Kro 7:16 | van Israel; alleenlijk zo uw zonen hun weg bewaren, om
2715 2Kro 7:17 | HEERE, God van Israel! Laat Uw woord waar worden, hetwelk
2716 2Kro 7:17 | hetwelk Gij gesproken hebt tot Uw knecht, tot David. ~
2717 2Kro 7:19 | geroep en naar het gebed, dat Uw knecht voor Uw aangezicht
2718 2Kro 7:19 | gebed, dat Uw knecht voor Uw aangezicht bidt. ~
2719 2Kro 7:20 | 20 Dat Uw ogen open zijn, dag en nacht,
2720 2Kro 7:20 | dewelke Gij gezegd hebt, Uw Naam daar te zullen zetten;
2721 2Kro 7:20 | naar het gebed, hetwelk Uw knecht bidden zal in deze
2722 2Kro 7:21 | dan naar de smekingen van Uw knecht, en van Uw volk Israel,
2723 2Kro 7:21 | smekingen van Uw knecht, en van Uw volk Israel, die in deze
2724 2Kro 7:22 | en de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen
2725 2Kro 7:23 | hemel, en doe, en richt Uw knechten, vergeldende den
2726 2Kro 7:24 | 24 Wanneer ook Uw volk Israel voor het aangezicht
2727 2Kro 7:24 | hebben, en zich bekeren, en Uw Naam belijden, en voor Uw
2728 2Kro 7:24 | Uw Naam belijden, en voor Uw aangezicht in dit huis bidden
2729 2Kro 7:25 | en vergeef de zonden van Uw volk Israel, en breng hen
2730 2Kro 7:26 | in deze plaats bidden, en Uw Naam belijden, en van hun
2731 2Kro 7:27 | zonden Uwer knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun
2732 2Kro 7:27 | zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot
2733 2Kro 7:27 | regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven
2734 2Kro 7:29 | van enig mens, of van al Uw volk Israel geschieden zal,
2735 2Kro 7:31 | vrezen, om te wandelen in Uw wegen, al de dagen, die
2736 2Kro 7:32 | aangaande den vreemde, die van Uw volk Israel niet zijn zal,
2737 2Kro 7:33 | opdat alle volken der aarde Uw Naam kennen, zo om U te
2738 2Kro 7:33 | zo om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel, als om te weten,
2739 2Kro 7:33 | Israel, als om te weten, dat Uw Naam genoemd wordt over
2740 2Kro 7:34 | 34 Wanneer Uw volk in den krijg tegen
2741 2Kro 7:34 | naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam gebouwd heb; ~
2742 2Kro 7:38 | en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd heb; ~
2743 2Kro 7:39 | hun recht uit, en vergeef Uw volk, wat zij tegen U gezondigd
2744 2Kro 7:40 | Nu, mijn God, laat toch Uw ogen open en Uw oren opmerkende
2745 2Kro 7:40 | laat toch Uw ogen open en Uw oren opmerkende zijn tot
2746 2Kro 7:41 | HEERE God, maak U op tot Uw rust, Gij en de ark Uwer
2747 2Kro 7:41 | de ark Uwer kracht; laat Uw priesters, HEERE God, met
2748 2Kro 7:41 | bekleed worden, en laat Uw gunstgenoten over het goede
2749 2Kro 7:42 | weldadigheden van David, Uw knecht. ~ ~
2750 2Kro 8:12 | Hij zeide tot hem: Ik heb uw gebed verhoord, en heb Mij
2751 2Kro 8:17 | wandelen zult, gelijk als uw vader David gewandeld heeft,
2752 2Kro 8:18 | gelijk als Ik een verbond met uw vader David gemaakt heb,
2753 2Kro 8:19 | Mijn geboden, die Ik voor uw aangezicht gegeven heb,
2754 2Kro 10:5 | mijn land gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid. ~
2755 2Kro 10:5 | heb, van uw zaken en van uw wijsheid. ~
2756 2Kro 10:7 | 7 Welgelukzalig zijn uw mannen, en welgelukzalig
2757 2Kro 10:7 | mannen, en welgelukzalig deze uw knechten, die geduriglijk
2758 2Kro 10:7 | knechten, die geduriglijk voor uw aangezicht staan, en uw
2759 2Kro 10:7 | uw aangezicht staan, en uw wijsheid horen. ~
2760 2Kro 10:8 | 8 Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u gehad
2761 2Kro 10:8 | op Zijn troon, den HEERE, uw God, tot een koning te zetten;
2762 2Kro 10:8 | koning te zetten; overmits uw God Israel bemint, om hetzelve
2763 2Kro 11:4 | 4 Uw vader heeft ons juk hard
2764 2Kro 11:7 | zullen zij te allen dage uw knechten zijn. ~
2765 2Kro 11:9 | zeggende: Maak het juk, dat uw vader ons opgelegd heeft,
2766 2Kro 11:10 | gesproken heeft, zeggende: Uw vader heeft ons juk zwaar
2767 2Kro 11:11 | doen laden, zo zal ik boven uw juk nog daartoe doen; mijn
2768 2Kro 11:14 | zeggende: Mijn vader heeft uw juk zwaar gemaakt, maar
2769 2Kro 11:16 | van Isai; een ieder naar uw tenten, o Israel! Voorzie
2770 2Kro 11:16 | tenten, o Israel! Voorzie nu uw huis, o David! Zo ging het
2771 2Kro 12:4 | optrekken, noch strijden tegen uw broederen; een ieder kere
2772 2Kro 15:11 | wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen tegen
2773 2Kro 16:7 | weest gij sterk, en laat uw handen niet verslappen;
2774 2Kro 16:7 | verslappen; want er is loon naar uw werk. ~
2775 2Kro 17:3 | tussen mijn vader en tussen uw vader; zie, ik zend u zilver
2776 2Kro 17:3 | zilver en goud, ga heen, maak uw verbond te niet met Baesa,
2777 2Kro 17:7 | gesteund hebt op den HEERE, uw God, daarom is het heir
2778 2Kro 17:7 | des konings van Syrie uit uw hand ontkomen. ~
2779 2Kro 17:8 | steundet, heeft Hij hen in uw hand gegeven. ~
2780 2Kro 19:3 | gelijk gij zijt, en gelijk uw volk is, zal mijn volk zijn,
2781 2Kro 19:12 | den koning; dat nu toch uw woord zij, gelijk als van
2782 2Kro 19:14 | zijn, want zij zullen in uw hand gegeven worden. ~
2783 2Kro 19:22 | leugengeest in den mond van deze uw profeten gegeven, en de
2784 2Kro 19:29 | strijd komen; maar gij, trek uw klederen aan. Alzo verstelde
2785 2Kro 19:33 | hij tot den voerman: Keer uw hand en voer mij uit het
2786 2Kro 20:3 | uit het land weggedaan, en uw hart gericht om God te zoeken. ~
2787 2Kro 20:10 | alle geschil, hetwelk van uw broederen, die in hun steden
2788 2Kro 20:10 | toornigheid over u en over uw broederen zij; doet alzo,
2789 2Kro 20:11 | ambtlieden, de Levieten, voor uw aangezicht; weest sterk
2790 2Kro 21:6 | koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en sterkte,
2791 2Kro 21:7 | voor het aangezicht van Uw volk Israel verdreven, en
2792 2Kro 21:7 | aan het zaad van Abraham, Uw liefhebber, tot in eeuwigheid
2793 2Kro 21:8 | een heiligdom gebouwd voor Uw Naam, zeggende: ~
2794 2Kro 21:9 | zullen voor dit huis, en voor Uw aangezicht staan, dewijl
2795 2Kro 21:9 | aangezicht staan, dewijl Uw Naam in dit huis is; en
2796 2Kro 21:11 | ons, komende om ons uit Uw erve, die Gij ons te erven
2797 2Kro 21:20 | Jeruzalem! Gelooft in den HEERE, uw God, zo zult gij bevestigd
2798 2Kro 21:37 | vergezelschapt hebt, heeft de HEERE uw werken verscheurd. Alzo
2799 2Kro 22:12 | zegt de HEERE, de God van uw vader David: Omdat gij in
2800 2Kro 22:12 | Omdat gij in de wegen van uw vader Josafat, en in de
2801 2Kro 22:13 | het huis van Achab; en ook uw broederen, van uws vaders
2802 2Kro 22:14 | met een grote plage aan uw volk, en aan uw kinderen,
2803 2Kro 22:14 | plage aan uw volk, en aan uw kinderen, en aan uw vrouwen,
2804 2Kro 22:14 | aan uw kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al uw have. ~
2805 2Kro 22:14 | aan uw vrouwen, en aan al uw have. ~
2806 2Kro 22:15 | uwer ingewanden, totdat uw ingewanden uitgaan vanwege
2807 2Kro 22:32 | zegt de HEERE, de God van uw vader David: Omdat gij in
2808 2Kro 22:32 | Omdat gij in de wegen van uw vader Josafat, en in de
2809 2Kro 22:33 | het huis van Achab; en ook uw broederen, van uws vaders
2810 2Kro 22:34 | met een grote plage aan uw volk, en aan uw kinderen,
2811 2Kro 22:34 | plage aan uw volk, en aan uw kinderen, en aan uw vrouwen,
2812 2Kro 22:34 | aan uw kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al uw have. ~
2813 2Kro 22:34 | aan uw vrouwen, en aan al uw have. ~
2814 2Kro 22:35 | uwer ingewanden, totdat uw ingewanden uitgaan vanwege
2815 2Kro 25:15 | volk niet gered hebben uit uw hand? ~
2816 2Kro 25:18 | Libanon is, om te zeggen: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw;
2817 2Kro 25:19 | Edomieten geslagen; daarom heeft uw hart u verheven, om te roemen;
2818 2Kro 25:19 | te roemen; nu, blijf in uw huis; waarom zoudt gij u
2819 2Kro 28:9 | over Juda, heeft Hij hen in uw hand gegeven, en gij hebt
2820 2Kro 28:10 | schulden tegen den HEERE, uw God. ~
2821 2Kro 28:11 | gevangenen weder, die gij van uw broederen gevankelijk weggevoerd
2822 2Kro 29:8 | gelijk als gij ziet met uw ogen. ~
2823 2Kro 29:31 | antwoordde en zeide: Nu hebt gij uw handen den HEERE gevuld,
2824 2Kro 30:7 | 7 En zijt niet als uw vaders en als uw broeders,
2825 2Kro 30:7 | niet als uw vaders en als uw broeders, die tegen den
2826 2Kro 30:8 | ulieder nek niet, gelijk uw vaderen; geeft den HEERE
2827 2Kro 30:8 | eeuwigheid, en dient den HEERE, uw God; zo zal de hitte Zijns
2828 2Kro 30:9 | bekeert tot den HEERE, zullen uw broederen en uw kinderen
2829 2Kro 30:9 | zullen uw broederen en uw kinderen barmhartigheid
2830 2Kro 30:9 | wederkomen; want de HEERE, uw God, is genadig en barmhartig,
2831 2Kro 32:14 | redden uit mijn hand, dat uw God u uit mijn hand zou
2832 2Kro 32:15 | redden; hoeveel te min zal uw God u uit mijn hand kunnen
2833 2Kro 33:8 | wijken van het land, dat Ik uw vaderen besteld heb; alleenlijk
2834 2Kro 34:27 | 27 Omdat uw hart week geworden is, en
2835 2Kro 34:27 | voor Mijn aangezicht, en uw klederen gescheurd, en geweend
2836 2Kro 34:28 | Ik zal u verzamelen tot uw vaderen, en gij zult met
2837 2Kro 34:28 | en gij zult met vrede in uw graf verzameld worden, en
2838 2Kro 34:28 | graf verzameld worden, en uw ogen zullen al dat kwaad
2839 2Kro 35:3 | schouderen; dient nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~
2840 2Kro 35:4 | huizen uwer vaderen, naar uw verdelingen, naar het voorschrift
2841 2Kro 35:5 | vaderlijke huizen, voor uw broederen, het volk, en
2842 2Kro 35:6 | heiligt u, en bereidt dat voor uw broederen, doende naar het
2843 2Kro 36:3 | schouderen; dient nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~
2844 2Kro 36:4 | huizen uwer vaderen, naar uw verdelingen, naar het voorschrift
2845 2Kro 36:5 | vaderlijke huizen, voor uw broederen, het volk, en
2846 2Kro 36:6 | heiligt u, en bereidt dat voor uw broederen, doende naar het
2847 Ezra 4:2 | bouwen, want wij zullen uw God zoeken, gelijk gijlieden
2848 Ezra 4:11 | koning Arthahsasta, zonden: Uw knechten, de mannen aan
2849 Ezra 7:14 | de wet uws Gods, die in uw hand is; ~
2850 Ezra 7:18 | 18 Daartoe, wat u en uw broederen goeddunken zal,
2851 Ezra 7:25 | wijsheid uws Gods, die in uw hand is, stel regeerders
2852 Ezra 9:10 | na dezen? Want wij hebben Uw geboden verlaten, ~
2853 Ezra 9:12 | 12 Zo zult gij nu uw dochteren niet geven aan
2854 Ezra 9:12 | dochteren niet nemen voor uw zonen, en zult hun vrede
2855 Ezra 9:12 | goede des lands eet, en uw kinderen doet erven tot
2856 Ezra 9:14 | Zullen wij nu wederkeren, om Uw geboden te vernietigen,
2857 Ezra 9:15 | dage. Zie, wij zijn voor Uw aangezicht in onze schuld;
2858 Ezra 9:15 | er is niemand, die voor Uw aangezicht zou kunnen bestaan,
2859 Ezra 10:12 | zeide met luider stem: Naar uw woorden, alzo komt het ons
2860 Neh 1:6 | 6 Laat toch Uw oor opmerkende, en Uw ogen
2861 Neh 1:6 | toch Uw oor opmerkende, en Uw ogen open zijn, om te horen
2862 Neh 1:6 | knechts, dat ik heden voor Uw aangezicht bid, dag en nacht,
2863 Neh 1:6 | voor de kinderen Israels, Uw knechten; en ik doe belijdenis
2864 Neh 1:7 | noch de rechten, die Gij Uw knecht Mozes geboden hebt. ~
2865 Neh 1:8 | toch des woords, dat Gij Uw knecht Mozes geboden hebt,
2866 Neh 1:9 | houden, en die doen; al waren uw verdrevenen aan het einde
2867 Neh 1:10 | 10 Zij zijn toch Uw knechten en Uw volk, dat
2868 Neh 1:10 | zijn toch Uw knechten en Uw volk, dat Gij verlost hebt
2869 Neh 1:10 | dat Gij verlost hebt door Uw grote kracht en door Uw
2870 Neh 1:10 | Uw grote kracht en door Uw sterke hand. ~
2871 Neh 1:11 | 11 Och, HEERE, laat toch Uw oor opmerkende zijn op het
2872 Neh 1:11 | knechten, die lust hebben Uw Naam te vrezen; en doe het
2873 Neh 1:11 | vrezen; en doe het toch Uw knecht heden wel gelukken,
2874 Neh 2:2 | koning tot mij: Waarom is uw aangezicht treurig, zo gij
2875 Neh 2:5 | koning goeddunkt, en zo uw knecht voor uw aangezicht
2876 Neh 2:5 | goeddunkt, en zo uw knecht voor uw aangezicht aangenaam is,
2877 Neh 2:6 | nevens hem zat: Hoe lang zal uw reis wezen, en wanneer zult
2878 Neh 4:5 | niet uitgedelgd van voor Uw aangezicht, want zij hebben
2879 Neh 4:14 | vreselijken HEERE, en strijdt voor uw broederen, uw zonen en uw
2880 Neh 4:14 | strijdt voor uw broederen, uw zonen en uw dochteren, uw
2881 Neh 4:14 | uw broederen, uw zonen en uw dochteren, uw vrouwen en
2882 Neh 4:14 | uw zonen en uw dochteren, uw vrouwen en uw huizen. ~
2883 Neh 4:14 | dochteren, uw vrouwen en uw huizen. ~
2884 Neh 5:8 | en zoudt gijlieden ook uw broederen verkopen, of zouden
2885 Neh 6:8 | maar gij versiert ze uit uw hart. ~
2886 Neh 8:10 | Deze dag is den HEERE, uw God, heilig; bedrijft dan
2887 Neh 8:11 | blijdschap des HEEREN, die is uw sterkte. ~
2888 Neh 9:5 | Staat op, looft den HEERE, uw God, van eeuwigheid tot
2889 Neh 9:8 | hart getrouw gevonden voor Uw aangezicht, en hebt een
2890 Neh 9:8 | zoudt geven; en Gij hebt Uw woorden bevestigd, omdat
2891 Neh 9:14 | 14 En Gij hebt Uw heiligen sabbat bekend gemaakt;
2892 Neh 9:14 | bevolen, door de hand van Uw knecht Mozes. ~
2893 Neh 9:15 | erven het land, waarover Gij Uw hand ophieft, dat Gij het
2894 Neh 9:16 | verhard, en niet gehoord naar Uw geboden; ~
2895 Neh 9:17 | horen, en niet gedacht aan Uw wonderen, die Gij bij hen
2896 Neh 9:18 | hadden, en gezegd: Dit is uw God, Die u uit Egypte heeft
2897 Neh 9:19 | Hebt Gij hen nochtans door Uw grote barmhartigheid niet
2898 Neh 9:20 | 20 En Gij hebt Uw goeden Geest gegeven om
2899 Neh 9:20 | om hen te onderwijzen; en Uw Manna hebt Gij niet geweerd
2900 Neh 9:25 | in wellust geleefd, door Uw grote goedigheid. ~
2901 Neh 9:26 | tegen U gerebelleerd, en Uw wet achter hun rug geworpen,
2902 Neh 9:26 | achter hun rug geworpen, en Uw profeten gedood die tegen
2903 Neh 9:27 | hemel gehoord, en hun naar Uw grote barmhartigheden verlossers
2904 Neh 9:28 | weder om kwaad te doen voor Uw aangezicht; zo verliet Gij
2905 Neh 9:28 | gehoord, en hebt hen naar Uw barmhartigheden tot vele
2906 Neh 9:29 | hen te doen wederkeren tot Uw wet; maar zij hebben trotselijk
2907 Neh 9:29 | gehandeld, en niet gehoord naar Uw geboden, en tegen Uw rechten,
2908 Neh 9:29 | naar Uw geboden, en tegen Uw rechten, tegen dezelve hebben
2909 Neh 9:30 | betuigdet tegen hen door Uw Geest, door den dient Uwer
2910 Neh 9:31 | 31 Doch door Uw grote barmhartigheden hebt
2911 Neh 9:32 | weldadigheid houdt; laat voor Uw aangezicht niet gering zijn
2912 Neh 9:32 | profeten, en onze vaderen, en Uw ganse volk, van de dagen
2913 Neh 9:34 | priesters en onze vaders hebben Uw wet niet gedaan; en zij
2914 Neh 9:34 | hebben niet geluisterd naar Uw geboden, en naar Uw getuigenissen,
2915 Neh 9:34 | naar Uw geboden, en naar Uw getuigenissen, die Gij tegen
2916 Neh 9:35 | in hun koninkrijk, en in Uw menigvuldig goed, dat Gij
2917 Neh 13:18 | 18 Deden niet uw vaders alzo, en onze God
2918 Neh 13:25 | zweren bij God: Indien gij uw dochteren hun zonen zult
2919 Neh 13:25 | gij van hun dochteren voor uw zonen of voor u zult nemen! ~
2920 Est 16:11 | naar dat het goed is in uw ogen. ~
2921 Est 17:11 | naar dat het goed is in uw ogen. ~
2922 Est 23 | of wat is uw verzoek? Het zal u gegeven
2923 Est 27 | des wijns: Wat is uw bede? en zij zal u gegeven
2924 Est 27 | gegeven worden; en wat is uw verzoek? Het zal geschieden,
2925 Est 34 | maaltijd des wijns: Wat is uw bede, koningin ~
2926 Est 35 | gegeven worden; en wat is uw verzoek? Het zal geschieden,
2927 Est 36 | ik, o koning, genade in uw ogen gevonden heb, en indien
2928 Est 49:1 | Joden, zoals het goed is in uw ogen, in des konings naam,
2929 Est 51 | konings gedaan? Wat is nu uw bede? en het zal u gegeven
2930 Est 51 | worden; of wat is verder uw verzoek? het zal geschieden. ~
2931 Job 1:11 | 11 Maar toch strek nu Uw hand uit, en tast aan alles,
2932 Job 1:11 | heeft; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen? ~
2933 Job 1:12 | al wat hij heeft, zij in uw hand; alleen aan hem strek
2934 Job 1:12 | hand; alleen aan hem strek uw hand niet uit. En de satan
2935 Job 1:18 | kwam een ander, en zeide: Uw zonen en uw dochteren aten,
2936 Job 1:18 | ander, en zeide: Uw zonen en uw dochteren aten, en dronken
2937 Job 2:5 | 5 Doch strek nu Uw hand uit, en tast zijn gebeente
2938 Job 2:5 | vlees aan; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen! ~
2939 Job 2:6 | den satan: Zie, hij zij in uw hand, doch verschoon zijn
2940 Job 2:9 | Houdt gij nog vast aan uw oprechtigheid? Zegen God,
2941 Job 4:4 | 4 Uw woorden hebben den struikelende
2942 Job 4:6 | 6 Was niet uw vreze Gods uw hoop, en de
2943 Job 4:6 | 6 Was niet uw vreze Gods uw hoop, en de oprechtheid
2944 Job 4:6 | de oprechtheid uwer wegen uw verwachting? ~
2945 Job 5:23 | de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte
2946 Job 5:24 | En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij
2947 Job 5:24 | in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult
2948 Job 5:25 | Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal,
2949 Job 5:25 | menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der
2950 Job 6:7 | 7 Mijn ziel weigert uw woorden aan te roeren; die
2951 Job 6:22 | geschenken voor mij van uw vermogen? ~
2952 Job 6:27 | wees; en gij graaft tegen uw vriend.
2953 Job 7:8 | ziet, zal mij niet zien; uw ogen zullen op mij zijn;
2954 Job 7:17 | hem groot acht, en dat Gij Uw hart op hem zet? ~
2955 Job 8:4 | 4 Indien uw kinderen gezondigd hebben
2956 Job 8:7 | 7 Uw beginsel zal wel gering
2957 Job 8:7 | zal wel gering zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd
2958 Job 8:21 | 21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle,
2959 Job 8:21 | met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. ~
2960 Job 8:22 | 22 Uw haters zullen met schaamte
2961 Job 10:5 | 5 Zijn Uw dagen als de dagen van een
2962 Job 10:5 | dagen van een mens? Zijn Uw jaren als de dagen eens
2963 Job 10:7 | 7 Het is Uw wetenschap, dat ik niet
2964 Job 10:7 | nochtans is er niemand, die uit Uw hand verlosse. ~
2965 Job 10:8 | 8 Uw handen doen mij smart aan,
2966 Job 10:12 | weldadigheid aan mij gedaan, en Uw opzicht heeft mijn geest
2967 Job 10:13 | dingen hebt Gij verborgen in Uw hart; ik weet, dat dit bij
2968 Job 10:17 | 17 Gij vernieuwt Uw getuigen tegenover mij,
2969 Job 10:17 | mij, en vermenigvuldigt Uw toorn tegen mij; verwisselingen,
2970 Job 11:3 | 3 Zouden uw leugenen de lieden doen
2971 Job 11:4 | zuiver, en ik ben rein in uw ogen. ~
2972 Job 11:6 | dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid. ~
2973 Job 11:13 | 13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid
2974 Job 11:13 | hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. ~
2975 Job 11:14 | 14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg;
2976 Job 11:14 | en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. ~
2977 Job 11:15 | 15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit
2978 Job 11:17 | 17 Ja, uw tijd zal klaarder dan de
2979 Job 11:19 | verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. ~
2980 Job 13:12 | 12 Uw gedachtenissen zijn gelijk
2981 Job 13:12 | gedachtenissen zijn gelijk as, uw hoogten als hoogten van
2982 Job 13:17 | en mijn aanwijzing met uw oren. ~
2983 Job 13:20 | mij; dan zal ik mij van Uw aangezicht niet verbergen. ~
2984 Job 13:21 | 21 Doe Uw hand verre van op mij, en
2985 Job 13:21 | hand verre van op mij, en Uw verschrikking make mij niet
2986 Job 13:24 | 24 Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij
2987 Job 13:24 | aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand? ~
2988 Job 14:3 | 3 Nog doet Gij Uw ogen over zulk een open;
2989 Job 14:13 | verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat
2990 Job 15:5 | 5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid,
2991 Job 15:5 | 5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij
2992 Job 15:6 | 6 Uw mond verdoemt u, en niet
2993 Job 15:6 | verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u. ~
2994 Job 15:10 | stokoude, meerder van dagen dan uw vader. ~
2995 Job 15:12 | 12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken
2996 Job 15:12 | u weg, en waarom wenken uw ogen? ~
2997 Job 15:13 | 13 Dat gij uw geest keert tegen God, en
2998 Job 15:13 | God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan. ~
2999 Job 16:4 | gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele
3000 Job 21:2 | mijn rede, en laat dit zijn uw vertroostingen. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6208 |