Book Chapter: Verse
1 2Kon 17:20| vaderen, in de stad Davids; en Hizkia, zijn zoon, werd koning
2 2Kon 18:20| vaderen, in de stad Davids; en Hizkia, zijn zoon, werd koning
3 2Kon 20:1 | den koning van Israel, dat Hizkia koning werd, de zoon van
4 2Kon 20:9 | vierde jaar van den koning Hizkia (hetwelk was het zevende
5 2Kon 20:10| jaren, in het zesde jaar van Hizkia; het was het negende jaar
6 2Kon 20:13| veertiende jaar van den koning Hizkia kwam Sanherib, de koning
7 2Kon 20:14| 14 Toen zond Hizkia, de koning van Juda, tot
8 2Kon 20:14| legde de koning van Assyrie Hizkia, den koning van Juda, driehonderd
9 2Kon 20:15| 15 Alzo gaf Hizkia al het zilver, dat gevonden
10 2Kon 20:16| 16 Te dier tijd sneed Hizkia het goud af van de deuren
11 2Kon 20:16| HEEREN, en van de posten, die Hizkia, de koning van Juda, had
12 2Kon 20:17| van Lachis tot den koning Hizkia, met een zwaar heir naar
13 2Kon 20:19| zeide tot hen: Zegt nu tot Hizkia: Zo zegt de grote koning,
14 2Kon 20:22| hoogten en Wiens altaren Hizkia weggenomen heeft, en tot
15 2Kon 20:29| 29 Zo zegt de koning: Dat Hizkia u niet bedriege: want hij
16 2Kon 20:30| 30 Daartoe dat Hizkia u niet doe vertrouwen op
17 2Kon 20:31| 31 Hoort naar Hizkia niet; want zo zegt de koning
18 2Kon 20:32| sterven; en hoort niet naar Hizkia, want hij hitst u op, zeggende:
19 2Kon 20:37| Asaf, de kanselier, tot Hizkia, met gescheurde klederen;
20 2Kon 21:1 | geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde, zo scheurde
21 2Kon 21:3 | zeiden tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een dag der
22 2Kon 21:5 | knechten van den koning Hizkia kwamen tot Jesaja. ~
23 2Kon 21:9 | zond hij weder boden tot Hizkia, zeggende: ~
24 2Kon 21:10| Zo zult gij spreken tot Hizkia, den koning van Juda, zeggende:
25 2Kon 21:14| 14 Als nu Hizkia de brieven uit der boden
26 2Kon 21:14| het huis des HEEREN, en Hizkia breidde die uit voor het
27 2Kon 21:15| 15 En Hizkia bad voor het aangezicht
28 2Kon 21:20| Jesaja, de zoon van Amoz, tot Hizkia, zeggende: Zo spreekt de
29 2Kon 22:1 | 1 In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe;
30 2Kon 22:3 | ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer. ~
31 2Kon 22:5 | 5 Keer weder en zeg tot Hizkia, den voorganger Mijns volks:
32 2Kon 22:8 | 8 Hizkia nu had gezegd tot Jesaja:
33 2Kon 22:10| 10 Toen zeide Hizkia: Het is der schaduwe licht,
34 2Kon 22:12| brieven en een geschenk aan Hizkia; want hij had gehoord, dat
35 2Kon 22:12| want hij had gehoord, dat Hizkia krank geweest was. ~
36 2Kon 22:13| 13 En Hizkia hoorde naar hen, en hij
37 2Kon 22:14| profeet Jesaja tot den koning Hizkia, en zeide tot hem: Wat hebben
38 2Kon 22:14| zijn zij tot u gekomen? En Hizkia zeide: Zij zijn uit verren
39 2Kon 22:15| zij gezien in uw huis? En Hizkia zeide: Zij hebben alles
40 2Kon 22:16| 16 Toen zeide Jesaja tot Hizkia: Hoor des HEEREN woord. ~
41 2Kon 22:19| 19 Maar Hizkia zeide tot Jesaja: Het woord
42 2Kon 22:20| der geschiedenissen van Hizkia, en al zijn macht, en hoe
43 2Kon 22:21| 21 En Hizkia ontsliep met zijn vaderen;
44 2Kon 23:3 | de hoogten weder op, die Hizkia, zijn vader, verdorven had;
45 1Kro 3:13| was Achaz; zijn zoon was Hizkia; zijn zoon was Manasse; ~
46 1Kro 3:23| Nearja waren Eljoenai, en Hizkia, en Azrikam; drie. ~
47 1Kro 4:41| kwamen in de dagen van Hizkia, den koning van Juda, en
48 2Kro 29:18| zij binnen tot den koning Hizkia, en zeiden: Wij hebben het
49 2Kro 29:27| 27 En Hizkia beval, dat men het brandoffer
50 2Kro 31:2 | 2 En Hizkia bestelde de verdelingen
51 Ezra 2:16| De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig. ~
52 Neh 7:21 | De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig; ~
53 Neh 10:17 | 17 Ater, Hizkia, Azzur, ~
54 Spre 25:1 | Salomo, die de mannen van Hizkia, den koning van Juda, uitgeschreven
55 Jes 1:1 | Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia, de koningen van Juda. ~
56 Jes 36:1 | veertiende jaar van den koning Hizkia, dat Sanherib, de koning
57 Jes 36:2 | Jeruzalem tot den koning Hizkia, met een zwaar heir; en
58 Jes 36:4 | zeide tot hen: Zegt nu tot Hizkia: Zo zegt de grote koning,
59 Jes 36:7 | hoogten en Wiens altaren Hizkia weggenomen heeft, en Die
60 Jes 36:14 | Alzo zegt de koning: Dat Hizkia u niet bedriege, want hij
61 Jes 36:15 | 15 Daartoe, dat Hizkia u niet doe vertrouwen op
62 Jes 36:16 | 16 Hoort naar Hizkia niet; want alzo zegt de
63 Jes 36:18 | 18 Dat Hizkia ulieden niet verleide, zeggende:
64 Jes 36:22 | Asaf, de kanselier, tot Hizkia met gescheurde klederen;
65 Jes 37:1 | geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde, zo scheurde
66 Jes 37:3 | zeiden tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een dag der
67 Jes 37:5 | knechten van den koning Hizkia kwamen tot Jesaja. ~
68 Jes 37:9 | zond hij weder boden tot Hizkia, zeggende: ~
69 Jes 37:10 | zult gijlieden spreken tot Hizkia, den koning van Juda, zeggende:
70 Jes 37:14 | 14 Als nu Hizkia de brieven uit der boden
71 Jes 37:14 | het huis des HEEREN; en Hizkia breidde die uit voor het
72 Jes 37:15 | 15 En Hizkia bad tot den HEERE, zeggende: ~
73 Jes 37:21 | Jesaja, de zoon van Amoz, tot Hizkia, om te zeggen: Alzo zegt
74 Jes 38:1 | 1 In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe;
75 Jes 38:2 | 2 Toen keerde Hizkia zijn aangezicht om naar
76 Jes 38:3 | ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer. ~
77 Jes 38:5 | Ga henen, en zeg tot Hizkia: Zo zegt de HEERE, de God
78 Jes 38:9 | Dit is het schrift van Hizkia, koning van Juda, toen hij
79 Jes 38:22 | 22 En Hizkia had gezegd: Welk zal het
80 Jes 39:1 | brieven en een geschenk aan Hizkia; want hij had gehoord dat
81 Jes 39:2 | 2 En Hizkia verblijdde zich over hen,
82 Jes 39:2 | ganse heerschappij, dat Hizkia hun niet toonde. ~
83 Jes 39:3 | profeet Jesaja tot den koning Hizkia, en zeide tot hem: Wat hebben
84 Jes 39:3 | zijn zij tot u gekomen? En Hizkia zeide: Zij zijn uit verren
85 Jes 39:4 | zij gezien in uw huis? En Hizkia zeide: Zij hebben alles
86 Jes 39:5 | Toen zeide Jesaja tot Hizkia: Hoor het woord des HEEREN
87 Jes 39:8 | 8 Maar Hizkia zeide tot Jesaja: Het woord
88 Jer 26:18 | Morastiet, heeft in de dagen van Hizkia, koning van Juda, geprofeteerd,
89 Jer 26:19 | 19 Hebben ook Hizkia, de koning van Juda, en
90 Hos 1:1 | van Uzzia, Jotham, Achaz, Hizkia, koningen van Juda, en in
91 Zep 1:1 | van Amarja, den zoon van Hizkia; in de dagen van Josia,
|