Book Chapter: Verse
1 Gen 23:47 | 47 Toen vraagde ik haar, en
2 Gen 28:47 | 47 En Laban noemde hem Jegar-Sahadutha;
3 Gen 37:47 | 47 En het land bracht voort,
4 Gen 43 | 47 ~
5 Exo 12:47 | 47 De ganse vergadering van
6 Lev 11:47 | 47 Om te onderscheiden tussen
7 Lev 13:47 | 47 Verder als aan een kleed
8 Lev 14:47 | 47 Die ook in dat huis te slapen
9 Lev 24:47 | 47 En wanneer de hand eens
10 Num 1:47 | 47 Maar de Levieten, naar den
11 Num 3:47 | 47 Gij zult voor elk hoofd
12 Num 4:47 | 47 Van dertig jaren oud en
13 Num 7:47 | 47 En ten dankoffer: twee runderen,
14 Num 16:47 | 47 En Aaron nam het, gelijk
15 Num 26:47 | 47 Dat zijn de geslachten der
16 Num 31:47 | 47 Van die helft der kinderen
17 Num 32:47 | 47 En zij verreisden van Almon-Diblathaim,
18 Deu 4:47 | 47 En zijn land in bezitting
19 Deu 28:47 | 47 Omdat gij den HEERE, uw
20 Deu 32:47 | 47 Want dat is geen vergeefs
21 Joz 15:47 | 47 Asdod, haar onderhorige
22 Joz 19:47 | 47 Doch de landpale der kinderen
23 Ric 8:47 | 47 En het werd Abimelech aangezegd,
24 Ric 19:47 | 47 Doch zeshonderd mannen keerden
25 1Sa 14:47 | 47 Toen nam Saul het koninkrijk
26 1Sa 17:47 | 47 En deze ganse vergadering
27 2Sa 22:47 | 47 De HEERE leeft, en geloofd
28 1Kon 1:47| 47 Zo zijn ook de knechten
29 1Kon 7:47| 47 En Salomo liet al deze vaten
30 1Kon 8:47| 47 En zij in het land, waar
31 1Kon 22:47| 47 Ook deed hij uit het land
32 1Kro 1:47| 47 En Hadad stierf, en Samla,
33 1Kro 2:47| 47 De kinderen van Jochdai
34 1Kro 6:47| 47 Den zoon van Maheli, den
35 1Kro 11:47| 47 Eliel, en Obed, en Jaaziel
36 Ezra 2:47| 47 De kinderen van Giddel,
37 Neh 7:47 | 47 De kinderen van Keros, de
38 Neh 12:47 | 47 Daarom gaf gans Israel,
39 Psa 18:47 | 47 De HEERE leeft, en geloofd
40 Psa 47 | 47 ~
41 Psa 78:47 | 47 Hij doodde hun wijnstok
42 Psa 89:47 | 47 Hoe lang, o HEERE! zult
43 Psa 106:47 | 47 Verlos ons, HEERE, onze
44 Psa 119:47 | 47 En ik zal mij vermaken
45 Jes 47 | 47 ~
46 Jer 47 | 47 ~
47 Jer 48:47 | 47 Maar in het laatste
48 Jer 51:47 | 47 Daarom ziet, de dagen
49 Klaa 1:91| 47 Pe. De vreze en de
50 Eze 16:47 | 47 Doch gij hebt in haar
51 Eze 20:47 | 47 En zeg tot het zuiderwoud:
52 Eze 23:47 | 47 En de vergadering zal
53 Eze 40:47 | 47 En hij mat het voorhof:
54 Eze 47 | 47 ~
55 Dan 2:47 | 47 De koning antwoordde
56 Matt 5:47| 47 En indien gij uw broeders
57 Matt 12:47| 47 En iemand zeide tot Hem:
58 Matt 13:47| 47 Wederom is het Koninkrijk
59 Matt 24:47| 47 Voorwaar, Ik zeg u, dat
60 Matt 26:47| 47 En als Hij nog sprak, ziet,
61 Matt 27:47| 47 En sommigen van die daar
62 Mark 6:47| 47 En als het nu avond was
63 Mark 9:47| 47 En indien uw oog u ergert,
64 Mark 10:47| 47 En horende, dat het Jezus
65 Mark 14:47| 47 En een dergenen, die daarbij
66 Mark 15:47| 47 En Maria Magdalena, en Maria,
67 Luk 1:47 | 47 En mijn geest verheugt zich
68 Luk 2:47 | 47 En allen, die Hem hoorden,
69 Luk 6:47 | 47 Een iegelijk, die tot Mij
70 Luk 7:47 | 47 Daarom zeg Ik u: Haar zonden
71 Luk 8:47 | 47 De vrouw nu, ziende, dat
72 Luk 9:47 | 47 Maar Jezus, ziende de overleggingen
73 Luk 11:47 | 47 Wee u, want gij bouwt de
74 Luk 12:47 | 47 En die dienstknecht, welke
75 Luk 19:47 | 47 En Hij leerde dagelijks
76 Luk 20:47 | 47 Die der weduwen huizen opeten,
77 Luk 22:47 | 47 En als Hij nog sprak, ziet
78 Luk 23:47 | 47 Als nu de hoofdman over
79 Luk 24:47 | 47 En in Zijn Naam gepredikt
80 Joha 1:47| 47 En Nathanael zeide tot hem:
81 Joha 4:47| 47 Deze, gehoord hebbende,
82 Joha 5:47| 47 Maar zo gij zijn Schriften
83 Joha 6:47| 47 Voorwaar, voorwaar zeg Ik
84 Joha 7:47| 47 De Farizeen dan antwoordden
85 Joha 8:47| 47 Die uit God is, hoort de
86 Joha 11:47| 47 De overpriesters dan en
87 Joha 12:47| 47 En indien iemand Mijn woorden
88 Hand 2:47| 47 En prezen God, en hadden
89 Hand 5:47| 47 Kan ook iemand het water
90 Hand 7:47| 47 Want alzo heeft ons de Heere
91 1Kor 15:47| 47 De eerste mens is uit de
|