Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
tyrier 1
tyriers 4
tyrus 54
u 6044
uchal 1
uel 1
ufaz 2
Frequency    [«  »]
7660 niet
6228 der
6208 uw
6044 u
6026 te
5967 heere
5858 des

Bijbel

IntraText - Concordances

u

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6044

     Book Chapter: Verse
1501 Ric 6:15 | Israel, en zeide: Maakt u op, want de HEERE heeft 1502 Ric 7:23 | zeide tot hen: Ik zal over u niet heersen; ook zal mijn 1503 Ric 7:23 | ook zal mijn zoon over u niet heersen; de HEERE zal 1504 Ric 7:23 | heersen; de HEERE zal over u heersen. ~ 1505 Ric 7:24 | Een begeerte zal ik van u begeren: geeft mij maar 1506 Ric 8:2 | burgers van Sichem: Wat is u beter, dat zeventig mannen, 1507 Ric 8:2 | zonen van Jerubbaal, over u heersen, of dat een man 1508 Ric 8:2 | heersen, of dat een man over u heerse? Gedenkt ook, dat 1509 Ric 8:15 | waarheid tot een koning over u zalft, zo komt, vertrouwt 1510 Ric 8:15 | zalft, zo komt, vertrouwt u onder mijn schaduw; maar 1511 Ric 8:17 | ziel verre weggeworpen, en u uit der Midianieten hand 1512 Ric 8:31 | handelen vijandiglijk tegen u. ~ 1513 Ric 8:32 | 32 Zo maak u nu op bij nacht, gij en 1514 Ric 8:32 | gij en het volk, dat met u is, en leg lagen in het 1515 Ric 8:33 | als de zon opgaat, zo maak u vroeg op, en overval deze 1516 Ric 8:33 | volk, dat met hem is, tot u uittrekken, zo doe hem, 1517 Ric 8:48 | mij hebt zien doen, haast u, doet als ik. ~ 1518 Ric 9:10 | zeggende: Wij hebben tegen U gezondigd, zo omdat wij 1519 Ric 9:11 | kinderen Israels: Heb Ik u niet van de Egyptenaren, 1520 Ric 9:12 | Amalekieten, en Maonieten, die u onderdrukten, toen gij tot 1521 Ric 9:13 | goden gediend; daarom zal Ik u niet meer verlossen. ~ 1522 Ric 9:14 | verkoren hebt; laten die u verlossen, ter tijd uwer 1523 Ric 10:8 | Daarom zijn wij nu tot u wedergekomen, dat gij met 1524 Ric 10:9 | aangezicht geven zal, zal ik u dan tot een hoofd zijn? ~ 1525 Ric 10:24 | dien uw god Kamos voor u uit de bezitting verdreef? 1526 Ric 10:27 | 27 Ook heb ik tegen u niet gezondigd, maar gij 1527 Ric 10:36 | mond gegaan is; naardien u de HEERE volkomene wraak 1528 Ric 11:1 | ons niet geroepen, om met u te gaan? wij zullen uw huis 1529 Ric 11:1 | wij zullen uw huis met u met vuur verbranden. ~ 1530 Ric 12:4 | 4 Zo wacht u toch nu, en drink geen wijn 1531 Ric 12:15 | Engel des HEEREN: Laat ons U toch ophouden, en een geitenbokje 1532 Ric 12:17 | Wat is Uw naam, opdat wij U vereren, wanneer Uw woord 1533 Ric 13:15 | opdat wij niet misschien u, en het huis uws vaders, 1534 Ric 13:16 | niet verklaard, zou ik het u dan verklaren? ~ 1535 Ric 14:2 | schoner dan zij? Laat ze u toch zijn in de plaats van 1536 Ric 14:7 | doen? Zeker, als ik mij aan u gewroken heb, zo zal ik 1537 Ric 14:12 | hem: Wij zijn afgekomen om u te binden, om u over te 1538 Ric 14:12 | afgekomen om u te binden, om u over te geven in de hand 1539 Ric 14:13 | zeggende: Neen, maar wij zullen u wel binden, en u in hunlieder 1540 Ric 14:13 | zullen u wel binden, en u in hunlieder hand overgeven; 1541 Ric 14:13 | overgeven; doch wij zullen u geenszins doden. En zij 1542 Ric 15:5 | te plagen; zo zullen wij u geven, een iegelijk, duizend 1543 Ric 15:6 | gebonden worden, dat men u plage. ~ 1544 Ric 15:9 | hem: De Filistijnen over u, Simson! Toen verbrak hij 1545 Ric 15:12 | hem: De Filistijnen over u, Simson! (De achterlage 1546 Ric 15:14 | hem: De Filistijnen over u, Simson! Toen waakte hij 1547 Ric 15:15 | zult gij zeggen: Ik heb u lief, daar uw hart niet 1548 Ric 15:20 | zeide: De Filistijnen over u, Simson! En hij ontwaakte 1549 Ric 16:2 | honderd zilverlingen, die u ontnomen zijn, om dewelke 1550 Ric 16:3 | te maken; zo zal ik het u nu wedergeven. ~ 1551 Ric 16:10 | een priester; en ik zal u jaarlijks geven tien zilverlingen, 1552 Ric 17:3 | zeiden tot hem: Wie heeft u hier gebracht, en wat doet 1553 Ric 17:9 | 9 En zij zeiden: Maakt u op, en laat ons tot hen 1554 Ric 17:14 | gegoten beeld? Zo weet nu, wat u te doen zij. ~ 1555 Ric 17:23 | zeiden tot Micha: Wat is u, dat gij bijeengeroepen 1556 Ric 17:24 | gij tot mij zegt: Wat is u? ~ 1557 Ric 17:25 | van bitteren gemoede, op u aanvallen, en gij uw leven 1558 Ric 18:9 | hart vrolijk zijn, en maak u morgen vroeg op uws weegs, 1559 Ric 18:20 | zeide de oude man: Vrede zij u! al wat u ontbreekt, is 1560 Ric 18:20 | man: Vrede zij u! al wat u ontbreekt, is toch bij mij; 1561 Ric 20:21 | wijngaarden, en schaakt u, een ieder zijn huisvrouw, 1562 Rut 1:8 | moeder; de HEERE doe bij u weldadigheid, gelijk als 1563 Rut 1:9 | 9 De HEERE geve u, dat gij ruste vindt, een 1564 Rut 1:10 | Wij zullen zekerlijk met u wederkeren tot uw volk. ~ 1565 Rut 1:11 | in mijn lichaam, dat zij u tot mannen zouden zijn? ~ 1566 Rut 1:13 | is mij veel bitterder dan u; maar de hand des HEEREN 1567 Rut 1:16 | Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter 1568 Rut 1:16 | verlaten, om van achter u weder te keren; want waar 1569 Rut 1:17 | maken tussen mij en tussen u! ~ 1570 Rut 2:4 | tot hem: De HEERE zegene u! ~ 1571 Rut 2:8 | weggaan, maar hier zult gij u houden bij mijn maagden. ~ 1572 Rut 2:9 | jongens niet geboden, dat men u niet aanroere? Als u dorst, 1573 Rut 2:9 | men u niet aanroere? Als u dorst, zo ga tot de vaten, 1574 Rut 2:12 | 12 De HEERE vergelde u uw daad en uw loon zij volkomen, 1575 Rut 2:19 | gewrocht? Gezegend zij, die u gekend heeft! En zij verhaalde 1576 Rut 2:21 | mij gezegd heeft: Gij zult u houden bij de jongens, die 1577 Rut 2:22 | maagden uitgaat, opdat zij u niet tegenvallen in een 1578 Rut 3:1 | Mijn dochter! zoude ik u geen rust zoeken, dat het 1579 Rut 3:1 | geen rust zoeken, dat het u welga? ~ 1580 Rut 3:3 | 3 Zo baad u, en zalf u, en doe uw klederen 1581 Rut 3:3 | 3 Zo baad u, en zalf u, en doe uw klederen aan, 1582 Rut 3:3 | den dorsvloer; maar maak u den man niet bekend, totdat 1583 Rut 3:4 | zijn voetdeksel op, en leg u; zo zal hij u te kennen 1584 Rut 3:4 | op, en leg u; zo zal hij u te kennen geven, wat gij 1585 Rut 3:11 | gij gezegd hebt, zal ik u doen; want de ganse stad 1586 Rut 3:13 | het geschieden, indien hij u lost, goed, laat hem lossen; 1587 Rut 3:13 | indien het hem niet lust u te lossen, zo zal ik u lossen, 1588 Rut 3:13 | lust u te lossen, zo zal ik u lossen, zo waarachtig als 1589 Rut 3:13 | als de HEERE leeft; leg u neder tot den morgen toe. ~ 1590 Rut 3:15 | Lang den sluier, die op u is, en houd dien; en zij 1591 Rut 4:1 | hij: Wijk herwaarts, zet u hier, gij, zulk een! En 1592 Rut 4:2 | der stad, en zeide: Zet u hier; en zij zetten zich. ~ 1593 Rut 4:4 | die het losse, en ik na u. Toen zeide hij: Ik zal 1594 Rut 4:6 | los gij mijn lossing voor u; want ik zal niet kunnen 1595 Rut 4:8 | Boaz: Aanvaard gij het voor u; en hij trok zijn schoen 1596 Rut 4:12 | van het zaad, dat de HEERE u geven zal uit deze jonge 1597 Rut 4:14 | Die niet heeft nagelaten u heden een losser te geven; 1598 Rut 4:15 | 15 Die zal u zijn tot een verkwikker 1599 Rut 4:15 | want uw schoondochter, die u liefheeft, heeft hem gebaard, 1600 Rut 4:15 | heeft hem gebaard, dewelke u beter is dan zeven zonen. ~ 1601 1Sa 1:8 | kwalijk gesteld? Ben ik u niet beter dan tien zonen? ~ 1602 1Sa 1:14 | haar: Hoe lang zult gij u dronken aanstellen? Doe 1603 1Sa 1:14 | aanstellen? Doe uw wijn van u. ~ 1604 1Sa 1:26 | die vrouw, die hier bij u stond, om den HEERE te bidden. ~ 1605 1Sa 2:15 | zal geen gekookt vlees van u nemen, maar rauw. ~ 1606 1Sa 2:16 | aansteken, zo neem dan voor u, gelijk als het uw ziel 1607 1Sa 2:20 | en zeide: De HEERE geve u zaad uit deze vrouw voor 1608 1Sa 2:29 | meer dan Mij, dat gijlieden u mest van het voornaamste 1609 1Sa 2:33 | 33 Doch de man, dien Ik u niet zal uitroeien van Mijn 1610 1Sa 2:34 | 34 Dit nu zal u een teken zijn, hetwelk 1611 1Sa 3:5 | geroepen, keer weder, leg u neder. En hij ging heen 1612 1Sa 3:6 | geroepen. Hij dan zeide: Ik heb u niet geroepen, mijn zoon; 1613 1Sa 3:6 | mijn zoon; keer weder, leg u neder. ~ 1614 1Sa 3:9 | tot Samuel: Ga heen, leg u neder, en het zal geschieden, 1615 1Sa 3:9 | het zal geschieden, zo Hij u roept, zo zult gij zeggen: 1616 1Sa 3:17 | is het woord, dat Hij tot u gesproken heeft? Verberg 1617 1Sa 3:17 | toch niet voor mij; God doe u zo, en zo doe Hij daartoe, 1618 1Sa 3:17 | de woorden, die Hij tot u gesproken heeft! ~ 1619 1Sa 6:3 | worden, waarom Zijn hand van u niet afwijkt. ~ 1620 1Sa 6:4 | het is enerlei plaag over u allen, en over uw vorsten. ~ 1621 1Sa 6:21 | af, haalt ze opwaarts tot u. ~  ~  ~  1622 1Sa 7:3 | zeggende: Indien gijlieden u met uw ganse hart tot den 1623 1Sa 7:3 | goden uit het midden van u weg, ook de Astharoths; 1624 1Sa 7:3 | dient Hem alleen, zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen 1625 1Sa 7:5 | en ik zal den HEERE voor u bidden. ~ 1626 1Sa 8:7 | volks in alles, wat zij tot u zeggen zullen; want zij 1627 1Sa 8:7 | zullen; want zij hebben u niet verworpen, maar zij 1628 1Sa 8:8 | goden gediend; alzo doen zij u ook. ~ 1629 1Sa 8:11 | konings wijze zijn, die over u regeren zal: hij zal uw 1630 1Sa 8:18 | vanwege uw koning, dien gij u zult verkoren hebben, maar 1631 1Sa 8:18 | hebben, maar de HEERE zal u te dien dage niet verhoren. ~ 1632 1Sa 9:3 | nu een van de jongens met u, en maak u op, ga heen, 1633 1Sa 9:3 | de jongens met u, en maak u op, ga heen, zoek de ezelinnen. ~ 1634 1Sa 9:12 | voor uw aangezicht; haast u nu, want hij is heden in 1635 1Sa 9:16 | omtrent dezen tijd zal Ik tot u zenden een man uit het land 1636 1Sa 9:17 | is de man, van welken Ik u gezegd heb: Deze zal over 1637 1Sa 9:19 | heden met mij eet; zo zal ik u morgen vroeg laten gaan, 1638 1Sa 9:19 | wat in uw hart is, zal ik u te kennen geven. 1639 1Sa 9:20 | Israel is? Is het niet van u, en van het ganse huis uws 1640 1Sa 9:23 | Lang dat stuk, hetwelk Ik u gegeven heb, waarvan ik 1641 1Sa 9:23 | gegeven heb, waarvan ik tot u zeide: Zet het bij u weg. ~ 1642 1Sa 9:23 | tot u zeide: Zet het bij u weg. ~ 1643 1Sa 9:24 | overgeblevene; zet het voor u, eet, want het is ter bestemder 1644 1Sa 9:24 | ter bestemder tijd voor u bewaard, als ik zeide: Ik 1645 1Sa 9:27 | gij als nu stil, en ik zal u Gods woord doen horen. ~  ~ 1646 1Sa 10:1 | niet alzo, dat de HEERE u tot een voorganger over 1647 1Sa 10:2 | te Zelzah; die zullen tot u zeggen: De ezelinnen zijn 1648 1Sa 10:3 | 3 Als gij u van daar en verder aan begeeft, 1649 1Sa 10:3 | Elon-Thabor, daar zullen u drie mannen vinden, opgaande 1650 1Sa 10:4 | 4 En zij zullen u naar uw welstand vragen, 1651 1Sa 10:4 | welstand vragen, en zij zullen u twee broden geven; die zult 1652 1Sa 10:6 | zal vaardig worden over u, en gij zult met hen profeteren; 1653 1Sa 10:7 | het zal geschieden, als u deze tekenen zullen komen, 1654 1Sa 10:7 | vinden zal, want God zal met u zijn. ~ 1655 1Sa 10:8 | Gilgal, en zie, ik zal tot u afkomen, om brandofferen 1656 1Sa 10:8 | daar beiden, totdat ik tot u kome, en u bekend make, 1657 1Sa 10:8 | totdat ik tot u kome, en u bekend make, wat gij doen 1658 1Sa 10:18 | van alle koninkrijken, die u onderdrukten. ~ 1659 1Sa 10:19 | heden uw God verworpen, Die u uit al uw ellenden en uw 1660 1Sa 10:19 | over ons; nu dan, stelt u voor het aangezicht des 1661 1Sa 11:1 | verbond met ons, zo zullen wij u dienen. ~ 1662 1Sa 11:2 | met ulieden maken, dat ik u allen het rechteroog uitsteke; 1663 1Sa 11:3 | verlost, zo zullen wij tot u uitgaan. ~ 1664 1Sa 11:9 | Gilead zeggen: Morgen zal u verlossing geschieden, als 1665 1Sa 12:1 | en ik heb een koning over u gezet. ~ 1666 1Sa 12:7 | 7 En nu, stelt u hier, dat ik met ulieden 1667 1Sa 12:7 | des HEEREN, die Hij aan u en aan uw vaderen gedaan 1668 1Sa 12:10 | vijanden, en wij zullen U dienen. ~ 1669 1Sa 12:11 | en Samuel, en Hij rukte u uit de hand uwer vijanden 1670 1Sa 12:12 | de kinderen Ammons, tegen u kwam, zo zeidet gij tot 1671 1Sa 12:14 | als de koning, die over u regeren zal, achter den 1672 1Sa 12:15 | de hand des HEEREN, tegen u zijn, als tegen uw vaders. ~ 1673 1Sa 12:16 | 16 Ook stelt u nu hier, en ziet die grote 1674 1Sa 12:17 | dat gij een koning voor u begeerd hebt. ~ 1675 1Sa 12:23 | ulieden te bidden; maar ik zal u den goeden en rechten weg 1676 1Sa 13:13 | niet gehouden, dat Hij u geboden heeft; want de HEERE 1677 1Sa 13:14 | niet gehouden hebt, wat u de HEERE geboden had. ~ 1678 1Sa 14:7 | wat in uw hart is; wend u, zie ik ben met u, naar 1679 1Sa 14:7 | wend u, zie ik ben met u, naar uw hart. ~ 1680 1Sa 14:12 | tot ons, en wij zullen het u wijs maken. En Jonathan 1681 1Sa 14:34 | Verder sprak Saul: Verstrooit u onder het volk, en zegt 1682 1Sa 14:34 | hier, en eet, en bezondigt u niet aan den HEERE, die 1683 1Sa 15:1 | heeft mij gezonden, dat ik u ten koning zalfde over Zijn 1684 1Sa 15:6 | der Amalekieten, opdat ik u met hen niet wegruime; want 1685 1Sa 15:16 | Saul: Houd op, zo zal ik u te kennen geven, wat de 1686 1Sa 15:17 | Israel geworden zijt, en dat u de HEERE tot koning over 1687 1Sa 15:18 | 18 En de HEERE heeft u op den weg gezonden, en 1688 1Sa 15:23 | verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat gij geen 1689 1Sa 15:26 | zeide tot Saul: Ik zal met u niet wederkeren; omdat gij 1690 1Sa 15:26 | verworpen hebt, zo heeft u de HEERE verworpen, dat 1691 1Sa 15:28 | koninkrijk van Israel van u afgescheurd, en heeft het 1692 1Sa 16:1 | olie, en ga heen; Ik zal u zenden tot Isai, den Bethlehemiet; 1693 1Sa 16:2 | kalf van de runderen met u, en zeg: Ik ben gekomen, 1694 1Sa 16:3 | offer nodigen, en Ik zal u te kennen geven, wat gij 1695 1Sa 16:3 | zult Mij zalven, dien Ik u zeggen zal. ~ 1696 1Sa 16:5 | offerande te doen; heiligt u, en komt met mij ten offer; 1697 1Sa 16:15 | boze geest Gods verschrikt u. ~ 1698 1Sa 16:16 | als de boze geest Gods op u is, dat hij met zijn hand 1699 1Sa 16:16 | spele, dat het beter met u worde. ~ 1700 1Sa 17:8 | Saul? Kiest een man onder u, die tot mij afkome. ~ 1701 1Sa 17:37 | heen, en de HEERE zij met u! 1702 1Sa 17:45 | schild; maar ik kom tot u in den Naam van den HEERE 1703 1Sa 17:46 | dezen dage zal de HEERE u besluiten in mijn hand, 1704 1Sa 17:46 | in mijn hand, en ik zal u slaan, en ik zal uw hoofd 1705 1Sa 17:46 | en ik zal uw hoofd van u wegnemen, en ik zal de dode 1706 1Sa 18:17 | grootste dochter Merab zal ik u tot een vrouw geven; alleenlijk, 1707 1Sa 18:22 | de koning heeft lust aan u, en al zijn knechten hebben 1708 1Sa 18:22 | al zijn knechten hebben u lief; word dan nu des konings 1709 1Sa 19:2 | zeggende: Mijn vader Saul zoekt u te doden; nu dan, wacht 1710 1Sa 19:2 | te doden; nu dan, wacht u toch des morgens, en blijf 1711 1Sa 19:2 | verborgene, en versteek u. ~ 1712 1Sa 19:3 | zult zijn; en ik zal van u tot mijn vader spreken, 1713 1Sa 19:3 | wat het zij; dat zal ik u verkondigen. ~ 1714 1Sa 19:4 | knecht David, omdat hij tegen u niet gezondigd heeft, en 1715 1Sa 19:4 | en omdat zijn daden voor u zeer goed zijn. ~ 1716 1Sa 19:17 | mij gaan, waarom zou ik u doden? ~ 1717 1Sa 20:4 | uw ziel zegt, dat zal ik u doen. ~ 1718 1Sa 20:8 | een verbond des HEEREN met u gebracht; maar is er een 1719 1Sa 20:9 | Jonathan: Dat zij verre van u! Maar indien ik zekerlijk 1720 1Sa 20:9 | volle besloten ware, dat het u zou overkomen, zou ik dat 1721 1Sa 20:9 | zou overkomen, zou ik dat u dan niet te kennen geven? ~ 1722 1Sa 20:10 | kennen geven, indien uw vader u wat hards antwoordt? ~ 1723 1Sa 20:12 | voor David, en ik dan tot u niet zende, en voor uw oor 1724 1Sa 20:13 | mijn vader het kwaad over u behaagt, zo zal ik het voor 1725 1Sa 20:13 | oor ontdekken, en ik zal u trekken laten, dat gij in 1726 1Sa 20:13 | heengaat; en de HEERE zij met u, gelijk als Hij met mijn 1727 1Sa 20:18 | nieuwe maan; dan zal men u missen, want uw zitplaats 1728 1Sa 20:19 | tot die plaats, waar gij u verborgen hadt ten dage 1729 1Sa 20:21 | Zie, de pijlen zijn van u af en herwaarts, neem hem; 1730 1Sa 20:21 | gij, want er is vrede voor u, en er is geen ding, zo 1731 1Sa 20:22 | Zie, de pijlen zijn van u af en verder; ga heen, want 1732 1Sa 20:22 | heen, want de HEERE heeft u laten gaan. ~ 1733 1Sa 20:23 | zij tussen mij en tussen u, tot in eeuwigheid! ~ 1734 1Sa 20:37 | zeide: Is niet de pijl van u af en verder? ~ 1735 1Sa 20:38 | Jonathan den jongen na: Haast u, spoed u, sta niet stil! 1736 1Sa 20:38 | jongen na: Haast u, spoed u, sta niet stil! De jongen 1737 1Sa 20:42 | zij tussen mij en tussen u, en tussen mijn zaad en 1738 1Sa 21:1 | alleen, en geen man met u? ~ 1739 1Sa 21:2 | zaak weten, om dewelke ik u gezonden heb, en die ik 1740 1Sa 21:2 | gezonden heb, en die ik u geboden heb; den jongelingen 1741 1Sa 21:9 | achter den efod; indien gij u dat nemen wilt, zo neem 1742 1Sa 22:7 | zal ook de zoon van Isai u altegader akkers en wijnbergen 1743 1Sa 22:7 | wijnbergen geven? Zal hij u allen tot oversten van duizenden, 1744 1Sa 22:8 | 8 Dat gij u allen tegen mij verbonden 1745 1Sa 22:13 | Waarom hebt gijlieden samen u tegen mij verbonden, gij 1746 1Sa 22:17 | die bij hem stonden: Wendt u, en doodt de priesters des 1747 1Sa 22:18 | koning tot Doeg: Wend gij u, en val aan op de priesters. 1748 1Sa 23:4 | antwoordde hem en zeide: Maak u op, trek af naar Kehila; 1749 1Sa 23:12 | HEERE zeide: Zij zouden u overgeven. ~ 1750 1Sa 23:17 | van Saul, mijn vader, zal u niet vinden, maar gij zult 1751 1Sa 23:17 | en ik zal de tweede bij u zijn; ook weet mijn vader 1752 1Sa 23:21 | gijlieden den HEERE, dat gij u over mij ontfermd hebt! ~ 1753 1Sa 23:27 | tot Saul, zeggende: Haast u, en kom, want de Filistijnen 1754 1Sa 24:5 | in welken de HEERE tot u zegt: Zie, Ik geef uw vijand 1755 1Sa 24:11 | ogen gezien, dat de HEERE u heden in mijn hand gegeven 1756 1Sa 24:11 | spelonk, en men zeide, dat ik u doden zou; doch mijn hand 1757 1Sa 24:11 | doch mijn hand verschoonde u, want ik zeide: Ik zal mijn 1758 1Sa 24:12 | afgesneden heb, zo heb ik u niet gedood; beken en zie, 1759 1Sa 24:12 | overtreding is, en ik tegen u niet gezondigd heb; nochtans 1760 1Sa 24:13 | richten tussen mij en tussen u, en de HEERE zal mij wreken 1761 1Sa 24:13 | HEERE zal mij wreken aan u; maar mijn hand zal niet 1762 1Sa 24:13 | mijn hand zal niet tegen u zijn. ~ 1763 1Sa 24:14 | mijn hand zal niet tegen u zijn. ~ 1764 1Sa 24:16 | richten tussen mij en tussen u, en zien daarin, en twisten 1765 1Sa 24:18 | goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden. ~ 1766 1Sa 24:20 | gaan? De HEERE nu vergelde u het goede, voor dezen dag, 1767 1Sa 25:6 | dien welvarende: Vrede zij u, en uw huize zij vrede, 1768 1Sa 25:8 | jongelingen, en zij zullen het u te kennen geven. Laat dan 1769 1Sa 25:26 | leeft, het is de HEERE, Die u verhinderd heeft van te 1770 1Sa 25:26 | bloedstorting, dat uw hand u zou verlossen; en nu, dat 1771 1Sa 25:28 | oorloogt, en geen kwaad bij u gevonden is van uw dagen 1772 1Sa 25:29 | een mens opstaan zal om u te vervolgen, en om uw ziel 1773 1Sa 25:30 | goede doen zal, dat Hij over u gesproken heeft, en Hij 1774 1Sa 25:30 | gesproken heeft, en Hij u gebieden zal een voorganger 1775 1Sa 25:31 | 31 Zo zal dit u, mijn heer, niet zijn tot 1776 1Sa 25:32 | HEERE, de God Israels, Die u te dezen dage mij tegemoet 1777 1Sa 25:34 | mij verhinderd heeft, van u kwaad te doen, dat, ten 1778 1Sa 25:34 | doen, dat, ten ware dat gij u gehaast hadt, en mij tegemoet 1779 1Sa 25:40 | zeggende: David heeft ons tot u gezonden, dat hij zich u 1780 1Sa 25:40 | u gezonden, dat hij zich u ter vrouwe neme. ~ 1781 1Sa 26:6 | zeide Abisai: Ik zal met u afgaan. ~ 1782 1Sa 26:15 | niet een man, en wie is u gelijk in Israel? Waarom 1783 1Sa 26:19 | knechts. Indien de HEERE u tegen mij aanport, laat 1784 1Sa 26:21 | zoon David, want ik zal u geen kwaad meer doen, voor 1785 1Sa 26:23 | getrouwheid; want de HEERE had u heden in mijn hand gegeven; 1786 1Sa 27:5 | de koninklijke stad bij u wonen? ~ 1787 1Sa 28:2 | tot David: Daarom zal ik u ten bewaarder mijns hoofds 1788 1Sa 28:8 | mij opkomen, dien ik tot u zeggen zal. ~ 1789 1Sa 28:10 | als de HEERE leeft, indien u een straf om deze zaak zal 1790 1Sa 28:11 | zeide de vrouw: Wien zal ik u doen opkomen? En hij zeide: 1791 1Sa 28:15 | door dromen; daarom heb ik u geroepen, dat gij mij te 1792 1Sa 28:16 | toch, dewijl de HEERE van u geweken en uw vijand geworden 1793 1Sa 28:18 | Amalek; daarom heeft de HEERE u deze zaak gedaan te dezen 1794 1Sa 28:19 | HEERE zal ook Israel met u in de hand der Filistijnen 1795 1Sa 28:22 | mij een bete broods voor u zetten, en eet; zo zal er 1796 1Sa 28:22 | eet; zo zal er kracht in u zijn, dat gij over weg gaat. ~ 1797 1Sa 29:6 | want ik heb geen kwaad bij u gevonden, van dien dag af, 1798 1Sa 29:10 | 10 Nu dan, maak u morgen vroeg op met de knechten 1799 1Sa 29:10 | knechten uws heren, die met u gekomen zijn; en als gijlieden 1800 1Sa 29:10 | gekomen zijn; en als gijlieden u morgen vroeg zult opgemaakt 1801 1Sa 30:15 | hand mijns heren! Zo zal ik u tot deze bende afleiden. ~ 1802 2Sa 1:16 | want uw mond heeft tegen u getuigd, zeggende: ik heb 1803 2Sa 1:21 | noch regen moet zijn op u, noch velden der hefofferen; 1804 2Sa 1:24 | Israels, weent over Saul; die u kleedde met scharlaken, 1805 2Sa 1:24 | scharlaken, met weelde; die u sieraad van goud deed dragen 1806 2Sa 2:6 | 6 Zo doe nu de HEERE aan u weldadigheid en trouw! En 1807 2Sa 2:6 | trouw! En ik ook, ik zal aan u dit goede doen, dewijl gij 1808 2Sa 2:21 | uw linkerhand, en grijp u een van die jongens, en 1809 2Sa 2:21 | die jongens, en neem voor u hun gewaad; maar Asahel 1810 2Sa 2:22 | achter mij; waarom zal ik u ter aarde slaan? Hoe zou 1811 2Sa 3:8 | heden weldadigheid doe, en u niet overgeleverd heb in 1812 2Sa 3:12 | en zie, mijn hand zal met u zijn, om gans Israel tot 1813 2Sa 3:12 | zijn, om gans Israel tot u om te keren. ~ 1814 2Sa 3:13 | ik zal een verbond met u maken; doch een ding begeer 1815 2Sa 3:13 | doch een ding begeer ik van u, zeggende: Gij zult mijn 1816 2Sa 3:17 | lang tot een koning over u begeerd. ~ 1817 2Sa 3:21 | dat zij een verbond met u maken, en gij regeert over 1818 2Sa 3:24 | gedaan? Zie, Abner is tot u gekomen; waarom nu hebt 1819 2Sa 3:25 | Ner; dat hij gekomen is om u te overreden, en om te weten 1820 2Sa 4:11 | uw handen niet eisen, en u van de aarde wegdoen? ~ 1821 2Sa 5:2 | ook heeft de HEERE tot u gezegd: Gij zult Mijn volk 1822 2Sa 5:6 | blinden en kreupelen zullen u afdrijven; dat is te zeggen: 1823 2Sa 5:24 | moerbezienbomen, dan rep u; want alsdan is de HEERE 1824 2Sa 7:3 | is, want de HEERE is met u. ~ 1825 2Sa 7:8 | der heirscharen: Ik heb u genomen van de schaapskooi, 1826 2Sa 7:9 | 9 En Ik ben met u geweest, overal, waar gij 1827 2Sa 7:9 | aangezicht uitgeroeid; en Ik heb u een groten naam gemaakt, 1828 2Sa 7:11 | over Mijn volk Israel. Doch u heb Ik rust gegeven van 1829 2Sa 7:11 | al uw vijanden. Ook geeft u de HEERE te kennen, dat 1830 2Sa 7:11 | te kennen, dat de HEERE u een huis maken zal. ~ 1831 2Sa 7:12 | zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw 1832 2Sa 7:20 | wat zal David nog meer tot U spreken? Want Gij kent Uw 1833 2Sa 7:23 | aangezicht Uws volks, dat Gij U uit Egypte verlost hebt, 1834 2Sa 7:24 | Gij hebt Uw volk Israel U bevestigd, U tot een volk, 1835 2Sa 7:24 | volk Israel U bevestigd, U tot een volk, tot in eeuwigheid; 1836 2Sa 7:27 | geopenbaard, zeggende: Ik zal u een huis bouwen; daarom 1837 2Sa 7:27 | gevonden, dit gebed tot U te bidden. ~ 1838 2Sa 7:29 | 29 Zo believe het U nu, en zegen het huis van 1839 2Sa 9:7 | zekerlijk weldadigheid bij u doen, om uws vaders Jonathans 1840 2Sa 9:7 | Jonathans wil; en ik zal u alle akkers van uw vader 1841 2Sa 10:3 | omdat hij troosters tot u gezonden heeft? Heeft David 1842 2Sa 10:3 | knechten niet daarom tot u gezonden, dat hij deze stad 1843 2Sa 10:11 | en zo de kinderen Ammons u te sterk zullen zijn, zo 1844 2Sa 10:11 | zijn, zo zal ik komen om u te verlossen. ~ 1845 2Sa 11:12 | ook heden hier, zo zal ik u morgen afzenden. Alzo bleef 1846 2Sa 11:20 | konings opkomt, en hij tot u zegt: Waarom zijt gij zo 1847 2Sa 12:7 | de God Israels: Ik heb u ten koning gezalfd over 1848 2Sa 12:7 | gezalfd over Israel, en Ik heb u uit Sauls hand gered; ~ 1849 2Sa 12:8 | 8 En Ik heb u uws heren huis gegeven, 1850 2Sa 12:8 | in uw schoot, ja, Ik heb u het huis van Israel en Juda 1851 2Sa 12:8 | indien het weinig is, Ik zou u alzulks en alzulks daartoe 1852 2Sa 12:9 | zijn huisvrouw hebt gij u ter vrouwe genomen; en hem 1853 2Sa 12:10 | Hethiet, genomen hebt, dat zij u ter vrouwe zij. ~ 1854 2Sa 12:11 | Zie, Ik zal kwaad over u verwekken uit uw huis, en 1855 2Sa 12:14 | lasteren, zal ook de zoon, die u geboren is, den dood sterven. ~ 1856 2Sa 13:5 | Jonadab zeide tot hem: Leg u op uw leger, en maak u krank; 1857 2Sa 13:5 | Leg u op uw leger, en maak u krank; als dan uw vader 1858 2Sa 13:5 | dan uw vader zal komen om u te zien, zo zult gij tot 1859 2Sa 13:13 | koning, want hij zal mij van u niet onthouden. ~ 1860 2Sa 13:15 | Amnon zeide tot haar: Maak u op, ga weg. ~ 1861 2Sa 13:20 | Is uw broeder Amnon bij u geweest? Nu dan, mijn zuster, 1862 2Sa 13:25 | te zamen gaan, opdat wij u niet bezwaarlijk zijn; en 1863 2Sa 13:26 | hem: Waarom zou hij met u gaan? ~ 1864 2Sa 13:28 | is het niet, omdat ik het u geboden heb? Zijt sterk 1865 2Sa 14:2 | hij zeide tot haar: Stel u toch, alsof gij rouw droegt, 1866 2Sa 14:2 | rouwklederen aan, en zalf u niet met olie, en wees als 1867 2Sa 14:5 | koning zeide tot haar: Wat is u? En zij zeide: Zekerlijk, 1868 2Sa 14:8 | uw huis, en ik zal voor u gebieden. ~ 1869 2Sa 14:10 | zeide: Spreekt iemand tegen u, zo breng hem tot mij; en 1870 2Sa 14:10 | hem tot mij; en hij zal u voortaan niet meer aantasten. ~ 1871 2Sa 14:17 | de HEERE, uw God, zal met u zijn. ~ 1872 2Sa 14:18 | voor mij de zaak, die ik u vragen zal. En de vrouw 1873 2Sa 14:19 | zeide: Is Joabs hand met u in dit alles? En de vrouw 1874 2Sa 14:32 | tot Joab: Zie, ik heb tot u gezonden, zeggende: Kom 1875 2Sa 14:32 | zeggende: Kom herwaarts, dat ik u tot den koning zende, om 1876 2Sa 15:14 | te Jeruzalem waren: Maakt u op, en laat ons vlieden, 1877 2Sa 15:14 | Absaloms aangezicht; haast u, om weg te gaan, opdat hij 1878 2Sa 15:20 | gekomen, en heden zou ik u met ons omvoeren om te gaan? 1879 2Sa 15:20 | weldadigheid en trouw zij met u. ~ 1880 2Sa 15:26 | zeggen: Ik heb geen lust tot u; zie, hier ben ik, Hij doe 1881 2Sa 15:27 | Jonathan, Abjathars zoon, met u. ~ 1882 2Sa 15:35 | de priesters, aldaar met u? Zo zal het geschieden, 1883 2Sa 16:8 | 8 De HEERE heeft op u doen wederkomen al het bloed 1884 2Sa 16:10 | koning zeide: Wat heb ik met u te doen, gij zonen van Zeruja? 1885 2Sa 16:21 | handen van allen, die met u zijn, zullen gesterkt worden. ~ 1886 2Sa 17:3 | En ik zal al het volk tot u doen wederkeren; de man, 1887 2Sa 17:11 | rade, dat in alle haast tot u verzameld worde gans Israel, 1888 2Sa 18:11 | alzo het aan mij stond om u tien zilverlingen en een 1889 2Sa 18:12 | slaan; want de koning heeft u, en Abisai, en Ithai, voor 1890 2Sa 18:12 | geboden, zeggende: Hoedt u, wie gij zijt, van den jongeling, 1891 2Sa 18:13 | worden; ook gij zelf zoudt er u van tegenover stellen. ~ 1892 2Sa 18:14 | zeide Joab: Ik zal hier bij u alzo niet vertoeven; en 1893 2Sa 18:30 | koning zeide: Ga om, stel u hier; zo ging hij om, en 1894 2Sa 18:31 | wordt geboodschapt, dat u de HEERE heden heeft recht 1895 2Sa 18:31 | van al degenen, die tegen u opstonden. ~ 1896 2Sa 18:32 | koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan, moeten 1897 2Sa 18:33 | Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, 1898 2Sa 19:6 | 6 Liefhebbende die u haten, en hatende die u 1899 2Sa 19:6 | u haten, en hatende die u liefhebben; want gij geeft 1900 2Sa 19:6 | oversten en knechten bij u niets zijn; want ik merk 1901 2Sa 19:7 | een man dezen nacht bij u zal vernachten! En dit zal 1902 2Sa 19:7 | zal vernachten! En dit zal u kwader zijn, dan al het 1903 2Sa 19:7 | dan al het kwaad, dat over u gekomen is van uw jeugd 1904 2Sa 19:33 | met mij over, en ik zal u bij mij te Jeruzalem onderhouden. ~ 1905 2Sa 19:38 | mij begeren zult, zal ik u doen. ~ 1906 2Sa 19:41 | den koning: Waarom hebben u onze broeders, de mannen 1907 2Sa 20:4 | derden dag; en gij, stel u dan hier. ~ 1908 2Sa 20:9 | tot Amasa: Is het wel met u, mijn broeder? En Joab vatte 1909 2Sa 20:16 | tot hiertoe, dat ik tot u spreke. ~ 1910 2Sa 20:21 | Zie, zijn hoofd zal tot u over den muur geworpen worden. ~ 1911 2Sa 21:4 | Wat zegt gij dan, dat ik u doen zal? ~ 1912 2Sa 22:26 | goedertierene houdt Gij U goedertieren; bij den oprechten 1913 2Sa 22:26 | oprechten held houdt Gij U oprecht. ~ 1914 2Sa 22:27 | Bij den reine houdt Gij U rein; maar bij den verkeerde 1915 2Sa 22:27 | den verkeerde houdt Gij U verdraaid. ~ 1916 2Sa 22:30 | 30 Want met U loop ik door een bende; 1917 2Sa 22:50 | 50 Daarom zal ik U, o HEERE, loven onder de 1918 2Sa 24:12 | HEERE: Drie dingen draag Ik u voor; verkies u een uit 1919 2Sa 24:12 | draag Ik u voor; verkies u een uit die, dat Ik u doe. ~ 1920 2Sa 24:12 | verkies u een uit die, dat Ik u doe. ~ 1921 2Sa 24:13 | bekend, en zeide tot hem: Zal u een honger van zeven jaren 1922 2Sa 24:13 | aangezicht uwer vijanden, dat die u vervolgen? Of dat er drie 1923 2Sa 24:21 | Om dezen dorsvloer van u te kopen, om den HEERE een 1924 2Sa 24:23 | neme een welgevallen in u! ~ 1925 2Sa 24:24 | ik zal het zekerlijk van u kopen voor den prijs; want 1926 1Kon 1:12 | 12 Nu dan, kom, laat mij u toch een raad geven, dat 1927 1Kon 1:14 | spreken zult, zo zal ik na u inkomen, en zal uw woorden 1928 1Kon 1:16 | de koning zeide: Wat is u? ~ 1929 1Kon 1:20 | het ganse Israel zijn op u, dat gij hun zoudt te kennen 1930 1Kon 1:30 | Voorzeker, gelijk als ik u gezworen heb bij den HEERE, 1931 1Kon 1:33 | zeide tot hen: Neemt met u de knechten uws heren, en 1932 1Kon 2:3 | zult, en al waarheen gij u wenden zult; ~ 1933 1Kon 2:4 | zal geen man, zeide Hij, u afgesneden worden van den 1934 1Kon 2:8 | 8 En zie, bij u is Simei, de zoon van Gera, 1935 1Kon 2:14 | hij: Ik heb een woord aan u. En zij zeide: Spreek. ~ 1936 1Kon 2:16 | 16 En nu begeer ik van u een enige begeerte; wijs 1937 1Kon 2:18 | ik zal den koning voor u aanspreken. ~ 1938 1Kon 2:20 | zeide zij: Ik begeer van u een enige kleine begeerte, 1939 1Kon 2:26 | doods; maar dezen dag zal ik u niet doden, omdat gij de 1940 1Kon 2:36 | en zeide tot hem: Bouw u een huis in Jeruzalem, en 1941 1Kon 2:42 | en zeide tot hem: Heb ik u niet beedigd bij den HEERE, 1942 1Kon 2:42 | bij den HEERE, en tegen u betuigd, zeggende: Ten dage 1943 1Kon 2:43 | en het gebod, dat ik over u geboden had? ~ 1944 1Kon 3:5 | God zeide: Begeer wat Ik u geven zal. ~ 1945 1Kon 3:6 | oprechtheid des harten met U; en Gij hebt hem deze grote 1946 1Kon 3:11 | niet begeerd hebt, voor u vele dagen, noch voor u 1947 1Kon 3:11 | u vele dagen, noch voor u begeerd hebt rijkdom, noch 1948 1Kon 3:11 | hebt begeerd verstand voor u, om gerichtszaken te horen; ~ 1949 1Kon 3:12 | uw woorden; zie, Ik heb u een wijs en verstandig hart 1950 1Kon 3:12 | gegeven, dat uws gelijke voor u niet geweest is, en uws 1951 1Kon 3:12 | geweest is, en uws gelijke na u niet opstaan zal. ~ 1952 1Kon 3:13 | niet begeerd hebt, heb Ik u gegeven, beide rijkdom en 1953 1Kon 5:6 | loon uwer knechten zal ik u geven, naar al wat gij zeggen 1954 1Kon 6:12 | zo zal Ik Mijn woord met u bevestigen, dat Ik tot uw 1955 1Kon 8:13 | immers een huis gebouwd, U ter woonstede, een vaste 1956 1Kon 8:25 | zeggende: Geen man zal u van voor Mijn aangezicht 1957 1Kon 8:27 | hemel der hemelen zouden U niet begrijpen, hoeveel 1958 1Kon 8:28 | 28 Wend U dan nog tot het gebed van 1959 1Kon 8:33 | vijands, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben, 1960 1Kon 8:33 | zullen hebben, en zich tot U bekeren, en Uw Naam belijden, 1961 1Kon 8:33 | Uw Naam belijden, en tot U in dit huis bidden en smeken 1962 1Kon 8:35 | regen is, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben; 1963 1Kon 8:40 | 40 Opdat zij U vrezen al de dagen, die 1964 1Kon 8:43 | waarom die vreemde tot U roepen zal; opdat alle volken 1965 1Kon 8:43 | aarde Uw Naam kennen, om U te vrezen, gelijk Uw volk 1966 1Kon 8:46 | gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er, die 1967 1Kon 8:47 | zij zich bekeren, en tot U smeken in het land dergenen, 1968 1Kon 8:48 | 48 En zij zich tot U bekeren, met hun ganse hart, 1969 1Kon 8:48 | weggevoerd zullen hebben; en tot U bidden zullen naar den weg 1970 1Kon 8:50 | aan Uw volk, dat zij tegen U gezondigd zullen hebben, 1971 1Kon 8:50 | overtredingen, waarmede zij tegen U zullen overtreden hebben; 1972 1Kon 8:52 | horen, in al hun roepen tot U. ~ 1973 1Kon 8:53 | 53 Want Gij hebt hen U tot een erfdeel afgezonderd, 1974 1Kon 9:4 | om te doen naar al wat Ik u geboden heb, en Mijn inzettingen 1975 1Kon 9:5 | zeggende: Geen man zal u afgesneden worden van den 1976 1Kon 9:6 | 6 Maar zo gijlieden u te enen male afkeren zult, 1977 1Kon 9:6 | andere goden dienen, en u voor dezelve nederbuigen 1978 1Kon 10:9 | uw God, Die behagen in u heeft gehad, om u op den 1979 1Kon 10:9 | behagen in u heeft gehad, om u op den troon van Israel 1980 1Kon 10:9 | bemint, daarom heeft Hij u tot koning gesteld, om recht 1981 1Kon 11:2 | ingaan, en zij zullen tot u niet inkomen; zij zouden 1982 1Kon 11:11 | tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied is, dat gij niet 1983 1Kon 11:11 | Mijn inzettingen, die Ik u geboden heb; Ik zal gewisselijk 1984 1Kon 11:11 | gewisselijk dit koninkrijk van u scheuren, en datzelve uw 1985 1Kon 11:22 | zeide: Maar wat ontbreekt u bij mij, dat, zie, gij in 1986 1Kon 11:31 | zeide tot Jerobeam: Neem u tien stukken; want alzo 1987 1Kon 11:31 | van Salomo scheuren, en u tien stammen geven. ~ 1988 1Kon 11:35 | koninkrijk nemen; en Ik zal u daarvan tien stammen geven. ~ 1989 1Kon 11:37 | 37 Zo zal Ik u nemen, en gij zult regeren 1990 1Kon 11:38 | gij horen zult al wat Ik u zal gebieden, en in Mijn 1991 1Kon 11:38 | gedaan heeft; dat Ik met u zal zijn, en u een bestendig 1992 1Kon 11:38 | dat Ik met u zal zijn, en u een bestendig huis bouwen, 1993 1Kon 11:38 | David gebouwd heb, en zal u Israel geven. ~ 1994 1Kon 12:4 | lichter, en wij zullen u dienen. ~ 1995 1Kon 12:10 | zeggen tot dat volk, die tot u gesproken hebben, zeggende: 1996 1Kon 12:11 | mijn vader een zwaar juk op u heeft doen laden, zo zal 1997 1Kon 12:11 | daartoe doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar 1998 1Kon 12:11 | geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~ 1999 1Kon 12:14 | daartoe doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar 2000 1Kon 12:14 | geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6044

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License