1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6044
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:29 | zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze! ~
2 Gen 3:11 | En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij
3 Gen 3:11 | boom gegeten, van welken Ik u gebood, dat gij daarvan
4 Gen 3:15 | vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en
5 Gen 3:15 | haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij
6 Gen 3:16 | begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. ~
7 Gen 3:17 | boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult
8 Gen 3:18 | 18 Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen,
9 Gen 4:7 | Zijn begeerte is toch tot u, en gij zult over hem heersen. ~
10 Gen 4:12 | aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet meer
11 Gen 6:14 | 14 Maak u een ark van goferhout; met
12 Gen 6:18 | 18 Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten;
13 Gen 6:18 | de vrouwen uwer zonen met u. ~
14 Gen 6:19 | in de ark komen, om met u in het leven te behouden:
15 Gen 6:20 | twee van elk zullen tot u komen, om die in het leven
16 Gen 6:21 | 21 En gij, neem voor u van alle spijze, die gegeten
17 Gen 6:21 | wordt, en verzamel ze tot u, opdat zij u en hun tot
18 Gen 6:21 | verzamel ze tot u, opdat zij u en hun tot spijze zij. ~
19 Gen 7:1 | ganse huis in de ark; want u heb Ik gezien rechtvaardig
20 Gen 7:2 | alle rein vee zult gij tot u nemen zeven en zeven, het
21 Gen 8:16 | de vrouwen uwer zonen met u. ~
22 Gen 8:17 | Al het gedierte, dat met u is, van alle vlees, aan
23 Gen 8:17 | de aarde kruipt, doe met u uitgaan; en dat zij overvloediglijk
24 Gen 9:3 | roert, dat levend is, zij u tot spijze; Ik heb het u
25 Gen 9:3 | u tot spijze; Ik heb het u al gegeven, gelijk het groene
26 Gen 9:9 | richt Mijn verbond op met u, en met uw zaad na u; ~
27 Gen 9:9 | met u, en met uw zaad na u; ~
28 Gen 9:10 | alle levende ziel, die met u is, van het gevogelte, van
29 Gen 9:10 | alle gedierte der aarde met u; van allen, die uit de ark
30 Gen 9:11 | richt Mijn verbond op met u, dat niet meer alle vlees
31 Gen 9:12 | alle levende ziel, die met u is, tot eeuwige geslachten. ~
32 Gen 9:15 | is tussen Mij en tussen u, en tussen alle levende
33 Gen 12:1 | huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. ~
34 Gen 12:2 | 2 En Ik zal u tot een groot volk maken,
35 Gen 12:2 | een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot
36 Gen 12:3 | 3 En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken,
37 Gen 12:3 | zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle
38 Gen 12:3 | vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des
39 Gen 12:12 | het zal geschieden, als u de Egyptenaars zullen zien,
40 Gen 12:12 | zij zullen mij doden, en u in het leven behouden. ~
41 Gen 12:13 | opdat het mij wel ga om u, en mijn ziel om uwentwil
42 Gen 13:8 | zijn tussen mij en tussen u, en tussen mijn herders
43 Gen 13:9 | voor uw aangezicht? Scheid u toch van mij; zo gij de
44 Gen 13:15 | land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot
45 Gen 13:17 | 17 Maak u op, wandel door dit land,
46 Gen 13:17 | breedte, want Ik zal het u geven. ~
47 Gen 14:21 | maar neem de have voor u. ~
48 Gen 14:25 | Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer
49 Gen 14:31 | hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der
50 Gen 14:31 | uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat
51 Gen 15:5 | Abram: Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn dienstmaagd
52 Gen 15:5 | rechte tussen mij en tussen u! ~
53 Gen 15:9 | tot uw vrouw, en verneder u onder haar handen. ~
54 Gen 16:2 | stellen tussen Mij en tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen. ~
55 Gen 16:2 | Mij en tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen. ~
56 Gen 16:4 | zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een vader
57 Gen 16:5 | wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader van
58 Gen 16:6 | 6 En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken,
59 Gen 16:6 | vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken stellen, en koningen
60 Gen 16:6 | en koningen zullen uit u voortkomen. ~
61 Gen 16:7 | oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u
62 Gen 16:7 | u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een
63 Gen 16:7 | tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en
64 Gen 16:7 | tot een God, en uw zaad na u. ~
65 Gen 16:8 | 8 En Ik zal u, en uw zaad na u, het land
66 Gen 16:8 | Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen
67 Gen 16:9 | houden, gij, en uw zaad na u, in hun geslachten. ~
68 Gen 16:10 | zult tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u:
69 Gen 16:10 | u, en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is,
70 Gen 16:10 | dat al wat mannelijk is, u besneden worde.
71 Gen 16:11 | verbond tussen Mij en tussen u. ~
72 Gen 16:12 | zoontje dan van acht dagen zal u besneden worden, al wat
73 Gen 16:16 | Ik zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon geven;
74 Gen 16:19 | Sara, uw huisvrouw, zal u een zoon baren, en gij zult
75 Gen 16:20 | aangaande Ismael heb Ik u verhoord; zie, Ik heb hem
76 Gen 16:21 | met Izak oprichten, die u Sara op dezen gezetten tijd
77 Gen 17:6 | Sara, en hij zeide: Haast u; kneed drie maten meelbloem,
78 Gen 17:10 | zal voorzeker weder tot u komen, omtrent dezen tijd
79 Gen 17:14 | gezetter tijd zal Ik tot u wederkomen, omtrent dezen
80 Gen 17:25 | 25 Het zij verre van U, zulk een ding te doen,
81 Gen 17:25 | goddeloze, verre zij het van U! zou de Rechter der ganse
82 Gen 18:5 | mannen, die deze nacht tot u gekomen zijn? breng hen
83 Gen 18:8 | hebben; ik zal haar nu tot u uitbrengen, en doet haar,
84 Gen 18:9 | rechter zijn? Nu zullen wij u meer kwaads doen, dan hun.
85 Gen 18:14 | zouden, en zeide: Maakt u op, gaat uit deze plaats;
86 Gen 18:15 | Lot aan, zeggende: Maak u op, neem uw huisvrouw, en
87 Gen 18:17 | buiten, zo zeide Hij: behoud u om uws levens wil; zie niet
88 Gen 18:17 | levens wil; zie niet achter u om, en sta niet op deze
89 Gen 18:17 | deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen,
90 Gen 18:22 | 22 Haast, behoud u derwaarts; want Ik zal niets
91 Gen 19:6 | harten gedaan hebt, en Ik heb u ook belet van tegen Mij
92 Gen 19:6 | zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten, haar aan
93 Gen 19:7 | profeet, en hij zal voor u bidden, opdat gij leeft;
94 Gen 19:9 | gedaan? en wat heb ik tegen u gezondigd, dat gij over
95 Gen 19:16 | zilverlingen gegeven; zie, hij zij u een deksel der ogen, allen,
96 Gen 19:16 | der ogen, allen, die met u zijn, ja, bij allen, en
97 Gen 20:12 | dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar
98 Gen 20:17 | en zeide tot haar: Wat is u, Hagar? Vrees niet; want
99 Gen 20:22 | sprak, zeggende: God is met u in alles, wat gij doet. ~
100 Gen 20:23 | weldadigheid, die ik bij u gedaan heb, zult gij doen
101 Gen 21:2 | een van de bergen, dien Ik u zeggen zal. ~
102 Gen 21:5 | hebben, dan zullen wij tot u wederkeren. ~
103 Gen 21:17 | 17 Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen, en uw
104 Gen 22:4 | vreemdeling en inwoner bij u; geef mij een erfbegrafenis
105 Gen 22:4 | mij een erfbegrafenis bij u, opdat ik mijn dode van
106 Gen 22:6 | van ons zal zijn graf voor u weren, dat gij uw dode niet
107 Gen 22:9 | erfbegrafenis in het midden van u. ~
108 Gen 22:11 | hoor mij; den akker geef ik u; ook de spelonk, die daarin
109 Gen 22:11 | die daarin is, die geef ik u; voor de ogen van de zonen
110 Gen 22:11 | zonen mijns volks geef ik u die; begraaf uw dode. ~
111 Gen 22:15 | dat tussen mij en tussen u? begraaf slechts uw dode. ~
112 Gen 23:3 | 3 Opdat ik u doe zweren bij den HEERE,
113 Gen 23:6 | Abraham zeide tot hem: Wacht u, dat gij mijn zoon niet
114 Gen 23:8 | 8 Maar indien de vrouw u niet volgen wil, zo zult
115 Gen 23:40 | heb, zal Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw weg
116 Gen 23:41 | zijn; en indien zij haar u niet geven, zo zult gij
117 Gen 23:50 | kunnen kwaad noch goed tot u spreken. ~
118 Gen 24:2 | woon in het land, dat Ik u aanzeggen zal; ~
119 Gen 24:3 | dat land, en Ik zal met u zijn, en zal u zegenen;
120 Gen 24:3 | Ik zal met u zijn, en zal u zegenen; want aan u en uw
121 Gen 24:3 | zal u zegenen; want aan u en uw zaad zal Ik al deze
122 Gen 24:24 | vrees niet; want Ik ben met u; en Ik zal u zegenen, en
123 Gen 24:24 | Ik ben met u; en Ik zal u zegenen, en uw zaad vermenigvuldigen,
124 Gen 24:27 | mij haat, en hebt mij van u weggezonden? ~
125 Gen 24:28 | gezien, dat de HEERE met u is; daarom hebben wij gezegd:
126 Gen 24:28 | zijn, tussen ons en tussen u, en laat ons een verbond
127 Gen 24:28 | laat ons een verbond met u maken: ~
128 Gen 24:29 | kwaad doet, gelijk als wij u niet aangeroerd hebben,
129 Gen 24:29 | hebben, en gelijk als wij bij u alleenlijk goed gedaan hebben,
130 Gen 24:29 | gedaan hebben, en hebben u in vrede laten trekken!
131 Gen 25:4 | ik ete; opdat mijn ziel u zegene, eer ik sterve. ~
132 Gen 25:7 | toe, dat ik ete; en ik zal u zegenen voor het aangezicht
133 Gen 25:8 | mijn stem in hetgeen ik u gebiede. ~
134 Gen 25:10 | hij zal eten, opdat hij u zegene voor zijn dood. ~
135 Gen 25:21 | Jakob: Nader toch, dat ik u betaste, mijn zoon! of gij
136 Gen 25:25 | zoons ete, opdat mijn ziel u zegene. En hij stelde het
137 Gen 25:28 | 28 Zo geve u dan God van de dauw des
138 Gen 25:29 | 29 Volken zullen u dienen, en natien zullen
139 Gen 25:29 | natien zullen zich voor u nederbuigen; wees heer over
140 Gen 25:29 | moeder zullen zich voor u nederbuigen! Vervloekt moet
141 Gen 25:29 | Vervloekt moet hij zijn, wie u vervloekt; en wie u zegent,
142 Gen 25:29 | wie u vervloekt; en wie u zegent, zij gezegend! ~
143 Gen 25:37 | heb hem tot een heer over u gezet, en al zijn broeders
144 Gen 25:37 | ondersteund; wat zal ik u dan nu doen, mijn zoon? ~
145 Gen 25:42 | broeder Ezau troost zich over u, dat hij u doden zal. ~
146 Gen 25:42 | troost zich over u, dat hij u doden zal. ~
147 Gen 25:43 | naar mijn stem, en maak u op, vlied gij naar Haran,
148 Gen 25:45 | de toorn uws broeders van u afkere, en hij vergeten
149 Gen 25:45 | hebt; dan zal ik zenden, en u van daar nemen; waarom zoude
150 Gen 25:45 | waarom zoude ik ook van u beiden beroofd worden op
151 Gen 26:2 | 2 Maak u op, ga naar Paddan-Aram,
152 Gen 26:2 | vader uwer moeder, en neem u van daar een vrouw, van
153 Gen 26:3 | En God almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en
154 Gen 26:3 | almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en vermenigvuldige
155 Gen 26:3 | vruchtbaar, en vermenigvuldige u, dat gij tot een hoop volken
156 Gen 26:4 | 4 En Hij geve u den zegen van Abraham; aan
157 Gen 26:4 | den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat
158 Gen 26:4 | Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit
159 Gen 26:13 | ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad. ~
160 Gen 26:14 | noordwaarts en zuidwaarts; en in u, en in uw zaad zullen alle
161 Gen 26:15 | 15 En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal,
162 Gen 26:15 | Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen
163 Gen 26:15 | trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land;
164 Gen 26:15 | in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik
165 Gen 26:15 | gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb. ~
166 Gen 26:22 | Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden geven! ~ ~
167 Gen 27:18 | lief; en hij zeide: Ik zal u zeven jaren dienen, om Rachel,
168 Gen 27:19 | is beter, dat ik haar aan u geve, dan dat ik haar aan
169 Gen 27:25 | gedaan hebt; heb ik niet bij u gediend om Rachel? waarom
170 Gen 27:27 | van deze; dan zullen wij u ook die geven, voor den
171 Gen 27:37 | de vrucht des buiks van u geweerd heeft? ~
172 Gen 27:50 | voor uws zoons Dudaim bij u liggen. ~
173 Gen 27:51 | mij inkomen; want ik heb u om loon zekerlijk gehuurd
174 Gen 27:61 | mijn kinderen, om welke ik u gediend heb, dat ik vertrek;
175 Gen 27:61 | weet mijn dienst, die ik u gediend heb. ~
176 Gen 27:64 | tot hem: Gij weet, hoe ik u gediend heb, en hoe uw vee
177 Gen 27:65 | uitgebroken; en de HEERE heeft u gezegend bij mijn voet;
178 Gen 27:66 | En hij zeide: Wat zal ik u geven? Toen zeide Jakob:
179 Gen 28:3 | maagschap, en Ik zal met u zijn. ~
180 Gen 28:12 | gezien alles, wat Laban u doet. ~
181 Gen 28:13 | gelofte beloofd hebt; nu, maak u op, vertrek uit dit land,
182 Gen 28:16 | doe alles, wat God tot u gezegd heeft. ~
183 Gen 28:24 | Hij zeide tot hem: Wacht u, dat gij met Jakob spreekt,
184 Gen 28:26 | hebt gij gedaan, dat gij u aan mijn hart ontstolen
185 Gen 28:27 | heimelijk gevloden, en hebt u aan mij ontstolen? en hebt
186 Gen 28:27 | mij niet aangezegd, dat ik u geleid had met vreugde,
187 Gen 28:29 | gesproken, zeggende: Wacht u, van met Jakob te spreken,
188 Gen 28:32 | mij is, en neem het tot u. Want Jakob wist niet, dat
189 Gen 28:38 | twintig jaren ben ik bij u geweest; uw ooien en uw
190 Gen 28:39 | Het verscheurde heb ik tot u niet gebracht; ik heb het
191 Gen 28:41 | uw huis geweest; ik heb u veertien jaren gediend om
192 Gen 28:42 | handen aangezien, en heeft u gisteren nacht bestraft. ~
193 Gen 28:44 | zij tussen mij en tussen u! ~
194 Gen 28:48 | getuige tussen mij en tussen u! Daarom noemde men zijn
195 Gen 28:49 | neme tussen mij en tussen u, wanneer wij de een van
196 Gen 28:50 | zijn tussen mij en tussen u! ~
197 Gen 28:51 | heb tussen mij en tussen u; ~
198 Gen 28:52 | zij getuige, dat ik tot u voorbij deze hoop niet komen
199 Gen 29:6 | tot Ezau; en ook trekt hij u tegemoet, en vierhonderd
200 Gen 29:9 | maagschap, en Ik zal wel bij u doen! ~
201 Gen 29:12 | Ik zal gewisselijk bij u weldoen, en Ik zal uw zaad
202 Gen 29:17 | Wanneer Ezau, mijn broeder, u ontmoeten zal, en u vragen,
203 Gen 29:17 | broeder, u ontmoeten zal, en u vragen, zeggende: Wiens
204 Gen 29:26 | Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij
205 Gen 29:28 | maar Israel; want gij hebt u vorstelijk gedragen met
206 Gen 30:5 | zeide: Wie zijn deze bij u? En hij zeide: De kinderen,
207 Gen 30:8 | hij zeide: Voor wien is u al dit heir, dat ik ontmoet
208 Gen 30:11 | Neem toch mijn zegen, die u tegemoet gebracht is, dewijl
209 Gen 30:12 | voorttrekken; en ik zal voor u trekken. ~
210 Gen 30:15 | dit volk, dat met mij is, u bijstellen. En hij zeide:
211 Gen 31:9 | 9 En verzwagert u met ons; geeft ons uw dochteren;
212 Gen 31:9 | dochteren; en neemt voor u onze dochteren; ~
213 Gen 31:10 | handelt daarin, en stelt u tot bezitters daarin. ~
214 Gen 31:15 | 15 Doch hierin zullen wij u ter wille zijn, zo gij wordt
215 Gen 31:15 | gelijk als wij, dat onder u besneden worde al wat mannelijk
216 Gen 31:16 | 16 Dan zullen wij u onze dochteren geven, en
217 Gen 31:16 | nemen, en wij zullen met u wonen, en wij zullen tot
218 Gen 32:1 | zeide God tot Jakob: Maak u op, trek op naar Beth-El,
219 Gen 32:1 | een altaar dien God, Die u verscheen, toen gij vluchttet
220 Gen 32:2 | goden, die in het midden van u zijn, en reinigt u, en verandert
221 Gen 32:2 | midden van u zijn, en reinigt u, en verandert uw klederen; ~
222 Gen 32:11 | hoop der volken zal uit u worden, en koningen zullen
223 Gen 32:12 | gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na
224 Gen 32:12 | geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit land geven. ~
225 Gen 34:10 | uw broeders, om ons voor u ter aarde te buigen? ~
226 Gen 34:13 | bij Sichem? Kom, dat ik u tot hen zende. En hij zeide
227 Gen 35:16 | Kom toch, laat mij tot u ingaan; want hij wist niet,
228 Gen 35:17 | 17 En hij zeide: Ik zal u een geitenbok van de kudde
229 Gen 35:18 | Wat pand is het, dat ik u geven zal? En zij zeide:
230 Gen 35:29 | zijt gij doorgebroken? op u is de breuke! en men noemde
231 Gen 36:9 | mij niets onthouden, dan u, daarin dat gij zijn huisvrouw
232 Gen 36:36 | hoofd verheffen, en zal u in uw staat herstellen;
233 Gen 36:37 | bij uzelven, wanneer het u wel gaan zal, en doe toch
234 Gen 36:42 | hoofd verheffen van boven u, en hij zal u aan een hout
235 Gen 36:42 | van boven u, en hij zal u aan een hout hangen, en
236 Gen 36:42 | gevogelte zal uw vlees van boven u eten. ~
237 Gen 37:15 | uitlegge; maar ik heb van u horen zeggen, als gij een
238 Gen 37:39 | Jozef: Naardien dat God u dit alles heeft verkondigd,
239 Gen 37:41 | Farao tot Jozef: Zie, ik heb u over gans Egypteland gesteld. ~
240 Gen 37:44 | Ik ben Farao! doch zonder u zal niemand zijn hand of
241 Gen 37:55 | tot Jozef, doet wat hij u zegt. ~
242 Gen 38:14 | Dat is het, wat ik tot u gesproken heb, zeggende:
243 Gen 38:16 | 16 Zendt een uit u, die uw broeder hale; maar
244 Gen 38:16 | worden, of de waarheid bij u zij; en indien niet, zo
245 Gen 38:22 | zeggende: Heb ik het tot u niet gezegd, toen ik zeide:
246 Gen 38:34 | zijt; uw broeder zal ik u wedergeven, en gij zult
247 Gen 38:37 | mijner zonen, zo ik hem tot u niet wederbreng; geef hem
248 Gen 38:37 | en ik zal hem weder tot u brengen! ~
249 Gen 39:3 | tenzij dat uw broeder met u is. ~
250 Gen 39:4 | wij zullen aftrekken, en u spijze kopen; ~
251 Gen 39:5 | tenzij dat uw broeder met u is. ~
252 Gen 39:9 | eisen; indien ik hem tot u niet breng en hem voor uw
253 Gen 39:9 | zal ik alle dagen tegen u gezondigd hebben! ~
254 Gen 39:13 | uw broeder mede, en maakt u op, keert weder tot dien
255 Gen 39:14 | God, de Almachtige, geve u barmhartigheid voor het
256 Gen 39:14 | broeder en Benjamin met u late gaan! En mij aangaande,
257 Gen 39:23 | de God uws vaders heeft u een schat in uw zakken gegeven;
258 Gen 39:29 | hij: Mijn zoon! God zij u genadig! ~
259 Gen 40:4 | zijn huis was, zeide: Maak u op, en jaag die mannen achterna;
260 Gen 40:8 | zakken vonden, hebben wij tot u uit het land Kanaan wedergebracht;
261 Gen 40:23 | uw kleinste broeder met u niet afkomt, zo zult gij
262 Gen 40:32 | zeggende: Zo ik hem tot u niet wederbreng, zo zal
263 Gen 41:7 | aangezicht henen gezonden, om u een overblijfsel te stellen
264 Gen 41:7 | stellen op de aarde, en om u bij het leven te behouden,
265 Gen 41:9 | 9 Haast u en trekt op tot mijn vader,
266 Gen 41:11 | 11 En ik zal u aldaar onderhouden; want
267 Gen 41:12 | Benjamin, dat mijn mond tot u spreekt. ~
268 Gen 41:13 | gij gezien hebt; en haast u, en brengt mijn vader herwaarts
269 Gen 41:18 | komt tot mij, en ik zal u het beste van Egypteland
270 Gen 41:19 | gelast: doet dit, neemt u uit Egypteland wagenen voor
271 Gen 41:24 | zeide tot hen: Verstoort u niet op den weg. ~
272 Gen 42:3 | naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een groot volk
273 Gen 42:4 | 4 Ik zal met u aftrekken naar Egypte en
274 Gen 42:4 | aftrekken naar Egypte en Ik zal u doen weder optrekken, mede
275 Gen 43:5 | en uw broeders zijn tot u gekomen; ~
276 Gen 43:16 | Geeft uw vee, zo zal ik het u geven voor uw vee, indien
277 Gen 43:23 | volk: Ziet, ik heb heden u en uw land gekocht voor
278 Gen 43:23 | ziet, daar is zaad voor u, opdat gij het land bezaait.
279 Gen 43:24 | de vier delen zullen voor u zijn, tot zaad des velds,
280 Gen 44:2 | uw zoon Jozef komt tot u! Zo versterkte zich Israel,
281 Gen 44:4 | mij gezegd: Zie, Ik zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen,
282 Gen 44:4 | zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen, en u tot
283 Gen 44:4 | en u vermenigvuldigen, en u tot een hoop van volken
284 Gen 44:4 | en Ik zal aan uw zaad na u dit land tot een eeuwige
285 Gen 44:5 | dan, uw twee zonen, die u in Egypteland geboren waren,
286 Gen 44:5 | waren, eer ik in Egypte tot u gekomen ben, zijn mijne;
287 Gen 44:20 | dien dage, zeggende: In u zal Israel zegenen, zeggende:
288 Gen 44:20 | zegenen, zeggende: God zette u als Efraim en als Manasse!
289 Gen 44:21 | ulieden wezen, en Hij zal u wederbrengen in het land
290 Gen 44:22 | 22 En ik heb u een stuk lands gegeven boven
291 Gen 45:1 | en hij zeide: Verzamelt u, en ik zal u verkondigen,
292 Gen 45:1 | Verzamelt u, en ik zal u verkondigen, hetgeen u in
293 Gen 45:1 | zal u verkondigen, hetgeen u in de navolgende dagen wedervaren
294 Gen 45:8 | 8 Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven;
295 Gen 45:8 | nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen
296 Gen 45:25 | Van uws vaders God, Die u zal helpen, en van den Almachtige,
297 Gen 45:25 | van den Almachtige, Die u zal zegenen, met zegeningen
298 Gen 46:6 | uw vader, gelijk als hij u heeft doen zweren. ~
299 Gen 46:17 | hun zonde; want zij hebben u kwaad aangedaan; maar nu
300 Gen 46:18 | en zeiden: Zie, wij zijn u tot knechten! ~
301 Gen 46:21 | dan, vreest niet! Ik zal u en uw kleine kinderen onderhouden.
302 Gen 46:24 | Ik sterf; maar God zal u gewisselijk bezoeken, en
303 Gen 46:24 | gewisselijk bezoeken, en Hij zal u doen optrekken uit dit land,
304 Gen 46:25 | zweren, zeggende: God zal u gewisselijk bezoeken, zo
305 Exo 2:7 | dochter: Zal ik heengaan, en u een voedstervrouw uit de
306 Exo 2:7 | roepen, die dat knechtje voor u zoge? ~
307 Exo 2:9 | en zoog het mij; ik zal u uw loon geven. En de vrouw
308 Exo 2:14 | Hij dan zeide: Wie heeft u tot een overste en rechter
309 Exo 3:10 | 10 Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao zenden, opdat
310 Exo 3:12 | zeide: Ik zal voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken
311 Exo 3:12 | voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken zijn, dat Ik u
312 Exo 3:12 | u een teken zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij
313 Exo 4:1 | zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen! ~
314 Exo 4:5 | 5 Opdat zij geloven, dat u verschenen is de HEERE,
315 Exo 4:8 | het zal geschieden, zo zij u niet geloven, noch naar
316 Exo 4:12 | met uw mond zijn, en zal u leren, wat gij spreken zult. ~
317 Exo 4:14 | ook, zie, hij zal uitgaan u tegemoet; wanneer hij u
318 Exo 4:14 | u tegemoet; wanneer hij u ziet, zo zal hij in zijn
319 Exo 4:16 | 16 En hij zal voor u tot het volk spreken; en
320 Exo 4:16 | zal geschieden, dat hij u tot een mond zal zijn, en
321 Exo 4:23 | 23 En Ik heb tot u gezegd: Laat Mijn zoon trekken,
322 Exo 5:11 | Gaat gij zelve heen, haalt u stro, waar gij het vindt;
323 Exo 5:18 | arbeidt; doch stro zal u niet gegeven worden; evenwel
324 Exo 5:21 | tot hen: De HEERE zie op u, en richte het, dewijl dat
325 Exo 6:5 | der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid,
326 Exo 6:5 | hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten
327 Exo 6:6 | de HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten
328 Exo 6:28 | Egypte, alles, wat Ik tot u spreek. ~
329 Exo 7:1 | HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een god gezet over Farao;
330 Exo 7:2 | zult spreken alles, wat Ik u gebieden zal; en Aaron,
331 Exo 7:15 | naar het water toe, zo stel u tegen hem over aan den oever
332 Exo 7:16 | der Hebreen, heeft mij tot u gezonden, zeggende: Laat
333 Exo 8:4 | vorsen zullen opkomen, op u, en op uw volk, en op al
334 Exo 8:9 | Tegen wanneer zal ik voor u, en voor uw knechten, en
335 Exo 8:9 | bidden, om deze vorsen van u en van uw huizen te verdelgen,
336 Exo 8:11 | Zo zullen de vorsen van u, en van uw huizen, en van
337 Exo 8:20 | de HEERE tot Mozes: Maak u morgen vroeg op, en stel
338 Exo 8:20 | morgen vroeg op, en stel u voor Farao's aangezicht;
339 Exo 8:21 | van ongedierte zenden op u, en op uw knechten, en op
340 Exo 8:28 | Toen zeide Farao: Ik zal u trekken laten, dat gijlieden
341 Exo 8:29 | nu zeide: Zie, ik ga van u, en zal tot den HEERE vuriglijk
342 Exo 9:13 | de HEERE tot Mozes: Maak u morgen vroeg op, en stel
343 Exo 9:13 | morgen vroeg op, en stel u voor Farao's aangezicht,
344 Exo 9:15 | hand uitgestrekt, opdat Ik u en uw volk met de pestilentie
345 Exo 9:16 | waarlijk, daarom heb Ik u verwekt, opdat Ik Mijn kracht
346 Exo 9:16 | opdat Ik Mijn kracht aan u betoonde, en opdat men Mijn
347 Exo 9:30 | 30 Nochtans u en uw knechten aangaande,
348 Exo 10:3 | Hebreen: Hoe lang weigert gij u voor Mijn aangezicht te
349 Exo 10:10 | alzo met ulieden, gelijk ik u en uw kleine kinderen zal
350 Exo 10:24 | zullen uw kinderkens met u gaan. ~
351 Exo 10:28 | tot hem: Ga van mij! wacht u, dat gij niet meer mijn
352 Exo 11:1 | hier laten trekken; als hij u geheellijk zal laten trekken,
353 Exo 11:1 | laten trekken, zo zal hij u haastelijk van hier uitdrijven. ~
354 Exo 12:2 | der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden
355 Exo 12:21 | hen: Leest uit, en neemt u lammeren voor uw huisgezinnen,
356 Exo 12:22 | het bekken zijn zal; doch u aangaande, niemand zal uitgaan
357 Exo 12:24 | tot een inzetting voor u en voor uw kinderen, tot
358 Exo 12:25 | gij in dat land komt, dat u de HEERE geven zal, gelijk
359 Exo 12:26 | wanneer uw kinderen tot u zullen zeggen: Wat hebt
360 Exo 12:31 | den nacht, en zeide: Maakt u op, trekt uit het midden
361 Exo 12:32 | 32 Neemt ook met u uw schapen en uw runderen,
362 Exo 12:48 | Als nu een vreemdeling bij u verkeert, en den HEERE het
363 Exo 12:49 | vreemdeling in het midden van u verkeert. ~
364 Exo 13:3 | zijt; want de HEERE heeft u door een sterke hand van
365 Exo 13:5 | het zal geschieden, als u de HEERE zal gebracht hebben
366 Exo 13:5 | uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende
367 Exo 13:7 | en het gedesemde zal bij u niet gezien worden, ja,
368 Exo 13:7 | er zal geen zuurdeeg bij u gezien worden, in al uw
369 Exo 13:9 | 9 En het zal u zijn tot een teken op uw
370 Exo 13:9 | HEEREN in uw mond zij, omdat u de HEERE door een sterke
371 Exo 13:11 | ook geschieden, wanneer u de HEERE in het land der
372 Exo 13:11 | gebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen gezworen heeft,
373 Exo 13:11 | gezworen heeft, en Hij het u zal gegeven hebben; ~
374 Exo 13:14 | geschieden zal, dat uw zoon u morgen zal vragen, zeggende:
375 Exo 14:2 | daar tegenover zult gij u legeren aan de zee. ~
376 Exo 14:12 | woord, dat wij in Egypte tot u spraken, zeggende: Houd
377 Exo 15:7 | hoogheid hebt Gij, die tegen U opstonden, omgeworpen; Gij
378 Exo 15:26 | geen van de krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland
379 Exo 16:6 | dan zult gij weten, dat u de HEERE uit Egypteland
380 Exo 16:23 | blijft, legt het op voor u in bewaring tot den morgen. ~
381 Exo 16:29 | heeft, daarom geeft Hij u aan den zesden dag voor
382 Exo 16:32 | in deze woestijn, toen Ik u uit Egypteland uitleidde. ~
383 Exo 17:5 | aangezicht des volks, en neem met u uit de oudsten van Israel;
384 Exo 18:6 | schoonvader Jethro, kom tot u, met uw huisvrouw, en haar
385 Exo 18:14 | en al het volk staat voor u, van den morgen tot den
386 Exo 18:18 | als dit volk, hetwelk bij u is; want deze zaak is te
387 Exo 18:18 | deze zaak is te zwaar voor u, gij alleen kunt het niet
388 Exo 18:19 | Hoor nu mijn stem, ik zal u raden, en God zal met u
389 Exo 18:19 | u raden, en God zal met u zijn; wees gij voor het
390 Exo 18:22 | zij alle grote zaken aan u brengen, maar dat zij alle
391 Exo 18:22 | uzelven, en laat hen met u dragen. ~
392 Exo 18:23 | deze zaak doet, en God het u gebiedt, zo zult gij kunnen
393 Exo 19:4 | Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden
394 Exo 19:4 | der arenden gedragen en u tot Mij gebracht hebt. ~
395 Exo 19:9 | tot Mozes: Zie, Ik zal tot u komen in een dikke wolk,
396 Exo 19:9 | het volk hore, als Ik met u spreek, en dat zij ook eeuwiglijk
397 Exo 19:9 | dat zij ook eeuwiglijk aan u geloven. Want Mozes had
398 Exo 19:12 | rondom, zeggende: Wacht u op den berg te klimmen,
399 Exo 19:24 | daarna zult gij, en Aaron met u, opklimmen; doch dat de
400 Exo 20:2 | ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het
401 Exo 20:4 | 4 Gij zult u geen gesneden beeld, noch
402 Exo 20:5 | 5 Gij zult u voor die niet buigen, noch
403 Exo 20:12 | worden in het land, dat u de HEERE uw God geeft. ~
404 Exo 20:20 | God is gekomen, opdat Hij u verzocht, en opdat Zijn
405 Exo 20:23 | en gouden goden zult gij u niet maken. ~
406 Exo 20:24 | stichten zal, zal Ik tot u komen, en zal u zegenen. ~
407 Exo 20:24 | zal Ik tot u komen, en zal u zegenen. ~
408 Exo 21:13 | doen ontmoeten, zo zal Ik u een plaats bestellen, waar
409 Exo 22:25 | Indien gij Mijn volk, dat bij u arm is, geld leent, zo zult
410 Exo 23:2 | een twistige zaak, dat gij u neigt naar de menigte, om
411 Exo 23:15 | ongezuurde broden eten (gelijk Ik u geboden heb), ter bestemder
412 Exo 23:20 | Engel voor uw aangezicht, om u te behoeden op dezen weg,
413 Exo 23:20 | behoeden op dezen weg, en om u te brengen tot de plaats,
414 Exo 23:21 | 21 Hoedt u voor Zijn aangezicht, en
415 Exo 23:23 | aangezicht gaan, en Hij zal u inbrengen tot de Amorieten,
416 Exo 23:24 | 24 Gij zult u voor hun goden niet buigen,
417 Exo 23:25 | krankheden uit het midden van u weren. ~
418 Exo 23:27 | maken, dat al uw vijanden u den nek toekeren. ~
419 Exo 23:29 | het wild gedierte boven u niet vermenigvuldigd worde. ~
420 Exo 23:33 | land niet wonen, opdat zij u tegen Mij niet doen zondigen;
421 Exo 23:33 | hun goden dient, het zal u voorzeker tot een valstrik
422 Exo 24:1 | oudsten van Israel; en buigt u neder van verre! ~
423 Exo 24:12 | en wees aldaar; en Ik zal u stenen tafelen geven, en
424 Exo 24:14 | hier, totdat wij weder tot u komen; en ziet, Aaron en
425 Exo 24:14 | ziet, Aaron en Hur zijn bij u; wie enige zaken heeft,
426 Exo 25:9 | 9 Naar al wat Ik u tot een voorbeeld dezes
427 Exo 25:16 | leggen de getuigenis, die Ik u geven zal. ~
428 Exo 25:19 | 19 En maak u een cherub uit het ene einde
429 Exo 25:21 | ark de getuigenis, die Ik u geven zal, zult gelegd hebben. ~
430 Exo 25:22 | 22 En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken
431 Exo 25:22 | bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel
432 Exo 25:22 | zijn zullen, alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen
433 Exo 25:40 | naar hun voorbeeld, hetwelk u op den berg getoond is. ~ ~
434 Exo 26:30 | oprichten naar zijn wijze, die u op den berg getoond is. ~
435 Exo 27:8 | planken maken; gelijk als Hij u op den berg gewezen heeft,
436 Exo 27:20 | Israels gebieden, dat zij tot u brengen reine olie van olijven,
437 Exo 28:1 | zijn zonen met hem, tot u doen naderen uit het midden
438 Exo 29:26 | aangezicht des HEEREN; en het zal u ten dele zijn. ~
439 Exo 29:35 | doen, naar alles, wat Ik u geboden heb; zeven dagen
440 Exo 29:42 | komen, dat Ik aldaar met u spreke. ~
441 Exo 30:6 | getuigenis, waarheen Ik met u samenkomen zal. ~
442 Exo 30:23 | 23 Gij nu, neem u de voornaamste specerijen,
443 Exo 30:34 | HEERE tot Mozes: Neem tot u welriekende specerijen,
444 Exo 30:36 | samenkomst, waarheen Ik tot u komen zal; het zal ulieden
445 Exo 30:37 | uzelven geen maken; het zal u heiligheid zijn voor den
446 Exo 31:6 | zij zullen maken al wat Ik u geboden heb. ~
447 Exo 31:11 | heiligdom; naar alles, wat Ik u geboden heb, zullen zij
448 Exo 31:13 | dat Ik de HEERE ben, Die u heilige.
449 Exo 32:4 | zijn uw goden, Israel! die u uit Egypteland opgevoerd
450 Exo 32:8 | zijn uw goden, Israel, die u uit Egypteland opgevoerd
451 Exo 32:10 | en hen vertere; zo zal Ik u tot een groot volk maken. ~
452 Exo 32:12 | Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks
453 Exo 32:21 | zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan, dat gij
454 Exo 32:34 | leid dit volk, waarheen Ik u gezegd heb; zie, Mijn Engel
455 Exo 33:4 | zijn uw goden, Israel! die u uit Egypteland opgevoerd
456 Exo 33:8 | zijn uw goden, Israel, die u uit Egypteland opgevoerd
457 Exo 33:10 | en hen vertere; zo zal Ik u tot een groot volk maken. ~
458 Exo 33:12 | Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks
459 Exo 33:21 | zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan, dat gij
460 Exo 33:34 | leid dit volk, waarheen Ik u gezegd heb; zie, Mijn Engel
461 Exo 34:3 | Ik zal in het midden van u niet optrekken; want gij
462 Exo 34:3 | hardnekkig volk; dat Ik u op dezen weg niet vertere. ~
463 Exo 34:5 | ulieden optrekken, en zou u vernielen; doch nu, legt
464 Exo 34:5 | nu, legt uw sieraad van u af, en Ik zal weten, wat
465 Exo 34:5 | en Ik zal weten, wat Ik u doen zal. ~
466 Exo 34:12 | Gij gezegd hebt: Ik ken u bij name! en ook: Gij hebt
467 Exo 34:13 | Uw weg weten, en ik zal U kennen, opdat ik genade
468 Exo 34:14 | aangezicht moeten medegaan, om u gerust te stellen? ~
469 Exo 34:17 | hebt in Mijn ogen, en Ik u bij name ken. ~
470 Exo 34:21 | plaats bij Mij; daar zult gij u op de steenrots stellen. ~
471 Exo 34:22 | voorbij zal gaan, zo zal Ik u in een kloof der steenrots
472 Exo 34:22 | steenrots zetten; en Ik zal u met Mijn hand overdekken,
473 Exo 34:24 | de HEERE tot Mozes: Houw u twee stenen tafelen, gelijk
474 Exo 34:25 | berg Sinai klimt, en stel u aldaar voor Mij, op den
475 Exo 34:26 | 3 En niemand zal met u opklimmen; dat er ook niemand
476 Exo 34:33 | schrikkelijk is, hetwelk Ik met u doe. ~
477 Exo 34:34 | Onderhoudt gij hetgeen Ik u heden gebiede! zie, Ik zal
478 Exo 34:35 | 12 Wacht u, dat gij toch geen verbond
479 Exo 34:35 | worde in het midden van u. ~
480 Exo 34:37 | 14 (Want gij zult u niet buigen voor een anderen
481 Exo 34:38 | goden offerande doen, en hij u nodigende, gij van hun offerande
482 Exo 34:40 | 17 Gij zult u geen gegoten goden maken. ~
483 Exo 34:41 | ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb, ter gezetter
484 Exo 34:46 | Al wat mannelijk is onder u zal driemaal in het jaar
485 Exo 34:50 | HEERE tot Mozes: Schrijf u deze woorden; want naar
486 Exo 34:50 | woorden heb Ik een verbond met u en met Israel gemaakt. ~
487 Lev 1:2 | tot hen: Als een mens uit u den HEERE een offerande
488 Lev 8:34 | te doen geboden, om voor u verzoening te doen. ~
489 Lev 9:2 | hij zeide tot Aaron: Neem u een kalf, een jong rund,
490 Lev 9:4 | want heden zal de HEERE u verschijnen. ~
491 Lev 9:6 | heerlijkheid des HEEREN zal u verschijnen. ~
492 Lev 9:7 | en doe verzoening voor u en voor het volk; maak daarna
493 Lev 10:7 | zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden naar het woord
494 Lev 10:9 | gij, noch uw zonen met u, als gij gaan zult in de
495 Lev 10:14 | zonen, en uw dochteren met u; want tot uw bescheiden
496 Lev 10:15 | te bewegen; hetwelk, voor u en uw zonen met u, tot een
497 Lev 10:15 | voor u en uw zonen met u, tot een eeuwige inzetting
498 Lev 10:17 | heiligheden, en Hij heeft u dat gegeven, opdat gij de
499 Lev 11:4 | den klauw niet; die zal u onrein zijn; ~
500 Lev 11:5 | den klauw niet; dat zal u onrein zijn; ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6044 |