Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
vreesde 46
vreesden 41
vreesdet 1
vreest 92
vreeze 1
vrekheid 1
vreselijk 23
Frequency    [«  »]
92 misschien
92 rechter
92 verzoening
92 vreest
91 47
91 armen
91 denwelken

Bijbel

IntraText - Concordances

vreest

   Book Chapter: Verse
1 Gen 39:23 | zeide: Vrede zij ulieden, vreest niet! Uw God en de God uws 2 Gen 46:19 | En Jozef zeide tot hen: Vreest niet; want ben ik in de 3 Gen 46:21 | 21 Nu dan, vreest niet! Ik zal u en uw kleine 4 Exo 14:13 | Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, staat vast, en ziet 5 Exo 20:20 | Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, want God is gekomen, 6 Lev 24:17 | zijn naaste verdrukke; maar vreest voor uw God; want Ik ben 7 Num 14:9 | HEERE niet wederspannig! en vreest gij niet het volk dezes 8 Num 14:9 | en de HEERE is met ons; vreest hen niet! ~ 9 Deu 1:21 | tot u gesproken heeft; vreest niet, en ontzet u niet. ~ 10 Deu 1:29 | tot u: Verschrikt niet, en vreest niet voor hen. ~ 11 Deu 3:22 | 22 Vreest ze niet; want de HEERE, 12 Deu 7:18 | 18 Vreest niet voor hen; gedenkt steeds, 13 Deu 7:19 | voor welker aangezicht gij vreest. ~ 14 Deu 20:3 | uw hart worde niet week, vreest niet, en beeft niet, en 15 Deu 31:6 | en hebt goeden moed, en vreest niet, en verschrikt niet 16 Joz 10:25 | Toen zeide Jozua tot hen: Vreest niet en ontzet u niet, zijt 17 Joz 25:14 | 14 En nu, vreest den HEERE, en dient Hem 18 Ric 5:10 | Ik ben de HEERE, uw God; vreest de goden der Amorieten niet, 19 Ric 6:10 | 10 Vreest gij dan nog af te gaan, 20 1Sa 12:20 | zeide Samuel tot het volk: Vreest niet, gij hebt al dit kwaad 21 1Sa 12:24 | 24 Vreest slechts den HEERE, en dient 22 2Sa 13:28 | dan zult gij hem doden; vreest niet; is het niet, omdat 23 1Kon 1:51| bekend, zeggende: Zie, Adonia vreest den koning Salomo, want 24 2Kon 27:24| mannen, en zeide tot hen: Vreest niet van te zijn knechten 25 2Kro 21:15| zegt de HEERE tot ulieden: Vreest gijlieden niet, en wordt 26 2Kro 21:17| u, o Juda en Jeruzalem! Vreest niet, en ontzet u niet, 27 2Kro 32:7 | en hebt een goeden moed, vreest niet, en ontzet u niet, 28 Neh 4:14 | tot het overige des volks: Vreest niet voor hun aangezicht; 29 Job 1:9 | het om niet, dat Job God vreest? ~ 30 Psa 22:24 | 24 Gij, die den HEERE vreest! prijst Hem; al gij zaad 31 Psa 25:12 | is de man, die den HEERE vreest? Hij zal hem onderwijzen 32 Psa 35:10 | 10 Jod. Vreest den HEERE, gij Zijn heiligen! 33 Psa 66:16 | toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat 34 Psa 112:1 | is de man, die den HEERE vreest; Beth. die groten lust heeft 35 Psa 115:11 | Gijlieden, die den HEERE vreest! vertrouwt op den HEERE; 36 Psa 128:1 | iegelijk, die den HEERE vreest, die in Zijn wegen wandelt. ~ 37 Psa 128:4 | gezegend worden, die den HEERE vreest. ~ 38 Psa 135:20 | HEERE; gij die den HEERE vreest! looft den HEERE. ~ 39 Spre 13:13| worden; maar wie het gebod vreest, dien zal vergolden worden. ~ 40 Spre 14:2 | zijn oprechtheid wandelt, vreest den HEERE; maar die afwijkt 41 Spre 14:16| 16      De wijze vreest, en wijkt van het kwade; 42 Spre 28:14| de mens, die geduriglijk vreest; maar die zijn hart verhardt, 43 Spre 31:21| 21      Lamed. Zij vreest voor haar huis niet vanwege 44 Spre 31:30| een vrouw, die den HEERE vreest, die zal geprezen worden. ~ 45 Pred 7:18| dit niet af; want die God vreest, dien ontgaat dat al. ~ 46 Pred 8:13| voor Gods aangezicht niet vreest. ~ 47 Pred 9:2 | gelijk dien, die den eed vreest. ~ 48 Jes 8:12 | Het is een verbintenis; en vreest gijlieden hun vreze niet, 49 Jes 10:24 | HEERE der heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat 50 Jes 35:4 | van harte: Weest sterk, en vreest niet; ziet, ulieder God 51 Jes 44:8 | Verschrikt niet, en vreest niet; heb Ik het u van toen 52 Jes 50:10 | onder ulieden, die den HEERE vreest, die naar de stem Zijns 53 Jes 51:7 | welks hart Mijn wet is! vreest niet de smaadheid van den 54 Jes 51:12 | troost; wie zijt gij, dat gij vreest voor den mens, die sterven 55 Jes 51:13 | aarde gegrond heeft, en vreest geduriglijk den gansen dag, 56 Jes 58:11 | dat van ouds af, en gij vreest Mij niet? ~ 57 Jer 10:5 | want zij kunnen niet gaan; vreest niet voor hen, want zij 58 Jer 39:17 | voor welker aangezicht gij vreest. ~ 59 Jer 40:9 | en hun mannen, zeggende: Vreest niet van de Chaldeen te 60 Jer 42:11 | 11      Vreest niet voor het aangezicht 61 Jer 42:11 | voor wiens aangezicht gij vreest; vreest niet voor hem, spreekt 62 Jer 42:11 | wiens aangezicht gij vreest; vreest niet voor hem, spreekt de 63 Jer 42:16 | het zwaard, waar gij voor vreest, u aldaar in Egypteland 64 Jer 51:46 | niet week worde, en gij vreest van het gerucht, dat gehoord 65 Joe 2:22 | 22      Vreest niet, gij beesten des velds! 66 Zac 8:13 | een zegening      wezen; vreest niet, laat uw handen sterk 67 Zac 8:15 | en aan het huis van Juda; vreest niet! ~ 68 Mal 4:2 | daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid 69 Matt 10:26| 26 Vreest dan hen niet; want er is 70 Matt 10:28| 28 En vreest niet voor degenen, die het 71 Matt 10:28| niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide 72 Matt 10:31| 31 Vreest dan niet; gij gaat vele 73 Matt 14:27| goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet. ~ 74 Matt 17:7 | aan, en zeide: Staat op en vreest niet. ~ 75 Matt 28:5 | antwoordende, zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik 76 Matt 28:10| Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt 77 Mark 6:50| Zijt welgemoed, Ik ben het; vreest niet. ~ 78 Luk 2:10 | de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig 79 Luk 12:4 | Ik zeg u, Mijn vrienden: Vreest u niet voor degenen, die 80 Luk 12:5 | tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die, nadat Hij gedood 81 Luk 12:5 | te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! ~ 82 Luk 12:7 | hoofds zijn alle geteld. Vreest dan niet; gij gaat vele 83 Luk 12:32 | 32 Vreest niet, gij klein kuddeken, 84 Luk 23:40 | bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij 85 Hand 5:35| in allen volke, die Hem vreest en gerechtigheid werkt, 86 Hand 7:16| mannen, en gij, die God vreest, hoort toe. ~ 87 1Pet 2:17| hebt de broederschap lief; vreest God; eert den koning. ~ 88 1Pet 3:6 | als gij weldoet, en niet vreest voor enige verschrikking. ~ 89 1Pet 3:14| wil, zo zijt gij zalig; en vreest niet uit vreze van hen, 90 1Joh 4:18| vrees heeft pijn, en die vreest, is niet volmaakt in de 91 Open 14:7 | Zeggende met een grote stem: Vreest God, en geeft Hem heerlijkheid, 92 Open 19:5 | dienstknechten, en gij, die Hem vreest, beiden klein en groot! ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License