Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
tyrier 1
tyriers 4
tyrus 54
u 6044
uchal 1
uel 1
ufaz 2
Frequency    [«  »]
7660 niet
6228 der
6208 uw
6044 u
6026 te
5967 heere
5858 des

Bijbel

IntraText - Concordances

u

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6044

     Book Chapter: Verse
501 Lev 11:6 | den klauw niet; die zal u onrein zijn. ~ 502 Lev 11:7 | het gekauwde niet; dat zal u onrein zijn. ~ 503 Lev 11:8 | niet aanroeren, zij zullen u onrein zijn. ~ 504 Lev 11:10 | schubben heeft, dat zal u een verfoeisel zijn. ~ 505 Lev 11:11 | een verfoeisel zullen zij u zijn; van hun vlees zult 506 Lev 11:12 | schubben heeft, dat zal u een verfoeisel zijn. ~ 507 Lev 11:20 | op vier voeten gaat, zal u een verfoeisel zijn. ~ 508 Lev 11:23 | dat vier voeten heeft, zal u een verfoeisel zijn. ~ 509 Lev 11:26 | klieft, en niet herkauwt, zal u onrein zijn; zo wie hetzelve 510 Lev 11:27 | voeten gaande, die zullen u onrein zijn; al wie hun 511 Lev 11:28 | aan den avond; zij zullen u onrein zijn. ~ 512 Lev 11:29 | 29 Verder zal u dit onder het kruipend gedierte, 513 Lev 11:31 | 31 Die zullen u onrein zijn onder alle kruipend 514 Lev 11:35 | onrein, daarom zullen zij u onrein zijn. ~ 515 Lev 11:38 | zal gevallen zijn, dat zal u onrein zijn. ~ 516 Lev 11:39 | wanneer van de dieren, die u tot spijze zijn, iets zal 517 Lev 11:43 | kruipt; en verontreinigt u niet daaraan, dat gij daaraan 518 Lev 11:44 | uw God; daarom zult gij u heiligen, en heilig zijn, 519 Lev 11:45 | Want Ik ben de HEERE, Die u uit Egypteland doe optrekken, 520 Lev 11:45 | doe optrekken, opdat Ik u tot een God zij, en opdat 521 Lev 14:34 | land van Kanaan, hetwelk Ik u tot bezitting geven zal, 522 Lev 16:29 | 29 En dit zal voor u tot een eeuwige inzetting 523 Lev 16:29 | vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling verkeert. ~ 524 Lev 16:30 | op dien dag zal hij voor u verzoening doen, om u te 525 Lev 16:30 | voor u verzoening doen, om u te reinigen; van al uw zonden 526 Lev 16:31 | 31 Dat zal u een sabbat der rust zijn, 527 Lev 16:34 | 34 En dit zal u tot een eeuwige inzetting 528 Lev 17:11 | bloed; daarom heb Ik het u op het altaar gegeven, om 529 Lev 17:12 | Israels gezegd: Geen ziel van u zal bloed eten; noch de 530 Lev 17:12 | vreemdeling in het midden van u verkeert, zal bloed eten. ~ 531 Lev 18:3 | lands Kanaan, waarheen Ik u brenge, zult gij niet doen, 532 Lev 18:24 | 24 Verontreinigt u niet met enige van deze; 533 Lev 18:26 | vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling verkeert. ~ 534 Lev 18:27 | lieden dezes lands, die voor u geweest zijn, hebben al 535 Lev 18:28 | 28 Dat u dat land niet uitspuwe, 536 Lev 18:28 | als het het volk, dat voor u was, uitgespuwd heeft. ~ 537 Lev 18:30 | gruwelijke inzettingen, die voor u zijn gedaan geweest, en 538 Lev 18:30 | zijn gedaan geweest, en u daarmede niet verontreinigt; 539 Lev 19:4 | 4 Gij zult u tot de afgoden niet keren, 540 Lev 19:4 | de afgoden niet keren, en u geen gegoten goden maken; 541 Lev 19:13 | dagloners arbeidsloon zal bij u niet vernachten tot aan 542 Lev 19:19 | dooreen vermengd, zal aan u niet komen. ~ 543 Lev 19:23 | besnijden; drie jaren zal het u onbesneden zijn, daarvan 544 Lev 19:25 | het inkomen daarvan voor u te vermeerderen; Ik ben 545 Lev 19:28 | van een ingedrukt teken in u maken; Ik ben de HEERE! ~ 546 Lev 19:31 | 31 Gij zult u niet keren tot de waarzeggers, 547 Lev 19:31 | duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende; 548 Lev 19:33 | wanneer een vreemdeling bij u in uw land als vreemdeling 549 Lev 19:34 | die als vreemdeling bij u verkeert, zal onder u zijn 550 Lev 19:34 | bij u verkeert, zal onder u zijn als een inboorling 551 Lev 19:36 | ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd 552 Lev 20:7 | 7 Daarom heiligt u, en weest heilig; want Ik 553 Lev 20:8 | dezelve; Ik ben de HEERE, Die u heilige. ~ 554 Lev 20:14 | schandelijke daad in het midden van u zij. ~ 555 Lev 20:22 | en doet dezelve; opdat u dat land, waarheen Ik u 556 Lev 20:22 | u dat land, waarheen Ik u brenge, om daarin te wonen, 557 Lev 20:24 | 24 En Ik heb u gezegd: Gij zult hun land 558 Lev 20:24 | erfelijk bezitten, en Ik zal u dat geven, opdat gij hetzelve 559 Lev 20:24 | ben de HEERE, uw God, Die u van de volken afgezonderd 560 Lev 20:25 | kruipt, hetwelk Ik voor u afgezonderd heb, opdat gij 561 Lev 20:26 | HEERE, ben heilig; en Ik heb u van de volken afgezonderd, 562 Lev 21:8 | uws Gods offert; hij zal u heilig zijn, want Ik ben 563 Lev 21:8 | heilig; Ik ben de HEERE, Die u heilige! ~ 564 Lev 22:20 | niet aangenaam zijn voor u. ~ 565 Lev 22:25 | niet aangenaam zijn voor u. ~ 566 Lev 22:32 | worde; Ik ben de HEERE, Die u heilige! ~ 567 Lev 22:33 | 33 Die u uit Egypteland uitgevoerd 568 Lev 22:33 | uitgevoerd heb, opdat Ik u tot een God zij; Ik ben 569 Lev 22:41 | gekomen zijn, hetwelk Ik u geven zal, en gij zijn oogst 570 Lev 22:42 | bewegen, opdat het voor u aangenaam zij; des anderen 571 Lev 22:46 | 15 Daarna zult gij u tellen van den anderen dag 572 Lev 22:59 | is de verzoendag, om over u verzoening te doen voor 573 Lev 22:63 | 32 Het zal u een sabbat der rust zijn; 574 Lev 22:71 | den eersten dag zult gij u nemen takken van schoon 575 Lev 23:2 | kinderen Israels, dat zij tot u brengen zuivere gestoten 576 Lev 24:2 | zijn in dat land, dat Ik u geve, dan zal dat land rusten, 577 Lev 24:6 | sabbat des lands zal voor u tot spijze zijn, voor u, 578 Lev 24:6 | u tot spijze zijn, voor u, en voor uw knecht, en voor 579 Lev 24:6 | voor uw bijwoner, die bij u als vreemdelingen verkeren; ~ 580 Lev 24:8 | 8 Gij zult u ook tellen zeven jaarweken, 581 Lev 24:8 | dagen der zeven jaarweken u negen en veertig jaren zullen 582 Lev 24:10 | al zijn inwoners; het zal u een jubeljaar zijn; en gij 583 Lev 24:11 | 11 Dit jubeljaar zal u het vijftigste jaar zijn; 584 Lev 24:12 | is het jubeljaar; het zal u heilig zijn; gij zult uit 585 Lev 24:15 | inkomsten zal hij het aan u verkopen. ~ 586 Lev 24:16 | verminderen; want hij verkoopt aan u het getal der inkomsten. ~ 587 Lev 24:21 | Mijn zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat het 588 Lev 24:35 | verarmd zijn, en zijn hand bij u wankelen zal, zo zult gij 589 Lev 24:35 | bijwoner, opdat hij bij u leve. ~ 590 Lev 24:36 | God, opdat uw broeder bij u leve. ~ 591 Lev 24:38 | ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland gevoerd heb, 592 Lev 24:38 | Egypteland gevoerd heb, om u het land Kanaan te geven, 593 Lev 24:38 | Kanaan te geven, opdat Ik u tot een God zij. ~ 594 Lev 24:39 | wanneer uw broeder bij u zal verarmd zijn, en zich 595 Lev 24:39 | verarmd zijn, en zich aan u verkocht zal hebben, gij 596 Lev 24:40 | een bijwoner zal hij bij u zijn; tot het jubeljaar 597 Lev 24:40 | het jubeljaar zal hij bij u dienen. ~ 598 Lev 24:41 | 41 Dan zal hij van u uitgaan, hij en zijn kinderen 599 Lev 24:44 | volken zijn, die rondom u zijn; van die zult gij een 600 Lev 24:45 | kinderen der bijwoners, die bij u als vreemdelingen verkeren, 601 Lev 24:45 | hun geslachten, die bij u zullen zijn, die zij in 602 Lev 24:45 | gewonnen hebben; en zij zullen u tot een bezitting zijn. ~ 603 Lev 24:46 | 46 En gij zult u tot bezitters over hen stellen 604 Lev 24:46 | stellen voor uw kinderen na u, opdat zij de bezitting 605 Lev 24:47 | vreemdelings en bijwoners, die bij u is, wat bekomen zal hebben, 606 Lev 24:47 | vreemdeling, den bijwoner, die bij u is, of aan den stam van 607 Lev 25:1 | opgericht beeld zult gij u stellen, noch gebeelden 608 Lev 25:1 | steen in uw land zetten, om u daarvoor te buigen; want 609 Lev 25:5 | 5 En de dorstijd zal u reiken tot den wijnoogst, 610 Lev 25:8 | 8 Vijf uit u zullen honderd vervolgen, 611 Lev 25:8 | vervolgen, en honderd uit u zullen tien duizend vervolgen; 612 Lev 25:9 | 9 En Ik zal Mij tot u wenden, en zal u vruchtbaar 613 Lev 25:9 | Mij tot u wenden, en zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen; 614 Lev 25:9 | zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen; en Mijn 615 Lev 25:9 | Mijn verbond zal Ik met u bevestigen. ~ 616 Lev 25:11 | tabernakel in het midden van u zetten; en Mijn ziel zal 617 Lev 25:11 | zetten; en Mijn ziel zal van u niet walgen. ~ 618 Lev 25:12 | Ik zal in het midden van u wandelen, en zal u tot een 619 Lev 25:12 | midden van u wandelen, en zal u tot een God zijn, en gij 620 Lev 25:13 | ben de HEERE, uw God, Die u uit het land der Egyptenaren 621 Lev 25:13 | uw juk verbroken, en heb u doen rechtop staan. ~ 622 Lev 25:16 | 16 Dit zal Ik u ook doen, dat Ik over u 623 Lev 25:16 | u ook doen, dat Ik over u stellen zal verschrikking, 624 Lev 25:17 | en uw haters zullen over u heerschappij hebben, en 625 Lev 25:17 | en gij zult vlieden, als u iemand vervolgt. ~ 626 Lev 25:18 | zal nog daar toe doen, om u zevenvoudig over uw zonden 627 Lev 25:21 | willen horen, zo zal Ik over u, naar uw zonden, zevenvoudig 628 Lev 25:22 | 22 Want Ik zal onder u zenden het gedierte des 629 Lev 25:22 | gedierte des velds, hetwelk u beroven, en uw vee uitroeien, 630 Lev 25:22 | en uw vee uitroeien, en u verminderen zal; en uw wegen 631 Lev 25:24 | 24 Zo zal Ik ook met u in tegenheid wandelen, en 632 Lev 25:24 | tegenheid wandelen, en Ik zal u ook zevenvoudig over uw 633 Lev 25:25 | Want Ik zal een zwaard over u brengen, dat de wraak des 634 Lev 25:25 | de pest in het midden van u zenden, en gij zult in de 635 Lev 25:26 | 26 Als Ik u den staf des broods zal 636 Lev 25:28 | 28 Zo zal Ik ook met u in heetgrimmige tegenheid 637 Lev 25:28 | tegenheid wandelen, en Ik zal u ook zevenvoudig over uw 638 Lev 25:30 | werpen; en Mijn ziel zal aan u walgen. ~ 639 Lev 25:33 | 33 Daartoe zal Ik u onder de heidenen verstrooien; 640 Lev 25:33 | verstrooien; en een zwaard achter u uittrekken; en uw land zal 641 Lev 25:36 | de overgeblevenen onder u, Ik zal in hun hart een 642 Lev 25:38 | het land uwer vijanden zal u verteren. ~ 643 Lev 25:39 | de overgeblevenen onder u zullen om hun ongerechtigheid 644 Num 1:5 | namen der mannen, die bij u staan zullen: van Ruben, 645 Num 5:19 | zeggen: Indien iemand bij u gelegen heeft, en indien 646 Num 5:20 | geworden zijt, dat een man bij u gelegen heeft, behalve uw 647 Num 5:21 | zeggen:) De HEERE zette u tot een vloek, en tot een 648 Num 6:24 | 24 De HEERE zegene u, en behoede u! ~ 649 Num 6:24 | HEERE zegene u, en behoede u! ~ 650 Num 6:25 | doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! ~ 651 Num 6:25 | aangezicht over u lichten, en zij u genadig! ~ 652 Num 6:26 | verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede! ~ 653 Num 6:26 | aangezicht over u, en geve u vrede! ~ 654 Num 9:8 | dat ik hoor, wat de HEERE u gebieden zal. ~ 655 Num 9:10 | zeggende: Wanneer iemand onder u, of onder uw geslachten, 656 Num 9:14 | wanneer een vreemdeling bij u als vreemdeling verkeert, 657 Num 10:2 | 2 Maak u twee zilveren trompetten; 658 Num 10:2 | ze maken; en zij zullen u zijn tot de samenroeping 659 Num 10:3 | de gehele vergadering tot u vergaderd worden, aan de 660 Num 10:4 | zullen blazen, dan zullen tot u vergaderd worden de oversten, 661 Num 10:9 | trekken tegen den vijand, die u benauwt, zult gij ook met 662 Num 10:10 | dankofferen; en zij zullen u ter gedachtenis zijn voor 663 Num 10:29 | HEERE gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met ons, en 664 Num 10:29 | ga met ons, en wij zullen u weldoen, want de HEERE heeft 665 Num 10:32 | ons weldoen zal, dat wij u ook weldoen zullen. ~ 666 Num 11:16 | zij zullen zich daar bij u stellen. ~ 667 Num 11:17 | Zo zal Ik afkomen en met u aldaar spreken; en van den 668 Num 11:17 | en van den Geest, die op u is, zal Ik afzonderen, en 669 Num 11:17 | leggen; en zij zullen met u den last van dit volk dragen, 670 Num 11:18 | zult gij zeggen: Heiligt u tegen morgen, en gij zult 671 Num 11:18 | Egypte! Daarom zal de HEERE u vlees geven, en gij zult 672 Num 11:20 | het uit uw neus uitga, en u tot walging zij; overmits 673 Num 11:20 | HEERE, Die in het midden van u is, verworpen hebt, en hebt 674 Num 11:23 | zult nu zien, of Mijn woord u wedervaren zal, of niet. ~ 675 Num 12:6 | Zo er een profeet onder u is, Ik, de HEERE, zal door 676 Num 13:2 | 2 Zend u mannen uit: die het land 677 Num 13:20 | zijn of niet; en versterkt u, en neemt van de vrucht 678 Num 14:12 | het verstoten; en Ik zal u tot een groter en sterker 679 Num 14:25 | wonen in het dal; wendt u morgen, en maakt uw reize 680 Num 14:30 | hand opgeheven heb, dat Ik u daarin zou doen wonen, behalve 681 Num 14:32 | 32 Maar u aangaande, uw dode lichamen 682 Num 14:42 | HEERE zal in het midden van u niet zijn; opdat gij niet 683 Num 14:43 | vallen; want, omdat gij u afgekeerd hebt van den HEERE, 684 Num 14:43 | HEERE, zo zal de HEERE met u niet zijn. ~ 685 Num 15:2 | land uwer woningen, dat Ik u geven zal; ~ 686 Num 15:14 | ook een vreemdeling bij u als vreemdeling verkeert, 687 Num 15:14 | of die in het midden van u is, in uw geslachten, en 688 Num 15:15 | die als vreemdeling bij u verkeert, enerlei inzetting: 689 Num 15:18 | in het land, waarheen Ik u inbrengen zal, ~ 690 Num 15:23 | 23 Alles, wat u de HEERE door de hand van 691 Num 15:41 | ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd 692 Num 15:41 | Egypteland uitgevoerd heb, om u tot een God te zijn; Ik 693 Num 16:3 | hen: Het is te veel voor u, want deze ganse vergadering, 694 Num 16:3 | waarom dan verheft gijlieden u over de gemeente des HEEREN? ~ 695 Num 16:6 | 6 Doet dit: neemt u wierookvaten, Korach en 696 Num 16:7 | zijn. Het is te veel voor u, gij, kinderen van Levi! ~ 697 Num 16:9 | 9 Is het u te weinig, dat de God van 698 Num 16:9 | weinig, dat de God van Israel u van de vergadering van Israel 699 Num 16:10 | 10 Daar Hij u, en al uw broederen, de 700 Num 16:10 | de kinderen van Levi, met u, heeft doen naderen; zoekt 701 Num 16:21 | 21 Scheidt u af uit het midden van deze 702 Num 16:22 | gezondigd hebben, en zult Gij U over deze ganse vergadering 703 Num 16:45 | 45 Maak u op uit het midden van deze 704 Num 18:14 | het huis uws vaders met u, zult dragen de ongerechtigheid 705 Num 18:14 | en gij, en uw zonen met u, zult dragen de ongerechtigheid 706 Num 18:15 | den stam uws vaders, met u doen naderen, dat zij u 707 Num 18:15 | u doen naderen, dat zij u bijgevoegd worden, en u 708 Num 18:15 | u bijgevoegd worden, en u dienen; maar gij, en uw 709 Num 18:15 | maar gij, en uw zonen met u, zult zijn voor de tent 710 Num 18:17 | 4 Maar zij zullen u bijgevoegd worden, en de 711 Num 18:17 | en een vreemde zal tot u niet naderen. ~ 712 Num 18:20 | Maar gij, en uw zonen met u, zult ulieder priesterambt 713 Num 18:20 | uw priesterambt geve Ik u tot een dienst van een geschenk; 714 Num 18:21 | Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven de wacht Mijner 715 Num 18:21 | kinderen Israels heb Ik ze u gegeven, om der zalving 716 Num 18:22 | zullen wedergeven; het zal u en uw zonen een heiligheid 717 Num 18:23 | is zal dat eten; het zal u een heiligheid zijn. ~ 718 Num 18:24 | kinderen Israels; Ik heb ze aan u gegeven, en aan uw zonen, 719 Num 18:24 | en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting; 720 Num 18:25 | den HEERE zullen geven, u heb Ik ze gegeven. ~ 721 Num 18:32 | zullen offeren, heb Ik aan u gegeven, en aan uw zonen, 722 Num 18:32 | en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting; 723 Num 18:32 | aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw zaad met u. ~ 724 Num 18:32 | voor u en voor uw zaad met u. ~ 725 Num 18:39 | ontvangen hebben, die Ik u voor uw erfenis van henlieden 726 Num 18:40 | 27 En het zal u gerekend worden tot uw hefoffer, 727 Num 19:1 | het huis uws vaders met u, zult dragen de ongerechtigheid 728 Num 19:1 | en gij, en uw zonen met u, zult dragen de ongerechtigheid 729 Num 19:2 | den stam uws vaders, met u doen naderen, dat zij u 730 Num 19:2 | u doen naderen, dat zij u bijgevoegd worden, en u 731 Num 19:2 | u bijgevoegd worden, en u dienen; maar gij, en uw 732 Num 19:2 | maar gij, en uw zonen met u, zult zijn voor de tent 733 Num 19:4 | 4 Maar zij zullen u bijgevoegd worden, en de 734 Num 19:4 | en een vreemde zal tot u niet naderen. ~ 735 Num 19:7 | Maar gij, en uw zonen met u, zult ulieder priesterambt 736 Num 19:7 | uw priesterambt geve Ik u tot een dienst van een geschenk; 737 Num 19:8 | Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven de wacht Mijner 738 Num 19:8 | kinderen Israels heb Ik ze u gegeven, om der zalving 739 Num 19:9 | zullen wedergeven; het zal u en uw zonen een heiligheid 740 Num 19:10 | is zal dat eten; het zal u een heiligheid zijn. ~ 741 Num 19:11 | kinderen Israels; Ik heb ze aan u gegeven, en aan uw zonen, 742 Num 19:11 | en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting; 743 Num 19:12 | den HEERE zullen geven, u heb Ik ze gegeven. ~ 744 Num 19:19 | zullen offeren, heb Ik aan u gegeven, en aan uw zonen, 745 Num 19:19 | en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting; 746 Num 19:19 | aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw zaad met u. ~ 747 Num 19:19 | voor u en voor uw zaad met u. ~ 748 Num 19:26 | ontvangen hebben, die Ik u voor uw erfenis van henlieden 749 Num 19:27 | 27 En het zal u gerekend worden tot uw hefoffer, 750 Num 20:18 | misschien met het zwaard uitga u tegemoet! ~ 751 Num 21:7 | tegen den HEERE en tegen u gesproken hebben; bid den 752 Num 21:8 | HEERE zeide tot Mozes: Maak u een vurige slang, en stel 753 Num 21:29 | 29 Wee u, Moab! Gij, volk Kamoz zijt 754 Num 22:9 | zijn die mannen, die bij u zijn? ~ 755 Num 22:16 | de zoon van Zippor: Laat u toch niet beletten tot mij 756 Num 22:17 | 17 Want ik zal u zeer hoog vereren, en al 757 Num 22:20 | mannen gekomen zijn, om u te roepen, sta op, ga met 758 Num 22:20 | dat doen, hetwelk Ik tot u spreken zal. ~ 759 Num 22:28 | Bileam zeide: Wat heb ik u gedaan, dat gij mij nu driemaal 760 Num 22:29 | hand had! want ik zoude u nu doden. ~ 761 Num 22:30 | Ben ik ooit gewend geweest u alzo te doen? Hij dan zeide: 762 Num 22:32 | geslagen? Zie, Ik ben uitgegaan u tot een tegenpartij, dewijl 763 Num 22:33 | ware, zekerlijk Ik zoude u nu ook gedood, en haar bij 764 Num 22:35 | alleenlijk dat woord, wat Ik tot u spreken zal, dat zult gij 765 Num 22:37 | ik niet ernstiglijk tot u gezonden, om u te roepen? 766 Num 22:37 | ernstiglijk tot u gezonden, om u te roepen? Waarom zijt gij 767 Num 22:37 | tot mij gekomen? Kan ik u niet te recht vereren? ~ 768 Num 22:38 | tot Balak: Zie, ik ben tot u gekomen; zal ik nu enigzins 769 Num 23:3 | Hij wijzen zal, dat zal ik u bekend maken. Toen ging 770 Num 23:11 | hebt gij mij gedaan? Ik heb u genomen, om mijn vijanden 771 Num 23:26 | tot Balak: Heb ik niet tot u gesproken, zeggende: Al 772 Num 23:27 | Bileam: Kom toch, ik zal u aan een ander plaats medenemen; 773 Num 24:9 | hem doen opstaan? Zo wie u zegent, die zij gezegend, 774 Num 24:9 | gezegend, en vervloekt zij, wie u vervloekt! ~ 775 Num 24:10 | zeide tot Bileam: Ik heb u geroepen, om mijn vijanden 776 Num 24:11 | 11 En nu, pak u weg naar uw plaats! Ik had 777 Num 24:11 | plaats! Ik had gezegd, dat ik u hoog vereren zou; maar zie, 778 Num 24:11 | maar zie, de HEERE heeft u die eer van u geweerd! ~ 779 Num 24:11 | HEERE heeft u die eer van u geweerd! ~ 780 Num 24:14 | tot mijn volk; kom, ik zal u raad geven, en zeggen wat 781 Num 24:22 | verteerd worden, totdat u Assur gevankelijk wegvoeren 782 Num 25:18 | listen, die zij listig tegen u bedacht hebben in de zaak 783 Num 27:18 | HEERE tot Mozes: Neem tot u Jozua, den zoon van Nun, 784 Num 28:19 | lammeren; volkomen zullen zij u zijn. ~ 785 Num 28:30 | 30 Een geitenbok, om voor u verzoening te doen. ~ 786 Num 28:31 | ze bereiden; zij zullen u volkomen zijn met hun drankofferen. ~  ~ 787 Num 29:1 | dienstwerk zult gij doen; het zal u een dag des geklanks zijn. ~ 788 Num 29:8 | lammeren; volkomen zullen zij u zijn; ~ 789 Num 31:3 | zeggende: Dat zich mannen uit u ten strijde toerusten, en 790 Num 31:19 | 19 En gijlieden, legert u buiten het leger zeven dagen; 791 Num 31:19 | aangeroerd hebben, zult u op den derden dag en op 792 Num 31:68 | Wanneer gij van achter Hem u zult afkeren, zo zal Hij 793 Num 31:73 | zaak doen zult, indien gij u voor het aangezicht des 794 Num 31:74 | 21 En een ieder van u, die toegerust is, over 795 Num 31:75 | Israel, en dit land zal u ter bezitting zijn voor 796 Num 31:76 | zonde gewaar worden, als zij u vinden zal! ~ 797 Num 31:83 | indien zij niet toegerust met u zullen overtrekken, zo zullen 798 Num 32:53 | daarin wonen; want Ik heb u dat land gegeven, om hetzelve 799 Num 32:55 | prikkelen in uw zijden, en u zullen benauwen op het land, 800 Num 32:56 | het zal geschieden, dat Ik u zal doen, gelijk als Ik 801 Num 33:2 | zo zal dit land zijn, dat u ter erfenis vallen zal, 802 Num 33:3 | 3 De zuiderhoek nu zal u zijn van de woestijn Zin, 803 Num 33:3 | en de zuider landpale zal u zijn van het einde der Zoutzee 804 Num 33:4 | 4 En deze landpale zal u omgaan van het zuiden naar 805 Num 33:6 | van het westen, daar zal u de grote zee de landpale 806 Num 33:7 | 7 Voorts zal u de landpale van het noorden 807 Num 33:7 | de grote zee af zult gij u den berg Hor aftekenen. ~ 808 Num 33:9 | zijn te Hazar-Enan; dit zal u de noorder landpale zijn. ~ 809 Num 33:10 | 10 Voorts zult gij u tot een landpale tegen het 810 Num 33:12 | aan de Zoutzee. Dit zal u zijn het land naar zijn 811 Num 34:11 | 11 Zo zult gij maken, dat u steden tegemoet liggen, 812 Num 34:11 | steden tegemoet liggen, die u tot vrijsteden zullen zijn; 813 Num 34:12 | 12 En deze steden zullen u tot een toevlucht zijn voor 814 Num 34:13 | zullen zes vrijsteden voor u zijn. ~ 815 Deu 1:7 | 7 Keert u, en vertrekt, en gaat in 816 Deu 1:9 | sprak ter zelfder tijd tot u, zeggende: Ik alleen zal 817 Deu 1:9 | zeggende: Ik alleen zal u niet kunnen dragen. ~ 818 Deu 1:10 | De HEERE, uw God, heeft u vermenigvuldigd, en ziet, 819 Deu 1:11 | uwer vaderen God, doe tot u, zo als gij nu zijt, duizendmaal 820 Deu 1:11 | duizendmaal meer, en Hij zegene u, gelijk als Hij tot u gesproken 821 Deu 1:11 | zegene u, gelijk als Hij tot u gesproken heeft! ~ 822 Deu 1:13 | 13 Neemt u wijze, en verstandige, en 823 Deu 1:15 | stelde hen tot hoofden over u, oversten van duizenden, 824 Deu 1:17 | doch de zaak, die voor u te zwaar zal zijn, zult 825 Deu 1:18 | 18 Alzo gebood ik u te dier tijd alle zaken, 826 Deu 1:21 | HEERE, uwer vaderen God, tot u gesproken heeft; vreest 827 Deu 1:21 | vreest niet, en ontzet u niet. ~ 828 Deu 1:23 | mijn ogen; zo nam ik uit u twaalf mannen, van elken 829 Deu 1:29 | 29 Toen zeide ik tot u: Verschrikt niet, en vreest 830 Deu 1:30 | aangezicht wandelt, Die zal voor u strijden, naar alles, wat 831 Deu 1:30 | naar alles, wat Hij bij u voor uw ogen gedaan heeft 832 Deu 1:31 | hebt, dat de HEERE uw God, u daarin gedragen heeft, als 833 Deu 1:33 | op den weg wandelde, om u de plaats uit te zien, waar 834 Deu 1:33 | nachts in het vuur, opdat Hij u den weg wees, waarin gij 835 Deu 1:40 | 40 Gij daarentegen, keert u, en reist naar de woestijn, 836 Deu 1:42 | ben niet in het midden van u; opdat gij niet voor het 837 Deu 1:43 | 43 Doch als ik tot u sprak, zo hoordet gij niet, 838 Deu 1:44 | op dat gebergte woonden, u tegemoet, en vervolgden 839 Deu 1:44 | tegemoet, en vervolgden u, gelijk als de bijen doen; 840 Deu 1:44 | doen; en zij verpletterden u in Seir tot Horma toe. ~ 841 Deu 1:45 | neigde Zijn oren niet tot u. ~ 842 Deu 2:3 | genoeg omgetogen; keert u naar het noorden; ~ 843 Deu 2:4 | wonen; zij zullen wel voor u vrezen; maar gij zult u 844 Deu 2:4 | u vrezen; maar gij zult u zeer wachten. ~ 845 Deu 2:5 | 5 Mengt u niet met hen; want Ik zal 846 Deu 2:5 | niet met hen; want Ik zal u van hun land niet geven, 847 Deu 2:7 | de HEERE, uw God, heeft u gezegend in al het werk 848 Deu 2:7 | is de HEERE, uw God, met u geweest; geen ding heeft 849 Deu 2:7 | geweest; geen ding heeft u ontbroken. ~ 850 Deu 2:9 | Beangstig Moab niet, en meng u niet met hen in den strijd; 851 Deu 2:9 | den strijd; want Ik zal u geen erfenis van hun land 852 Deu 2:13 | 13 Nu, maakt u op, en trekt over de beek 853 Deu 2:19 | beangstig die niet, en meng u met hen niet; want Ik zal 854 Deu 2:19 | met hen niet; want Ik zal u van het land der kinderen 855 Deu 2:24 | 24 Maakt u op, reist heen, en gaat 856 Deu 2:24 | begint te erven, en mengt u met hen in den strijd. ~ 857 Deu 3:18 | De HEERE, uw God, heeft u dit land gegeven om het 858 Deu 3:19 | blijven in uw steden, die ik u gegeven heb; ~ 859 Deu 3:20 | tot zijn erfenis, die ik u gegeven heb. ~ 860 Deu 3:26 | HEERE zeide tot mij: Het zij u genoeg; spreek niet meer 861 Deu 4:1 | HEERE, uwer vaderen God, u geeft. ~ 862 Deu 4:2 | zult tot dit woord, dat ik u gebiede, niet toedoen, ook 863 Deu 4:2 | den HEERE, uw God, die ik u gebiede. ~ 864 Deu 4:3 | God, uit het midden van u verdaan. ~ 865 Deu 4:5 | 5 Ziet, ik heb u geleerd de inzettingen en 866 Deu 4:9 | 9 Alleenlijk wacht u, en bewaart uw ziel wel, 867 Deu 4:12 | 12 Zo sprak de HEERE tot u uit het midden des vuurs; 868 Deu 4:13 | 13 Toen verkondigde Hij u Zijn verbond, dat Hij u 869 Deu 4:13 | u Zijn verbond, dat Hij u gebood te doen, de tien 870 Deu 4:14 | ter zelver tijd, dat ik u inzettingen en rechten leren 871 Deu 4:15 | 15 Wacht u dan wel voor uw zielen; 872 Deu 4:15 | het midden des vuurs tot u sprak; ~ 873 Deu 4:16 | 16 Opdat gij u niet verderft, en maakt 874 Deu 4:16 | niet verderft, en maakt u iets gesnedens, de gelijkenis 875 Deu 4:19 | wordt aangedreven, dat gij u voor die buigt, en hen dient; 876 Deu 4:21 | land, dat de HEERE, uw God, u ter erfenis geven zal. ~ 877 Deu 4:23 | 23 Wacht u, dat gij het verbond des 878 Deu 4:23 | uws Gods, hetwelk Hij met u gemaakt heeft, niet vergeet, 879 Deu 4:23 | heeft, niet vergeet, dat gij u een gesneden beeld zoudt 880 Deu 4:23 | iets, dat de HEERE, uw God, u verboden heeft. ~ 881 Deu 4:25 | oud geworden zult zijn, en u zult verderven, dat gij 882 Deu 4:27 | 27 En de HEERE zal u verstrooien onder de volken; 883 Deu 4:27 | heidenen, waar de HEERE u henen leiden zal. ~ 884 Deu 4:30 | gij in angst zult zijn, en u al deze dingen zullen treffen; 885 Deu 4:31 | barmhartig God; Hij zal u niet verlaten, noch u verderven; 886 Deu 4:31 | zal u niet verlaten, noch u verderven; en Hij zal het 887 Deu 4:32 | de vorige dagen, die voor u geweest zijn, van dien dag 888 Deu 4:35 | 35 U is het getoond, opdat gij 889 Deu 4:36 | Van den hemel heeft Hij u Zijn stem laten horen, om 890 Deu 4:36 | Zijn stem laten horen, om u te onderwijzen; en op de 891 Deu 4:36 | en op de aarde heeft Hij u Zijn groot vuur doen zien; 892 Deu 4:37 | verkoren had, zo heeft Hij u voor Zijn aangezicht door 893 Deu 4:38 | bezitting te verdrijven; om u in te brengen, dat Hij u 894 Deu 4:38 | u in te brengen, dat Hij u hunlieder land ter erfenis 895 Deu 4:40 | en Zijn geboden, die ik u heden gebiede, opdat het 896 Deu 4:40 | heden gebiede, opdat het u en uw kinderen na u welga, 897 Deu 4:40 | het u en uw kinderen na u welga, en opdat gij de dagen 898 Deu 4:40 | land, dat de HEERE, uw God, u geeft, voor altoos. ~ 899 Deu 5:4 | aangezicht heeft de HEERE met u op den berg gesproken uit 900 Deu 5:5 | tussen den HEERE en tussen u, om u des HEEREN woord aan 901 Deu 5:5 | den HEERE en tussen u, om u des HEEREN woord aan te 902 Deu 5:6 | ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het 903 Deu 5:8 | 8 Gij zult u geen gesneden beeld maken, 904 Deu 5:9 | 9 Gij zult u voor die niet buigen, noch 905 Deu 5:12 | gelijk als de HEERE, uw God, u geboden heeft. ~ 906 Deu 5:15 | en dat de HEERE, uw God, u van daar heeft uitgeleid 907 Deu 5:15 | uitgestrekten arm; daarom heeft u de HEERE, uw God, geboden, 908 Deu 5:16 | gelijk als de HEERE, uw God, u geboden heeft, opdat uw 909 Deu 5:16 | verlengd worden, en opdat het u welga in het land, dat u 910 Deu 5:16 | u welga in het land, dat u de HEERE, uw God, geven 911 Deu 5:21 | naasten vrouw; en gij zult u niet laten gelusten uws 912 Deu 5:27 | de HEERE, onze God, tot u spreken zal, en wij zullen 913 Deu 5:28 | van dit volk, die zij tot u gesproken hebben; het is 914 Deu 5:31 | hier bij Mij, dat Ik tot u spreke al de geboden, en 915 Deu 5:32 | gelijk als de HEERE, uw God, u geboden heeft; en wijkt 916 Deu 5:33 | dien de HEERE, uw God, u gebiedt, zult gij gaan; 917 Deu 5:33 | opdat gij leeft, en dat het u welga, en gij de dagen verlengt 918 Deu 6:1 | uw God, geboden heeft om u te leren; opdat gij ze doet 919 Deu 6:2 | en Zijn geboden, die ik u gebiede; gij, en uw kind, 920 Deu 6:3 | dat gij ze doet, opdat het u welga, en opdat gij zeer 921 Deu 6:3 | vermenigvuldigdet (gelijk als u de HEERE, uwer vaderen God, 922 Deu 6:6 | En deze woorden, die ik u heden gebiede, zullen in 923 Deu 6:8 | op uw hand, en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn 924 Deu 6:10 | zijn, dat de HEERE, uw God, u zal hebben ingebracht in 925 Deu 6:10 | en Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; grote en 926 Deu 6:12 | 12 Zo wacht u, dat gij den HEERE niet 927 Deu 6:12 | HEERE niet vergeet, Die u uit Egypteland, uit het 928 Deu 6:14 | goden der volken, die rondom u zijn. ~ 929 Deu 6:15 | ijverig God in het midden van u; dat de toorn des HEEREN, 930 Deu 6:15 | HEEREN, uws Gods, tegen u niet ontsteke, en Hij u 931 Deu 6:15 | u niet ontsteke, en Hij u van den aardbodem verdelge. ~ 932 Deu 6:17 | Zijn inzettingen, die Hij u geboden heeft. ~ 933 Deu 6:18 | ogen des HEEREN; opdat het u welga, en dat gij inkomt, 934 Deu 6:20 | 20 Wanneer uw zoon u morgen zal vragen, zeggende: 935 Deu 7:1 | 1 Wanneer u de HEERE, uw God, zal gebracht 936 Deu 7:3 | 3 Gij zult u ook met hen niet vermaagschappen; 937 Deu 7:4 | tegen ulieden ontsteken, en u haast verdelgen. ~ 938 Deu 7:6 | volk den HEERE, uw God; u heeft de HEERE, uw God, 939 Deu 7:7 | HEERE heeft geen lust tot u gehad, noch u verkoren, 940 Deu 7:7 | geen lust tot u gehad, noch u verkoren, om uw veelheid 941 Deu 7:8 | vaderen gezworen had, heeft u de HEERE met een sterke 942 Deu 7:8 | hand uitgevoerd, en heeft u verlost uit het diensthuis, 943 Deu 7:11 | inzettingen, en de rechten, die ik u heden gebiede, om die te 944 Deu 7:12 | doen, dat de HEERE, uw God, u het verbond en de weldadigheid 945 Deu 7:13 | 13 En Hij zal u liefhebben, en zal u zegenen, 946 Deu 7:13 | zal u liefhebben, en zal u zegenen, en u doen vermenigvuldigen; 947 Deu 7:13 | liefhebben, en zal u zegenen, en u doen vermenigvuldigen; en 948 Deu 7:13 | uw vaderen gezworen heeft u te geven. ~ 949 Deu 7:14 | alle volken; er zal onder u noch man noch vrouw onvruchtbaar 950 Deu 7:15 | HEERE zal alle krankheid van u afweren, en Hij zal u geen 951 Deu 7:15 | van u afweren, en Hij zal u geen van de kwade ziekten 952 Deu 7:15 | ze leggen op allen, die u haten. ~ 953 Deu 7:16 | verteren, die de HEERE, uw God, u geven zal; uw oog zal hen 954 Deu 7:16 | niet dienen; want dat zoude u een strik zijn. ~ 955 Deu 7:19 | uitgestrekten arm, door welken u de HEERE uw God, heeft uitgevoerd; 956 Deu 7:21 | 21 Ontzet u niet voor hunlieder aangezicht; 957 Deu 7:21 | God, is in het midden van u, een groot en vreselijk 958 Deu 7:22 | wild des velds niet tegen u vermenigvuldige. ~ 959 Deu 7:25 | niet begeren, noch voor u nemen, opdat gij daardoor 960 Deu 8:1 | 1 Alle geboden, die ik u heden gebiede, zult gij 961 Deu 8:2 | gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, uw God, deze 962 Deu 8:2 | geleid heeft; opdat Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, 963 Deu 8:2 | Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, 964 Deu 8:3 | 3 En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en 965 Deu 8:3 | verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met 966 Deu 8:3 | liet u hongeren, en spijsde u met het Man, dat gij niet 967 Deu 8:3 | gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte, dat de mens 968 Deu 8:4 | 4 Uw kleding is aan u niet verouderd, en uw voet 969 Deu 8:5 | hart, dat de HEERE, uw God, u kastijdt, gelijk als een 970 Deu 8:7 | de HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land 971 Deu 8:9 | schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken zal; een 972 Deu 8:10 | dat goede land, dat Hij u zal hebben gegeven. 973 Deu 8:11 | 11 Wacht u, dat gij den HEERE, uw God, 974 Deu 8:11 | Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede; ~ 975 Deu 8:13 | zijn, ook zilver en goud u zal vermeerderd zijn, ja, 976 Deu 8:14 | vergeet den HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het 977 Deu 8:15 | 15 Die u geleid heeft in die grote 978 Deu 8:15 | waar geen water was; Die u water uit de keiachtige 979 Deu 8:16 | 16 Die u in de woestijn spijsde met 980 Deu 8:16 | vaderen niet gekend hadden; om u te verootmoedigen, en om 981 Deu 8:16 | te verootmoedigen, en om u te verzoeken, opdat Hij 982 Deu 8:16 | te verzoeken, opdat Hij u ten laatste weldeed; ~ 983 Deu 8:18 | God, dat Hij het is, Die u kracht geeft om vermogen 984 Deu 8:19 | navolgt, en hen dient, en u voor dezelve buigt, zo betuig 985 Deu 8:19 | zo betuig ik heden tegen u, dat gij voorzeker zult 986 Deu 9:3 | gelijk als de HEERE tot u gesproken heeft. ~ 987 Deu 9:6 | 6 Weet dan, dat u de HEERE, uw God, niet om 988 Deu 9:8 | zeer, dat Hij Zich tegen u vertoornde, om u te verdelgen. ~ 989 Deu 9:8 | Zich tegen u vertoornde, om u te verdelgen. ~ 990 Deu 9:14 | hemel uitdoe; en Ik zal u tot een machtiger en meerder 991 Deu 9:16 | God, gezondigd; gij hadt u een gegoten kalf gemaakt; 992 Deu 9:16 | afgeweken van den weg, dien u de HEERE geboden had. ~ 993 Deu 9:19 | ulieden vertoornd was, om u te verdelgen; doch de HEERE 994 Deu 9:23 | zond uit dat land, dat Ik u gegeven heb; zo waart gij 995 Deu 9:24 | HEERE, van de dag af, dat ik u gekend heb. ~ 996 Deu 9:25 | HEERE gezegd had, dat Hij u verdelgen zou. ~ 997 Deu 10:1 | zeide de HEERE tot mij: Houw u twee stenen tafelen, als 998 Deu 10:1 | dezen berg; daarna zult gij u een kist van hout maken. ~ 999 Deu 10:10 | datzelve maal; de HEERE heeft u niet willen verderven. ~ 1000 Deu 10:12 | eist de HEERE, uw God van u dan den HEERE, uw God, te


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6044

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License