Book Chapter: Verse
1 Gen 4:1 | en zij werd zwanger, en baarde Kain, en zeide: Ik heb een
2 Gen 4:17 | en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde een
3 Gen 4:20 | 20 En Ada baarde Jabal; deze is geweest een
4 Gen 4:22 | 22 En Zilla baarde ook Tubal-Kain, een leermeester
5 Gen 4:25 | wederom zijn huisvrouw, en zij baarde een zoon, en zij noemde
6 Gen 15:1 | Sarai, Abrams huisvrouw, baarde hem niet; en zij had een
7 Gen 15:15 | 15 En Hagar baarde Abram een zoon; en Abram
8 Gen 15:16 | toen Hagar Ismael aan Abram baarde. ~ ~
9 Gen 18:37 | 37 En de eerstgeborene baarde een zoon, en noemde zijn
10 Gen 18:38 | 38 En de jongste baarde ook een zoon, en noemde
11 Gen 20:2 | En Sara werd bevrucht, en baarde Abraham een zoon in zijn
12 Gen 21:23 | gewon Rebekka) deze acht baarde Milka aan Nahor, den broeder
13 Gen 21:24 | naam was Reuma, diezelve baarde ook Tebah, en Gaham, en
14 Gen 23:69 | 2 En zij baarde hem Zimran en Joksan, en
15 Gen 27:32 | En Lea werd bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde
16 Gen 27:33 | werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Dewijl
17 Gen 27:34 | zij werd nog bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Nu zal
18 Gen 27:35 | werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal
19 Gen 27:36 | zag, dat zij Jakob niet baarde, zo benijdde Rachel haar
20 Gen 27:40 | En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon. ~
21 Gen 27:42 | werd wederom bevrucht, en baarde Jakob den tweeden zoon. ~
22 Gen 27:45 | Zilpa, Lea's dienstmaagd, baarde Jakob een zoon. ~
23 Gen 27:47 | 12 Daarna baarde Zilpa, Lea's dienstmaagd,
24 Gen 27:52 | en zij werd bevrucht, en baarde Jakob den vijfden zoon. ~
25 Gen 27:54 | wederom bevrucht, en zij baarde Jakob den zesden zoon. ~
26 Gen 27:56 | 21 En zij baarde daarna een dochter; en zij
27 Gen 27:58 | En zij werd bevrucht, en baarde een zoon; en zij zeide:
28 Gen 32:16 | Efrath te komen; en Rachel baarde, en zij had het hard in
29 Gen 33:4 | 4 Ada nu baarde aan Ezau Elifaz, en Basmath
30 Gen 33:4 | Ezau Elifaz, en Basmath baarde Rehuel. ~
31 Gen 33:5 | 5 En Aholibama baarde Jehus, en Jaelam, en Korah.
32 Gen 33:12 | den zoon van Ezau, en zij baarde aan Elifaz Amalek; dit zijn
33 Gen 33:14 | Ezau's huisvrouw; en zij baarde aan Ezau Jehus, en Jaelam,
34 Gen 35:3 | En zij werd bevrucht, en baarde een zoon, en hij noemde
35 Gen 35:4 | werd zij weder bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde
36 Gen 35:5 | En zij voer nog voort, en baarde een zoon, en noemde zijn
37 Gen 35:5 | te Chezib, toen zij hem baarde. ~
38 Gen 35:28 | het geschiedde, als zij baarde, dat een de hand uitgaf;
39 Gen 37:50 | Potifera, overste van On, hem baarde. ~
40 Gen 42:18 | Lea gegeven had; en zij baarde Jakob deze zestien zielen. ~
41 Gen 42:20 | Potifera, den overste te On, baarde. ~
42 Gen 42:25 | Rachel gegeven had; en zij baarde dezelve Jakob, zij waren
43 Exo 2:2 | de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon. Toen zij hem zag,
44 Exo 2:22 | 22 Die baarde een zoon; en hij noemde
45 Exo 6:19 | zich tot huisvrouw, en zij baarde hem Aaron en Mozes; en de
46 Exo 6:22 | zuster van Nahesson; en zij baarde hem Nadab en Abihu, Eleazar
47 Exo 6:24 | Putiel tot een vrouw; en zij baarde hem Pinehas. Dit zijn de
48 Num 26:59 | welke de huisvrouw van Levi baarde in Egypte; en deze baarde
49 Num 26:59 | baarde in Egypte; en deze baarde aan Amram, Aaron, en Mozes,
50 Ric 7:31 | hetwelk te Sichem was, baarde hem ook een zoon; en hij
51 Ric 10:2 | 2 Gileads huisvrouw baarde hem ook zonen; en de zonen
52 Ric 12:2 | huisvrouw was onvruchtbaar en baarde niet. ~
53 Ric 12:24 | 24 Daarna baarde deze vrouw een zoon, en
54 Rut 1:12 | een man had, ja, ook zonen baarde; ~
55 Rut 4:12 | Perez (die Thamar aan Juda baarde), van het zaad, dat de HEERE
56 Rut 4:13 | zwanger werd en een zoon baarde. ~
57 1Sa 1:20 | Hanna bevrucht werd, en baarde een zoon, en zij noemde
58 1Sa 2:21 | en zij werd bevrucht, en baarde drie zonen en twee dochters;
59 1Sa 4:19 | zo kromde zij zich, en baarde; want haar weeen overvielen
60 2Sa 11:27 | werd hem ter vrouwe, en baarde hem een zoon. Doch deze
61 2Sa 12:24 | en lag bij haar; en zij baarde een zoon, wiens naam zij
62 1Kon 11:20| de zuster van Tachpenes baarde hem zijn zoon Genubath,
63 2Kon 4:17| de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon op dien gezette
64 1Kro 1:32| Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, en Medan,
65 1Kro 2:4 | Thamar, zijn schoondochter, baarde hem Perez en Zerah. Al de
66 1Kro 2:17| 17 En Abigail baarde Amasa; en de vader van Amasa
67 1Kro 2:19| nam zich Kaleb Efrath, die baarde hem Hur. ~
68 1Kro 2:21| zestig jaren oud was; en zij baarde hem Segub. ~
69 1Kro 2:29| Abisur was Abihail: die baarde hem Achban en Molid. ~
70 1Kro 2:35| Jarha tot een vrouw; en zij baarde hem Attai. ~
71 1Kro 2:46| het bijwijf van Kaleb, baarde Haran, en Moza, en Gazez;
72 1Kro 2:49| den vader van Madmanna, baarde Seva, den vader van Machbena,
73 1Kro 4:6 | 6 En Naara baarde hem Ahuzzam, en Hefer, en
74 1Kro 4:17| en Efer, en Jalon; en zij baarde Mirjam, en Sammai, en Isbah,
75 1Kro 4:18| En zijn Joodse huisvrouw baarde Jered, den vader van Gedor,
76 1Kro 7:14| welken de vrouw van Gilead baarde; doch zijn bijwijf, de Syrische,
77 1Kro 7:14| zijn bijwijf, de Syrische, baarde Machir, den vader van Gilead. ~
78 1Kro 7:16| de huisvrouw van Machir, baarde een zoon, en zij noemde
79 1Kro 7:18| zijn zuster Molecheth, zij baarde Ishod, en Abiezer, en Mahela. ~
80 1Kro 7:23| en zij werd zwanger, en baarde een zoon; en hij noemde
81 2Kro 12:19| 19 Dewelke hem zonen baarde, Jeus, en Semaria, en Zaham. ~
82 2Kro 12:20| dochter van Absalom; deze baarde hem Abia, en Attai, en Ziza,
83 Jes 8:3 | genaderd, die werd zwanger, en baarde een zoon; en de HEERE zeide
84 Jer 15:9 | 9 Zij, die zeven baarde, is zwak geworden; zij heeft
85 Hos 1:3 | Diblaim; en zij ontving; en baarde hem een zoon. ~
86 Hos 1:6 | zij ontving wederom, en baarde een dochter; en Hij zeide
87 Hos 1:8 | gespeend had, ontving zij, en baarde een zoon. ~
88 Luk 1:57 | zij baren zoude, en zij baarde een zoon. ~
89 Luk 2:7 | 7 En zij baarde haar eerstgeboren Zoon,
90 Open 12:5 | 5 En zij baarde een mannelijken zoon, die
|