1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:14 | des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en
2 Gen 1:15 | uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde! En het
3 Gen 1:17 | uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde. ~
4 Gen 1:18 | 18 En om te heersen op den dag, en in
5 Gen 1:18 | den nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en
6 Gen 2:3 | hetwelk God geschapen had, om te volmaken. ~
7 Gen 2:5 | geweest, om den aardbodem te bouwen. ~
8 Gen 2:10 | voortgaande uit Eden, om deze hof te bewateren; en werd van daar
9 Gen 2:15 | den hof van Eden, om dien te bouwen, en dien te bewaren. ~
10 Gen 2:15 | dien te bouwen, en dien te bewaren. ~
11 Gen 2:19 | bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen
12 Gen 3:6 | begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn
13 Gen 3:11 | En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij
14 Gen 3:23 | van Eden, om den aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen
15 Gen 3:24 | zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den
16 Gen 4:2 | 2 En zij voer voort te baren zijn broeder Habel;
17 Gen 4:11 | broeders bloed van uw hand te ontvangen. ~
18 Gen 4:26 | den naam des HEEREN aan te roepen. ~ ~
19 Gen 6:1 | op den aardbodem begonnen te vermenigvuldigen, en hun
20 Gen 6:5 | der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos
21 Gen 6:17 | is, van onder den hemel te verderven; al wat op de
22 Gen 6:19 | komen, om met u in het leven te behouden: mannetje en wijfje
23 Gen 6:20 | komen, om die in het leven te behouden. ~
24 Gen 7:3 | het wijfje, om zaad levend te houden op de ganse aarde. ~
25 Gen 8:8 | een duif van zich uit, om te zien, of de wateren gelicht
26 Gen 9:11 | meer zal zijn, om de aarde te verderven. ~
27 Gen 9:15 | een vloed, om alle vlees te verderven. ~
28 Gen 9:16 | zo zal Ik hem aanzien, om te gedenken aan het eeuwig
29 Gen 9:20 | Noach begon een akkerman te zijn, en hij plantte een
30 Gen 9:22 | beiden broederen daar buiten te kennen. ~
31 Gen 10:8 | Nimrod; deze begon geweldig te zijn op de aarde. ~
32 Gen 11:5 | kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren,
33 Gen 11:6 | is het, dat zij beginnen te maken; maar nu, zoude hun
34 Gen 11:6 | al wat zij bedacht hebben te maken? ~
35 Gen 11:8 | en zij hielden op de stad te bouwen. ~
36 Gen 11:31 | uit Ur der Chaldeen, om te gaan naar het land Kanaan;
37 Gen 11:32 | vijf jaren, en Terah stierf te Haran. ~ ~
38 Gen 12:5 | Haran; en zij togen uit, om te gaan naar het land Kanaan,
39 Gen 12:10 | daar als een vreemdeling te verkeren, dewijl de honger
40 Gen 12:11 | hij naderde, om in Egypte te komen, dat hij zeide tot
41 Gen 12:18 | waarom hebt gij mij niet te kennen gegeven, dat zij
42 Gen 13:6 | droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have was
43 Gen 13:10 | Egypteland, als gij komt te Zoar. ~
44 Gen 14:7 | en ook den Amoriet, die te Hazezon-Thamar woonde. ~
45 Gen 14:31 | Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te
46 Gen 14:31 | te geven, om dat erfelijk te bezitten. ~
47 Gen 16:7 | een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw
48 Gen 16:22 | En Hij eindigde met hem te spreken, en God voer op
49 Gen 17:7 | die haastte, om dat toe te maken. ~
50 Gen 17:11 | het had Sara opgehouden te gaan naar de wijze der vrouwen. ~
51 Gen 17:14 | Zou iets voor den HEERE te wonderlijk zijn? Ter gezetter
52 Gen 17:16 | Abraham ging met hen, om hen te geleiden. ~
53 Gen 17:19 | weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gerichte;
54 Gen 17:25 | verre van U, zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige
55 Gen 17:25 | zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige
56 Gen 17:26 | Toen zeide de HEERE: Zo Ik te Sodom binnen de stad vijftig
57 Gen 17:27 | ik heb mij onderwonden te spreken tot den Heere, hoewel
58 Gen 17:29 | hij voer voort nog tot Hem te spreken, en zeide: Misschien
59 Gen 17:31 | ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere; misschien
60 Gen 17:33 | geeindigd had tot Abraham te spreken; en Abraham keerde
61 Gen 18:1 | die twee engelen kwamen te Sodom in den avond; en Lot
62 Gen 18:1 | en Lot zat in de poort te Sodom; en als Lot hen zag,
63 Gen 18:4 | 4 Eer zij zich te slapen legden, zo hebben
64 Gen 18:9 | om als vreemdeling hier te wonen, en zoude hij alleszins
65 Gen 18:9 | traden toe om de deur open te breken. ~
66 Gen 18:11 | moede werden, om de deur te vinden. ~
67 Gen 18:13 | uitgezonden heeft, om haar te verderven. ~
68 Gen 18:19 | gedaan hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven;
69 Gen 18:20 | stad is nabij, om derwaarts te vluchten, en zij is klein;
70 Gen 18:23 | boven de aarde, als Lot te Zoar inkwam. ~
71 Gen 18:30 | hij vreesde binnen Zoar te wonen. En hij woonde in
72 Gen 18:31 | dit land, om tot ons in te gaan, naar de wijze der
73 Gen 18:32 | laat ons onze vader wijn te drinken geven, en bij hem
74 Gen 18:33 | dien nacht haar vader wijn te drinken; en de eerstgeborene
75 Gen 18:34 | ook dezen nacht hem wijn te drinken geven; ga dan in,
76 Gen 18:35 | vader ook dien nacht wijn te drinken, en de jongste stond
77 Gen 19:1 | verkeerde als vreemdeling te Gerar. ~
78 Gen 19:6 | ook belet van tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik
79 Gen 19:6 | niet toegelaten, haar aan te roeren. ~
80 Gen 20:19 | water, en gaf den jongen te drinken. ~
81 Gen 20:32 | maakten zij een verbond te Ber-seba. Daarna stond Abimelech
82 Gen 21:10 | nam het mes om zijn zoon te slachten. ~
83 Gen 21:19 | Ber-seba; en Abraham woonde te Ber-seba. ~
84 Gen 22:2 | 2 En Sara stierf te Kiriath-Arba, dat is Hebron,
85 Gen 22:2 | en Abraham kwam om Sara te beklagen, en haar te bewenen. ~
86 Gen 22:2 | Sara te beklagen, en haar te bewenen. ~
87 Gen 23:13 | zijn uitgaande om water te putten; ~
88 Gen 23:15 | geschiedde, eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka
89 Gen 23:18 | op haar hand, en gaf hem te drinken. ~
90 Gen 23:19 | voleindigd had van hem drinken te geven, zeide zij: Ik zal
91 Gen 23:19 | totdat zij voleindigd hebben te drinken. ~
92 Gen 23:20 | liep weder naar den put om te putten, en zij putte voor
93 Gen 23:21 | haar, stilzwijgende, om te merken, of de HEERE zijn
94 Gen 23:22 | kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een
95 Gen 23:23 | zijt gij? geef het mij toch te kennen; is er ook ten huize
96 Gen 23:23 | vaders plaats voor ons, om te vernachten? ~
97 Gen 23:25 | voeders bij ons, ook plaats om te vernachten. ~
98 Gen 23:28 | gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken
99 Gen 23:32 | en water om zijn voeten te wassen, en de voeten der
100 Gen 23:33 | 33 Daarna werd hem te eten voorgezet; maar hij
101 Gen 23:43 | maagd, die uitkomen zal om te putten, en tot welke ik
102 Gen 23:43 | mij toch een weinig waters te drinken uit uw kruik; ~
103 Gen 23:45 | 45 Eer ik geeindigd had te spreken in mijn hart, ziet,
104 Gen 23:45 | tot haar: Geef mij toch te drinken! ~
105 Gen 23:48 | mijn heer voor zijn zoon te nemen. ~
106 Gen 23:49 | doen zult, geeft het mij te kennen; en zo niet, geeft
107 Gen 23:49 | niet, geeft het mij ook te kennen, opdat ik mij ter
108 Gen 23:63 | En Izak was uitgegaan om te bidden in het veld, tegen
109 Gen 23:89 | en zij ging om den HEERE te vragen. ~
110 Gen 23:91 | haar dagen vervuld waren om te baren, ziet, zo waren tweelingen
111 Gen 24:6 | 6 Alzo woonde Izak te Gerar. ~
112 Gen 24:7 | zuster; want hij vreesde te zeggen, mijn huisvrouw;
113 Gen 25:5 | het veld, om een wildbraad te jagen, dat hij het inbracht. ~
114 Gen 25:30 | Izak voleindigd had Jakob te zegenen, zo geschiedde het,
115 Gen 26:6 | zich van daar een vrouw te nemen; en als hij hem zegende,
116 Gen 26:11 | hoofdpeluw, en legde zich te slapen te dierzelver plaats. ~
117 Gen 26:11 | en legde zich te slapen te dierzelver plaats. ~
118 Gen 26:13 | dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven,
119 Gen 26:19 | daar toch de naam dier stad te voren was Luz. ~
120 Gen 26:20 | gegeven zal hebben brood om te eten, en klederen om aan
121 Gen 26:20 | eten, en klederen om aan te trekken; ~
122 Gen 27:12 | 12 En Jakob gaf Rachel te kennen, dat hij een broeder
123 Gen 27:12 | en gaf het aan haar vader te kennen. ~
124 Gen 27:26 | zeide: Men doet alzo niet te dezer onzer plaatse, dat
125 Gen 27:73 | verhit, als zij kwamen om te drinken. ~
126 Gen 28:7 | toegelaten, om mij kwaad te doen. ~
127 Gen 28:18 | Paddan-Aram geworven had, om te komen tot Izak, zijn vader,
128 Gen 28:19 | gegaan, om zijn schapen te scheren; zo stal Rachel
129 Gen 28:20 | Syrier, overmits hij hem niet te kennen gaf, dat hij vlood. ~
130 Gen 28:28 | zonen en mijn dochteren te kussen; nu, gij hebt dwaselijk
131 Gen 28:29 | mijner hand aan ulieden kwaad te doen; maar de God van ulieder
132 Gen 28:29 | Wacht u, van met Jakob te spreken, of goed, of kwaad. ~
133 Gen 28:54 | zijn broederen, om brood te eten; en zij aten brood,
134 Gen 29:5 | gezonden om mijn heer aan te zeggen, opdat ik genade
135 Gen 29:29 | zeide: Geef toch Uw naam te kennen. En Hij zeide: Waarom
136 Gen 30:8 | En hij zeide: Om genade te vinden in de ogen mijns
137 Gen 30:14 | totdat ik bij mijn heer te Seir kome. ~
138 Gen 31:1 | de dochteren van dat land te bezien. ~
139 Gen 31:6 | uit tot Jakob, om met hem te spreken. ~
140 Gen 31:17 | zult horen, om besneden te worden, zo zullen wij onze
141 Gen 31:19 | vertoogde niet, deze zaak te doen; want hij had lust
142 Gen 31:22 | ons wonen, om tot een volk te zijn; als al wat mannelijk
143 Gen 31:23 | zijn? Alleen laat ons hun te wille zijn, en zij zullen
144 Gen 31:30 | beroerd, mits mij stinkende te maken onder de inwoners
145 Gen 32:6 | 6 Alzo kwam Jakob te Luz, hetwelk is in het land
146 Gen 32:16 | streek lands om tot Efrath te komen; en Rachel baarde,
147 Gen 32:27 | Izak, zijn vader, in Mamre, te Kirjath-Arba, hetwelk is
148 Gen 33:7 | 7 Want hun have was te veel, om samen te wonen;
149 Gen 33:7 | have was te veel, om samen te wonen; en het land hunner
150 Gen 34:5 | daarom haatten zij hem nog te meer. ~
151 Gen 34:8 | Zo haatten zij hem nog te meer, om zijn dromen en
152 Gen 34:10 | om ons voor u ter aarde te buigen? ~
153 Gen 34:12 | om de kudde van hun vader te weiden bij Sichem. ~
154 Gen 34:14 | dal Hebron, en hij kwam te Sichem. ~
155 Gen 34:16 | broederen; geef mij toch te kennen, waar zij weiden. ~
156 Gen 34:17 | broederen na, en vond hen te Dothan. ~
157 Gen 34:18 | een listigen raad, om hem te doden. ~
158 Gen 34:22 | hem tot zijn vader weder te brengen. ~
159 Gen 34:25 | zaten zij neder om brood te eten, en hieven hun ogen
160 Gen 34:25 | mirre, reizende, om dat af te brengen naar Egypte. ~
161 Gen 34:35 | maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde
162 Gen 34:35 | maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide:
163 Gen 35:5 | naam Sela; doch hij was te Chezib, toen zij hem baarde. ~
164 Gen 35:9 | om zijn broeder geen zaad te geven. ~
165 Gen 35:13 | 13 En men gaf Thamar te kennen, zeggende: Zie, uw
166 Gen 35:13 | naar Timna, om zijn schapen te scheren. ~
167 Gen 35:20 | pand uit de hand der vrouw te nemen; maar hij vond haar
168 Gen 35:24 | drie maanden, dat men Juda te kennen gaf, zeggende: Thamar,
169 Gen 35:25 | tot haar schoonvader, om te zeggen: Bij den man, wiens
170 Gen 36:10 | niet hoorde, om bij haar te liggen, en bij haar te zijn; ~
171 Gen 36:10 | haar te liggen, en bij haar te zijn; ~
172 Gen 36:11 | huis kwam, om zijn werk te doen; en niemand van de
173 Gen 36:14 | man ingebracht, om met ons te spotten; hij is tot mij
174 Gen 36:14 | mij gekomen, om bij mij te liggen, en ik heb geroepen
175 Gen 36:17 | mij gekomen, om met mij te spotten. ~
176 Gen 37:25 | doende, heeft Hij Farao te kennen gegeven. ~
177 Gen 37:32 | dat God haast, om dezelve te doen. ~
178 Gen 37:49 | zee, totdat men ophield te tellen: want daarvan was
179 Gen 37:54 | des hongers begonnen aan te komen, gelijk als Jozef
180 Gen 37:57 | in Egypte tot Jozef, om te kopen; want de honger was
181 Gen 38:3 | af, om koren uit Egypte te kopen. ~
182 Gen 38:5 | kwamen Israels zonen om te kopen onder degenen, die
183 Gen 38:7 | het land Kanaan; om spijze te kopen. ~
184 Gen 38:9 | verspieders, gij zijt gekomen om te bezichtigen, waar het land
185 Gen 38:10 | zijn gekomen, om spijze te kopen. ~
186 Gen 38:12 | maar gij zijt gekomen, om te bezichtigen, waar het land
187 Gen 38:27 | opendeed, om zijn ezel voeder te geven in de herberg, zo
188 Gen 38:29 | vader; en zij gaven hem te kennen al hun wedervaren,
189 Gen 39:6 | gedaan, dat gij dien man te kennen gaaft, of gij nog
190 Gen 39:7 | broeder? Zo gaven wij het hem te kennen, volgens diezelfde
191 Gen 39:16 | want deze mannen zullen te middag met mij eten. ~
192 Gen 39:20 | gewisselijk afgekomen, om spijze te kopen. ~
193 Gen 39:22 | hand afgebracht, om spijze te kopen; wij weten niet, wie
194 Gen 39:26 | 26 Als nu Jozef te huis gekomen was, zo brachten
195 Gen 39:30 | zijn broeder, en hij zocht te wenen; en hij ging in een
196 Gen 40:17 | zij verre van mij zulks te doen! de man, in wiens hand
197 Gen 41:7 | gezonden, om u een overblijfsel te stellen op de aarde, en
198 Gen 41:7 | aarde, en om u bij het leven te behouden, door een grote
199 Gen 41:27 | Jozef gezonden had om hem te voeren, zo werd de geest
200 Gen 42:1 | wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde
201 Gen 42:3 | vaders God; vrees niet van af te trekken naar Egypte; want
202 Gen 42:5 | Farao gezonden had, om hem te voeren. ~
203 Gen 42:20 | van Potifera, den overste te On, baarde. ~
204 Gen 42:22 | die Jakob geboren zijn, al te zamen veertien zielen. ~
205 Gen 42:28 | zijn aangezicht aanwijzing te doen naar Gosen; en zij
206 Gen 43:2 | een deel zijner broederen, te weten vijf mannen, en hij
207 Gen 43:4 | vreemdelingen in dit land te wonen; want er is geen weide
208 Gen 43:24 | in uw huizen zijn, en om te eten voor uw kinderkens. ~
209 Gen 44:3 | Almachtige, is mij verschenen te Luz, in het land Kanaan,
210 Gen 44:7 | lands was, om tot Efrath te komen; en ik begroef haar
211 Gen 44:11 | niet gemeend uw aangezicht te zien; maar zie, God heeft
212 Gen 44:17 | het hoofd van Manasse af te brengen. ~
213 Gen 44:20 | 20 Alzo zegende hij ze te dien dage, zeggende: In
214 Gen 45:15 | boog hij zijn schouder om te dragen, en was dienende
215 Gen 45:26 | zegeningen uws vaders gaan te boven de zegeningen mijner
216 Gen 45:33 | had aan zijn zonen bevelen te geven, zo legde hij zijn
217 Gen 46:7 | Jozef toog op, om zijn vader te begraven; en met hem togen
218 Gen 46:14 | opgetogen waren, om zijn vader te begraven, nadat hij zijn
219 Gen 46:20 | opdat Hij deed, gelijk het te dezen dage is, om een groot
220 Gen 46:20 | groot volk in het leven te behouden. ~
221 Exo 1:11 | schattingen over hetzelve, om het te verdrukken met hun lasten;
222 Exo 2:4 | stelde zich van verre, om te weten, wat hem gedaan zou
223 Exo 2:5 | van Farao ging af, om zich te wassen in de rivier; en
224 Exo 2:14 | gezet? Zegt gij dit, om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar
225 Exo 2:15 | hoorde, zo zocht hij Mozes te doden; doch Mozes vlood
226 Exo 2:16 | dochters, die kwamen om te putten, en vulden de drinkbakken,
227 Exo 2:16 | om de kudde haars vaders te drenken. ~
228 Exo 2:21 | Mozes bewilligde bij den man te wonen; en hij gaf Mozes
229 Exo 3:4 | zich daarheen wendde, om te bezien, zo riep God tot
230 Exo 3:6 | want hij vreesde God aan te zien. ~
231 Exo 4:21 | heentrekt, om weder in Egypte te keren, zie toe, dat gij
232 Exo 4:23 | maar gij hebt geweigerd hem te laten trekken; zie, Ik zal
233 Exo 4:24 | tegenkwam, en zocht hem te doden. ~
234 Exo 4:28 | 28 En Mozes gaf Aaron te kennen al de woorden des
235 Exo 5:2 | gehoorzamen zou, om Israel te laten trekken? Ik ken den
236 Exo 5:5 | volk des lands is alreeds te veel; en zoudt gijlieden
237 Exo 5:9 | mannen, dat zij daaraan te doen hebben, en zich niet
238 Exo 5:14 | der tichelstenen, gelijk te voren, alzo ook gisteren
239 Exo 5:21 | zwaard in hun handen, om ons te doden. ~
240 Exo 5:23 | ingegaan, om in Uw Naam te spreken, heeft hij dit volk
241 Exo 6:12 | kinderen Israels uit Egypteland te leiden. ~
242 Exo 6:27 | 27 En het geschiedde te dien dage, als de HEERE
243 Exo 7:14 | zwaar; hij weigert het volk te laten trekken. ~
244 Exo 7:24 | rondom de rivier, om water te drinken; want zij konden
245 Exo 8:2 | En indien gij het weigert te laten trekken, zie, zo zal
246 Exo 8:9 | vorsen van u en van uw huizen te verdelgen, dat zij alleen
247 Exo 8:22 | 22 En Ik zal te dien dage het land Gosen,
248 Exo 8:28 | gijlieden in het gaan geenszins te verre trekt! Bidt vuriglijk
249 Exo 8:29 | latende gaan, om den HEERE te offeren. ~
250 Exo 9:2 | Want zo gij hen weigert te laten trekken, en gij hen
251 Exo 10:3 | gij u voor Mijn aangezicht te verootmoedigen? Laat Mijn
252 Exo 10:4 | indien gij weigert Mijn volk te laten trekken, zie, zo zal
253 Exo 10:16 | Farao, om Mozes en Aaron te roepen, en zeide: Ik heb
254 Exo 10:26 | om den HEERE, onzen God, te dienen; want wij weten niet,
255 Exo 12:4 | 4 Maar indien een huis te klein is voor een lam, zo
256 Exo 12:23 | doorgaan, om de Egyptenaren te slaan; doch wanneer Hij
257 Exo 12:23 | niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan. ~
258 Exo 12:23 | in uw huizen te komen om te slaan. ~
259 Exo 12:33 | haastende, om die uit het land te drijven; want zij zeiden:
260 Exo 12:37 | omtrent zeshonderd duizend te voet, mannen alleen, behalve
261 Exo 12:48 | kome hij daartoe, om dat te houden, en hij zal wezen
262 Exo 13:5 | vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende
263 Exo 13:8 | 8 En gij zult uw zoon te kennen geven te dienzelven
264 Exo 13:8 | uw zoon te kennen geven te dienzelven dage, zeggende:
265 Exo 13:15 | Farao zich verhardde ons te laten trekken, zo doodde
266 Exo 13:21 | Hij hen lichtte, om voort te gaan dag en nacht. ~
267 Exo 14:12 | beter geweest de Egyptenaren te dienen, dan in deze woestijn
268 Exo 14:12 | dienen, dan in deze woestijn te sterven. ~
269 Exo 14:20 | van Israel; en de wolk was te gelijk duisternis en verlichtte
270 Exo 15:23 | 23 Toen kwamen zij te Mara; doch zij konden het
271 Exo 15:27 | 27 Toen kwamen zij te Elim, en daar waren twaalf
272 Exo 16:3 | gemeente door den honger te doden. ~
273 Exo 16:8 | ulieden aan den avond vlees te eten zal geven, en aan den
274 Exo 16:15 | hetwelk de HEERE ulieden te eten gegeven heeft. ~
275 Exo 16:27 | van het volk uitgingen, om te verzamelen; doch zij vonden
276 Exo 16:28 | Hoe lang weigert gijlieden te houden Mijn geboden en Mijn
277 Exo 16:32 | brood, dat Ik ulieden heb te eten gegeven in deze woestijn,
278 Exo 17:1 | HEEREN, en zij legerden zich te Rafidim. Daar nu was geen
279 Exo 17:1 | geen water voor het volk om te drinken. ~
280 Exo 18:12 | oversten van Israel, om brood te eten met den schoonvader
281 Exo 18:13 | zo zat Mozes om het volk te richten, en het volk stond
282 Exo 18:15 | tot mij komt, om God raad te vragen. ~
283 Exo 18:18 | u is; want deze zaak is te zwaar voor u, gij alleen
284 Exo 18:22 | 22 Dat zij dit volk te allen tijde richten; doch
285 Exo 18:26 | 26 Dat zij het volk te allen tijde richtten, de
286 Exo 19:12 | zeggende: Wacht u op den berg te klimmen, en deszelfs einde
287 Exo 19:12 | klimmen, en deszelfs einde aan te roeren; al wie den berg
288 Exo 19:21 | doorbreken tot den HEERE, om te zien, en velen van hen vallen. ~
289 Exo 19:24 | volk niet doorbreken, om op te klimmen tot den HEERE, dat
290 Exo 21:8 | aan een vreemd volk haar te verkopen zal hij niet vermogen,
291 Exo 21:14 | gehandeld heeft, om hem met list te doden, zo zult gij denzelven
292 Exo 21:18 | hij sterft niet, maar valt te bedde; ~
293 Exo 21:29 | 29 Maar indien de os te voren stotig geweest is,
294 Exo 21:36 | geweest, dat die os van te voren stotig was, en zijn
295 Exo 22:7 | zijn naaste geld of vaten te bewaren geeft, en het wordt
296 Exo 22:10 | klein vee, of enig beest te bewaren geeft, en het sterft,
297 Exo 22:17 | ganselijk weigert haar aan hem te geven, zo zal hij geld geven
298 Exo 22:26 | enigszins uws naasten kleed te pand neemt, zo zult gij
299 Exo 23:1 | om een getuige tot geweld te zijn. ~
300 Exo 23:2 | de menigte, om het recht te buigen. ~
301 Exo 23:5 | nalatig zijn, om het uwe te verlaten voor hem? Gij zult
302 Exo 23:20 | voor uw aangezicht, om u te behoeden op dezen weg, en
303 Exo 23:20 | behoeden op dezen weg, en om u te brengen tot de plaats, die
304 Exo 24:12 | Ik geschreven heb, om hen te onderwijzen. ~
305 Exo 25:27 | de handbomen, om de tafel te dragen. ~
306 Exo 26:13 | aan gene zijde, om dien te bedekken. ~
307 Exo 27:3 | potten maken, om zijn as te ontvangen, ook zijn schoffelen,
308 Exo 28:1 | om Mij het priesterambt te bedienen: namelijk Aaron,
309 Exo 28:3 | Aaron klederen maken, om hem te heiligen, dat hij Mij het
310 Exo 28:4 | om Mij het priesterambt te bedienen. ~
311 Exo 28:35 | denzelven aanhebben, om te dienen; opdat zijn geluid
312 Exo 28:38 | aangezicht des HEEREN aangenaam te maken. ~
313 Exo 28:42 | om het vlees der schaamte te bedekken; zij zullen zijn
314 Exo 28:43 | zullen, om in het heilige te dienen; opdat zij geen ongerechtigheid
315 Exo 29:1 | gij hun doen zult, om hen te heiligen, dat zij Mij het
316 Exo 29:30 | gaan zal, om in het heilige te dienen. ~
317 Exo 29:33 | gedaan zijn, om hun hand te vullen, en om hen te heiligen;
318 Exo 29:33 | hand te vullen, en om hen te heiligen; maar een vreemde
319 Exo 29:36 | zult het zalven, om het te heiligen. ~
320 Exo 30:15 | voor uw zielen verzoening te doen. ~
321 Exo 30:16 | voor uw zielen verzoening te doen. ~
322 Exo 30:18 | met zijn koperen voet, om te wassen; en gij zult het
323 Exo 30:20 | tot het altaar naderen, om te dienen, dat zij het vuuroffer
324 Exo 30:30 | om Mij het priesterambt te bedienen. ~
325 Exo 30:38 | dergelijke maken zal, om daaraan te rieken, die zal uitgeroeid
326 Exo 31:4 | 4 Om te bedenken vernuftigen arbeid;
327 Exo 31:4 | bedenken vernuftigen arbeid; te werken in goud, en in zilver,
328 Exo 31:5 | kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding,
329 Exo 31:5 | kunstige houtsnijding, om te werken in alle handwerk. ~
330 Exo 31:10 | zonen, om het priesterambt te bedienen;
331 Exo 31:18 | met hem op den berg Sinai te spreken geeindigd had, de
332 Exo 32:1 | vertoog van den berg af te komen, zo verzamelde zich
333 Exo 32:6 | en het volk zat neder om te eten en te drinken; daarna
334 Exo 32:6 | zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden
335 Exo 32:6 | daarna stonden zij op, om te spelen. ~
336 Exo 32:14 | gesproken had Zijn volk te zullen doen. ~
337 Exo 33:1 | vertoog van den berg af te komen, zo verzamelde zich
338 Exo 33:6 | en het volk zat neder om te eten en te drinken; daarna
339 Exo 33:6 | zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden
340 Exo 33:6 | daarna stonden zij op, om te spelen. ~
341 Exo 33:14 | gesproken had Zijn volk te zullen doen. ~
342 Exo 34:14 | moeten medegaan, om u gerust te stellen? ~
343 Exo 34:47 | gij henen opgaan zult, om te verschijnen voor het aangezicht
344 Exo 34:53 | vreesden zij tot hem toe te treden. ~
345 Exo 34:56 | Alzo eindigde Mozes met hen te spreken, en hij had een
346 Exo 34:57 | HEEREN kwam, om met Hem te spreken, zo nam hij het
347 Exo 34:58 | totdat hij inging om met Hem te spreken. ~ ~
348 Exo 35:19 | ambtsklederen om in het heilige te dienen, de heilige klederen
349 Exo 35:19 | zonen, om het priesterambt te bedienen. ~
350 Exo 35:29 | hart hen vrijwillig bewoog te brengen tot al het werk,
351 Exo 35:29 | hetwelk de HEERE geboden had te maken door de hand van Mozes;
352 Exo 35:32 | 32 En om te bedenken vernuftigen arbeid,
353 Exo 35:32 | bedenken vernuftigen arbeid, te werken in goud, en in zilver,
354 Exo 35:33 | kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding;
355 Exo 35:33 | kunstige houtsnijding; om te werken in alle vernuftige
356 Exo 35:34 | zijn hart gegeven anderen te onderwijzen, hem en Aholiab,
357 Exo 35:35 | wijsheid des harten, om te maken alle werk eens werkmeesters,
358 Exo 36:1 | verstand gegeven had, om te weten, hoe zij maken zouden
359 Exo 36:2 | toetrad tot het werk, om dat te maken. ~
360 Exo 36:3 | dienst des heiligdoms, om dat te maken; doch zij brachten
361 Exo 36:5 | zeggende: Het volk brengt te veel, meer dan genoeg is
362 Exo 36:5 | werks, hetwelk de HEERE te maken geboden heeft. ~
363 Exo 36:6 | volk teruggehouden van meer te brengen. ~
364 Exo 36:7 | tot het gehele werk, dat te maken was; ja, er was over. ~
365 Exo 36:18 | haakjes, om de tent samen te voegen, dat zij een ware. ~
366 Exo 37:5 | zijden der ark, om de ark te dragen. ~
367 Exo 37:14 | de handbomen, om de tafel te dragen. ~
368 Exo 37:15 | ze met goud, om de tafel te dragen. ~
369 Exo 38:8 | voet, van de spiegels der te hoop komende vrouwen, die
370 Exo 38:8 | hoop komende vrouwen, die te hoop kwamen voor de deur
371 Exo 38:24 | ganse werk des heiligdoms, te weten, het goud des beweegoffers,
372 Exo 38:27 | honderd talenten zilver, om te gieten de voeten des heiligdoms,
373 Exo 39:1 | ambtsklederen, om in het heilige te dienen, van hemelsblauw,
374 Exo 39:3 | sneden het tot draden, om te doen in het midden van het
375 Exo 39:26 | zomen des mantels rondom; om te dienen, gelijk als de HEERE
376 Exo 39:31 | om aan den hoed van boven te hechten, gelijk als de HEERE
377 Exo 39:41 | ambtsklederen, om in het heiligdom te dienen, de heilige klederen
378 Exo 39:41 | zonen, om het priesterambt te bedienen. ~
379 Exo 40:2 | den dag der eerste maand, te weten op den eersten der
380 Exo 40:4 | zult schikken wat daarop te schikken is; gij zult ook
381 Exo 40:30 | hij deed water daarin om te wassen. ~
382 Lev 1:4 | hem aangenaam zij, om hem te verzoenen. ~
383 Lev 5:1 | heeft; indien hij het niet te kennen geeft, zo zal hij
384 Lev 5:4 | lippen uitsprekende, om kwaad te doen, of om goed te doen;
385 Lev 5:4 | kwaad te doen, of om goed te doen; naar al wat de mens
386 Lev 6:4 | het bewaarde, dat bij hem te bewaren gegeven was, of
387 Lev 6:30 | worden, om in het heiligdom te verzoenen, zal gegeten worden;
388 Lev 7:30 | het aangezicht des HEEREN te bewegen. ~
389 Lev 7:35 | het priesterdom den HEERE te bedienen; ~
390 Lev 7:36 | van de kinderen Israels te geven geboden heeft, ten
391 Lev 8:5 | die de HEERE geboden heeft te doen. ~
392 Lev 8:11 | wasvat en zijn voet, om die te heiligen. ~
393 Lev 8:12 | en hij zalfde hem, om hem te heiligen. ~
394 Lev 8:15 | voor hetzelve verzoening te doen. ~
395 Lev 8:34 | dezen dag, heeft de HEERE te doen geboden, om voor u
396 Lev 8:34 | geboden, om voor u verzoening te doen. ~
397 Lev 9:4 | het aangezicht des HEEREN te offeren; en spijsoffer met
398 Lev 10:10 | 10 En om onderscheid te maken tussen het heilige
399 Lev 10:11 | om den kinderen Israels te leren al de inzettingen,
400 Lev 10:15 | het aangezicht des HEEREN te bewegen; hetwelk, voor u
401 Lev 10:17 | om over die verzoening te doen voor het aangezicht
402 Lev 11:21 | om daarmede op de aarde te springen; ~
403 Lev 11:47 | 47 Om te onderscheiden tussen het
404 Lev 13:59 | vellentuig, om dat rein te verklaren, of onrein te
405 Lev 13:59 | te verklaren, of onrein te verklaren. ~
406 Lev 14:4 | gebieden, dat men voor hem, die te reinigen zal zijn, twee
407 Lev 14:7 | die van de melaatsheid te reinigen is, zevenmaal sprengen;
408 Lev 14:8 | 8 Die nu te reinigen is, zal zijn klederen
409 Lev 14:11 | reiniging doet, zal den man, die te reinigen is, en die dingen,
410 Lev 14:14 | rechteroor desgenen, die te reinigen is, en op den duim
411 Lev 14:17 | rechteroor desgenen, die te reinigen is, en op den duim
412 Lev 14:18 | het hoofd desgenen, die te reinigen is; zo zal de priester
413 Lev 14:19 | die van zijn onreinigheid te reinigen is, verzoening
414 Lev 14:21 | om voor hem verzoening te doen; daartoe een tiende
415 Lev 14:25 | rechteroorlapje desgenen, die te reinigen is, en op den duim
416 Lev 14:28 | rechteroor desgenen, die te reinigen is, en aan den
417 Lev 14:29 | het hoofd desgenen, die te reinigen is, om de verzoening
418 Lev 14:29 | om de verzoening voor hem te doen, voor het aangezicht
419 Lev 14:31 | de priester voor hem, die te reinigen is, verzoening
420 Lev 14:35 | komen, en den priester te kennen geven, zeggende:
421 Lev 14:36 | priester komt, om die plaag te bezien, opdat niet al wat
422 Lev 14:36 | priester komen, om dat huis te bezien. ~
423 Lev 14:46 | En die in dat huis gaat te enigen dage, als men hetzelve
424 Lev 14:47 | 47 Die ook in dat huis te slapen ligt, zal zijn klederen
425 Lev 14:49 | Daarna zal hij, om dat huis te ontzondigen, twee vogeltjes
426 Lev 14:57 | 57 Om te leren, op welken dag iets
427 Lev 15:11 | handen met water gespoeld te hebben, die zal zijn klederen
428 Lev 16:2 | broeder Aaron, dat hij niet te allen tijde ga in het heilige,
429 Lev 16:10 | zijn, om een weggaande bok te zijn, zal levend voor het
430 Lev 16:10 | om door hem verzoening te doen; opdat men hem als
431 Lev 16:17 | in het heilige verzoening te doen, totdat hij zal uitkomen;
432 Lev 16:20 | samenkomst, en het altaar te verzoenen, zo zal hij dien
433 Lev 16:27 | ingebracht is, om verzoening te doen in het heilige, zal
434 Lev 16:30 | u verzoening doen, om u te reinigen; van al uw zonden
435 Lev 16:32 | zijn vader het priesterambt te bedienen, zal de verzoening
436 Lev 16:34 | eenmaal des jaars, verzoening te doen. En men deed, gelijk
437 Lev 17:4 | den tabernakel des HEEREN te offeren; het bloed zal dienzelven
438 Lev 17:9 | brengen, om hetzelve den HEERE te bereiden; diezelve man zal
439 Lev 17:11 | over uw zielen verzoening te doen; want het is het bloed,
440 Lev 18:4 | zult gij houden, om in die te wandelen; Ik ben de HEERE,
441 Lev 18:6 | naderen, om de schaamte te ontdekken; Ik ben de HEERE! ~
442 Lev 18:9 | der dochter uwer moeder, te huis geboren of buiten geboren,
443 Lev 18:17 | nemen, om haar schaamte te ontdekken; zij zijn nabestaanden;
444 Lev 18:18 | haar zuster nemen, om haar te benauwen, mits haar schaamte
445 Lev 18:18 | nevens haar, in haar leven, te ontdekken. ~
446 Lev 18:19 | naderen, om haar schaamte te ontdekken. ~
447 Lev 18:20 | bezading, om met haar onrein te worden. ~
448 Lev 18:21 | den Molech door het vuur te doen gaan; en den Naam uws
449 Lev 18:23 | liggen, om daarmede onrein te worden; een vrouw zal ook
450 Lev 18:23 | voor een beest, om daarmede te doen te hebben; het is een
451 Lev 18:23 | beest, om daarmede te doen te hebben; het is een gruwelijke
452 Lev 19:9 | en dat van uw oogst op te zamelen is, niet opzamelen. ~
453 Lev 19:19 | uwer beesten laten samen te doen hebben; uwen akker
454 Lev 19:25 | het inkomen daarvan voor u te vermeerderen; Ik ben de
455 Lev 20:5 | nahoereren, om den Molech na te hoereren, uit het midden
456 Lev 20:6 | gekeerd hebben, om die na te hoereren, zo zal Ik Mijn
457 Lev 20:16 | genaderd zal zijn, om daarmede te doen te hebben, zo zult
458 Lev 20:16 | zijn, om daarmede te doen te hebben, zo zult gij die
459 Lev 20:22 | waarheen Ik u brenge, om daarin te wonen, niet uitspuwe. ~
460 Lev 21:4 | onder zijn volken, om zich te ontheiligen. ~
461 Lev 21:9 | enigen priester zal beginnen te hoereren, zij ontheiligt
462 Lev 21:10 | heeft, om die klederen aan te trekken, zal zijn hoofd
463 Lev 21:17 | om de spijze zijns Gods te offeren. ~
464 Lev 21:18 | blind man, of kreupel, of te kort, of te lang in leden; ~
465 Lev 21:18 | kreupel, of te kort, of te lang in leden; ~
466 Lev 21:21 | de vuurofferen des HEEREN te offeren; een gebrek is in
467 Lev 21:21 | om de spijs zijns Gods te offeren. ~
468 Lev 22:8 | eten, om daarmede onrein te worden; Ik ben de HEERE! ~
469 Lev 22:23 | Doch een os, of klein vee, te lang of te verkrompen in
470 Lev 22:23 | of klein vee, te lang of te verkrompen in leden, die
471 Lev 22:59 | verzoendag, om over u verzoening te doen voor het aangezicht
472 Lev 22:68 | elk dagelijks op zijn dag, te offeren;
473 Lev 23:2 | om de lampen gedurig aan te steken. ~
474 Lev 24:28 | is, om aan hem weder uit te keren, zo zal zijn verkochte
475 Lev 24:38 | heb, om u het land Kanaan te geven, opdat Ik u tot een
476 Lev 25:1 | land zetten, om u daarvoor te buigen; want Ik ben de HEERE,
477 Lev 25:6 | in het land, dat gij zult te slapen liggen, en niemand
478 Lev 25:15 | geboden, om Mijn verbond te vernietigen; ~
479 Lev 25:16 | pijnigen; gij zult ook uw zaad te vergeefs zaaien, en uw vijanden
480 Lev 25:18 | zevenvoudig over uw zonden te tuchtigen. ~
481 Lev 25:44 | walgen, om een einde van hen te maken, vernietigende Mijn
482 Num 3:3 | had, om het priesterambt te bedienen. ~
483 Num 3:7 | den dienst des tabernakels te bedienen; ~
484 Num 3:8 | den dienst des tabernakels te bedienen. ~
485 Num 4:3 | in de tent der samenkomst te doen. ~
486 Num 4:4 | de tent der samenkomst, te weten de heiligheid der
487 Num 4:15 | zonen van Kahath komen om te dragen; maar zij zullen
488 Num 4:20 | zij zullen niet inkomen om te zien, als men het heiligdom
489 Num 4:23 | wie inkomt om den strijd te strijden, opdat hij den
490 Num 4:25 | de tent der samenkomst; te weten haar deksel, en het
491 Num 4:30 | inkomt tot dezen strijd, om te bedienen den dienst van
492 Num 4:47 | de tent der samenkomst, te bedienen; ~
493 Num 5:8 | schuld aan hem weder uit te keren, zal die schuld, welken
494 Num 5:22 | ingewand inga, om den buik te doen zwellen, en de heup
495 Num 5:22 | doen zwellen, en de heup te doen vervallen! Dan zal
496 Num 5:24 | vervloeking medebrengt, te drinken geven, dat het water,
497 Num 5:26 | hij dat water die vrouw te drinken geven. ~
498 Num 5:27 | hij haar nu dat water zal te drinken gegeven hebben,
499 Num 6:2 | Nazireers, om zich den HEERE af te zonderen; ~
500 Num 7:1 | geeindigd had den tabernakel op te richten, en dat hij dien
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026 |