Book Chapter: Verse
1 2Sa 8:16 | Zeruja, was over het heir; en Josafat, zoon van Achilud, was kanselier. ~
2 2Sa 20:24 | was over de schatting; en Josafat, de zoon van Ahilud, was
3 1Kon 4:3 | Sisa, waren schrijvers; Josafat, de zoon van Ahilud, was
4 1Kon 15:24| vader David; en zijn zoon Josafat werd koning in zijn plaats. ~
5 1Kon 22:2 | geschiedde in het derde jaar, als Josafat, de koning van Juda, tot
6 1Kon 22:4 | 4 Daarna zeide hij tot Josafat: Zult gij met mij trekken
7 1Kon 22:4 | naar Ramoth in Gilead? En Josafat zeide tot den koning van
8 1Kon 22:5 | 5 Verder zeide Josafat tot den koning van Israel:
9 1Kon 22:7 | 7 Maar Josafat zeide: Is hier niet nog
10 1Kon 22:8 | de koning van Israel tot Josafat: Er is nog een man, om door
11 1Kon 22:8 | Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: De koning zegge niet
12 1Kon 22:10| koning van Israel nu, en Josafat, de koning van Juda, zaten
13 1Kon 22:18| de koning van Israel tot Josafat: Heb ik tot u niet gezegd:
14 1Kon 22:29| de koning van Israel en Josafat, de koning van Juda, op
15 1Kon 22:30| koning van Israel zeide tot Josafat: Als ik mij versteld heb,
16 1Kon 22:32| de oversten der wagenen Josafat zagen, dat zij zeiden: Gewisselijk,
17 1Kon 22:32| hem, om te strijden; maar Josafat riep uit. ~
18 1Kon 22:41| 41 Josafat nu, de zoon van Asa, werd
19 1Kon 22:42| 42 Josafat was vijf en dertig jaren
20 1Kon 22:45| 45 En Josafat maakte vrede met den koning
21 1Kon 22:46| der geschiedenissen van Josafat, en zijn macht, die hij
22 1Kon 22:49| 49 En Josafat maakte schepen van Tharsis,
23 1Kon 22:50| de zoon van Achab, tot Josafat: Laat mijn knechten met
24 1Kon 22:50| op de schepen varen; maar Josafat wilde niet. ~
25 1Kon 22:51| 51 En Josafat ontsliep met zijn vaderen,
26 1Kon 22:52| het zeventiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en
27 2Kon 1:17| van Joram, den zoon van Josafat, den koning van Juda; want
28 2Kon 3:1 | het achttiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en
29 2Kon 3:7 | hij ging heen, en zond tot Josafat, den koning van Juda, zeggende:
30 2Kon 3:11| 11 En Josafat zeide: Is hier geen profeet
31 2Kon 3:12| 12 En Josafat zeide: Des HEEREN woord
32 2Kon 3:12| de koning van Israel, en Josafat, en de koning van Edom. ~
33 2Kon 3:14| niet het aangezicht van Josafat, den koning van Juda, opnam,
34 2Kon 8:16| koning van Israel, toen Josafat koning was van Juda, begon
35 2Kon 8:16| begon Jehoram, de zoon van Josafat, den koning van Juda, te
36 2Kon 9:2 | waar Jehu, de zoon van Josafat, den zoon van Nimsi, is;
37 2Kon 9:14| maakte Jehu, de zoon van Josafat, den zoon van Nimsi, een
38 2Kon 12:18| de geheiligde dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn
39 2Kon 13:18| de geheiligde dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn
40 1Kro 3:10| zoon was Asa; zijn zoon was Josafat; ~
41 1Kro 11:43| de zoon van Maacha, en Josafat, de Mithniet; ~
42 1Kro 15:24| 24 En Sebanja, en Josafat, en Nethaneel, en Amasai,
43 1Kro 18:15| Zeruja, was over het heir; en Josafat, de zoon van Ahilud, was
44 1Kro 19:15| Zeruja, was over het heir; en Josafat, de zoon van Ahilud, was
45 2Kro 18:1 | 1 En zijn zoon Josafat werd koning in zijn plaats,
46 2Kro 18:3 | 3 En de HEERE was met Josafat; want hij wandelde in de
47 2Kro 18:5 | zijn hand, en gans Juda gaf Josafat geschenken; en hij had rijkdom
48 2Kro 18:10| zij niet krijgden tegen Josafat. ~
49 2Kro 18:11| Filistijnen brachten zij Josafat geschenken met het opgelegde
50 2Kro 18:12| 12 Alzo nam Josafat toe, en werd ten hoogste
51 2Kro 19:1 | 1 Josafat nu had rijkdom en eer in
52 2Kro 19:3 | koning van Israel, zeide tot Josafat, den koning van Juda: Zult
53 2Kro 19:4 | 4 Verder zeide Josafat tot den koning van Israel:
54 2Kro 19:6 | 6 Maar Josafat zeide: Is hier niet nog
55 2Kro 19:7 | de koning van Israel tot Josafat: Er is nog een man, om door
56 2Kro 19:7 | Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: de koning zegge niet
57 2Kro 19:9 | koning van Israel nu en Josafat, de koning van Juda, zaten
58 2Kro 19:17| de koning van Israel tot Josafat: Heb ik tot u niet gezegd:
59 2Kro 19:28| de koning van Israel, en Josafat, de koning van Juda, op
60 2Kro 19:29| koning van Israel zeide tot Josafat: Als ik mij versteld heb,
61 2Kro 19:31| de oversten der wagenen Josafat zagen, dat zij zeiden: Die
62 2Kro 19:31| hem, om te strijden; maar Josafat riep, en de HEERE hielp
63 2Kro 20:1 | 1 En Josafat, de koning van Juda, keerde
64 2Kro 20:2 | en zeide tot den koning Josafat: Zoudt gij den goddeloze
65 2Kro 20:4 | 4 Josafat nu woonde in Jeruzalem;
66 2Kro 20:8 | 8 Daartoe stelde Josafat ook te Jeruzalem enige van
67 2Kro 21:1 | Ammonieten, kwamen tegen Josafat ten strijde. ~
68 2Kro 21:2 | 2 Toen kwamen er, die Josafat boodschapten, zeggende:
69 2Kro 21:3 | 3 Josafat nu vreesde, en stelde zijn
70 2Kro 21:5 | 5 En Josafat stond in de gemeente van
71 2Kro 21:15| Jeruzalem, en gij, koning Josafat! Alzo zegt de HEERE tot
72 2Kro 21:18| 18 Toen neigde zich Josafat met het aangezicht ter aarde;
73 2Kro 21:20| als zij uittogen, stond Josafat en zeide: Hoort mij, o Juda,
74 2Kro 21:25| 25 Josafat nu en zijn volk kwamen,
75 2Kro 21:27| Juda en Jeruzalem weder, en Josafat in de voorspitse van hen,
76 2Kro 21:30| Alzo was het koninkrijk van Josafat stil; en zijn God gaf hem
77 2Kro 21:31| 31 Zo regeerde Josafat over Juda; hij was vijf
78 2Kro 21:34| der geschiedenissen van Josafat, de eerste en de laatste,
79 2Kro 21:35| dezen vergezelschapte zich Josafat, de koning van Juda, met
80 2Kro 21:37| Maresa, profeteerde tegen Josafat, zeggende: Omdat gij u met
81 2Kro 22:1 | 1 Daarna ontsliep Josafat met zijn vaderen, en werd
82 2Kro 22:2 | deze allen waren zonen van Josafat, den koning van Israel. ~
83 2Kro 22:12| in de wegen van uw vader Josafat, en in de wegen van Asa,
84 2Kro 22:21| 1 Daarna ontsliep Josafat met zijn vaderen, en werd
85 2Kro 22:22| deze allen waren zonen van Josafat, den koning van Israel. ~
86 2Kro 22:32| in de wegen van uw vader Josafat, en in de wegen van Asa,
87 2Kro 23:9 | zeiden: Hij is de zoon van Josafat, die den HEERE met zijn
88 Joe 3:2 | afvoeren in het dal van Josafat; en Ik zal met hen aldaar
89 Joe 3:12 | optrekken naar het dal van Josafat; maar aldaar zal Ik zitten,
90 Matt 1:8 | 8 En Asa gewon Josafat, en Josafat gewon Joram,
91 Matt 1:8 | En Asa gewon Josafat, en Josafat gewon Joram, en Joram gewon
|