Book Chapter: Verse
1 Gen 9:2 | 2 En uw vrees, en uw verschrikking zij
2 Gen 14:25 | in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een
3 Gen 20:17 | tot haar: Wat is u, Hagar? Vrees niet; want God heeft naar
4 Gen 24:24 | God van Abraham, uw vader; vrees niet; want Ik ben met u;
5 Gen 32:17 | de vroedvrouw tot haar: Vrees niet; want deze zoon zult
6 Gen 38:18 | dit, zo zult gij leven; ik vrees God. ~
7 Gen 42:3 | die God, uws vaders God; vrees niet van af te trekken naar
8 Exo 15:16 | 16 Verschrikking en vrees zal op hen vallen; door
9 Num 21:34 | HEERE nu zeide tot Mozes: Vrees hem niet; want Ik heb hem
10 Deu 3:2 | zeide de HEERE tot mij: Vrees hem niet, want Ik heb hem,
11 Deu 31:8 | begeven, noch u verlaten; vrees niet, en ontzet u niet. ~
12 Joz 8:1 | zeide de HEERE tot Jozua: Vrees niet, en ontzet u niet;
13 Joz 10:8 | HEERE had tot Jozua gezegd: Vrees u niet voor hen, want Ik
14 Joz 11:6 | de HEERE zeide tot Jozua: Vrees niet voor hun aangezichten;
15 Ric 4:18 | mijn heer, wijk in tot mij, vrees niet! En hij week tot haar
16 Ric 5:23 | zeide tot hem: Vrede zij u, vrees niet, gij zult niet sterven. ~
17 Rut 3:11 | 11 En nu, mijn dochter, vrees niet; al wat gij gezegd
18 1Sa 4:20 | vrouwen, die bij haar stonden: Vrees niet, want gij hebt een
19 1Sa 22:23 | 23 Blijf bij mij; vrees niet; want wie mijn ziel
20 1Sa 23:17 | 17 En hij zeide tot hem: Vrees niet, want de hand van Saul,
21 1Sa 28:13 | de koning zeide tot haar: Vrees niet; maar wat ziet gij?
22 2Sa 9:7 | En David zeide tot hem: Vrees niet, want ik zal zekerlijk
23 1Kon 17:13 | En Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar
24 1Kon 18:12 | doden; ik, uw knecht, nu vrees den HEERE van mijn jonkheid
25 2Kon 1:15 | tot Elia: Ga af met hem; vrees niet voor zijn aangezicht.
26 2Kon 6:16 | 16 En hij zeide: Vrees niet; want die bij ons zijn,
27 2Kon 21:6 | zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor de woorden, die
28 1Kro 23:13 | sterk en heb goeden moed, vrees niet, en wees niet verslagen! ~
29 1Kro 29:20 | goeden moed, en doe het, vrees niet, en wees niet verslagen;
30 Job 23:15 | beroerd; aanmerk het, en vrees voor Hem; ~
31 Psa 49:17 | 17 Vrees niet, wanneer een man rijk
32 Psa 55:6 | 6 Vrees en beving komt mij aan,
33 Spre 1:7 | 7 De vrees des HEEREN is het beginsel
34 Spre 3:7 | Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het
35 Spre 3:25 | 25 Vrees niet voor haastigen schrik,
36 Spre 24:21 | 21 Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning;
37 Pred 5:6 | alzo in veel woorden; maar vrees gij God! ~
38 Pred 12:13 | is het einde van de zaak: Vrees God, en houd Zijn geboden,
39 Jes 7:4 | Wacht u, en zijt gerust, vrees niet, en uw hart worde niet
40 Jes 7:25 | daar zal men niet komen uit vrees der doornen en der distelen;
41 Jes 24:17 | 17 De vrees, en de kuil, en de strik
42 Jes 37:6 | zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor de woorden, die
43 Jes 40:9 | op met macht, hef ze op, vrees niet, zeg den steden
44 Jes 41:10 | 10 Vrees niet, want Ik ben met u;
45 Jes 41:13 | rechterhand aan, Die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u. ~
46 Jes 41:14 | 14 Vrees niet, gij wormpje Jakobs,
47 Jes 43:1 | uw Formeerder, o Israel! vrees niet, want Ik heb u verlost;
48 Jes 43:5 | 5 Vrees niet, want Ik ben met u;
49 Jes 44:2 | den buik af, Die u helpt: Vrees niet, o Jakob, Mijn knecht,
50 Jes 54:4 | 4 Vrees niet, want gij zult niet
51 Jer 1:8 | 8 Vrees niet voor hun aangezicht,
52 Jer 30:5 | der verschrikking; er is vrees en geen vrede. ~
53 Jer 30:10 | 10 Gij dan, vrees niet, o Mijn knecht Jakob!
54 Jer 46:27 | gij, Mijn knecht Jakob! vrees niet, en ontzet u niet,
55 Jer 46:28 | Gij dan Mijn knecht Jakob! vrees niet, spreekt de HEERE;
56 Klaa 1:101| aanriep; Gij hebt gezegd: Vrees niet! ~
57 Eze 2:6 | En gij, mensenkind! vrees niet voor hen, en vrees
58 Eze 2:6 | vrees niet voor hen, en vrees niet voor hun woorden, hoewel
59 Eze 2:6 | bij schorpioenen woont; vrees voor hun woorden niet,
60 Eze 3:9 | diamant, harder dan een rots; vrees hen niet, en ontzet u niet
61 Dan 10:12 | Toen zeide Hij tot mij: Vrees niet, Daniel! want van den
62 Dan 10:19 | 19 En Hij zeide: Vrees niet, gij zeer gewenste
63 Joe 2:21 | 21 Vrees niet, o land! verheug u,
64 Zep 3:16 | Jeruzalem gezegd worden: Vrees niet, o Sion! laat uw handen
65 Matt 14:26 | En zij schreeuwden van vrees. ~
66 Matt 28:4 | 4 En uit vrees van hem zijn de wachters
67 Mark 5:36 | den overste der synagoge: Vrees niet; geloof alleenlijk. ~
68 Luk 1:13 | de engel zeide tot hem: Vrees niet, Zacharias! want uw
69 Luk 1:30 | de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt
70 Luk 1:65 | 65 En er kwam vrees over allen, die rondom hen
71 Luk 5:10 | En Jezus zeide tot Simon: Vrees niet; van nu aan zult gij
72 Luk 8:50 | antwoordde hem, zeggende: Vrees niet, geloof alleenlijk,
73 Luk 21:26 | het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen,
74 Joha 7:13 | vrijmoediglijk van Hem, om de vrees der Joden. ~
75 Joha 12:15 | 15 Vrees niet, gij dochter Sions,
76 Hand 21:24 | 24 Zeggende: Vrees niet, Paulus, gij moet voor
77 Rom 11:20 | niet hooggevoelende, maar vrees. ~
78 Rom 13:4 | indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard
79 2Kor 7:5 | buiten was strijd, van binnen vrees. ~
80 2Kor 7:11 | verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen, ja, ijver,
81 2Kor 11:3 | 3 Doch ik vrees, dat niet enigszins, gelijk
82 2Kor 12:20 | 20 Want ik vrees, dat als ik gekomen zal
83 Gal 4:11 | 11 Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins
84 1Joh 4:18 | Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde
85 1Joh 4:18 | volmaakte liefde drijft de vrees buiten; want de vrees heeft
86 1Joh 4:18 | de vrees buiten; want de vrees heeft pijn, en die vreest,
87 Open 1:17 | op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en
88 Open 2:10 | 10 Vrees geen der dingen, die gij
89 Open 11:11 | hun voeten; en er is grote vrees gevallen op degenen, die
|