Book Chapter: Verse
1 Gen 15:1 | en zij had een Egyptische dienstmaagd, welker naam was Hagar. ~
2 Gen 15:2 | bare; ga toch in tot mijn dienstmaagd, misschien zal ik uit haar
3 Gen 15:3 | de Egyptische Hagar, haar dienstmaagd, ten einde van tien jaren,
4 Gen 15:5 | ongelijk is op u; ik heb mijn dienstmaagd in uw schoot gegeven; nu
5 Gen 15:6 | zeide tot Sarai: Zie uw dienstmaagd is in uw hand; doe haar,
6 Gen 15:8 | En hij zeide: Hagar, gij, dienstmaagd van Sarai! van waar komt
7 Gen 20:10 | tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit; want de
8 Gen 20:10 | uit; want de zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak,
9 Gen 20:12 | over den jongen, en over uw dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen,
10 Gen 20:13 | Ik zal ook den zoon dezer dienstmaagd tot een volk stellen, omdat
11 Gen 23:79 | dien Hagar, de Egyptische, dienstmaagd van Sara, Abraham gebaard
12 Gen 27:24 | Laban gaf haar Zilpa, zijn dienstmaagd, aan Lea, zijn dochter,
13 Gen 27:24 | Lea, zijn dochter, tot een dienstmaagd. ~
14 Gen 27:29 | zijn dochter Rachel zijn dienstmaagd Bilha, haar tot een dienstmaagd. ~
15 Gen 27:29 | dienstmaagd Bilha, haar tot een dienstmaagd. ~
16 Gen 27:38 | zeide: Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha, ga tot haar in; dat
17 Gen 27:39 | 4 Zo gaf zij hem haar dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en
18 Gen 27:42 | 7 En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht,
19 Gen 27:44 | baren, nam zij ook haar dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob
20 Gen 27:45 | 10 En Zilpa, Lea's dienstmaagd, baarde Jakob een zoon. ~
21 Gen 27:47 | Daarna baarde Zilpa, Lea's dienstmaagd, Jakob een tweeden zoon. ~
22 Gen 27:53 | loon gegeven, nadat ik mijn dienstmaagd aan mijn man gegeven heb;
23 Gen 32:25 | zonen van Bilha, Rachels dienstmaagd: Dan en Nafthali. ~
24 Gen 32:26 | de zonen van Zilpa, Lea's dienstmaagd: Gad en Aser. Deze zijn
25 Exo 2:5 | biezen zag, zo zond zij haar dienstmaagd heen, en liet het halen. ~
26 Exo 11:5 | tot den eerstgeborene der dienstmaagd, die achter de molen is,
27 Exo 20:10 | uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling,
28 Exo 20:17 | dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn
29 Exo 21:7 | verkocht hebben tot een dienstmaagd, zo zal zij niet uitgaan,
30 Exo 21:20 | zijn dienstknecht of zijn dienstmaagd met een stok slaat, dat
31 Exo 21:26 | dienstknecht, of het oog van zijn dienstmaagd slaat, en verderft het,
32 Exo 21:27 | dienstknecht, of een tand van zijn dienstmaagd uitslaat, zo zal hij hem
33 Exo 21:32 | de os een knecht of een dienstmaagd stoot, hij zal zijn heer
34 Exo 23:12 | ruste, en dat de zoon uwer dienstmaagd en de vreemdeling adem scheppe. ~
35 Lev 19:20 | gelegen hebben, die een dienstmaagd is, bij den man versmaad,
36 Lev 24:6 | voor uw knecht, en voor uw dienstmaagd, en voor uw dagloner, en
37 Deu 5:14 | uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw os, noch uw ezel,
38 Deu 5:14 | opdat uw dienstknecht, en uw dienstmaagd ruste, gelijk als gij. ~
39 Deu 5:21 | dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, zijn os, noch zijn ezel,
40 Deu 12:18 | en uw dienstknecht, en uw dienstmaagd, en de Leviet, die in uw
41 Deu 15:17 | dienstknecht zijn; en aan uw dienstmaagd zult gij ook alzo doen. ~
42 Deu 16:11 | en uw dienstknecht, en uw dienstmaagd, en de Leviet, die in uw
43 Deu 16:14 | en uw dienstknecht, en uw dienstmaagd, en de Leviet, en de vreemdeling,
44 Ric 8:18 | Abimelech, een zoon zijner dienstmaagd, koning gemaakt over de
45 Ric 18:19 | is voor mij, en voor uw dienstmaagd, en voor de jongen, die
46 Rut 2:13 | dewijl gij naar het hart uwer dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik
47 Rut 3:9 | zij zeide: Ik ben Ruth, uw dienstmaagd, breid dan uw vleugel uit
48 Rut 3:9 | dan uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want gij zijt de losser. ~
49 1Sa 1:11 | eenmaal de ellende Uwer dienstmaagd aanziet, en mijner gedenkt,
50 1Sa 1:11 | en mijner gedenkt, en Uw dienstmaagd niet vergeet, maar geeft
51 1Sa 1:11 | vergeet, maar geeft aan Uw dienstmaagd een mannelijk zaad, zo zal
52 1Sa 1:16 | 16 Acht toch uw dienstmaagd niet voor een dochter Belials;
53 1Sa 1:18 | 18 En zij zeide: Laat uw dienstmaagd genade vinden in uw ogen!
54 1Sa 25:24 | misdaad, en laat toch uw dienstmaagd voor uw oren spreken, en
55 1Sa 25:24 | en hoor de woorden uwer dienstmaagd. ~
56 1Sa 25:25 | dwaasheid is bij hem; en ik, uw dienstmaagd, heb de jongelingen van
57 1Sa 25:27 | dit is de zegen, dien uw dienstmaagd mijn heer toegebracht heeft,
58 1Sa 25:28 | 28 Vergeef toch aan uw dienstmaagd de overtreding, want de
59 1Sa 25:31 | weldoen zal, zo zult gij uwer dienstmaagd gedenken. ~
60 1Sa 25:41 | en zij zeide: Ziet, uw dienstmaagd zij tot een dienares, om
61 1Sa 28:21 | zij zeide tot hem: Zie, uw dienstmaagd heeft naar uw stem gehoord,
62 1Sa 28:22 | nu ook naar de stem uwer dienstmaagd, en laat mij een bete broods
63 2Sa 14:6 | 6 Nu had uw dienstmaagd twee zonen, en deze beiden
64 2Sa 14:7 | geslacht is opgestaan tegen uw dienstmaagd, en hebben gezegd: Geef
65 2Sa 14:12 | deze vrouw: Laat toch uw dienstmaagd een woord tot mijn heer
66 2Sa 14:15 | gemaakt heeft; zo zeide uw dienstmaagd: Ik zal nu tot den koning
67 2Sa 14:15 | koning het woord zijner dienstmaagd doen. ~
68 2Sa 14:16 | koning zal horen, om zijn dienstmaagd te redden van de hand des
69 2Sa 14:17 | 17 Wijders zeide uw dienstmaagd: Het woord mijns heren,
70 2Sa 14:19 | woorden in den mond uwer dienstmaagd gelegd; ~
71 2Sa 17:17 | de fontein Rogel; en een dienstmaagd ging henen en zeide het
72 2Sa 20:17 | hem: Hoor de woorden uwer dienstmaagd; en hij zeide: Ik hoor. ~
73 1Kon 1:13| niet, mijn heer koning, uw dienstmaagd gezworen, zeggende: Voorzeker,
74 1Kon 1:17| Mijn heer! gij hebt uw dienstmaagd bij den HEERE, uw God, gezworen:
75 1Kon 3:20| zoon van bij mij, als uw dienstmaagd sliep, en legde hem in haar
76 2Kon 4:2 | huis hebt. En zij zeide: Uw dienstmaagd heeft niet met al in het
77 2Kon 4:16| man Gods, lieg tegen uw dienstmaagd niet. ~
78 Job 31:13 | mijns knechts, of mijner dienstmaagd, als zij geschil hadden
79 Psa 86:16 | en verlos den zoon Uwer dienstmaagd. ~
80 Psa 116:16 | Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt mijn banden losgemaakt. ~
81 Psa 123:2 | heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw;
82 Spre 30:23| zij getrouwd wordt; en een dienstmaagd, als zij erfgenaam is van
83 Jes 24:2 | alzo zijn heer; gelijk de dienstmaagd, alzo haar vrouw; gelijk
84 Matt 26:69| buiten in de zaal; en een dienstmaagd kwam tot hem, zeggende:
85 Matt 26:71| uitging, zag hem een andere dienstmaagd, en zeide tot degenen, die
86 Mark 14:69| 69 En de dienstmaagd, hem wederom ziende, begon
87 Luk 1:38 | En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede
88 Luk 1:48 | Hij de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien; want zie,
89 Luk 22:56 | 56 En een zekere dienstmaagd, ziende hem bij het vuur
90 Joha 18:17| 17 De dienstmaagd dan, die de deurwaarster
91 Hand 6:43| voorpoort klopte, kwam een dienstmaagd voor om te luisteren, met
92 Hand 10:16| heengingen, dat een zekere dienstmaagd, hebbende een waarzeggenden
93 Gal 4:22 | twee zonen had, een uit de dienstmaagd, en een uit de vrije. ~
94 Gal 4:23 | 23 Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren
95 Gal 4:30 | zegt de Schrift? Werp de dienstmaagd uit en haar zoon; want de
96 Gal 4:30 | haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met
97 Gal 4:31 | wij zijn niet kinderen der dienstmaagd, maar der vrije. ~ ~
|