1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6044
Book Chapter: Verse
2001 1Kon 12:28 | uw goden, o Israel, die u uit Egypteland opgebracht
2002 1Kon 13:2 | zal zijn Josia; die zal op u offeren de priesters der
2003 1Kon 13:2 | priesters der hoogten, die op u roken, en men zal mensenbeenderen
2004 1Kon 13:2 | men zal mensenbeenderen op u verbranden. ~
2005 1Kon 13:7 | mij naar huis, en sterk u, en ik zal u een geschenk
2006 1Kon 13:7 | huis, en sterk u, en ik zal u een geschenk geven. ~
2007 1Kon 13:8 | huis, zo zou ik niet met u gaan, en ik zou in deze
2008 1Kon 13:16 | hij zeide: Ik kan niet met u wederkeren, noch met u inkomen;
2009 1Kon 13:16 | met u wederkeren, noch met u inkomen; ik zal ook geen
2010 1Kon 13:16 | geen brood eten, noch met u water drinken, in deze plaats. ~
2011 1Kon 13:18 | zeggende: Breng hem weder met u in uw huis, dat hij brood
2012 1Kon 13:21 | gehouden hebt het gebod, dat u de HEERE, uw God, geboden
2013 1Kon 13:22 | plaatse, waarvan Hij tot u gesproken had: Gij zult
2014 1Kon 14:2 | tot zijn huisvrouw: Maak u nu op, en verstel u, dat
2015 1Kon 14:2 | Maak u nu op, en verstel u, dat men niet merkte, dat
2016 1Kon 14:3 | en ga tot hem; hij zal u te kennen geven, wat dezen
2017 1Kon 14:5 | huisvrouw komt, om een zaak van u te vragen, aangaande haar
2018 1Kon 14:6 | Jerobeam! Waarom stelt gij u dus vreemd aan? Want ik
2019 1Kon 14:6 | vreemd aan? Want ik ben tot u gezonden met een harde boodschap. ~
2020 1Kon 14:7 | Israels: Daarom, dat Ik u verheven heb uit het midden
2021 1Kon 14:7 | het midden des volks, en u tot een voorganger over
2022 1Kon 14:8 | David gescheurd, en dat u gegeven heb, en gij niet
2023 1Kon 14:9 | meer dan allen, die voor u geweest zijn, en henengegaan
2024 1Kon 14:9 | henengegaan zijt, en hebt u andere goden en gegotene
2025 1Kon 14:12 | 12 Gij dan maak u op, ga naar uw huis; als
2026 1Kon 15:19 | verbond tussen mij en tussen u, tussen mijn vader en tussen
2027 1Kon 15:19 | tussen uw vader; zie, ik zend u een geschenk, zilver en
2028 1Kon 16:2 | 2 Daarom, dat Ik u uit het stof verheven, en
2029 1Kon 16:2 | uit het stof verheven, en u tot een voorganger over
2030 1Kon 17:3 | Ga weg van hier, en wend u naar het oosten, en verberg
2031 1Kon 17:3 | naar het oosten, en verberg u aan de beek Krith, die voor
2032 1Kon 17:4 | de raven geboden, dat zij u daar onderhouden zullen. ~
2033 1Kon 17:9 | 9 Maak u op, ga heen naar Zarfath,
2034 1Kon 17:9 | weduwvrouw geboden, dat zij u onderhoude. ~
2035 1Kon 17:13 | dien hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna
2036 1Kon 17:18 | tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods? Zijt
2037 1Kon 18:1 | zeggende: Ga heen, vertoon u aan Achab; want Ik zal regen
2038 1Kon 18:10 | niet gezonden heeft, om u te zoeken; en als zij zeiden:
2039 1Kon 18:10 | volk een eed af; dat zij u niet hadden gevonden. ~
2040 1Kon 18:12 | geschieden, wanneer ik van u zou weggegaan zijn, dat
2041 1Kon 18:12 | dat de Geest des HEEREN u wegnam, ik weet niet waarheen;
2042 1Kon 18:12 | aan te zeggen, en hij vond u niet, zo zou hij mij doden;
2043 1Kon 18:25 | Baal: Kiest gijlieden voor u den enen var, en bereidt
2044 1Kon 18:44 | Span aan, en kom af, dat u de regen niet ophoude. ~
2045 1Kon 19:7 | de weg zou te veel voor u zijn. ~
2046 1Kon 19:20 | moeder kusse, daarna zal ik u navolgen. En hij zeide tot
2047 1Kon 19:20 | keer weder; want wat heb ik u gedaan? ~
2048 1Kon 20:5 | zeggende: Ik heb wel tot u gezonden, zeggende: Uw zilver,
2049 1Kon 20:6 | zal ik mijn knechten tot u zenden, dat zij uw huis
2050 1Kon 20:22 | tot hem: Ga heen, sterk u; en bemerk, en zie, wat
2051 1Kon 20:22 | de koning van Syrie tegen u optrekken. ~
2052 1Kon 20:25 | 25 En gij, tel u een heir, als dat heir,
2053 1Kon 20:34 | zal ik wedergeven, en maak u straten in Damaskus, gelijk
2054 1Kon 20:34 | ik, antwoordde Achab, zal u met dit verbond dan laten
2055 1Kon 20:36 | mij weggegaan zijt, zo zal u een leeuw slaan. En als
2056 1Kon 21:2 | mijn huis is; en ik zal u daarvoor geven een wijngaard,
2057 1Kon 21:2 | goed in uw ogen is, zal ik u in geld deszelfs waarde
2058 1Kon 21:3 | verre van mij zijn, dat ik u de erve mijner vaderen geven
2059 1Kon 21:6 | wijngaard om geld, of, zo het u behaagt, zal ik u een wijngaard
2060 1Kon 21:6 | zo het u behaagt, zal ik u een wijngaard in zijn plaats
2061 1Kon 21:6 | hij heeft gezegd: Ik zal u mijn wijngaard niet geven. ~
2062 1Kon 21:7 | hart zij vrolijk; ik zal u den wijngaard van Naboth,
2063 1Kon 21:15 | Jizreeliet, erfelijk, dien hij u weigerde om geld te geven;
2064 1Kon 21:18 | 18 Maak u op, ga henen af, Achab,
2065 1Kon 21:20 | vijand? En hij zeide: Ik heb u gevonden, overmits gij uzelven
2066 1Kon 21:21 | 21 Zie, Ik zal kwaad over u brengen, en uw nakomelingen
2067 1Kon 22:16 | Tot hoe vele reizen zal ik u bezweren, opdat gij tot
2068 1Kon 22:18 | tot Josafat: Heb ik tot u niet gezegd: Hij zal over
2069 1Kon 22:23 | de HEERE heeft kwaad over u gesproken. ~
2070 1Kon 22:24 | HEEREN van mij doorgegaan, om u aan te spreken? ~
2071 1Kon 22:25 | gaan van kamer in kamer, om u te versteken. ~
2072 2Kon 1:3 | Elia, den Thisbiet: Maak u op, ga op, den boden des
2073 2Kon 1:6 | weder tot den koning die u gezonden heeft, en spreekt
2074 2Kon 1:7 | de gestalte des mans, die u tegemoet opgekomen is, en
2075 2Kon 1:7 | is, en deze woorden tot u gesproken heeft? ~
2076 2Kon 1:10 | van den hemel, en vertere u en uw vijftigen. Toen daalde
2077 2Kon 1:12 | van den hemel, en vertere u en uw vijftigen. Toen daalde
2078 2Kon 2:2 | en uw ziel leeft ik zal u niet verlaten! Alzo gingen
2079 2Kon 2:4 | en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! Alzo kwamen
2080 2Kon 2:6 | en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! En zij beiden
2081 2Kon 2:9 | tot Elisa: Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij
2082 2Kon 2:9 | doen zal, eer ik van bij u weggenomen worde. En Elisa
2083 2Kon 2:10 | zult zien, als ik van bij u weggenomen worde, het zal
2084 2Kon 2:10 | weggenomen worde, het zal u alzo geschieden; doch zo
2085 2Kon 3:13 | van Israel: Wat heb ik met u te doen? Ga heen tot de
2086 2Kon 3:14 | van Juda, opnam, ik zou u niet aanschouwen, noch u
2087 2Kon 3:14 | u niet aanschouwen, noch u aanzien! ~
2088 2Kon 4:2 | zeide tot haar: Wat zal ik u doen? Geef mij te kennen,
2089 2Kon 4:3 | zeide hij: Ga, eis voor u vaten van buiten, van al
2090 2Kon 4:4 | in, en sluit de deur voor u en voor uw zonen toe; daarna
2091 2Kon 4:13 | zorgvuldigheid; wat is er voor u te doen? Is er iets om voor
2092 2Kon 4:13 | doen? Is er iets om voor u te spreken tot den koning,
2093 2Kon 4:24 | rijden, tenzij dan dat ik het u zegge. ~
2094 2Kon 4:26 | tot haar: Is het wel met u? Is het wel met uw man?
2095 2Kon 4:29 | vindt, groet hem niet; en zo u iemand groet, antwoord hem
2096 2Kon 4:30 | en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! Hij stond
2097 2Kon 5:6 | wanneer nu deze brief tot u zal gekomen zijn, zie, ik
2098 2Kon 5:6 | heb mijn knecht Naaman tot u gezonden, dat gij hem ontledigt
2099 2Kon 5:10 | zeggende: Ga heen en was u zevenmaal in de Jordaan,
2100 2Kon 5:10 | Jordaan, en uw vlees zal u wederkomen, en gij zult
2101 2Kon 5:13 | vader, zo die profeet tot u een grote zaak gesproken
2102 2Kon 5:13 | te meer, naardien hij tot u gezegd heeft: Was u, en
2103 2Kon 5:13 | tot u gezegd heeft: Was u, en gij zult rein zijn? ~
2104 2Kon 5:23 | Naaman zeide: Belieft het u, neem twee talenten. En
2105 2Kon 5:26 | omkeerde van op zijn wagen u tegemoet? Was het tijd,
2106 2Kon 5:27 | 27 Daarom zal u de melaatsheid van Naaman
2107 2Kon 6:3 | er zeide een: Het believe u toch te gaan met uw knechten.
2108 2Kon 6:7 | hij zeide: Neem het tot u op. Toen stak hij zijn hand
2109 2Kon 6:9 | Israel, zeggende: Wacht u, dat gij door die plaats
2110 2Kon 6:19 | volgt mij na, en ik zal u leiden tot den man, dien
2111 2Kon 6:27 | hij zeide: De HEERE helpt u niet; waarvan zou ik u helpen?
2112 2Kon 6:27 | helpt u niet; waarvan zou ik u helpen? Van den dorsvloer
2113 2Kon 6:28 | koning tot haar: Wat is u? En zij zeide: Deze vrouw
2114 2Kon 7:12 | tot zijn knechten: Ik zal u nu te kennen geven, wat
2115 2Kon 8:1 | gemaakt had, zeggende: Maak u op, en ga heen, gij en uw
2116 2Kon 8:9 | van Syrie, heeft mij tot u gezonden, om te zeggen:
2117 2Kon 8:14 | zeide: Wat heeft Elisa tot u gezegd? En hij zeide: Hij
2118 2Kon 9:3 | Zo zegt de HEERE: Ik heb u tot koning gezalfd over
2119 2Kon 9:5 | zeide: Ik heb een woord aan u, o hoofdman! En Jehu zeide:
2120 2Kon 9:5 | allen? En hij zeide: Tot u, o hoofdman! ~
2121 2Kon 9:6 | de God Israels: Ik heb u gezalfd tot koning over
2122 2Kon 9:11 | Waarom is deze onzinnige tot u gekomen? En hij zeide tot
2123 2Kon 9:12 | Zo zegt de HEERE: Ik heb u gezalfd tot koning over
2124 2Kon 9:26 | zonen, zegt de HEERE, en Ik u dat niet vergelde op dit
2125 2Kon 10:2 | wanneer nu deze brief tot u zal gekomen zijn, dewijl
2126 2Kon 10:2 | de zonen van uw heer bij u zijn, ook de wagenen en
2127 2Kon 10:2 | wagenen en de paarden bij u zijn, mitsgaders een vaste
2128 2Kon 10:23 | dat hier misschien bij u niemand zij van de dienaren
2129 2Kon 10:30 | in Mijn hart was, zullen u zonen tot het vierde gelid
2130 2Kon 11:5 | zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan,
2131 2Kon 15:10 | geslagen, daarom heeft uw hart u verheven; heb de eer, en
2132 2Kon 15:10 | huis; want waarom zoudt gij u in het kwade mengen, dat
2133 2Kon 15:10 | vallen zoudt, gij en Juda met u? ~
2134 2Kon 16:12 | had tot Jehu, zeggende: U zullen zonen van het vierde
2135 2Kon 19:13 | betuigd had, zeggende: Bekeert u van uw boze wegen en houdt
2136 2Kon 19:13 | geboden heb, en die Ik tot u door de hand van Mijn knechten,
2137 2Kon 19:35 | andere goden vrezen, noch u voor hen nederbuigen, noch
2138 2Kon 19:36 | 36 Maar den HEERE, Die u uit Egypteland met grote
2139 2Kon 19:36 | vrezen, en voor Hem zult gij u buigen, en Hem zult gij
2140 2Kon 19:37 | wet, en het gebod, die Hij u geschreven heeft, zult gij
2141 2Kon 19:38 | het verbond, dat Ik met u gemaakt heb, zult gij niet
2142 2Kon 19:39 | zult gij vrezen; en Hij zal u redden uit de hand van al
2143 2Kon 20:21 | 21 Zie nu, vertrouwt gij u op dien gebroken rietstaf,
2144 2Kon 20:22 | Voor dit altaar zult gij u buigen te Jeruzalem? ~
2145 2Kon 20:23 | koning van Assyrie; en ik zal u twee duizend paarden geven,
2146 2Kon 20:23 | paarden geven, zo gij voor u de ruiters daarop zult kunnen
2147 2Kon 20:27 | heer mij tot uw heer en tot u gezonden, om deze woorden
2148 2Kon 20:29 | zegt de koning: Dat Hizkia u niet bedriege: want hij
2149 2Kon 20:29 | niet bedriege: want hij zal u niet kunnen redden uit zijn
2150 2Kon 20:30 | 30 Daartoe dat Hizkia u niet doe vertrouwen op den
2151 2Kon 20:32 | 32 Totdat ik kom, en u haal in een land, als ulieder
2152 2Kon 20:32 | naar Hizkia, want hij hitst u op, zeggende: De HEERE zal
2153 2Kon 21:9 | hij is uitgetogen om tegen u te strijden, zond hij weder
2154 2Kon 21:10 | van Juda, zeggende: Laat u uw God niet bedriegen, op
2155 2Kon 21:21 | dochter van Sion, veracht u, zij bespot u, de dochter
2156 2Kon 21:21 | Sion, veracht u, zij bespot u, de dochter van Jeruzalem
2157 2Kon 21:21 | schudt het hoofd achter u. ~
2158 2Kon 21:28 | in uw lippen, en Ik zal u doen wederkeren door dien
2159 2Kon 21:29 | 29 En dat zij u een teken, dat men in dit
2160 2Kon 22:5 | tranen gezien; zie, Ik zal u gezond maken; aan den derden
2161 2Kon 22:6 | uw dagen toedoen, en zal u uit de hand des konings
2162 2Kon 22:9 | En Jesaja zeide: Dit zal u een teken van den HEERE
2163 2Kon 22:14 | en van waar zijn zij tot u gekomen? En Hizkia zeide:
2164 2Kon 22:18 | zij van uw zonen, die uit u zullen voortkomen, die gij
2165 2Kon 24:15 | Israels: Zegt tot den man, die u tot mij gezonden heeft: ~
2166 2Kon 24:18 | den koning van Juda, die u gezonden heeft, om den HEERE
2167 2Kon 24:19 | week geworden is, en gij u voor het aangezicht des
2168 2Kon 24:19 | geweend hebt; zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de
2169 2Kon 24:20 | 20 Daarom zie, Ik zal u verzamelen tot uw vaderen,
2170 2Kon 27:24 | koning van Babel, zo zal het u wel gaan. ~
2171 1Kro 11:2 | heeft de HEERE, uw God, tot u gezegd: Gij zult Mijn volk
2172 1Kro 12:18 | zijn uw, o David, en met u zijn wij, gij, zoon van
2173 1Kro 12:18 | van Isai. Vrede, vrede zij u, en vrede uw helperen; want
2174 1Kro 12:18 | helperen; want uw God helpt u. Toen nam David hen aan,
2175 1Kro 15:12 | onder de Levieten; heiligt u, gij en uw broeders, dat
2176 1Kro 16:10 | 10 Roemt u in den Naam Zijner heiligheid;
2177 1Kro 16:18 | 18 Zeggende: Ik zal u het land Kanaan geven, een
2178 1Kro 17:2 | hart is, want God is met u. ~
2179 1Kro 17:7 | der heirscharen: Ik heb u van de schaapskooi genomen,
2180 1Kro 17:8 | 8 En Ik ben met u geweest overal, waar gij
2181 1Kro 17:8 | uw aangezicht; en Ik heb u een naam gemaakt, gelijk
2182 1Kro 17:10 | vijanden vernederd; ook heb Ik u te kennen gegeven, dat u
2183 1Kro 17:10 | u te kennen gegeven, dat u de HEERE een huis bouwen
2184 1Kro 17:11 | vaderen, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, hetwelk uit
2185 1Kro 17:13 | weggenomen heb van dien, die voor u geweest is; ~
2186 1Kro 17:18 | 18 Wat zal David meer bij U daartoe voegen, vanwege
2187 1Kro 17:21 | volk te verlossen, dat Gij U een Naam maaktet van grote
2188 1Kro 17:22 | Gij hebt Uw volk Israel U ten volk gemaakt tot in
2189 1Kro 17:27 | 27 Nu dan, het heeft U beliefd te zegenen het huis
2190 1Kro 20:3 | omdat hij troosters tot u gezonden heeft? Zijn niet
2191 1Kro 20:3 | Zijn niet zijn knechten tot u gekomen, om te doorzoeken,
2192 1Kro 20:12 | indien de kinderen Ammons u te sterk worden, zo zal
2193 1Kro 20:12 | sterk worden, zo zal ik u verlossen. ~
2194 1Kro 22:10 | HEERE: Drie dingen leg Ik u voor; kies u een uit die,
2195 1Kro 22:10 | dingen leg Ik u voor; kies u een uit die, dat Ik u doe. ~
2196 1Kro 22:10 | kies u een uit die, dat Ik u doe. ~
2197 1Kro 22:11 | Zo zegt de HEERE: Neem u uit: ~
2198 1Kro 22:12 | het zwaard uwer vijanden u achterhale; of drie dagen
2199 1Kro 23:9 | 9 Zie, de zoon, die u geboren zal worden, die
2200 1Kro 23:11 | mijn zoon, de HEERE zal met u zijn, en gij zult voorspoedig
2201 1Kro 23:11 | bouwen, gelijk als Hij van u gesproken heeft. ~
2202 1Kro 23:12 | Alleenlijk de HEERE geve u kloekheid en verstand, en
2203 1Kro 23:12 | kloekheid en verstand, en geve u bevel over Israel, en dat
2204 1Kro 23:15 | 15 Ook zijn er bij u in menigte, die het werk
2205 1Kro 23:16 | ijzers is geen getal; maak u op, en doe het, en de HEERE
2206 1Kro 23:16 | het, en de HEERE zal met u zijn. ~
2207 1Kro 23:18 | God, met ulieden, en heeft u rust gegeven rondom henen?
2208 1Kro 23:19 | HEERE, uw God, en maakt u op, en bouwt het heiligdom
2209 1Kro 29:8 | bezit, en uw kinderen na u tot in eeuwigheid doet erven. ~
2210 1Kro 29:9 | gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar indien
2211 1Kro 29:9 | gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten. ~
2212 1Kro 29:10 | toe, want de HEERE heeft u verkoren, dat gij een huis
2213 1Kro 29:20 | HEERE God, mijn God, zal met u zijn; Hij zal u niet begeven,
2214 1Kro 29:20 | zal met u zijn; Hij zal u niet begeven, en Hij zal
2215 1Kro 29:20 | niet begeven, en Hij zal u niet verlaten, totdat gij
2216 1Kro 29:21 | van het huis Gods; en bij u zijn tot alle werk allerlei
2217 1Kro 30:11 | Koninkrijk, en Gij hebt U verhoogd tot een Hoofd boven
2218 1Kro 30:13 | dan, onze God, wij danken U, en loven den Naam Uwer
2219 1Kro 30:14 | is? Want het is alles van U, en wij geven het U uit
2220 1Kro 30:14 | van U, en wij geven het U uit Uw hand. ~
2221 1Kro 30:16 | die wij bereid hebben om U een huis te bouwen, den
2222 1Kro 30:17 | gezien, dat het zich jegens U vrijwillig gedragen heeft. ~
2223 1Kro 30:18 | volks, en richt hun hart tot U. ~
2224 2Kro 1:7 | tot hem: Begeer, wat Ik u geven zal. ~
2225 2Kro 1:11 | wijsheid en wetenschap voor u begeerd hebt, opdat gij
2226 2Kro 1:11 | mocht richten, waarover Ik u koning gemaakt heb; ~
2227 2Kro 1:12 | wijsheid, en de wetenschap is u gegeven; daartoe zal Ik
2228 2Kro 1:12 | gegeven; daartoe zal Ik u rijkdom, en goederen, en
2229 2Kro 1:12 | geen koningen, die voor u geweest zijn, gehad hebben,
2230 2Kro 1:12 | zijn, gehad hebben, en na u zal dergelijke niet zijn. ~
2231 2Kro 2:11 | volk lief heeft, heeft Hij u over hen tot koning gesteld. ~
2232 2Kro 2:16 | nooddruft, en zullen het tot u met vlotten, over de zee,
2233 2Kro 7:2 | 2 En ik heb U een huis ter woonstede gebouwd,
2234 2Kro 7:16 | zeggende: Geen man zal u van voor Mijn aangezicht
2235 2Kro 7:18 | hemel der hemelen, zouden U niet begrijpen, hoeveel
2236 2Kro 7:19 | 19 Wend U dan nog tot het gebed Uws
2237 2Kro 7:24 | worden, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben,
2238 2Kro 7:26 | regen is, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben;
2239 2Kro 7:31 | 31 Opdat zij U vrezen, om te wandelen in
2240 2Kro 7:33 | waarom die vreemde tot U roepen zal; opdat alle volken
2241 2Kro 7:33 | aarde Uw Naam kennen, zo om U te vrezen, gelijk Uw volk
2242 2Kro 7:34 | heenzenden zult, en zullen tot U bidden naar den weg dezer
2243 2Kro 7:36 | gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er, die
2244 2Kro 7:37 | zij zich bekeren, en tot U smeken in het land hunner
2245 2Kro 7:38 | 38 En zij zich tot U bekeren, met hun ganse hart
2246 2Kro 7:39 | vergeef Uw volk, wat zij tegen U gezondigd zullen hebben. ~
2247 2Kro 7:41 | 41 En nu, HEERE God, maak U op tot Uw rust, Gij en de
2248 2Kro 8:17 | 17 En u aangaande, zo gij voor Mijn
2249 2Kro 8:17 | doen naar alles, wat Ik u geboden heb, en Mijn inzettingen
2250 2Kro 8:18 | zeggende: Geen man zal u afgesneden worden, die in
2251 2Kro 8:19 | 19 Maar zo gijlieden u afkeren zult, en Mijn inzettingen
2252 2Kro 8:19 | andere goden dienen, en u voor die nederbuigen zult; ~
2253 2Kro 10:8 | uw God, Die behagen in u gehad heeft, om u op Zijn
2254 2Kro 10:8 | behagen in u gehad heeft, om u op Zijn troon, den HEERE,
2255 2Kro 10:8 | te richten, zo heeft Hij u tot een koning over hen
2256 2Kro 11:4 | lichter, en wij zullen u dienen. ~
2257 2Kro 11:10 | zeggen tot dat volk, die tot u gesproken heeft, zeggende:
2258 2Kro 11:11 | mijn vader een zwaar juk op u heeft doen laden, zo zal
2259 2Kro 11:11 | daartoe doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar
2260 2Kro 11:11 | geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~
2261 2Kro 11:14 | toedoen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar
2262 2Kro 11:14 | geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~
2263 2Kro 13:5 | verlaten, daarom heb Ik u ook verlaten in de hand
2264 2Kro 14:5 | 5 Staat het u niet toe te weten, dat de
2265 2Kro 14:8 | 8 En nu, gij denkt u te versterken tegen het
2266 2Kro 14:8 | hebt gouden kalveren bij u, die u Jerobeam tot goden
2267 2Kro 14:8 | gouden kalveren bij u, die u Jerobeam tot goden gemaakt
2268 2Kro 14:9 | Levieten uitgedreven, en hebt u priesteren gemaakt, gelijk
2269 2Kro 14:12 | trompetten des geklanks, om tegen u alarmgeklank te maken; o
2270 2Kro 15:11 | HEERE, het is niets bij U, te helpen hetzij den machtige,
2271 2Kro 15:11 | God! Want wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij
2272 2Kro 15:11 | sterfelijken mens tegen U niets vermogen. ~
2273 2Kro 16:2 | gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar zo
2274 2Kro 16:2 | gij Hem verlaat, Hij zal u verlaten. ~
2275 2Kro 17:3 | verbond tussen mij en tussen u, en tussen mijn vader en
2276 2Kro 17:3 | tussen uw vader; zie, ik zend u zilver en goud, ga heen,
2277 2Kro 17:9 | af zullen oorlogen tegen u zijn. ~
2278 2Kro 19:3 | zijn, en wij zullen met u zijn in dezen krijg. ~
2279 2Kro 19:15 | Tot hoevele reizen zal ik u bezweren, opdat gij tot
2280 2Kro 19:17 | tot Josafat: Heb ik tot u niet gezegd: Hij zal over
2281 2Kro 19:22 | de HEERE heeft kwaad over u gesproken. ~
2282 2Kro 19:23 | HEEREN van mij doorgegaan, om u aan te spreken? ~
2283 2Kro 19:24 | gaan van kamer in kamer, om u te versteken. ~
2284 2Kro 20:2 | liefhebben? Nu is daarom over u van het aangezicht des HEEREN
2285 2Kro 20:3 | Evenwel goede dingen zijn bij u gevonden; want gij hebt
2286 2Kro 20:6 | den HEERE; en Hij is bij u in de zaak van het gericht. ~
2287 2Kro 20:10 | in hun steden wonen, tot u zal komen, tussen bloed
2288 2Kro 20:10 | een grote toornigheid over u en over uw broederen zij;
2289 2Kro 20:11 | den hoofdpriester, is over u in alle zaak des HEEREN;
2290 2Kro 21:2 | een grote menigte tegen u van gene zijde der zee,
2291 2Kro 21:6 | zodat niemand zich tegen U stellen kan. ~
2292 2Kro 21:8 | daarin gewoond, en zij hebben U daarin een heiligdom gebouwd
2293 2Kro 21:9 | uit onze benauwdheid tot U roepen, en Gij zult verhoren
2294 2Kro 21:12 | maar onze ogen zijn op U. ~
2295 2Kro 21:17 | het heil des HEEREN met u, o Juda en Jeruzalem! Vreest
2296 2Kro 21:17 | Vreest niet, en ontzet u niet, gaat morgen uit, hun
2297 2Kro 21:17 | tegen, want de HEERE zal met u wezen. ~
2298 2Kro 21:37 | Josafat, zeggende: Omdat gij u met Ahazia vergezelschapt
2299 2Kro 22:14 | 14 Zie, de HEERE zal u plagen met een grote plage
2300 2Kro 22:34 | 14 Zie, de HEERE zal u plagen met een grote plage
2301 2Kro 23:17 | zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan,
2302 2Kro 24:20 | verlaten hebt, zo zal Hij u verlaten. ~
2303 2Kro 25:7 | het heir van Israel met u niet gaan; want de HEERE
2304 2Kro 25:8 | sterk ten strijde; God zal u doen vallen voor den vijand;
2305 2Kro 25:9 | HEERE heeft meer dan dit, om u te geven. ~
2306 2Kro 25:16 | hij hem zeide: Heeft men u tot des konings raadgever
2307 2Kro 25:16 | gij op; waarom zouden zij u slaan? Toen hield de profeet
2308 2Kro 25:16 | dat God besloten heeft u te verderven, dewijl gij
2309 2Kro 25:19 | geslagen; daarom heeft uw hart u verheven, om te roemen;
2310 2Kro 25:19 | uw huis; waarom zoudt gij u in het kwaad mengen, dat
2311 2Kro 25:19 | vallen zoudt; gij en Juda met u? ~
2312 2Kro 26:18 | zeiden tot hem: Het komt u niet toe, Uzzia, den HEERE
2313 2Kro 26:18 | hebt overtreden, en het zal u niet tot eer zijn van den
2314 2Kro 28:10 | kinderen van Juda en Jeruzalem u tot slaven en slavinnen
2315 2Kro 28:11 | des HEEREN toorn is over u. ~
2316 2Kro 29:11 | traag; want de HEERE heeft u verkoren, dat gij voor Zijn
2317 2Kro 30:6 | kinderen Israels, bekeert u tot den HEERE, den God van
2318 2Kro 30:8 | de hitte Zijns toorns van u afkeren. ~
2319 2Kro 30:9 | 9 Want als gij u bekeert tot den HEERE, zullen
2320 2Kro 30:9 | en zal het aangezicht van u niet afwenden, zo gij u
2321 2Kro 30:9 | u niet afwenden, zo gij u tot Hem bekeert. ~
2322 2Kro 32:7 | vreest niet, en ontzet u niet, voor het aangezicht
2323 2Kro 32:11 | 11 Ruit u Jehizkia niet op, dat hij
2324 2Kro 32:11 | Jehizkia niet op, dat hij u overgeve, om door honger
2325 2Kro 32:12 | het enige altaar zult gij u nederbuigen, en daarop roken? ~
2326 2Kro 32:14 | uit mijn hand, dat uw God u uit mijn hand zou kunnen
2327 2Kro 32:15 | niet bedriege, en dat hij u op zulk een wijze niet opruie,
2328 2Kro 32:15 | hoeveel te min zal uw God u uit mijn hand kunnen redden? ~
2329 2Kro 34:27 | week geworden is, en gij u voor het aangezicht Gods
2330 2Kro 34:27 | tegen haar inwoners, en hebt u vernederd voor Mijn aangezicht,
2331 2Kro 34:27 | Mijn aangezicht, zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de
2332 2Kro 34:28 | 28 Zie, Ik zal u verzamelen tot uw vaderen,
2333 2Kro 35:4 | 4 En bereidt u naar de huizen uwer vaderen,
2334 2Kro 35:6 | slacht het pascha, en heiligt u, en bereidt dat voor uw
2335 2Kro 35:21 | zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, koning van
2336 2Kro 35:21 | gij, koning van Juda? Wat u aangaat, ik ben heden tegen
2337 2Kro 35:21 | aangaat, ik ben heden tegen u niet, maar tegen een huis,
2338 2Kro 35:21 | ik mij haasten zou; houd u af van God, Die met mij
2339 2Kro 35:21 | Die met mij is, opdat Hij u niet verderve. ~
2340 2Kro 36:4 | 4 En bereidt u naar de huizen uwer vaderen,
2341 2Kro 36:6 | slacht het pascha, en heiligt u, en bereidt dat voor uw
2342 2Kro 36:21 | zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, koning van
2343 2Kro 36:21 | gij, koning van Juda? Wat u aangaat, ik ben heden tegen
2344 2Kro 36:21 | aangaat, ik ben heden tegen u niet, maar tegen een huis,
2345 2Kro 36:21 | ik mij haasten zou; houd u af van God, Die met mij
2346 2Kro 36:21 | Die met mij is, opdat Hij u niet verderve. ~
2347 Ezra 4:12 | bekend, dat de Joden, die van u zijn opgetogen, tot ons
2348 Ezra 5:10 | namen afgevraagd, dat wij ze u bekend maakten; dat wij
2349 Ezra 7:13 | naar Jeruzalem, dat hij met u ga. ~
2350 Ezra 7:18 | 18 Daartoe, wat u en uw broederen goeddunken
2351 Ezra 7:19 | 19 En geef de vaten, die u gegeven zijn tot den dienst
2352 Ezra 7:20 | voor het huis uws Gods, dat u voorvallen zal uit te geven,
2353 Ezra 7:21 | den God des hemels, van u zal begeren, spoediglijk
2354 Ezra 9:6 | om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn God;
2355 Ezra 10:4 | op, want deze zaak komt u toe; en wij zullen met u
2356 Ezra 10:4 | u toe; en wij zullen met u zijn; wees sterk en doe
2357 Ezra 10:10 | en vreemde vrouwen bij u doen wonen, om Israels schuld
2358 Ezra 10:11 | welgevallen, en scheidt u af van de volken des lands,
2359 Neh 1:6 | kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd hebben; ook ik
2360 Neh 1:7 | hebben het ganselijk tegen U verdorven; en wij hebben
2361 Neh 1:8 | zult overtreden, Ik zal u onder de volken verstrooien. ~
2362 Neh 1:9 | 9 En gij zult u tot Mij bekeren, en Mijn
2363 Neh 4:5 | aangezicht, want zij hebben U getergd, staande tegenover
2364 Neh 4:20 | horen, daarheen zult gij u tot ons verzamelen; onze
2365 Neh 6:7 | profeten hebt besteld, om van u te Jeruzalem uit te roepen,
2366 Neh 6:10 | want zij zullen komen om u te doden, ja, bij nacht
2367 Neh 6:10 | nacht zullen zij komen, om u te doden. ~
2368 Neh 8:11 | Heere heilig; zo bedroeft u niet, want de blijdschap
2369 Neh 8:12 | heilig, daarom bedroeft u niet. ~
2370 Neh 9:6 | heir der hemelen aanbidt U. ~
2371 Neh 9:10 | hen handelden; en Gij hebt U een Naam gemaakt, als het
2372 Neh 9:18 | gezegd: Dit is uw God, Die u uit Egypte heeft opgevoerd;
2373 Neh 9:26 | geworden, en hebben tegen U gerebelleerd, en Uw wet
2374 Neh 9:26 | hen te doen wederkeren tot U; alzo hebben zij grote lasteren
2375 Neh 9:27 | tijd hunner benauwdheid tot U riepen, hebt Gij van den
2376 Neh 9:28 | zij zich dan bekeerden, en U aanriepen, zo hebt Gij hen
2377 Neh 9:35 | 35 Want zij hebben U niet gediend in hun koninkrijk,
2378 Neh 13:21 | doet, zal ik de hand aan u slaan. Van dien tijd af
2379 Neh 13:25 | dochteren voor uw zonen of voor u zult nemen! ~
2380 Neh 13:27 | doende vreemde vrouwen bij u wonen? ~
2381 Est 16:11 | tot Haman: Dat zilver zij u geschonken, ook dat volk,
2382 Est 17:11 | tot Haman: Dat zilver zij u geschonken, ook dat volk,
2383 Est 22:1 | koning tot haar: Wat is u, koningin ~
2384 Est 23 | wat is uw verzoek? Het zal u gegeven worden, ook tot
2385 Est 27 | Wat is uw bede? en zij zal u gegeven worden; en wat is
2386 Est 30:10 | koning tot Haman: Haast u, neem dat kleed, en dat
2387 Est 35 | en zij zal u gegeven worden; en wat is
2388 Est 51 | is nu uw bede? en het zal u gegeven worden; of wat is
2389 Job 1:11 | alles, wat hij heeft; zo hij U niet in Uw aangezicht zal
2390 Job 1:15 | alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. ~
2391 Job 1:16 | alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. ~
2392 Job 1:17 | alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. ~
2393 Job 1:19 | alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. ~
2394 Job 2:5 | en zijn vlees aan; zo hij U niet in Uw aangezicht zal
2395 Job 4:2 | een woord opnemen tegen u, zult gij verdrietig zijn?
2396 Job 4:5 | 5 Maar nu komt het aan u, en gij zijt verdrietig;
2397 Job 4:5 | verdrietig; het raakt tot u, en gij wordt beroerd. ~
2398 Job 5:1 | zal er iemand zijn, die u antwoorde? En tot wien van
2399 Job 5:1 | van de heiligen zult gij u keren? ~
2400 Job 5:19 | zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende
2401 Job 5:19 | verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. ~
2402 Job 5:20 | 20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood,
2403 Job 5:23 | gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. ~
2404 Job 5:27 | en bemerk gij het voor u. ~ ~
2405 Job 6:27 | 27 Ook werpt gij u op een wees; en gij graaft
2406 Job 6:28 | 28 Maar nu, belieft het u, wendt u tot mij, en het
2407 Job 6:28 | nu, belieft het u, wendt u tot mij, en het zal voor
2408 Job 7:19 | 19 Hoe lang keert Gij U niet af van mij, en laat
2409 Job 7:20 | ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom
2410 Job 7:20 | Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot een tegenloop gesteld,
2411 Job 8:8 | vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner
2412 Job 8:10 | 10 Zullen die u niet leren, tot u spreken,
2413 Job 8:10 | Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart
2414 Job 8:18 | loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. ~
2415 Job 10:3 | 3 Is het U goed, dat Gij verdrukt,
2416 Job 10:13 | hart; ik weet, dat dit bij U geweest is. ~
2417 Job 10:16 | Gij keert weder en stelt U wonderlijk tegen mij. ~
2418 Job 11:3 | gij spotten, en niemand u beschamen? ~
2419 Job 11:5 | sprak, en Zijn lippen tegen u opende; ~
2420 Job 11:6 | 6 En u bekend maakte de verborgenheden
2421 Job 11:6 | Daarom weet, dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid. ~
2422 Job 11:19 | nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen
2423 Job 12:3 | gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke
2424 Job 12:7 | en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte
2425 Job 12:7 | des hemels, dat zal het u te kennen geven. ~
2426 Job 12:8 | de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u
2427 Job 12:8 | u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. ~
2428 Job 13:2 | ook; ik zwicht niet voor u. ~
2429 Job 13:9 | Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken? Zult gij
2430 Job 13:10 | 10 Hij zal u gewisselijk bestraffen,
2431 Job 13:11 | 11 Zal u niet Zijn hoogheid verschrikken,
2432 Job 13:11 | verschrikken, en Zijn vreze over u vallen? ~
2433 Job 13:27 | al mijn paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten, ~
2434 Job 14:3 | betrekt mij in het gericht met U. ~
2435 Job 14:5 | getal zijner maanden bij U is, en Gij zijn bepalingen
2436 Job 14:6 | 6 Wend U van hem af, dat hij rust
2437 Job 14:15 | Gij zoudt roepen, en ik U zou antwoorden, dat Gij
2438 Job 15:6 | 6 Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen
2439 Job 15:6 | uw lippen getuigen tegen u. ~
2440 Job 15:8 | hebt gij de wijsheid naar u getrokken? ~
2441 Job 15:11 | Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er
2442 Job 15:11 | schuilt er enige zaak bij u? ~
2443 Job 15:12 | 12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw
2444 Job 15:17 | 17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en
2445 Job 16:3 | winderige woorden? Of wat stijft u, dat gij alzo antwoordt? ~
2446 Job 16:4 | plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over
2447 Job 16:4 | samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden? ~
2448 Job 16:5 | 5 Ik zou u versterken met mijn mond,
2449 Job 17:3 | bij, stel mij een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in
2450 Job 17:10 | komt nu; want ik vind onder u geen wijze. ~
2451 Job 19:3 | schande aangedaan; gij schaamt u niet, gij verhardt u tegen
2452 Job 19:3 | schaamt u niet, gij verhardt u tegen mij. ~
2453 Job 19:5 | Indien gijlieden waarlijk u verheft tegen mij, en mijn
2454 Job 19:21 | 21 Ontfermt u mijner, ontfermt u mijner,
2455 Job 19:21 | Ontfermt u mijner, ontfermt u mijner, o gij, mijn vrienden!
2456 Job 19:29 | 29 Schroomt u vanwege het zwaard; want
2457 Job 22:4 | het om uw vreze, dat Hij u bestraft, dat Hij met u
2458 Job 22:4 | u bestraft, dat Hij met u in het gericht komt? ~
2459 Job 22:10 | Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u
2460 Job 22:10 | u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd. ~
2461 Job 22:11 | des water overvloed bedekt u. ~
2462 Job 22:21 | 21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede;
2463 Job 22:21 | heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. ~
2464 Job 22:23 | 23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige,
2465 Job 22:26 | 26 Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen,
2466 Job 22:27 | ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw
2467 Job 22:28 | zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw
2468 Job 26:4 | verhaald? En wiens geest is van u uitgegaan? ~
2469 Job 30:20 | 20 Ik schrei tot U, maar Gij antwoordt mij
2470 Job 32:12 | 12 Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, er is
2471 Job 33:5 | kunt, antwoord mij; schik u voor mijn aangezicht, stel
2472 Job 33:5 | voor mijn aangezicht, stel u. ~
2473 Job 33:7 | mijn verschrikking zal u niet beroeren, en mijn hand
2474 Job 33:7 | beroeren, en mijn hand zal over u niet zwaar zijn. ~
2475 Job 33:12 | rechtvaardig, antwoord ik u; want God is meerder dan
2476 Job 33:32 | spreek, want ik heb lust u te rechtvaardigen. ~
2477 Job 33:33 | naar mij; zwijg, en ik zal u wijsheid leren. ~ ~ ~
2478 Job 34:16 | 16 Zo er dan verstand bij u is, hoor dit; neig de oren
2479 Job 34:33 | 33 Zal het van u zijn, hoe Hij iets vergelden
2480 Job 35:3 | hebt gezegd: Wat zou zij u baten? Wat meer voordeel
2481 Job 35:4 | 4 Ik zal u antwoord geven, en uw vrienden
2482 Job 35:4 | geven, en uw vrienden met u. ~
2483 Job 36:2 | mij een weinig, en ik zal u aanwijzen, dat er nog redenen
2484 Job 36:4 | is van gevoelen, is bij u. ~
2485 Job 36:16 | 16 Alzo zou Hij ook u afgekeerd hebben van den
2486 Job 36:17 | gericht en het recht houden u vast. ~
2487 Job 36:18 | er grimmigheid is, wacht u, dat Hij u misschien niet
2488 Job 36:18 | grimmigheid is, wacht u, dat Hij u misschien niet met een klop
2489 Job 36:18 | een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet
2490 Job 36:21 | 21 Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid;
2491 Job 36:21 | 21 Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid;
2492 Job 37:3 | man, uw lenden, zo zal Ik u vragen, en onderricht Mij. ~
2493 Job 37:17 | 17 Zijn u de poorten des doods ontdekt,
2494 Job 37:34 | een overvloed van water u bedekke? ~
2495 Job 37:35 | dat zij henenvaren, en tot u zeggen: Zie, hier zijn wij? ~
2496 Job 38:12 | 12 Zal de eenhoorn u willen dienen? Zal hij vernachten
2497 Job 38:13 | Zal hij de laagten achter u eggen? ~
2498 Job 38:16 | 16 Zijn an u de verheugelijke vleugelen
2499 Job 38:37 | ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn
2500 Job 39:2 | een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6044 |