Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
tast 5
tastelijken 1
tasten 8
te 6026
tebah 1
tebalja 1
tebeth 1
Frequency    [«  »]
6228 der
6208 uw
6044 u
6026 te
5967 heere
5858 des
5824 hem

Bijbel

IntraText - Concordances

te

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026

     Book Chapter: Verse
1 Gen 1:14 | des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en 2 Gen 1:15 | uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde! En het 3 Gen 1:17 | uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde. ~ 4 Gen 1:18 | 18 En om te heersen op den dag, en in 5 Gen 1:18 | den nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en 6 Gen 2:3 | hetwelk God geschapen had, om te volmaken. ~ 7 Gen 2:5 | geweest, om den aardbodem te bouwen. ~ 8 Gen 2:10 | voortgaande uit Eden, om deze hof te bewateren; en werd van daar 9 Gen 2:15 | den hof van Eden, om dien te bouwen, en dien te bewaren. ~ 10 Gen 2:15 | dien te bouwen, en dien te bewaren. ~ 11 Gen 2:19 | bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen 12 Gen 3:6 | begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn 13 Gen 3:11 | En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij 14 Gen 3:23 | van Eden, om den aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen 15 Gen 3:24 | zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den 16 Gen 4:2 | 2 En zij voer voort te baren zijn broeder Habel; 17 Gen 4:11 | broeders bloed van uw hand te ontvangen. ~ 18 Gen 4:26 | den naam des HEEREN aan te roepen. ~  ~ 19 Gen 6:1 | op den aardbodem begonnen te vermenigvuldigen, en hun 20 Gen 6:5 | der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos 21 Gen 6:17 | is, van onder den hemel te verderven; al wat op de 22 Gen 6:19 | komen, om met u in het leven te behouden: mannetje en wijfje 23 Gen 6:20 | komen, om die in het leven te behouden. ~ 24 Gen 7:3 | het wijfje, om zaad levend te houden op de ganse aarde. ~ 25 Gen 8:8 | een duif van zich uit, om te zien, of de wateren gelicht 26 Gen 9:11 | meer zal zijn, om de aarde te verderven. ~ 27 Gen 9:15 | een vloed, om alle vlees te verderven. ~ 28 Gen 9:16 | zo zal Ik hem aanzien, om te gedenken aan het eeuwig 29 Gen 9:20 | Noach begon een akkerman te zijn, en hij plantte een 30 Gen 9:22 | beiden broederen daar buiten te kennen. ~ 31 Gen 10:8 | Nimrod; deze begon geweldig te zijn op de aarde. ~ 32 Gen 11:5 | kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren, 33 Gen 11:6 | is het, dat zij beginnen te maken; maar nu, zoude hun 34 Gen 11:6 | al wat zij bedacht hebben te maken? ~ 35 Gen 11:8 | en zij hielden op de stad te bouwen. ~ 36 Gen 11:31 | uit Ur der Chaldeen, om te gaan naar het land Kanaan; 37 Gen 11:32 | vijf jaren, en Terah stierf te Haran. ~  ~ 38 Gen 12:5 | Haran; en zij togen uit, om te gaan naar het land Kanaan, 39 Gen 12:10 | daar als een vreemdeling te verkeren, dewijl de honger 40 Gen 12:11 | hij naderde, om in Egypte te komen, dat hij zeide tot 41 Gen 12:18 | waarom hebt gij mij niet te kennen gegeven, dat zij 42 Gen 13:6 | droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have was 43 Gen 13:10 | Egypteland, als gij komt te Zoar. ~ 44 Gen 14:7 | en ook den Amoriet, die te Hazezon-Thamar woonde. ~ 45 Gen 14:31 | Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te 46 Gen 14:31 | te geven, om dat erfelijk te bezitten. ~ 47 Gen 16:7 | een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw 48 Gen 16:22 | En Hij eindigde met hem te spreken, en God voer op 49 Gen 17:7 | die haastte, om dat toe te maken. ~ 50 Gen 17:11 | het had Sara opgehouden te gaan naar de wijze der vrouwen. ~ 51 Gen 17:14 | Zou iets voor den HEERE te wonderlijk zijn? Ter gezetter 52 Gen 17:16 | Abraham ging met hen, om hen te geleiden. ~ 53 Gen 17:19 | weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gerichte; 54 Gen 17:25 | verre van U, zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige 55 Gen 17:25 | zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige 56 Gen 17:26 | Toen zeide de HEERE: Zo Ik te Sodom binnen de stad vijftig 57 Gen 17:27 | ik heb mij onderwonden te spreken tot den Heere, hoewel 58 Gen 17:29 | hij voer voort nog tot Hem te spreken, en zeide: Misschien 59 Gen 17:31 | ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere; misschien 60 Gen 17:33 | geeindigd had tot Abraham te spreken; en Abraham keerde 61 Gen 18:1 | die twee engelen kwamen te Sodom in den avond; en Lot 62 Gen 18:1 | en Lot zat in de poort te Sodom; en als Lot hen zag, 63 Gen 18:4 | 4 Eer zij zich te slapen legden, zo hebben 64 Gen 18:9 | om als vreemdeling hier te wonen, en zoude hij alleszins 65 Gen 18:9 | traden toe om de deur open te breken. ~ 66 Gen 18:11 | moede werden, om de deur te vinden. ~ 67 Gen 18:13 | uitgezonden heeft, om haar te verderven. ~ 68 Gen 18:19 | gedaan hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven; 69 Gen 18:20 | stad is nabij, om derwaarts te vluchten, en zij is klein; 70 Gen 18:23 | boven de aarde, als Lot te Zoar inkwam. ~ 71 Gen 18:30 | hij vreesde binnen Zoar te wonen. En hij woonde in 72 Gen 18:31 | dit land, om tot ons in te gaan, naar de wijze der 73 Gen 18:32 | laat ons onze vader wijn te drinken geven, en bij hem 74 Gen 18:33 | dien nacht haar vader wijn te drinken; en de eerstgeborene 75 Gen 18:34 | ook dezen nacht hem wijn te drinken geven; ga dan in, 76 Gen 18:35 | vader ook dien nacht wijn te drinken, en de jongste stond 77 Gen 19:1 | verkeerde als vreemdeling te Gerar. ~ 78 Gen 19:6 | ook belet van tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik 79 Gen 19:6 | niet toegelaten, haar aan te roeren. ~ 80 Gen 20:19 | water, en gaf den jongen te drinken. ~ 81 Gen 20:32 | maakten zij een verbond te Ber-seba. Daarna stond Abimelech 82 Gen 21:10 | nam het mes om zijn zoon te slachten. ~ 83 Gen 21:19 | Ber-seba; en Abraham woonde te Ber-seba. ~ 84 Gen 22:2 | 2 En Sara stierf te Kiriath-Arba, dat is Hebron, 85 Gen 22:2 | en Abraham kwam om Sara te beklagen, en haar te bewenen. ~ 86 Gen 22:2 | Sara te beklagen, en haar te bewenen. ~ 87 Gen 23:13 | zijn uitgaande om water te putten; ~ 88 Gen 23:15 | geschiedde, eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka 89 Gen 23:18 | op haar hand, en gaf hem te drinken. ~ 90 Gen 23:19 | voleindigd had van hem drinken te geven, zeide zij: Ik zal 91 Gen 23:19 | totdat zij voleindigd hebben te drinken. ~ 92 Gen 23:20 | liep weder naar den put om te putten, en zij putte voor 93 Gen 23:21 | haar, stilzwijgende, om te merken, of de HEERE zijn 94 Gen 23:22 | kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een 95 Gen 23:23 | zijt gij? geef het mij toch te kennen; is er ook ten huize 96 Gen 23:23 | vaders plaats voor ons, om te vernachten? ~ 97 Gen 23:25 | voeders bij ons, ook plaats om te vernachten. ~ 98 Gen 23:28 | gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken 99 Gen 23:32 | en water om zijn voeten te wassen, en de voeten der 100 Gen 23:33 | 33 Daarna werd hem te eten voorgezet; maar hij 101 Gen 23:43 | maagd, die uitkomen zal om te putten, en tot welke ik 102 Gen 23:43 | mij toch een weinig waters te drinken uit uw kruik; ~ 103 Gen 23:45 | 45 Eer ik geeindigd had te spreken in mijn hart, ziet, 104 Gen 23:45 | tot haar: Geef mij toch te drinken! ~ 105 Gen 23:48 | mijn heer voor zijn zoon te nemen. ~ 106 Gen 23:49 | doen zult, geeft het mij te kennen; en zo niet, geeft 107 Gen 23:49 | niet, geeft het mij ook te kennen, opdat ik mij ter 108 Gen 23:63 | En Izak was uitgegaan om te bidden in het veld, tegen 109 Gen 23:89 | en zij ging om den HEERE te vragen. ~ 110 Gen 23:91 | haar dagen vervuld waren om te baren, ziet, zo waren tweelingen 111 Gen 24:6 | 6 Alzo woonde Izak te Gerar. ~ 112 Gen 24:7 | zuster; want hij vreesde te zeggen, mijn huisvrouw; 113 Gen 25:5 | het veld, om een wildbraad te jagen, dat hij het inbracht. ~ 114 Gen 25:30 | Izak voleindigd had Jakob te zegenen, zo geschiedde het, 115 Gen 26:6 | zich van daar een vrouw te nemen; en als hij hem zegende, 116 Gen 26:11 | hoofdpeluw, en legde zich te slapen te dierzelver plaats. ~ 117 Gen 26:11 | en legde zich te slapen te dierzelver plaats. ~ 118 Gen 26:13 | dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, 119 Gen 26:19 | daar toch de naam dier stad te voren was Luz. ~ 120 Gen 26:20 | gegeven zal hebben brood om te eten, en klederen om aan 121 Gen 26:20 | eten, en klederen om aan te trekken; ~ 122 Gen 27:12 | 12 En Jakob gaf Rachel te kennen, dat hij een broeder 123 Gen 27:12 | en gaf het aan haar vader te kennen. ~ 124 Gen 27:26 | zeide: Men doet alzo niet te dezer onzer plaatse, dat 125 Gen 27:73 | verhit, als zij kwamen om te drinken. ~ 126 Gen 28:7 | toegelaten, om mij kwaad te doen. ~ 127 Gen 28:18 | Paddan-Aram geworven had, om te komen tot Izak, zijn vader, 128 Gen 28:19 | gegaan, om zijn schapen te scheren; zo stal Rachel 129 Gen 28:20 | Syrier, overmits hij hem niet te kennen gaf, dat hij vlood. ~ 130 Gen 28:28 | zonen en mijn dochteren te kussen; nu, gij hebt dwaselijk 131 Gen 28:29 | mijner hand aan ulieden kwaad te doen; maar de God van ulieder 132 Gen 28:29 | Wacht u, van met Jakob te spreken, of goed, of kwaad. ~ 133 Gen 28:54 | zijn broederen, om brood te eten; en zij aten brood, 134 Gen 29:5 | gezonden om mijn heer aan te zeggen, opdat ik genade 135 Gen 29:29 | zeide: Geef toch Uw naam te kennen. En Hij zeide: Waarom 136 Gen 30:8 | En hij zeide: Om genade te vinden in de ogen mijns 137 Gen 30:14 | totdat ik bij mijn heer te Seir kome. ~ 138 Gen 31:1 | de dochteren van dat land te bezien. ~ 139 Gen 31:6 | uit tot Jakob, om met hem te spreken. ~ 140 Gen 31:17 | zult horen, om besneden te worden, zo zullen wij onze 141 Gen 31:19 | vertoogde niet, deze zaak te doen; want hij had lust 142 Gen 31:22 | ons wonen, om tot een volk te zijn; als al wat mannelijk 143 Gen 31:23 | zijn? Alleen laat ons hun te wille zijn, en zij zullen 144 Gen 31:30 | beroerd, mits mij stinkende te maken onder de inwoners 145 Gen 32:6 | 6 Alzo kwam Jakob te Luz, hetwelk is in het land 146 Gen 32:16 | streek lands om tot Efrath te komen; en Rachel baarde, 147 Gen 32:27 | Izak, zijn vader, in Mamre, te Kirjath-Arba, hetwelk is 148 Gen 33:7 | 7 Want hun have was te veel, om samen te wonen; 149 Gen 33:7 | have was te veel, om samen te wonen; en het land hunner 150 Gen 34:5 | daarom haatten zij hem nog te meer. ~ 151 Gen 34:8 | Zo haatten zij hem nog te meer, om zijn dromen en 152 Gen 34:10 | om ons voor u ter aarde te buigen? ~ 153 Gen 34:12 | om de kudde van hun vader te weiden bij Sichem. ~ 154 Gen 34:14 | dal Hebron, en hij kwam te Sichem. ~ 155 Gen 34:16 | broederen; geef mij toch te kennen, waar zij weiden. ~ 156 Gen 34:17 | broederen na, en vond hen te Dothan. ~ 157 Gen 34:18 | een listigen raad, om hem te doden. ~ 158 Gen 34:22 | hem tot zijn vader weder te brengen. ~ 159 Gen 34:25 | zaten zij neder om brood te eten, en hieven hun ogen 160 Gen 34:25 | mirre, reizende, om dat af te brengen naar Egypte. ~ 161 Gen 34:35 | maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde 162 Gen 34:35 | maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: 163 Gen 35:5 | naam Sela; doch hij was te Chezib, toen zij hem baarde. ~ 164 Gen 35:9 | om zijn broeder geen zaad te geven. ~ 165 Gen 35:13 | 13 En men gaf Thamar te kennen, zeggende: Zie, uw 166 Gen 35:13 | naar Timna, om zijn schapen te scheren. ~ 167 Gen 35:20 | pand uit de hand der vrouw te nemen; maar hij vond haar 168 Gen 35:24 | drie maanden, dat men Juda te kennen gaf, zeggende: Thamar, 169 Gen 35:25 | tot haar schoonvader, om te zeggen: Bij den man, wiens 170 Gen 36:10 | niet hoorde, om bij haar te liggen, en bij haar te zijn; ~ 171 Gen 36:10 | haar te liggen, en bij haar te zijn; ~ 172 Gen 36:11 | huis kwam, om zijn werk te doen; en niemand van de 173 Gen 36:14 | man ingebracht, om met ons te spotten; hij is tot mij 174 Gen 36:14 | mij gekomen, om bij mij te liggen, en ik heb geroepen 175 Gen 36:17 | mij gekomen, om met mij te spotten. ~ 176 Gen 37:25 | doende, heeft Hij Farao te kennen gegeven. ~ 177 Gen 37:32 | dat God haast, om dezelve te doen. ~ 178 Gen 37:49 | zee, totdat men ophield te tellen: want daarvan was 179 Gen 37:54 | des hongers begonnen aan te komen, gelijk als Jozef 180 Gen 37:57 | in Egypte tot Jozef, om te kopen; want de honger was 181 Gen 38:3 | af, om koren uit Egypte te kopen. ~ 182 Gen 38:5 | kwamen Israels zonen om te kopen onder degenen, die 183 Gen 38:7 | het land Kanaan; om spijze te kopen. ~ 184 Gen 38:9 | verspieders, gij zijt gekomen om te bezichtigen, waar het land 185 Gen 38:10 | zijn gekomen, om spijze te kopen. ~ 186 Gen 38:12 | maar gij zijt gekomen, om te bezichtigen, waar het land 187 Gen 38:27 | opendeed, om zijn ezel voeder te geven in de herberg, zo 188 Gen 38:29 | vader; en zij gaven hem te kennen al hun wedervaren, 189 Gen 39:6 | gedaan, dat gij dien man te kennen gaaft, of gij nog 190 Gen 39:7 | broeder? Zo gaven wij het hem te kennen, volgens diezelfde 191 Gen 39:16 | want deze mannen zullen te middag met mij eten. ~ 192 Gen 39:20 | gewisselijk afgekomen, om spijze te kopen. ~ 193 Gen 39:22 | hand afgebracht, om spijze te kopen; wij weten niet, wie 194 Gen 39:26 | 26 Als nu Jozef te huis gekomen was, zo brachten 195 Gen 39:30 | zijn broeder, en hij zocht te wenen; en hij ging in een 196 Gen 40:17 | zij verre van mij zulks te doen! de man, in wiens hand 197 Gen 41:7 | gezonden, om u een overblijfsel te stellen op de aarde, en 198 Gen 41:7 | aarde, en om u bij het leven te behouden, door een grote 199 Gen 41:27 | Jozef gezonden had om hem te voeren, zo werd de geest 200 Gen 42:1 | wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde 201 Gen 42:3 | vaders God; vrees niet van af te trekken naar Egypte; want 202 Gen 42:5 | Farao gezonden had, om hem te voeren. ~ 203 Gen 42:20 | van Potifera, den overste te On, baarde. ~ 204 Gen 42:22 | die Jakob geboren zijn, al te zamen veertien zielen. ~ 205 Gen 42:28 | zijn aangezicht aanwijzing te doen naar Gosen; en zij 206 Gen 43:2 | een deel zijner broederen, te weten vijf mannen, en hij 207 Gen 43:4 | vreemdelingen in dit land te wonen; want er is geen weide 208 Gen 43:24 | in uw huizen zijn, en om te eten voor uw kinderkens. ~ 209 Gen 44:3 | Almachtige, is mij verschenen te Luz, in het land Kanaan, 210 Gen 44:7 | lands was, om tot Efrath te komen; en ik begroef haar 211 Gen 44:11 | niet gemeend uw aangezicht te zien; maar zie, God heeft 212 Gen 44:17 | het hoofd van Manasse af te brengen. ~ 213 Gen 44:20 | 20 Alzo zegende hij ze te dien dage, zeggende: In 214 Gen 45:15 | boog hij zijn schouder om te dragen, en was dienende 215 Gen 45:26 | zegeningen uws vaders gaan te boven de zegeningen mijner 216 Gen 45:33 | had aan zijn zonen bevelen te geven, zo legde hij zijn 217 Gen 46:7 | Jozef toog op, om zijn vader te begraven; en met hem togen 218 Gen 46:14 | opgetogen waren, om zijn vader te begraven, nadat hij zijn 219 Gen 46:20 | opdat Hij deed, gelijk het te dezen dage is, om een groot 220 Gen 46:20 | groot volk in het leven te behouden. ~ 221 Exo 1:11 | schattingen over hetzelve, om het te verdrukken met hun lasten; 222 Exo 2:4 | stelde zich van verre, om te weten, wat hem gedaan zou 223 Exo 2:5 | van Farao ging af, om zich te wassen in de rivier; en 224 Exo 2:14 | gezet? Zegt gij dit, om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar 225 Exo 2:15 | hoorde, zo zocht hij Mozes te doden; doch Mozes vlood 226 Exo 2:16 | dochters, die kwamen om te putten, en vulden de drinkbakken, 227 Exo 2:16 | om de kudde haars vaders te drenken. ~ 228 Exo 2:21 | Mozes bewilligde bij den man te wonen; en hij gaf Mozes 229 Exo 3:4 | zich daarheen wendde, om te bezien, zo riep God tot 230 Exo 3:6 | want hij vreesde God aan te zien. ~ 231 Exo 4:21 | heentrekt, om weder in Egypte te keren, zie toe, dat gij 232 Exo 4:23 | maar gij hebt geweigerd hem te laten trekken; zie, Ik zal 233 Exo 4:24 | tegenkwam, en zocht hem te doden. ~ 234 Exo 4:28 | 28 En Mozes gaf Aaron te kennen al de woorden des 235 Exo 5:2 | gehoorzamen zou, om Israel te laten trekken? Ik ken den 236 Exo 5:5 | volk des lands is alreeds te veel; en zoudt gijlieden 237 Exo 5:9 | mannen, dat zij daaraan te doen hebben, en zich niet 238 Exo 5:14 | der tichelstenen, gelijk te voren, alzo ook gisteren 239 Exo 5:21 | zwaard in hun handen, om ons te doden. ~ 240 Exo 5:23 | ingegaan, om in Uw Naam te spreken, heeft hij dit volk 241 Exo 6:12 | kinderen Israels uit Egypteland te leiden. ~ 242 Exo 6:27 | 27 En het geschiedde te dien dage, als de HEERE 243 Exo 7:14 | zwaar; hij weigert het volk te laten trekken. ~ 244 Exo 7:24 | rondom de rivier, om water te drinken; want zij konden 245 Exo 8:2 | En indien gij het weigert te laten trekken, zie, zo zal 246 Exo 8:9 | vorsen van u en van uw huizen te verdelgen, dat zij alleen 247 Exo 8:22 | 22 En Ik zal te dien dage het land Gosen, 248 Exo 8:28 | gijlieden in het gaan geenszins te verre trekt! Bidt vuriglijk 249 Exo 8:29 | latende gaan, om den HEERE te offeren. ~ 250 Exo 9:2 | Want zo gij hen weigert te laten trekken, en gij hen 251 Exo 10:3 | gij u voor Mijn aangezicht te verootmoedigen? Laat Mijn 252 Exo 10:4 | indien gij weigert Mijn volk te laten trekken, zie, zo zal 253 Exo 10:16 | Farao, om Mozes en Aaron te roepen, en zeide: Ik heb 254 Exo 10:26 | om den HEERE, onzen God, te dienen; want wij weten niet, 255 Exo 12:4 | 4 Maar indien een huis te klein is voor een lam, zo 256 Exo 12:23 | doorgaan, om de Egyptenaren te slaan; doch wanneer Hij 257 Exo 12:23 | niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan. ~ 258 Exo 12:23 | in uw huizen te komen om te slaan. ~ 259 Exo 12:33 | haastende, om die uit het land te drijven; want zij zeiden: 260 Exo 12:37 | omtrent zeshonderd duizend te voet, mannen alleen, behalve 261 Exo 12:48 | kome hij daartoe, om dat te houden, en hij zal wezen 262 Exo 13:5 | vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende 263 Exo 13:8 | 8 En gij zult uw zoon te kennen geven te dienzelven 264 Exo 13:8 | uw zoon te kennen geven te dienzelven dage, zeggende: 265 Exo 13:15 | Farao zich verhardde ons te laten trekken, zo doodde 266 Exo 13:21 | Hij hen lichtte, om voort te gaan dag en nacht. ~ 267 Exo 14:12 | beter geweest de Egyptenaren te dienen, dan in deze woestijn 268 Exo 14:12 | dienen, dan in deze woestijn te sterven. ~ 269 Exo 14:20 | van Israel; en de wolk was te gelijk duisternis en verlichtte 270 Exo 15:23 | 23 Toen kwamen zij te Mara; doch zij konden het 271 Exo 15:27 | 27 Toen kwamen zij te Elim, en daar waren twaalf 272 Exo 16:3 | gemeente door den honger te doden. ~ 273 Exo 16:8 | ulieden aan den avond vlees te eten zal geven, en aan den 274 Exo 16:15 | hetwelk de HEERE ulieden te eten gegeven heeft. ~ 275 Exo 16:27 | van het volk uitgingen, om te verzamelen; doch zij vonden 276 Exo 16:28 | Hoe lang weigert gijlieden te houden Mijn geboden en Mijn 277 Exo 16:32 | brood, dat Ik ulieden heb te eten gegeven in deze woestijn, 278 Exo 17:1 | HEEREN, en zij legerden zich te Rafidim. Daar nu was geen 279 Exo 17:1 | geen water voor het volk om te drinken. ~ 280 Exo 18:12 | oversten van Israel, om brood te eten met den schoonvader 281 Exo 18:13 | zo zat Mozes om het volk te richten, en het volk stond 282 Exo 18:15 | tot mij komt, om God raad te vragen. ~ 283 Exo 18:18 | u is; want deze zaak is te zwaar voor u, gij alleen 284 Exo 18:22 | 22 Dat zij dit volk te allen tijde richten; doch 285 Exo 18:26 | 26 Dat zij het volk te allen tijde richtten, de 286 Exo 19:12 | zeggende: Wacht u op den berg te klimmen, en deszelfs einde 287 Exo 19:12 | klimmen, en deszelfs einde aan te roeren; al wie den berg 288 Exo 19:21 | doorbreken tot den HEERE, om te zien, en velen van hen vallen. ~ 289 Exo 19:24 | volk niet doorbreken, om op te klimmen tot den HEERE, dat 290 Exo 21:8 | aan een vreemd volk haar te verkopen zal hij niet vermogen, 291 Exo 21:14 | gehandeld heeft, om hem met list te doden, zo zult gij denzelven 292 Exo 21:18 | hij sterft niet, maar valt te bedde; ~ 293 Exo 21:29 | 29 Maar indien de os te voren stotig geweest is, 294 Exo 21:36 | geweest, dat die os van te voren stotig was, en zijn 295 Exo 22:7 | zijn naaste geld of vaten te bewaren geeft, en het wordt 296 Exo 22:10 | klein vee, of enig beest te bewaren geeft, en het sterft, 297 Exo 22:17 | ganselijk weigert haar aan hem te geven, zo zal hij geld geven 298 Exo 22:26 | enigszins uws naasten kleed te pand neemt, zo zult gij 299 Exo 23:1 | om een getuige tot geweld te zijn. ~ 300 Exo 23:2 | de menigte, om het recht te buigen. ~ 301 Exo 23:5 | nalatig zijn, om het uwe te verlaten voor hem? Gij zult 302 Exo 23:20 | voor uw aangezicht, om u te behoeden op dezen weg, en 303 Exo 23:20 | behoeden op dezen weg, en om u te brengen tot de plaats, die 304 Exo 24:12 | Ik geschreven heb, om hen te onderwijzen. ~ 305 Exo 25:27 | de handbomen, om de tafel te dragen. ~ 306 Exo 26:13 | aan gene zijde, om dien te bedekken. ~ 307 Exo 27:3 | potten maken, om zijn as te ontvangen, ook zijn schoffelen, 308 Exo 28:1 | om Mij het priesterambt te bedienen: namelijk Aaron, 309 Exo 28:3 | Aaron klederen maken, om hem te heiligen, dat hij Mij het 310 Exo 28:4 | om Mij het priesterambt te bedienen. ~ 311 Exo 28:35 | denzelven aanhebben, om te dienen; opdat zijn geluid 312 Exo 28:38 | aangezicht des HEEREN aangenaam te maken. ~ 313 Exo 28:42 | om het vlees der schaamte te bedekken; zij zullen zijn 314 Exo 28:43 | zullen, om in het heilige te dienen; opdat zij geen ongerechtigheid 315 Exo 29:1 | gij hun doen zult, om hen te heiligen, dat zij Mij het 316 Exo 29:30 | gaan zal, om in het heilige te dienen. ~ 317 Exo 29:33 | gedaan zijn, om hun hand te vullen, en om hen te heiligen; 318 Exo 29:33 | hand te vullen, en om hen te heiligen; maar een vreemde 319 Exo 29:36 | zult het zalven, om het te heiligen. ~ 320 Exo 30:15 | voor uw zielen verzoening te doen. ~ 321 Exo 30:16 | voor uw zielen verzoening te doen. ~ 322 Exo 30:18 | met zijn koperen voet, om te wassen; en gij zult het 323 Exo 30:20 | tot het altaar naderen, om te dienen, dat zij het vuuroffer 324 Exo 30:30 | om Mij het priesterambt te bedienen. ~ 325 Exo 30:38 | dergelijke maken zal, om daaraan te rieken, die zal uitgeroeid 326 Exo 31:4 | 4 Om te bedenken vernuftigen arbeid; 327 Exo 31:4 | bedenken vernuftigen arbeid; te werken in goud, en in zilver, 328 Exo 31:5 | kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding, 329 Exo 31:5 | kunstige houtsnijding, om te werken in alle handwerk. ~ 330 Exo 31:10 | zonen, om het priesterambt te bedienen; 331 Exo 31:18 | met hem op den berg Sinai te spreken geeindigd had, de 332 Exo 32:1 | vertoog van den berg af te komen, zo verzamelde zich 333 Exo 32:6 | en het volk zat neder om te eten en te drinken; daarna 334 Exo 32:6 | zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden 335 Exo 32:6 | daarna stonden zij op, om te spelen. ~ 336 Exo 32:14 | gesproken had Zijn volk te zullen doen. ~ 337 Exo 33:1 | vertoog van den berg af te komen, zo verzamelde zich 338 Exo 33:6 | en het volk zat neder om te eten en te drinken; daarna 339 Exo 33:6 | zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden 340 Exo 33:6 | daarna stonden zij op, om te spelen. ~ 341 Exo 33:14 | gesproken had Zijn volk te zullen doen. ~ 342 Exo 34:14 | moeten medegaan, om u gerust te stellen? ~ 343 Exo 34:47 | gij henen opgaan zult, om te verschijnen voor het aangezicht 344 Exo 34:53 | vreesden zij tot hem toe te treden. ~ 345 Exo 34:56 | Alzo eindigde Mozes met hen te spreken, en hij had een 346 Exo 34:57 | HEEREN kwam, om met Hem te spreken, zo nam hij het 347 Exo 34:58 | totdat hij inging om met Hem te spreken. ~  ~ 348 Exo 35:19 | ambtsklederen om in het heilige te dienen, de heilige klederen 349 Exo 35:19 | zonen, om het priesterambt te bedienen. ~ 350 Exo 35:29 | hart hen vrijwillig bewoog te brengen tot al het werk, 351 Exo 35:29 | hetwelk de HEERE geboden had te maken door de hand van Mozes; 352 Exo 35:32 | 32 En om te bedenken vernuftigen arbeid, 353 Exo 35:32 | bedenken vernuftigen arbeid, te werken in goud, en in zilver, 354 Exo 35:33 | kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding; 355 Exo 35:33 | kunstige houtsnijding; om te werken in alle vernuftige 356 Exo 35:34 | zijn hart gegeven anderen te onderwijzen, hem en Aholiab, 357 Exo 35:35 | wijsheid des harten, om te maken alle werk eens werkmeesters, 358 Exo 36:1 | verstand gegeven had, om te weten, hoe zij maken zouden 359 Exo 36:2 | toetrad tot het werk, om dat te maken. ~ 360 Exo 36:3 | dienst des heiligdoms, om dat te maken; doch zij brachten 361 Exo 36:5 | zeggende: Het volk brengt te veel, meer dan genoeg is 362 Exo 36:5 | werks, hetwelk de HEERE te maken geboden heeft. ~ 363 Exo 36:6 | volk teruggehouden van meer te brengen. ~ 364 Exo 36:7 | tot het gehele werk, dat te maken was; ja, er was over. ~ 365 Exo 36:18 | haakjes, om de tent samen te voegen, dat zij een ware. ~ 366 Exo 37:5 | zijden der ark, om de ark te dragen. ~ 367 Exo 37:14 | de handbomen, om de tafel te dragen. ~ 368 Exo 37:15 | ze met goud, om de tafel te dragen. ~ 369 Exo 38:8 | voet, van de spiegels der te hoop komende vrouwen, die 370 Exo 38:8 | hoop komende vrouwen, die te hoop kwamen voor de deur 371 Exo 38:24 | ganse werk des heiligdoms, te weten, het goud des beweegoffers, 372 Exo 38:27 | honderd talenten zilver, om te gieten de voeten des heiligdoms, 373 Exo 39:1 | ambtsklederen, om in het heilige te dienen, van hemelsblauw, 374 Exo 39:3 | sneden het tot draden, om te doen in het midden van het 375 Exo 39:26 | zomen des mantels rondom; om te dienen, gelijk als de HEERE 376 Exo 39:31 | om aan den hoed van boven te hechten, gelijk als de HEERE 377 Exo 39:41 | ambtsklederen, om in het heiligdom te dienen, de heilige klederen 378 Exo 39:41 | zonen, om het priesterambt te bedienen. ~ 379 Exo 40:2 | den dag der eerste maand, te weten op den eersten der 380 Exo 40:4 | zult schikken wat daarop te schikken is; gij zult ook 381 Exo 40:30 | hij deed water daarin om te wassen. ~ 382 Lev 1:4 | hem aangenaam zij, om hem te verzoenen. ~ 383 Lev 5:1 | heeft; indien hij het niet te kennen geeft, zo zal hij 384 Lev 5:4 | lippen uitsprekende, om kwaad te doen, of om goed te doen; 385 Lev 5:4 | kwaad te doen, of om goed te doen; naar al wat de mens 386 Lev 6:4 | het bewaarde, dat bij hem te bewaren gegeven was, of 387 Lev 6:30 | worden, om in het heiligdom te verzoenen, zal gegeten worden; 388 Lev 7:30 | het aangezicht des HEEREN te bewegen. ~ 389 Lev 7:35 | het priesterdom den HEERE te bedienen; ~ 390 Lev 7:36 | van de kinderen Israels te geven geboden heeft, ten 391 Lev 8:5 | die de HEERE geboden heeft te doen. ~ 392 Lev 8:11 | wasvat en zijn voet, om die te heiligen. ~ 393 Lev 8:12 | en hij zalfde hem, om hem te heiligen. ~ 394 Lev 8:15 | voor hetzelve verzoening te doen. ~ 395 Lev 8:34 | dezen dag, heeft de HEERE te doen geboden, om voor u 396 Lev 8:34 | geboden, om voor u verzoening te doen. ~ 397 Lev 9:4 | het aangezicht des HEEREN te offeren; en spijsoffer met 398 Lev 10:10 | 10 En om onderscheid te maken tussen het heilige 399 Lev 10:11 | om den kinderen Israels te leren al de inzettingen, 400 Lev 10:15 | het aangezicht des HEEREN te bewegen; hetwelk, voor u 401 Lev 10:17 | om over die verzoening te doen voor het aangezicht 402 Lev 11:21 | om daarmede op de aarde te springen; ~ 403 Lev 11:47 | 47 Om te onderscheiden tussen het 404 Lev 13:59 | vellentuig, om dat rein te verklaren, of onrein te 405 Lev 13:59 | te verklaren, of onrein te verklaren. ~ 406 Lev 14:4 | gebieden, dat men voor hem, die te reinigen zal zijn, twee 407 Lev 14:7 | die van de melaatsheid te reinigen is, zevenmaal sprengen; 408 Lev 14:8 | 8 Die nu te reinigen is, zal zijn klederen 409 Lev 14:11 | reiniging doet, zal den man, die te reinigen is, en die dingen, 410 Lev 14:14 | rechteroor desgenen, die te reinigen is, en op den duim 411 Lev 14:17 | rechteroor desgenen, die te reinigen is, en op den duim 412 Lev 14:18 | het hoofd desgenen, die te reinigen is; zo zal de priester 413 Lev 14:19 | die van zijn onreinigheid te reinigen is, verzoening 414 Lev 14:21 | om voor hem verzoening te doen; daartoe een tiende 415 Lev 14:25 | rechteroorlapje desgenen, die te reinigen is, en op den duim 416 Lev 14:28 | rechteroor desgenen, die te reinigen is, en aan den 417 Lev 14:29 | het hoofd desgenen, die te reinigen is, om de verzoening 418 Lev 14:29 | om de verzoening voor hem te doen, voor het aangezicht 419 Lev 14:31 | de priester voor hem, die te reinigen is, verzoening 420 Lev 14:35 | komen, en den priester te kennen geven, zeggende: 421 Lev 14:36 | priester komt, om die plaag te bezien, opdat niet al wat 422 Lev 14:36 | priester komen, om dat huis te bezien. ~ 423 Lev 14:46 | En die in dat huis gaat te enigen dage, als men hetzelve 424 Lev 14:47 | 47 Die ook in dat huis te slapen ligt, zal zijn klederen 425 Lev 14:49 | Daarna zal hij, om dat huis te ontzondigen, twee vogeltjes 426 Lev 14:57 | 57 Om te leren, op welken dag iets 427 Lev 15:11 | handen met water gespoeld te hebben, die zal zijn klederen 428 Lev 16:2 | broeder Aaron, dat hij niet te allen tijde ga in het heilige, 429 Lev 16:10 | zijn, om een weggaande bok te zijn, zal levend voor het 430 Lev 16:10 | om door hem verzoening te doen; opdat men hem als 431 Lev 16:17 | in het heilige verzoening te doen, totdat hij zal uitkomen; 432 Lev 16:20 | samenkomst, en het altaar te verzoenen, zo zal hij dien 433 Lev 16:27 | ingebracht is, om verzoening te doen in het heilige, zal 434 Lev 16:30 | u verzoening doen, om u te reinigen; van al uw zonden 435 Lev 16:32 | zijn vader het priesterambt te bedienen, zal de verzoening 436 Lev 16:34 | eenmaal des jaars, verzoening te doen. En men deed, gelijk 437 Lev 17:4 | den tabernakel des HEEREN te offeren; het bloed zal dienzelven 438 Lev 17:9 | brengen, om hetzelve den HEERE te bereiden; diezelve man zal 439 Lev 17:11 | over uw zielen verzoening te doen; want het is het bloed, 440 Lev 18:4 | zult gij houden, om in die te wandelen; Ik ben de HEERE, 441 Lev 18:6 | naderen, om de schaamte te ontdekken; Ik ben de HEERE! ~ 442 Lev 18:9 | der dochter uwer moeder, te huis geboren of buiten geboren, 443 Lev 18:17 | nemen, om haar schaamte te ontdekken; zij zijn nabestaanden; 444 Lev 18:18 | haar zuster nemen, om haar te benauwen, mits haar schaamte 445 Lev 18:18 | nevens haar, in haar leven, te ontdekken. ~ 446 Lev 18:19 | naderen, om haar schaamte te ontdekken. ~ 447 Lev 18:20 | bezading, om met haar onrein te worden. ~ 448 Lev 18:21 | den Molech door het vuur te doen gaan; en den Naam uws 449 Lev 18:23 | liggen, om daarmede onrein te worden; een vrouw zal ook 450 Lev 18:23 | voor een beest, om daarmede te doen te hebben; het is een 451 Lev 18:23 | beest, om daarmede te doen te hebben; het is een gruwelijke 452 Lev 19:9 | en dat van uw oogst op te zamelen is, niet opzamelen. ~ 453 Lev 19:19 | uwer beesten laten samen te doen hebben; uwen akker 454 Lev 19:25 | het inkomen daarvan voor u te vermeerderen; Ik ben de 455 Lev 20:5 | nahoereren, om den Molech na te hoereren, uit het midden 456 Lev 20:6 | gekeerd hebben, om die na te hoereren, zo zal Ik Mijn 457 Lev 20:16 | genaderd zal zijn, om daarmede te doen te hebben, zo zult 458 Lev 20:16 | zijn, om daarmede te doen te hebben, zo zult gij die 459 Lev 20:22 | waarheen Ik u brenge, om daarin te wonen, niet uitspuwe. ~ 460 Lev 21:4 | onder zijn volken, om zich te ontheiligen. ~ 461 Lev 21:9 | enigen priester zal beginnen te hoereren, zij ontheiligt 462 Lev 21:10 | heeft, om die klederen aan te trekken, zal zijn hoofd 463 Lev 21:17 | om de spijze zijns Gods te offeren. ~ 464 Lev 21:18 | blind man, of kreupel, of te kort, of te lang in leden; ~ 465 Lev 21:18 | kreupel, of te kort, of te lang in leden; ~ 466 Lev 21:21 | de vuurofferen des HEEREN te offeren; een gebrek is in 467 Lev 21:21 | om de spijs zijns Gods te offeren. ~ 468 Lev 22:8 | eten, om daarmede onrein te worden; Ik ben de HEERE! ~ 469 Lev 22:23 | Doch een os, of klein vee, te lang of te verkrompen in 470 Lev 22:23 | of klein vee, te lang of te verkrompen in leden, die 471 Lev 22:59 | verzoendag, om over u verzoening te doen voor het aangezicht 472 Lev 22:68 | elk dagelijks op zijn dag, te offeren; 473 Lev 23:2 | om de lampen gedurig aan te steken. ~ 474 Lev 24:28 | is, om aan hem weder uit te keren, zo zal zijn verkochte 475 Lev 24:38 | heb, om u het land Kanaan te geven, opdat Ik u tot een 476 Lev 25:1 | land zetten, om u daarvoor te buigen; want Ik ben de HEERE, 477 Lev 25:6 | in het land, dat gij zult te slapen liggen, en niemand 478 Lev 25:15 | geboden, om Mijn verbond te vernietigen; ~ 479 Lev 25:16 | pijnigen; gij zult ook uw zaad te vergeefs zaaien, en uw vijanden 480 Lev 25:18 | zevenvoudig over uw zonden te tuchtigen. ~ 481 Lev 25:44 | walgen, om een einde van hen te maken, vernietigende Mijn 482 Num 3:3 | had, om het priesterambt te bedienen. ~ 483 Num 3:7 | den dienst des tabernakels te bedienen; ~ 484 Num 3:8 | den dienst des tabernakels te bedienen. ~ 485 Num 4:3 | in de tent der samenkomst te doen. ~ 486 Num 4:4 | de tent der samenkomst, te weten de heiligheid der 487 Num 4:15 | zonen van Kahath komen om te dragen; maar zij zullen 488 Num 4:20 | zij zullen niet inkomen om te zien, als men het heiligdom 489 Num 4:23 | wie inkomt om den strijd te strijden, opdat hij den 490 Num 4:25 | de tent der samenkomst; te weten haar deksel, en het 491 Num 4:30 | inkomt tot dezen strijd, om te bedienen den dienst van 492 Num 4:47 | de tent der samenkomst, te bedienen; ~ 493 Num 5:8 | schuld aan hem weder uit te keren, zal die schuld, welken 494 Num 5:22 | ingewand inga, om den buik te doen zwellen, en de heup 495 Num 5:22 | doen zwellen, en de heup te doen vervallen! Dan zal 496 Num 5:24 | vervloeking medebrengt, te drinken geven, dat het water, 497 Num 5:26 | hij dat water die vrouw te drinken geven. ~ 498 Num 5:27 | hij haar nu dat water zal te drinken gegeven hebben, 499 Num 6:2 | Nazireers, om zich den HEERE af te zonderen; ~ 500 Num 7:1 | geeindigd had den tabernakel op te richten, en dat hij dien


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License