Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
dempen 1
den 11232
dengene 77
dengenen 95
denk 7
denke 2
denken 13
Frequency    [«  »]
96 achab
96 gebed
96 klein
95 dengenen
95 genaamd
95 goddeloze
95 oordeel

Bijbel

IntraText - Concordances

dengenen

   Book Chapter: Verse
1 Num 32:54 | lot, naar uw geslachten; dengenen, die veel zijn, zult gij 2 Ric 3:2 | krijg leerde, tenminste dengenen, die daar te voren niet 3 2Kon 20:21| de koning van Egypte, al dengenen, die op hem vertrouwen. ~ 4 2Kro 24:12| koning en Jojada gaven aan dengenen, die het werk van den dienst 5 2Kro 34:10| HEEREN, en deze gaven dat dengenen, die het werk deden, die 6 Neh 8:11 | het zoete, en zendt delen dengenen, voor welken niets bereid 7 Psa 25:10 | goedertierenheid en waarheid, dengenen, die Zijn verbond en Zijn 8 Psa 44:14 | smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn. ~ 9 Psa 60:6 | 6 Maar nu hebt Gij dengenen, die U vrezen, een banier 10 Psa 73:1 | Immers is God Israel goed, dengenen, die rein van harte zijn. ~ 11 Psa 84:12 | het goede niet onthouden dengenen, die in oprechtheid wandelen. ~ 12 Psa 103:6 | gerechtigheid en gerichten al dengenen, die onderdrukt worden. ~ 13 Psa 125:4 | doe den goeden wel, en dengenen, die oprecht zijn in hun 14 Psa 143:7 | want ik zou gelijk worden dengenen, die in den kuil dalen. ~ 15 Spre 2:7 | wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprechtelijk wandelen; ~ 16 Spre 3:18| Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, 17 Spre 4:22| Want zij zijn het leven dengenen, die ze vinden, en een medicijn 18 Spre 10:26| den ogen is zo is de luie dengenen, die hem uitzenden. ~ 19 Spre 22:21| waarheid antwoorden moogt dengenen, die u zenden. ~ 20 Spre 22:23| twistzaak twisten, en Hij zal dengenen, die hen beroven, de ziel 21 Spre 25:13| Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de 22 Spre 30:5 | doorlouterd; Hij is een Schild dengenen, die op Hem betrouwen. ~ 23 Spre 31:6 | die verloren gaat, en wijn dengenen, die bitterlijk bedroefd 24 Jes 4:2 | voortreffelijkheid en tot versiering dengenen, die het ontkomen zullen 25 Jes 5:8 | 8      Wee dengenen, die huis aan huis trekken, 26 Jes 5:11 | 11      Wee dengenen, die, zich vroeg opmakende 27 Jes 5:18 | 18      Wee dengenen, die de ongerechtigheid 28 Jes 5:20 | 20      Wee dengenen, die het kwade goed heten, 29 Jes 5:21 | 21      Wee dengenen, die in hun ogen wijs, en 30 Jes 5:22 | 22      Wee dengenen, die helden zijn om wijn 31 Jes 10:1 | 1      Wee dengenen, die ongerechte inzettingen 32 Jes 24:9 | sterke drank zal bitter zijn dengenen, die hem drinken. ~ 33 Jes 28:6 | zit, en tot een sterkte dengenen, die den strijd afkeren 34 Jes 29:15 | 15      Wee dengenen, die zich diep versteken 35 Jes 31:1 | 1   Wee dengenen, die in Egypte om hulp aftrekken, 36 Jes 36:6 | koning van Egypte, al      dengenen, die op hem vertrouwen. ~ 37 Jes 42:5 | adem geeft, en den geest dengenen, die daarop wandelen: ~ 38 Jes 50:6 | 6      Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij slaan, en Mijn 39 Jes 50:6 | Mij slaan, en Mijn wangen dengenen, die Mij het haar uitplukken; 40 Jes 58:19 | der lippen, vrede, vrede dengenen, die verre zijn, en dengenen, 41 Jes 58:19 | dengenen, die verre zijn, en dengenen, die nabij zijn, zegt de 42 Jes 65:5 | en die gerechtigheid doet dengenen, die Uwer gedenken op Uw 43 Jer 50:20 | worden;      want Ik zal ze dengenen vergeven, die Ik zal doen 44 Klaa 1:69| Teth. De HEERE is goed dengenen, die Hem verwachten, der 45 Dan 2:21 | wijsheid, en wetenschap dengenen, die verstand hebben; ~ 46 Dan 11:39 | maken met den vreemden god; dengenen, die hij kennen zal, zal 47 Matt 4:16| een groot licht gezien; en dengenen, die zaten in het land en 48 Matt 5:44| die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en bidt voor 49 Matt 7:11| hemelen is, goede gaven geven dengenen, die ze van Hem bidden! ~ 50 Matt 8:10| verwonderd, en zeide tot dengenen, die Hem volgden: Voorwaar 51 Mark 2:25| had, en hem hongerde, en dengenen, die met hem waren? ~ 52 Mark 2:26| priesteren, en ook gegeven heeft dengenen, die met hem waren? ~ 53 Mark 4:11| het Koninkrijk Gods; maar dengenen, die buiten zijn, geschieden 54 Mark 6:22| en danste, en Herodes en dengenen die mede aanzaten, behaagde, 55 Mark 16:10| heengaande, boodschapte het dengenen, die met Hem geweest waren, 56 Luk 1:79 | 79 Om te verschijnen dengenen, die gezeten zijn in duisternis 57 Luk 6:3 | wanneer hem hongerde, en dengenen, die met hem waren? ~ 58 Luk 6:4 | gegeten heeft, en ook gegeven dengenen, die met hem waren, welke 59 Luk 6:27 | vijanden lief; doet wel dengenen, die u haten. ~ 60 Luk 6:33 | En indien gij goed doet dengenen, die u goed doen, wat dank 61 Luk 6:34 | 34 En indien gij leent dengenen, van welke gij hoopt weder 62 Luk 11:13 | den Heiligen Geest geven dengenen, die Hem bidden? ~ 63 Joha 1:22| wij antwoord geven mogen dengenen, die ons gezonden hebben; 64 Joha 6:11| discipelen, en de discipelen dengenen, die nedergezeten waren; 65 Joha 6:13| welke overgeschoten waren dengenen, die gegeten hadden. ~ 66 Hand 17:2 | hogepriester Ananias beval dengenen, die bij hem stonden, dat 67 Hand 20:20| 20 Maar heb eerst dengenen, die te Damaskus waren, 68 Rom 2:3 | dit, o mens, die oordeelt dengenen, die zulke dingen doen, 69 Rom 2:7 | 7 Dengenen wel, die met volharding 70 Rom 2:8 | 8 Maar dengenen, die twistgierig zijn, en 71 Rom 4:12 | een vader der besnijdenis, dengenen namelijk, die niet alleen 72 Rom 4:24 | toegerekend worden, namelijk dengenen, die geloven in Hem, Die 73 Rom 8:28 | 28 En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle 74 Rom 8:28 | medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen 75 Rom 10:20 | Ik ben openbaar geworden dengenen, die naar Mij niet vraagden. ~ 76 1Kor 1:18| woord des kruises is wel dengenen, die verloren gaan, dwaasheid; 77 1Kor 8:9 | enigerwijze een aanstoot worde dengenen, die zwak zijn. ~ 78 1Kor 9:14| ook de Heere geordineerd dengenen, die het Evangelie verkondigen, 79 1Kor 9:20| ik de Joden winnen zou; dengenen, die onder de wet zijn, 80 1Kor 14:22| zijn tot een teken niet dengenen, die geloven, maar den ongelovigen; 81 1Kor 14:22| niet den ongelovigen, maar dengenen, die geloven. ~ 82 2Kor 11:12| de oorzaak af te snijden dengenen, die oorzaak hebben willen, 83 2The 1:6 | verdrukking te vergelden dengenen, die u verdrukken; ~ 84 Heb 2:18 | geleden heeft, kan Hij dengenen, die verzocht worden, te 85 Heb 3:18 | zouden ingaan, anders dan dengenen, die ongehoorzaam geweest 86 Heb 12:11 | vrucht der gerechtigheid dengenen, die door dezelve geoefend 87 Jako 1:12| welke de Heere beloofd heeft dengenen, die Hem liefhebben. ~ 88 Jako 2:5 | Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die Hem liefhebben? ~ 89 1Pet 2:8 | 8 Dengenen namelijk, die zich aan het 90 2Pet 2:6 | tot een voorbeeld gezet dengenen, die goddelooslijk zouden 91 1Joh 5:16| zal hem het leven geven, dengenen, zeg ik, die zondigen niet 92 Open 8:13| grote stem: Wee, wee, wee, dengenen, die op de aarde wonen, 93 Open 11:18| profeten, en den heiligen, en dengenen, die Uw Naam vrezen, den 94 Open 12:12| gij, die daarin woont! Wee dengenen, die de aarde en de zee 95 Open 14:6 | Evangelie, om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen,


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License