1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6044
Book Chapter: Verse
501 Lev 11:6 | den klauw niet; die zal u onrein zijn. ~
502 Lev 11:7 | het gekauwde niet; dat zal u onrein zijn. ~
503 Lev 11:8 | niet aanroeren, zij zullen u onrein zijn. ~
504 Lev 11:10 | schubben heeft, dat zal u een verfoeisel zijn. ~
505 Lev 11:11 | een verfoeisel zullen zij u zijn; van hun vlees zult
506 Lev 11:12 | schubben heeft, dat zal u een verfoeisel zijn. ~
507 Lev 11:20 | op vier voeten gaat, zal u een verfoeisel zijn. ~
508 Lev 11:23 | dat vier voeten heeft, zal u een verfoeisel zijn. ~
509 Lev 11:26 | klieft, en niet herkauwt, zal u onrein zijn; zo wie hetzelve
510 Lev 11:27 | voeten gaande, die zullen u onrein zijn; al wie hun
511 Lev 11:28 | aan den avond; zij zullen u onrein zijn. ~
512 Lev 11:29 | 29 Verder zal u dit onder het kruipend gedierte,
513 Lev 11:31 | 31 Die zullen u onrein zijn onder alle kruipend
514 Lev 11:35 | onrein, daarom zullen zij u onrein zijn. ~
515 Lev 11:38 | zal gevallen zijn, dat zal u onrein zijn. ~
516 Lev 11:39 | wanneer van de dieren, die u tot spijze zijn, iets zal
517 Lev 11:43 | kruipt; en verontreinigt u niet daaraan, dat gij daaraan
518 Lev 11:44 | uw God; daarom zult gij u heiligen, en heilig zijn,
519 Lev 11:45 | Want Ik ben de HEERE, Die u uit Egypteland doe optrekken,
520 Lev 11:45 | doe optrekken, opdat Ik u tot een God zij, en opdat
521 Lev 14:34 | land van Kanaan, hetwelk Ik u tot bezitting geven zal,
522 Lev 16:29 | 29 En dit zal voor u tot een eeuwige inzetting
523 Lev 16:29 | vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling verkeert. ~
524 Lev 16:30 | op dien dag zal hij voor u verzoening doen, om u te
525 Lev 16:30 | voor u verzoening doen, om u te reinigen; van al uw zonden
526 Lev 16:31 | 31 Dat zal u een sabbat der rust zijn,
527 Lev 16:34 | 34 En dit zal u tot een eeuwige inzetting
528 Lev 17:11 | bloed; daarom heb Ik het u op het altaar gegeven, om
529 Lev 17:12 | Israels gezegd: Geen ziel van u zal bloed eten; noch de
530 Lev 17:12 | vreemdeling in het midden van u verkeert, zal bloed eten. ~
531 Lev 18:3 | lands Kanaan, waarheen Ik u brenge, zult gij niet doen,
532 Lev 18:24 | 24 Verontreinigt u niet met enige van deze;
533 Lev 18:26 | vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling verkeert. ~
534 Lev 18:27 | lieden dezes lands, die voor u geweest zijn, hebben al
535 Lev 18:28 | 28 Dat u dat land niet uitspuwe,
536 Lev 18:28 | als het het volk, dat voor u was, uitgespuwd heeft. ~
537 Lev 18:30 | gruwelijke inzettingen, die voor u zijn gedaan geweest, en
538 Lev 18:30 | zijn gedaan geweest, en u daarmede niet verontreinigt;
539 Lev 19:4 | 4 Gij zult u tot de afgoden niet keren,
540 Lev 19:4 | de afgoden niet keren, en u geen gegoten goden maken;
541 Lev 19:13 | dagloners arbeidsloon zal bij u niet vernachten tot aan
542 Lev 19:19 | dooreen vermengd, zal aan u niet komen. ~
543 Lev 19:23 | besnijden; drie jaren zal het u onbesneden zijn, daarvan
544 Lev 19:25 | het inkomen daarvan voor u te vermeerderen; Ik ben
545 Lev 19:28 | van een ingedrukt teken in u maken; Ik ben de HEERE! ~
546 Lev 19:31 | 31 Gij zult u niet keren tot de waarzeggers,
547 Lev 19:31 | duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende;
548 Lev 19:33 | wanneer een vreemdeling bij u in uw land als vreemdeling
549 Lev 19:34 | die als vreemdeling bij u verkeert, zal onder u zijn
550 Lev 19:34 | bij u verkeert, zal onder u zijn als een inboorling
551 Lev 19:36 | ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd
552 Lev 20:7 | 7 Daarom heiligt u, en weest heilig; want Ik
553 Lev 20:8 | dezelve; Ik ben de HEERE, Die u heilige. ~
554 Lev 20:14 | schandelijke daad in het midden van u zij. ~
555 Lev 20:22 | en doet dezelve; opdat u dat land, waarheen Ik u
556 Lev 20:22 | u dat land, waarheen Ik u brenge, om daarin te wonen,
557 Lev 20:24 | 24 En Ik heb u gezegd: Gij zult hun land
558 Lev 20:24 | erfelijk bezitten, en Ik zal u dat geven, opdat gij hetzelve
559 Lev 20:24 | ben de HEERE, uw God, Die u van de volken afgezonderd
560 Lev 20:25 | kruipt, hetwelk Ik voor u afgezonderd heb, opdat gij
561 Lev 20:26 | HEERE, ben heilig; en Ik heb u van de volken afgezonderd,
562 Lev 21:8 | uws Gods offert; hij zal u heilig zijn, want Ik ben
563 Lev 21:8 | heilig; Ik ben de HEERE, Die u heilige! ~
564 Lev 22:20 | niet aangenaam zijn voor u. ~
565 Lev 22:25 | niet aangenaam zijn voor u. ~
566 Lev 22:32 | worde; Ik ben de HEERE, Die u heilige! ~
567 Lev 22:33 | 33 Die u uit Egypteland uitgevoerd
568 Lev 22:33 | uitgevoerd heb, opdat Ik u tot een God zij; Ik ben
569 Lev 22:41 | gekomen zijn, hetwelk Ik u geven zal, en gij zijn oogst
570 Lev 22:42 | bewegen, opdat het voor u aangenaam zij; des anderen
571 Lev 22:46 | 15 Daarna zult gij u tellen van den anderen dag
572 Lev 22:59 | is de verzoendag, om over u verzoening te doen voor
573 Lev 22:63 | 32 Het zal u een sabbat der rust zijn;
574 Lev 22:71 | den eersten dag zult gij u nemen takken van schoon
575 Lev 23:2 | kinderen Israels, dat zij tot u brengen zuivere gestoten
576 Lev 24:2 | zijn in dat land, dat Ik u geve, dan zal dat land rusten,
577 Lev 24:6 | sabbat des lands zal voor u tot spijze zijn, voor u,
578 Lev 24:6 | u tot spijze zijn, voor u, en voor uw knecht, en voor
579 Lev 24:6 | voor uw bijwoner, die bij u als vreemdelingen verkeren; ~
580 Lev 24:8 | 8 Gij zult u ook tellen zeven jaarweken,
581 Lev 24:8 | dagen der zeven jaarweken u negen en veertig jaren zullen
582 Lev 24:10 | al zijn inwoners; het zal u een jubeljaar zijn; en gij
583 Lev 24:11 | 11 Dit jubeljaar zal u het vijftigste jaar zijn;
584 Lev 24:12 | is het jubeljaar; het zal u heilig zijn; gij zult uit
585 Lev 24:15 | inkomsten zal hij het aan u verkopen. ~
586 Lev 24:16 | verminderen; want hij verkoopt aan u het getal der inkomsten. ~
587 Lev 24:21 | Mijn zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat het
588 Lev 24:35 | verarmd zijn, en zijn hand bij u wankelen zal, zo zult gij
589 Lev 24:35 | bijwoner, opdat hij bij u leve. ~
590 Lev 24:36 | God, opdat uw broeder bij u leve. ~
591 Lev 24:38 | ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland gevoerd heb,
592 Lev 24:38 | Egypteland gevoerd heb, om u het land Kanaan te geven,
593 Lev 24:38 | Kanaan te geven, opdat Ik u tot een God zij. ~
594 Lev 24:39 | wanneer uw broeder bij u zal verarmd zijn, en zich
595 Lev 24:39 | verarmd zijn, en zich aan u verkocht zal hebben, gij
596 Lev 24:40 | een bijwoner zal hij bij u zijn; tot het jubeljaar
597 Lev 24:40 | het jubeljaar zal hij bij u dienen. ~
598 Lev 24:41 | 41 Dan zal hij van u uitgaan, hij en zijn kinderen
599 Lev 24:44 | volken zijn, die rondom u zijn; van die zult gij een
600 Lev 24:45 | kinderen der bijwoners, die bij u als vreemdelingen verkeren,
601 Lev 24:45 | hun geslachten, die bij u zullen zijn, die zij in
602 Lev 24:45 | gewonnen hebben; en zij zullen u tot een bezitting zijn. ~
603 Lev 24:46 | 46 En gij zult u tot bezitters over hen stellen
604 Lev 24:46 | stellen voor uw kinderen na u, opdat zij de bezitting
605 Lev 24:47 | vreemdelings en bijwoners, die bij u is, wat bekomen zal hebben,
606 Lev 24:47 | vreemdeling, den bijwoner, die bij u is, of aan den stam van
607 Lev 25:1 | opgericht beeld zult gij u stellen, noch gebeelden
608 Lev 25:1 | steen in uw land zetten, om u daarvoor te buigen; want
609 Lev 25:5 | 5 En de dorstijd zal u reiken tot den wijnoogst,
610 Lev 25:8 | 8 Vijf uit u zullen honderd vervolgen,
611 Lev 25:8 | vervolgen, en honderd uit u zullen tien duizend vervolgen;
612 Lev 25:9 | 9 En Ik zal Mij tot u wenden, en zal u vruchtbaar
613 Lev 25:9 | Mij tot u wenden, en zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen;
614 Lev 25:9 | zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen; en Mijn
615 Lev 25:9 | Mijn verbond zal Ik met u bevestigen. ~
616 Lev 25:11 | tabernakel in het midden van u zetten; en Mijn ziel zal
617 Lev 25:11 | zetten; en Mijn ziel zal van u niet walgen. ~
618 Lev 25:12 | Ik zal in het midden van u wandelen, en zal u tot een
619 Lev 25:12 | midden van u wandelen, en zal u tot een God zijn, en gij
620 Lev 25:13 | ben de HEERE, uw God, Die u uit het land der Egyptenaren
621 Lev 25:13 | uw juk verbroken, en heb u doen rechtop staan. ~
622 Lev 25:16 | 16 Dit zal Ik u ook doen, dat Ik over u
623 Lev 25:16 | u ook doen, dat Ik over u stellen zal verschrikking,
624 Lev 25:17 | en uw haters zullen over u heerschappij hebben, en
625 Lev 25:17 | en gij zult vlieden, als u iemand vervolgt. ~
626 Lev 25:18 | zal nog daar toe doen, om u zevenvoudig over uw zonden
627 Lev 25:21 | willen horen, zo zal Ik over u, naar uw zonden, zevenvoudig
628 Lev 25:22 | 22 Want Ik zal onder u zenden het gedierte des
629 Lev 25:22 | gedierte des velds, hetwelk u beroven, en uw vee uitroeien,
630 Lev 25:22 | en uw vee uitroeien, en u verminderen zal; en uw wegen
631 Lev 25:24 | 24 Zo zal Ik ook met u in tegenheid wandelen, en
632 Lev 25:24 | tegenheid wandelen, en Ik zal u ook zevenvoudig over uw
633 Lev 25:25 | Want Ik zal een zwaard over u brengen, dat de wraak des
634 Lev 25:25 | de pest in het midden van u zenden, en gij zult in de
635 Lev 25:26 | 26 Als Ik u den staf des broods zal
636 Lev 25:28 | 28 Zo zal Ik ook met u in heetgrimmige tegenheid
637 Lev 25:28 | tegenheid wandelen, en Ik zal u ook zevenvoudig over uw
638 Lev 25:30 | werpen; en Mijn ziel zal aan u walgen. ~
639 Lev 25:33 | 33 Daartoe zal Ik u onder de heidenen verstrooien;
640 Lev 25:33 | verstrooien; en een zwaard achter u uittrekken; en uw land zal
641 Lev 25:36 | de overgeblevenen onder u, Ik zal in hun hart een
642 Lev 25:38 | het land uwer vijanden zal u verteren. ~
643 Lev 25:39 | de overgeblevenen onder u zullen om hun ongerechtigheid
644 Num 1:5 | namen der mannen, die bij u staan zullen: van Ruben,
645 Num 5:19 | zeggen: Indien iemand bij u gelegen heeft, en indien
646 Num 5:20 | geworden zijt, dat een man bij u gelegen heeft, behalve uw
647 Num 5:21 | zeggen:) De HEERE zette u tot een vloek, en tot een
648 Num 6:24 | 24 De HEERE zegene u, en behoede u! ~
649 Num 6:24 | HEERE zegene u, en behoede u! ~
650 Num 6:25 | doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! ~
651 Num 6:25 | aangezicht over u lichten, en zij u genadig! ~
652 Num 6:26 | verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede! ~
653 Num 6:26 | aangezicht over u, en geve u vrede! ~
654 Num 9:8 | dat ik hoor, wat de HEERE u gebieden zal. ~
655 Num 9:10 | zeggende: Wanneer iemand onder u, of onder uw geslachten,
656 Num 9:14 | wanneer een vreemdeling bij u als vreemdeling verkeert,
657 Num 10:2 | 2 Maak u twee zilveren trompetten;
658 Num 10:2 | ze maken; en zij zullen u zijn tot de samenroeping
659 Num 10:3 | de gehele vergadering tot u vergaderd worden, aan de
660 Num 10:4 | zullen blazen, dan zullen tot u vergaderd worden de oversten,
661 Num 10:9 | trekken tegen den vijand, die u benauwt, zult gij ook met
662 Num 10:10 | dankofferen; en zij zullen u ter gedachtenis zijn voor
663 Num 10:29 | HEERE gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met ons, en
664 Num 10:29 | ga met ons, en wij zullen u weldoen, want de HEERE heeft
665 Num 10:32 | ons weldoen zal, dat wij u ook weldoen zullen. ~
666 Num 11:16 | zij zullen zich daar bij u stellen. ~
667 Num 11:17 | Zo zal Ik afkomen en met u aldaar spreken; en van den
668 Num 11:17 | en van den Geest, die op u is, zal Ik afzonderen, en
669 Num 11:17 | leggen; en zij zullen met u den last van dit volk dragen,
670 Num 11:18 | zult gij zeggen: Heiligt u tegen morgen, en gij zult
671 Num 11:18 | Egypte! Daarom zal de HEERE u vlees geven, en gij zult
672 Num 11:20 | het uit uw neus uitga, en u tot walging zij; overmits
673 Num 11:20 | HEERE, Die in het midden van u is, verworpen hebt, en hebt
674 Num 11:23 | zult nu zien, of Mijn woord u wedervaren zal, of niet. ~
675 Num 12:6 | Zo er een profeet onder u is, Ik, de HEERE, zal door
676 Num 13:2 | 2 Zend u mannen uit: die het land
677 Num 13:20 | zijn of niet; en versterkt u, en neemt van de vrucht
678 Num 14:12 | het verstoten; en Ik zal u tot een groter en sterker
679 Num 14:25 | wonen in het dal; wendt u morgen, en maakt uw reize
680 Num 14:30 | hand opgeheven heb, dat Ik u daarin zou doen wonen, behalve
681 Num 14:32 | 32 Maar u aangaande, uw dode lichamen
682 Num 14:42 | HEERE zal in het midden van u niet zijn; opdat gij niet
683 Num 14:43 | vallen; want, omdat gij u afgekeerd hebt van den HEERE,
684 Num 14:43 | HEERE, zo zal de HEERE met u niet zijn. ~
685 Num 15:2 | land uwer woningen, dat Ik u geven zal; ~
686 Num 15:14 | ook een vreemdeling bij u als vreemdeling verkeert,
687 Num 15:14 | of die in het midden van u is, in uw geslachten, en
688 Num 15:15 | die als vreemdeling bij u verkeert, enerlei inzetting:
689 Num 15:18 | in het land, waarheen Ik u inbrengen zal, ~
690 Num 15:23 | 23 Alles, wat u de HEERE door de hand van
691 Num 15:41 | ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd
692 Num 15:41 | Egypteland uitgevoerd heb, om u tot een God te zijn; Ik
693 Num 16:3 | hen: Het is te veel voor u, want deze ganse vergadering,
694 Num 16:3 | waarom dan verheft gijlieden u over de gemeente des HEEREN? ~
695 Num 16:6 | 6 Doet dit: neemt u wierookvaten, Korach en
696 Num 16:7 | zijn. Het is te veel voor u, gij, kinderen van Levi! ~
697 Num 16:9 | 9 Is het u te weinig, dat de God van
698 Num 16:9 | weinig, dat de God van Israel u van de vergadering van Israel
699 Num 16:10 | 10 Daar Hij u, en al uw broederen, de
700 Num 16:10 | de kinderen van Levi, met u, heeft doen naderen; zoekt
701 Num 16:21 | 21 Scheidt u af uit het midden van deze
702 Num 16:22 | gezondigd hebben, en zult Gij U over deze ganse vergadering
703 Num 16:45 | 45 Maak u op uit het midden van deze
704 Num 18:14 | het huis uws vaders met u, zult dragen de ongerechtigheid
705 Num 18:14 | en gij, en uw zonen met u, zult dragen de ongerechtigheid
706 Num 18:15 | den stam uws vaders, met u doen naderen, dat zij u
707 Num 18:15 | u doen naderen, dat zij u bijgevoegd worden, en u
708 Num 18:15 | u bijgevoegd worden, en u dienen; maar gij, en uw
709 Num 18:15 | maar gij, en uw zonen met u, zult zijn voor de tent
710 Num 18:17 | 4 Maar zij zullen u bijgevoegd worden, en de
711 Num 18:17 | en een vreemde zal tot u niet naderen. ~
712 Num 18:20 | Maar gij, en uw zonen met u, zult ulieder priesterambt
713 Num 18:20 | uw priesterambt geve Ik u tot een dienst van een geschenk;
714 Num 18:21 | Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven de wacht Mijner
715 Num 18:21 | kinderen Israels heb Ik ze u gegeven, om der zalving
716 Num 18:22 | zullen wedergeven; het zal u en uw zonen een heiligheid
717 Num 18:23 | is zal dat eten; het zal u een heiligheid zijn. ~
718 Num 18:24 | kinderen Israels; Ik heb ze aan u gegeven, en aan uw zonen,
719 Num 18:24 | en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting;
720 Num 18:25 | den HEERE zullen geven, u heb Ik ze gegeven. ~
721 Num 18:32 | zullen offeren, heb Ik aan u gegeven, en aan uw zonen,
722 Num 18:32 | en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting;
723 Num 18:32 | aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw zaad met u. ~
724 Num 18:32 | voor u en voor uw zaad met u. ~
725 Num 18:39 | ontvangen hebben, die Ik u voor uw erfenis van henlieden
726 Num 18:40 | 27 En het zal u gerekend worden tot uw hefoffer,
727 Num 19:1 | het huis uws vaders met u, zult dragen de ongerechtigheid
728 Num 19:1 | en gij, en uw zonen met u, zult dragen de ongerechtigheid
729 Num 19:2 | den stam uws vaders, met u doen naderen, dat zij u
730 Num 19:2 | u doen naderen, dat zij u bijgevoegd worden, en u
731 Num 19:2 | u bijgevoegd worden, en u dienen; maar gij, en uw
732 Num 19:2 | maar gij, en uw zonen met u, zult zijn voor de tent
733 Num 19:4 | 4 Maar zij zullen u bijgevoegd worden, en de
734 Num 19:4 | en een vreemde zal tot u niet naderen. ~
735 Num 19:7 | Maar gij, en uw zonen met u, zult ulieder priesterambt
736 Num 19:7 | uw priesterambt geve Ik u tot een dienst van een geschenk;
737 Num 19:8 | Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven de wacht Mijner
738 Num 19:8 | kinderen Israels heb Ik ze u gegeven, om der zalving
739 Num 19:9 | zullen wedergeven; het zal u en uw zonen een heiligheid
740 Num 19:10 | is zal dat eten; het zal u een heiligheid zijn. ~
741 Num 19:11 | kinderen Israels; Ik heb ze aan u gegeven, en aan uw zonen,
742 Num 19:11 | en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting;
743 Num 19:12 | den HEERE zullen geven, u heb Ik ze gegeven. ~
744 Num 19:19 | zullen offeren, heb Ik aan u gegeven, en aan uw zonen,
745 Num 19:19 | en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting;
746 Num 19:19 | aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw zaad met u. ~
747 Num 19:19 | voor u en voor uw zaad met u. ~
748 Num 19:26 | ontvangen hebben, die Ik u voor uw erfenis van henlieden
749 Num 19:27 | 27 En het zal u gerekend worden tot uw hefoffer,
750 Num 20:18 | misschien met het zwaard uitga u tegemoet! ~
751 Num 21:7 | tegen den HEERE en tegen u gesproken hebben; bid den
752 Num 21:8 | HEERE zeide tot Mozes: Maak u een vurige slang, en stel
753 Num 21:29 | 29 Wee u, Moab! Gij, volk Kamoz zijt
754 Num 22:9 | zijn die mannen, die bij u zijn? ~
755 Num 22:16 | de zoon van Zippor: Laat u toch niet beletten tot mij
756 Num 22:17 | 17 Want ik zal u zeer hoog vereren, en al
757 Num 22:20 | mannen gekomen zijn, om u te roepen, sta op, ga met
758 Num 22:20 | dat doen, hetwelk Ik tot u spreken zal. ~
759 Num 22:28 | Bileam zeide: Wat heb ik u gedaan, dat gij mij nu driemaal
760 Num 22:29 | hand had! want ik zoude u nu doden. ~
761 Num 22:30 | Ben ik ooit gewend geweest u alzo te doen? Hij dan zeide:
762 Num 22:32 | geslagen? Zie, Ik ben uitgegaan u tot een tegenpartij, dewijl
763 Num 22:33 | ware, zekerlijk Ik zoude u nu ook gedood, en haar bij
764 Num 22:35 | alleenlijk dat woord, wat Ik tot u spreken zal, dat zult gij
765 Num 22:37 | ik niet ernstiglijk tot u gezonden, om u te roepen?
766 Num 22:37 | ernstiglijk tot u gezonden, om u te roepen? Waarom zijt gij
767 Num 22:37 | tot mij gekomen? Kan ik u niet te recht vereren? ~
768 Num 22:38 | tot Balak: Zie, ik ben tot u gekomen; zal ik nu enigzins
769 Num 23:3 | Hij wijzen zal, dat zal ik u bekend maken. Toen ging
770 Num 23:11 | hebt gij mij gedaan? Ik heb u genomen, om mijn vijanden
771 Num 23:26 | tot Balak: Heb ik niet tot u gesproken, zeggende: Al
772 Num 23:27 | Bileam: Kom toch, ik zal u aan een ander plaats medenemen;
773 Num 24:9 | hem doen opstaan? Zo wie u zegent, die zij gezegend,
774 Num 24:9 | gezegend, en vervloekt zij, wie u vervloekt! ~
775 Num 24:10 | zeide tot Bileam: Ik heb u geroepen, om mijn vijanden
776 Num 24:11 | 11 En nu, pak u weg naar uw plaats! Ik had
777 Num 24:11 | plaats! Ik had gezegd, dat ik u hoog vereren zou; maar zie,
778 Num 24:11 | maar zie, de HEERE heeft u die eer van u geweerd! ~
779 Num 24:11 | HEERE heeft u die eer van u geweerd! ~
780 Num 24:14 | tot mijn volk; kom, ik zal u raad geven, en zeggen wat
781 Num 24:22 | verteerd worden, totdat u Assur gevankelijk wegvoeren
782 Num 25:18 | listen, die zij listig tegen u bedacht hebben in de zaak
783 Num 27:18 | HEERE tot Mozes: Neem tot u Jozua, den zoon van Nun,
784 Num 28:19 | lammeren; volkomen zullen zij u zijn. ~
785 Num 28:30 | 30 Een geitenbok, om voor u verzoening te doen. ~
786 Num 28:31 | ze bereiden; zij zullen u volkomen zijn met hun drankofferen. ~ ~
787 Num 29:1 | dienstwerk zult gij doen; het zal u een dag des geklanks zijn. ~
788 Num 29:8 | lammeren; volkomen zullen zij u zijn; ~
789 Num 31:3 | zeggende: Dat zich mannen uit u ten strijde toerusten, en
790 Num 31:19 | 19 En gijlieden, legert u buiten het leger zeven dagen;
791 Num 31:19 | aangeroerd hebben, zult u op den derden dag en op
792 Num 31:68 | Wanneer gij van achter Hem u zult afkeren, zo zal Hij
793 Num 31:73 | zaak doen zult, indien gij u voor het aangezicht des
794 Num 31:74 | 21 En een ieder van u, die toegerust is, over
795 Num 31:75 | Israel, en dit land zal u ter bezitting zijn voor
796 Num 31:76 | zonde gewaar worden, als zij u vinden zal! ~
797 Num 31:83 | indien zij niet toegerust met u zullen overtrekken, zo zullen
798 Num 32:53 | daarin wonen; want Ik heb u dat land gegeven, om hetzelve
799 Num 32:55 | prikkelen in uw zijden, en u zullen benauwen op het land,
800 Num 32:56 | het zal geschieden, dat Ik u zal doen, gelijk als Ik
801 Num 33:2 | zo zal dit land zijn, dat u ter erfenis vallen zal,
802 Num 33:3 | 3 De zuiderhoek nu zal u zijn van de woestijn Zin,
803 Num 33:3 | en de zuider landpale zal u zijn van het einde der Zoutzee
804 Num 33:4 | 4 En deze landpale zal u omgaan van het zuiden naar
805 Num 33:6 | van het westen, daar zal u de grote zee de landpale
806 Num 33:7 | 7 Voorts zal u de landpale van het noorden
807 Num 33:7 | de grote zee af zult gij u den berg Hor aftekenen. ~
808 Num 33:9 | zijn te Hazar-Enan; dit zal u de noorder landpale zijn. ~
809 Num 33:10 | 10 Voorts zult gij u tot een landpale tegen het
810 Num 33:12 | aan de Zoutzee. Dit zal u zijn het land naar zijn
811 Num 34:11 | 11 Zo zult gij maken, dat u steden tegemoet liggen,
812 Num 34:11 | steden tegemoet liggen, die u tot vrijsteden zullen zijn;
813 Num 34:12 | 12 En deze steden zullen u tot een toevlucht zijn voor
814 Num 34:13 | zullen zes vrijsteden voor u zijn. ~
815 Deu 1:7 | 7 Keert u, en vertrekt, en gaat in
816 Deu 1:9 | sprak ter zelfder tijd tot u, zeggende: Ik alleen zal
817 Deu 1:9 | zeggende: Ik alleen zal u niet kunnen dragen. ~
818 Deu 1:10 | De HEERE, uw God, heeft u vermenigvuldigd, en ziet,
819 Deu 1:11 | uwer vaderen God, doe tot u, zo als gij nu zijt, duizendmaal
820 Deu 1:11 | duizendmaal meer, en Hij zegene u, gelijk als Hij tot u gesproken
821 Deu 1:11 | zegene u, gelijk als Hij tot u gesproken heeft! ~
822 Deu 1:13 | 13 Neemt u wijze, en verstandige, en
823 Deu 1:15 | stelde hen tot hoofden over u, oversten van duizenden,
824 Deu 1:17 | doch de zaak, die voor u te zwaar zal zijn, zult
825 Deu 1:18 | 18 Alzo gebood ik u te dier tijd alle zaken,
826 Deu 1:21 | HEERE, uwer vaderen God, tot u gesproken heeft; vreest
827 Deu 1:21 | vreest niet, en ontzet u niet. ~
828 Deu 1:23 | mijn ogen; zo nam ik uit u twaalf mannen, van elken
829 Deu 1:29 | 29 Toen zeide ik tot u: Verschrikt niet, en vreest
830 Deu 1:30 | aangezicht wandelt, Die zal voor u strijden, naar alles, wat
831 Deu 1:30 | naar alles, wat Hij bij u voor uw ogen gedaan heeft
832 Deu 1:31 | hebt, dat de HEERE uw God, u daarin gedragen heeft, als
833 Deu 1:33 | op den weg wandelde, om u de plaats uit te zien, waar
834 Deu 1:33 | nachts in het vuur, opdat Hij u den weg wees, waarin gij
835 Deu 1:40 | 40 Gij daarentegen, keert u, en reist naar de woestijn,
836 Deu 1:42 | ben niet in het midden van u; opdat gij niet voor het
837 Deu 1:43 | 43 Doch als ik tot u sprak, zo hoordet gij niet,
838 Deu 1:44 | op dat gebergte woonden, u tegemoet, en vervolgden
839 Deu 1:44 | tegemoet, en vervolgden u, gelijk als de bijen doen;
840 Deu 1:44 | doen; en zij verpletterden u in Seir tot Horma toe. ~
841 Deu 1:45 | neigde Zijn oren niet tot u. ~
842 Deu 2:3 | genoeg omgetogen; keert u naar het noorden; ~
843 Deu 2:4 | wonen; zij zullen wel voor u vrezen; maar gij zult u
844 Deu 2:4 | u vrezen; maar gij zult u zeer wachten. ~
845 Deu 2:5 | 5 Mengt u niet met hen; want Ik zal
846 Deu 2:5 | niet met hen; want Ik zal u van hun land niet geven,
847 Deu 2:7 | de HEERE, uw God, heeft u gezegend in al het werk
848 Deu 2:7 | is de HEERE, uw God, met u geweest; geen ding heeft
849 Deu 2:7 | geweest; geen ding heeft u ontbroken. ~
850 Deu 2:9 | Beangstig Moab niet, en meng u niet met hen in den strijd;
851 Deu 2:9 | den strijd; want Ik zal u geen erfenis van hun land
852 Deu 2:13 | 13 Nu, maakt u op, en trekt over de beek
853 Deu 2:19 | beangstig die niet, en meng u met hen niet; want Ik zal
854 Deu 2:19 | met hen niet; want Ik zal u van het land der kinderen
855 Deu 2:24 | 24 Maakt u op, reist heen, en gaat
856 Deu 2:24 | begint te erven, en mengt u met hen in den strijd. ~
857 Deu 3:18 | De HEERE, uw God, heeft u dit land gegeven om het
858 Deu 3:19 | blijven in uw steden, die ik u gegeven heb; ~
859 Deu 3:20 | tot zijn erfenis, die ik u gegeven heb. ~
860 Deu 3:26 | HEERE zeide tot mij: Het zij u genoeg; spreek niet meer
861 Deu 4:1 | HEERE, uwer vaderen God, u geeft. ~
862 Deu 4:2 | zult tot dit woord, dat ik u gebiede, niet toedoen, ook
863 Deu 4:2 | den HEERE, uw God, die ik u gebiede. ~
864 Deu 4:3 | God, uit het midden van u verdaan. ~
865 Deu 4:5 | 5 Ziet, ik heb u geleerd de inzettingen en
866 Deu 4:9 | 9 Alleenlijk wacht u, en bewaart uw ziel wel,
867 Deu 4:12 | 12 Zo sprak de HEERE tot u uit het midden des vuurs;
868 Deu 4:13 | 13 Toen verkondigde Hij u Zijn verbond, dat Hij u
869 Deu 4:13 | u Zijn verbond, dat Hij u gebood te doen, de tien
870 Deu 4:14 | ter zelver tijd, dat ik u inzettingen en rechten leren
871 Deu 4:15 | 15 Wacht u dan wel voor uw zielen;
872 Deu 4:15 | het midden des vuurs tot u sprak; ~
873 Deu 4:16 | 16 Opdat gij u niet verderft, en maakt
874 Deu 4:16 | niet verderft, en maakt u iets gesnedens, de gelijkenis
875 Deu 4:19 | wordt aangedreven, dat gij u voor die buigt, en hen dient;
876 Deu 4:21 | land, dat de HEERE, uw God, u ter erfenis geven zal. ~
877 Deu 4:23 | 23 Wacht u, dat gij het verbond des
878 Deu 4:23 | uws Gods, hetwelk Hij met u gemaakt heeft, niet vergeet,
879 Deu 4:23 | heeft, niet vergeet, dat gij u een gesneden beeld zoudt
880 Deu 4:23 | iets, dat de HEERE, uw God, u verboden heeft. ~
881 Deu 4:25 | oud geworden zult zijn, en u zult verderven, dat gij
882 Deu 4:27 | 27 En de HEERE zal u verstrooien onder de volken;
883 Deu 4:27 | heidenen, waar de HEERE u henen leiden zal. ~
884 Deu 4:30 | gij in angst zult zijn, en u al deze dingen zullen treffen;
885 Deu 4:31 | barmhartig God; Hij zal u niet verlaten, noch u verderven;
886 Deu 4:31 | zal u niet verlaten, noch u verderven; en Hij zal het
887 Deu 4:32 | de vorige dagen, die voor u geweest zijn, van dien dag
888 Deu 4:35 | 35 U is het getoond, opdat gij
889 Deu 4:36 | Van den hemel heeft Hij u Zijn stem laten horen, om
890 Deu 4:36 | Zijn stem laten horen, om u te onderwijzen; en op de
891 Deu 4:36 | en op de aarde heeft Hij u Zijn groot vuur doen zien;
892 Deu 4:37 | verkoren had, zo heeft Hij u voor Zijn aangezicht door
893 Deu 4:38 | bezitting te verdrijven; om u in te brengen, dat Hij u
894 Deu 4:38 | u in te brengen, dat Hij u hunlieder land ter erfenis
895 Deu 4:40 | en Zijn geboden, die ik u heden gebiede, opdat het
896 Deu 4:40 | heden gebiede, opdat het u en uw kinderen na u welga,
897 Deu 4:40 | het u en uw kinderen na u welga, en opdat gij de dagen
898 Deu 4:40 | land, dat de HEERE, uw God, u geeft, voor altoos. ~
899 Deu 5:4 | aangezicht heeft de HEERE met u op den berg gesproken uit
900 Deu 5:5 | tussen den HEERE en tussen u, om u des HEEREN woord aan
901 Deu 5:5 | den HEERE en tussen u, om u des HEEREN woord aan te
902 Deu 5:6 | ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het
903 Deu 5:8 | 8 Gij zult u geen gesneden beeld maken,
904 Deu 5:9 | 9 Gij zult u voor die niet buigen, noch
905 Deu 5:12 | gelijk als de HEERE, uw God, u geboden heeft. ~
906 Deu 5:15 | en dat de HEERE, uw God, u van daar heeft uitgeleid
907 Deu 5:15 | uitgestrekten arm; daarom heeft u de HEERE, uw God, geboden,
908 Deu 5:16 | gelijk als de HEERE, uw God, u geboden heeft, opdat uw
909 Deu 5:16 | verlengd worden, en opdat het u welga in het land, dat u
910 Deu 5:16 | u welga in het land, dat u de HEERE, uw God, geven
911 Deu 5:21 | naasten vrouw; en gij zult u niet laten gelusten uws
912 Deu 5:27 | de HEERE, onze God, tot u spreken zal, en wij zullen
913 Deu 5:28 | van dit volk, die zij tot u gesproken hebben; het is
914 Deu 5:31 | hier bij Mij, dat Ik tot u spreke al de geboden, en
915 Deu 5:32 | gelijk als de HEERE, uw God, u geboden heeft; en wijkt
916 Deu 5:33 | dien de HEERE, uw God, u gebiedt, zult gij gaan;
917 Deu 5:33 | opdat gij leeft, en dat het u welga, en gij de dagen verlengt
918 Deu 6:1 | uw God, geboden heeft om u te leren; opdat gij ze doet
919 Deu 6:2 | en Zijn geboden, die ik u gebiede; gij, en uw kind,
920 Deu 6:3 | dat gij ze doet, opdat het u welga, en opdat gij zeer
921 Deu 6:3 | vermenigvuldigdet (gelijk als u de HEERE, uwer vaderen God,
922 Deu 6:6 | En deze woorden, die ik u heden gebiede, zullen in
923 Deu 6:8 | op uw hand, en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn
924 Deu 6:10 | zijn, dat de HEERE, uw God, u zal hebben ingebracht in
925 Deu 6:10 | en Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; grote en
926 Deu 6:12 | 12 Zo wacht u, dat gij den HEERE niet
927 Deu 6:12 | HEERE niet vergeet, Die u uit Egypteland, uit het
928 Deu 6:14 | goden der volken, die rondom u zijn. ~
929 Deu 6:15 | ijverig God in het midden van u; dat de toorn des HEEREN,
930 Deu 6:15 | HEEREN, uws Gods, tegen u niet ontsteke, en Hij u
931 Deu 6:15 | u niet ontsteke, en Hij u van den aardbodem verdelge. ~
932 Deu 6:17 | Zijn inzettingen, die Hij u geboden heeft. ~
933 Deu 6:18 | ogen des HEEREN; opdat het u welga, en dat gij inkomt,
934 Deu 6:20 | 20 Wanneer uw zoon u morgen zal vragen, zeggende:
935 Deu 7:1 | 1 Wanneer u de HEERE, uw God, zal gebracht
936 Deu 7:3 | 3 Gij zult u ook met hen niet vermaagschappen;
937 Deu 7:4 | tegen ulieden ontsteken, en u haast verdelgen. ~
938 Deu 7:6 | volk den HEERE, uw God; u heeft de HEERE, uw God,
939 Deu 7:7 | HEERE heeft geen lust tot u gehad, noch u verkoren,
940 Deu 7:7 | geen lust tot u gehad, noch u verkoren, om uw veelheid
941 Deu 7:8 | vaderen gezworen had, heeft u de HEERE met een sterke
942 Deu 7:8 | hand uitgevoerd, en heeft u verlost uit het diensthuis,
943 Deu 7:11 | inzettingen, en de rechten, die ik u heden gebiede, om die te
944 Deu 7:12 | doen, dat de HEERE, uw God, u het verbond en de weldadigheid
945 Deu 7:13 | 13 En Hij zal u liefhebben, en zal u zegenen,
946 Deu 7:13 | zal u liefhebben, en zal u zegenen, en u doen vermenigvuldigen;
947 Deu 7:13 | liefhebben, en zal u zegenen, en u doen vermenigvuldigen; en
948 Deu 7:13 | uw vaderen gezworen heeft u te geven. ~
949 Deu 7:14 | alle volken; er zal onder u noch man noch vrouw onvruchtbaar
950 Deu 7:15 | HEERE zal alle krankheid van u afweren, en Hij zal u geen
951 Deu 7:15 | van u afweren, en Hij zal u geen van de kwade ziekten
952 Deu 7:15 | ze leggen op allen, die u haten. ~
953 Deu 7:16 | verteren, die de HEERE, uw God, u geven zal; uw oog zal hen
954 Deu 7:16 | niet dienen; want dat zoude u een strik zijn. ~
955 Deu 7:19 | uitgestrekten arm, door welken u de HEERE uw God, heeft uitgevoerd;
956 Deu 7:21 | 21 Ontzet u niet voor hunlieder aangezicht;
957 Deu 7:21 | God, is in het midden van u, een groot en vreselijk
958 Deu 7:22 | wild des velds niet tegen u vermenigvuldige. ~
959 Deu 7:25 | niet begeren, noch voor u nemen, opdat gij daardoor
960 Deu 8:1 | 1 Alle geboden, die ik u heden gebiede, zult gij
961 Deu 8:2 | gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, uw God, deze
962 Deu 8:2 | geleid heeft; opdat Hij u verootmoedige, om u te verzoeken,
963 Deu 8:2 | Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten,
964 Deu 8:3 | 3 En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en
965 Deu 8:3 | verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met
966 Deu 8:3 | liet u hongeren, en spijsde u met het Man, dat gij niet
967 Deu 8:3 | gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte, dat de mens
968 Deu 8:4 | 4 Uw kleding is aan u niet verouderd, en uw voet
969 Deu 8:5 | hart, dat de HEERE, uw God, u kastijdt, gelijk als een
970 Deu 8:7 | de HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land
971 Deu 8:9 | schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken zal; een
972 Deu 8:10 | dat goede land, dat Hij u zal hebben gegeven.
973 Deu 8:11 | 11 Wacht u, dat gij den HEERE, uw God,
974 Deu 8:11 | Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede; ~
975 Deu 8:13 | zijn, ook zilver en goud u zal vermeerderd zijn, ja,
976 Deu 8:14 | vergeet den HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het
977 Deu 8:15 | 15 Die u geleid heeft in die grote
978 Deu 8:15 | waar geen water was; Die u water uit de keiachtige
979 Deu 8:16 | 16 Die u in de woestijn spijsde met
980 Deu 8:16 | vaderen niet gekend hadden; om u te verootmoedigen, en om
981 Deu 8:16 | te verootmoedigen, en om u te verzoeken, opdat Hij
982 Deu 8:16 | te verzoeken, opdat Hij u ten laatste weldeed; ~
983 Deu 8:18 | God, dat Hij het is, Die u kracht geeft om vermogen
984 Deu 8:19 | navolgt, en hen dient, en u voor dezelve buigt, zo betuig
985 Deu 8:19 | zo betuig ik heden tegen u, dat gij voorzeker zult
986 Deu 9:3 | gelijk als de HEERE tot u gesproken heeft. ~
987 Deu 9:6 | 6 Weet dan, dat u de HEERE, uw God, niet om
988 Deu 9:8 | zeer, dat Hij Zich tegen u vertoornde, om u te verdelgen. ~
989 Deu 9:8 | Zich tegen u vertoornde, om u te verdelgen. ~
990 Deu 9:14 | hemel uitdoe; en Ik zal u tot een machtiger en meerder
991 Deu 9:16 | God, gezondigd; gij hadt u een gegoten kalf gemaakt;
992 Deu 9:16 | afgeweken van den weg, dien u de HEERE geboden had. ~
993 Deu 9:19 | ulieden vertoornd was, om u te verdelgen; doch de HEERE
994 Deu 9:23 | zond uit dat land, dat Ik u gegeven heb; zo waart gij
995 Deu 9:24 | HEERE, van de dag af, dat ik u gekend heb. ~
996 Deu 9:25 | HEERE gezegd had, dat Hij u verdelgen zou. ~
997 Deu 10:1 | zeide de HEERE tot mij: Houw u twee stenen tafelen, als
998 Deu 10:1 | dezen berg; daarna zult gij u een kist van hout maken. ~
999 Deu 10:10 | datzelve maal; de HEERE heeft u niet willen verderven. ~
1000 Deu 10:12 | eist de HEERE, uw God van u dan den HEERE, uw God, te
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6044 |