Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
tast 5
tastelijken 1
tasten 8
te 6026
tebah 1
tebalja 1
tebeth 1
Frequency    [«  »]
6228 der
6208 uw
6044 u
6026 te
5967 heere
5858 des
5824 hem

Bijbel

IntraText - Concordances

te

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026

     Book Chapter: Verse
501 Num 7:5 | opdat zij zijn mogen om te bedienen den dienst van 502 Num 7:89 | samenkomst ging, om met Hem te spreken, zo hoorde hij een 503 Num 8:7 | zult gij hun doen, om hen te reinigen: spreng op hen 504 Num 8:11 | om den dienst des HEEREN te bedienen. ~ 505 Num 8:12 | over de Levieten verzoening te doen. ~ 506 Num 8:15 | om de tent der samenkomst te bedienen; en gij zult hen 507 Num 8:19 | in de tent der samenkomst te bedienen, en om voor de 508 Num 8:19 | kinderen Israels verzoening te doen, dat er geen plage 509 Num 8:21 | verzoening over hen, om hen te reinigen. ~ 510 Num 8:22 | Levieten, om hun dienst te bedienen in de tent der 511 Num 8:24 | zij inkomen, om den strijd te strijden, in den dienst 512 Num 8:26 | samenkomst, om de wacht waar te nemen; maar den dienst zal 513 Num 9:13 | en nalaten zal het pascha te houden, zo zal diezelve 514 Num 10:33 | voor hen een rustplaats uit te speuren. ~ 515 Num 11:4 | zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven? ~ 516 Num 11:13 | vlees hebben, om al dit volk te geven? Want zij wenen tegen 517 Num 11:14 | dragen; want het is mij te zwaar! ~ 518 Num 11:18 | zeggende: Wie zal ons vlees te eten geven? want het ging 519 Num 11:21 | zeide: Zeshonderd duizend te voet is dit volk, in welks 520 Num 12:8 | Mijn knecht, tegen Mozes, te spreken? ~ 521 Num 13:16 | Mozes zond, om dat land te verspieden; en Mozes noemde 522 Num 13:17 | hen, om het land Kanaan te verspieden; en hij zeide 523 Num 13:32 | doorgegaan zijn, om het te verspieden, is een land, 524 Num 14:3 | goed zijn naar Egypte weder te keren? ~ 525 Num 14:7 | getrokken zijn, om hetzelve te verspieden, is een uitermate 526 Num 14:24 | hij volhard heeft Mij na te volgen, zo zal Ik hem brengen 527 Num 14:35 | zullen in deze woestijn te niet worden, en zullen daar 528 Num 14:36 | gezonden had, om het land te verspieden, en wedergekomen 529 Num 14:38 | heengegaan waren, om het land te verspieden. ~ 530 Num 14:44 | om op de hoogte des bergs te klimmen; maar de ark des 531 Num 15:3 | brandoffer, of slachtoffer, om af te zonderen een gelofte, of 532 Num 15:3 | HEERE een liefelijken reuk te maken, van runderen of van 533 Num 15:8 | slachtoffer, om een gelofte af te zonderen, of ten dankoffer 534 Num 15:41 | uitgevoerd heb, om u tot een God te zijn; Ik ben de HEERE, uw 535 Num 16:3 | en zeiden tot hen: Het is te veel voor u, want deze ganse 536 Num 16:7 | zal heilig zijn. Het is te veel voor u, gij, kinderen 537 Num 16:9 | 9 Is het u te weinig, dat de God van Israel 538 Num 16:9 | afgescheiden, om ulieden tot Zich te doen naderen; om den dienst 539 Num 16:9 | van des HEEREN tabernakel te bedienen, en te staan voor 540 Num 16:9 | tabernakel te bedienen, en te staan voor het aangezicht 541 Num 16:9 | der vergadering, om hen te dienen? ~ 542 Num 16:12 | Abiram, de zonen van Eliab, te roepen; maar zij zeiden: 543 Num 16:13 | 13 Is het te weinig, dat gij ons uit 544 Num 16:13 | hebt opgevoerd, om ons te doden in de woestijn, dat 545 Num 16:28 | heeft, om al deze daden te doen, dat zij niet uit mijn 546 Num 16:31 | geeindigd had al deze woorden te spreken, zo werd het aardrijk, 547 Num 16:38 | 38 Te weten de wierookvaten van 548 Num 16:40 | nadere om reukwerk aan te steken voor het aangezicht 549 Num 18:19 | van de tent der samenkomst te bedienen. ~ 550 Num 18:35 | der samenkomst, om zonde te dragen en te sterven. ~ 551 Num 18:35 | samenkomst, om zonde te dragen en te sterven. ~ 552 Num 19:6 | van de tent der samenkomst te bedienen. ~ 553 Num 19:22 | der samenkomst, om zonde te dragen en te sterven. ~ 554 Num 19:22 | samenkomst, om zonde te dragen en te sterven. ~ 555 Num 20:1 | maand, zo bleef het volk te Kades. En Mirjam stierf 556 Num 20:5 | optrekken uit Egypte, om ons te brengen in deze kwade plaats? 557 Num 20:5 | ook is er geen water om te drinken. ~ 558 Num 20:16 | Egypte; en ziet, wij zijn te Kades, en stad aan het uiterste 559 Num 20:19 | alleenlijk, zonder iets anders, te voet doortrekken. ~ 560 Num 20:21 | weigerde Edom Israel toe te laten door zijn landpale 561 Num 20:21 | laten door zijn landpale te trekken; daarom week Israel 562 Num 21:10 | Israels, en zij legerden zich te Oboth. ~ 563 Num 21:23 | toe, door zijn landpale te trekken; maar Sihon vergaderde 564 Num 21:23 | de woestijn, en hij kwam te Jahza, en streed tegen Israel; ~ 565 Num 21:25 | de steden der Amorieten, te Hesbon, en in al haar onderhorige 566 Num 21:32 | Daarna zond Mozes om Jaezer te verspieden; en zij namen 567 Num 21:34 | koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, gedaan hebt. ~ 568 Num 22:4 | groente des velds oplikt. Te dier tijd nu was Balak, 569 Num 22:5 | Bileam, den zoon van Beor, te Pethor, hetwelk aan de rivier 570 Num 22:5 | kinderen zijns volks, om hem te roepen, zeggende: Zie, er 571 Num 22:13 | de HEERE weigert mij toe te laten met ulieden te gaan. ~ 572 Num 22:13 | toe te laten met ulieden te gaan. ~ 573 Num 22:14 | heeft geweigerd met ons te gaan. ~ 574 Num 22:15 | Balak voer nog voort vorsten te zenden, meer en eerlijker, 575 Num 22:16 | toch niet beletten tot mij te komen! ~ 576 Num 22:18 | bevel des HEEREN mijns Gods te overtreden, om te doen klein 577 Num 22:18 | mijns Gods te overtreden, om te doen klein of groot. ~ 578 Num 22:20 | mannen gekomen zijn, om u te roepen, sta op, ga met hen; 579 Num 22:23 | om dezelve naar den weg te doen wenden. ~ 580 Num 22:25 | daarom voer hij voort haar te slaan. ~ 581 Num 22:26 | plaats, waar geen weg was om te wijken ter rechterhand noch 582 Num 22:30 | ooit gewend geweest u alzo te doen? Hij dan zeide: Neen! ~ 583 Num 22:37 | ernstiglijk tot u gezonden, om u te roepen? Waarom zijt gij 584 Num 22:37 | mij gekomen? Kan ik u niet te recht vereren? ~ 585 Num 22:39 | met Balak; en zij kwamen te Kirjath-Huzzoth. 586 Num 23:11 | genomen, om mijn vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt 587 Num 23:12 | Zal ik dat niet waarnemen te spreken, wat de HEERE in 588 Num 23:20 | 20 Zie, ik heb ontvangen te zegenen; dewijl Hij zegent, 589 Num 23:23 | waarzeggerij tegen Israel. Te dezer tijd zal van Jakob 590 Num 24:10 | geroepen, om mijn vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt 591 Num 25:1 | 1 En Israel verbleef te Sittim, en het volk begon 592 Num 25:1 | Sittim, en het volk begon te hoereren met de dochteren 593 Num 27:14 | de wateren voor hun ogen te heiligen. Dat zijn de wateren 594 Num 27:20 | heerlijkheid, opdat zij horen, te weten de ganse vergadering 595 Num 28:2 | zult gij waarnemen, om Mij te offeren op zijn gezetten 596 Num 28:22 | over ulieden verzoening te doen. ~ 597 Num 28:30 | geitenbok, om voor u verzoening te doen. ~ 598 Num 29:5 | over ulieden verzoening te doen; ~ 599 Num 30:8 | gelofte, die op haar was, zal te niet maken, mitsgaders de 600 Num 30:12 | man die dingen ganselijk te niet maakt, ten dage als 601 Num 30:12 | bestaan; haar man heeft ze te niet gemaakt, en de HEERE 602 Num 30:13 | verbintenis, om de ziel te verootmoedigen, die zal 603 Num 30:13 | bevestigen, of die zal haar man te niet maken. 604 Num 30:15 | Doch zo hij ze ganselijk te niet maken zal, nadat hij 605 Num 31:3 | om de wraak des HEEREN te doen aan de Midianieten. ~ 606 Num 31:16 | overtreding tegen den HEERE te geven, in de zaak van Peor; 607 Num 31:36 | 36 En de helft, te weten het deel dergenen, 608 Num 31:50 | voor onze zielen verzoening te doen voor het aangezicht 609 Num 31:61 | Kades-Barnea zond, om dit land te bezien. ~ 610 Num 31:63 | ontstak de toorn des HEEREN te dien dage, en Hij zwoer, 611 Num 31:64 | hebben niet volhard Mij na te volgen; ~ 612 Num 31:65 | hebben volhard den HEERE na te volgen. ~ 613 Num 31:67 | HEEREN toorn tegen Israel te vermeerderen. ~ 614 Num 31:68 | Hij wijders voortvaren het te laten in de woestijn; en 615 Num 32:5 | waren, zo legerden zij zich te Sukkoth. ~ 616 Num 32:9 | verreisden van Mara, en kwamen te Elim; in Elim nu waren twaalf 617 Num 32:14 | water voor het volk, om te drinken. ~ 618 Num 32:53 | gegeven, om hetzelve erfelijk te bezitten. 619 Num 32:56 | gelijk als Ik hun dacht te doen. ~  ~  ~  ~ 620 Num 33:8 | aftekenen tot daar men komt te Hamath; en de uitgangen 621 Num 33:9 | haar uitgangen zullen zijn te Hazar-Enan; dit zal u de 622 Num 33:13 | halven stam van Manasse te geven geboden heeft. ~ 623 Num 33:18 | om het land ten erve uit te delen. ~ 624 Num 33:29 | Israels de erfenissen uit te delen, in het land Kanaan. ~  ~ 625 Num 34:2 | Levieten steden zullen geven om te bewonen; daartoe zult gijlieden 626 Num 34:3 | steden zullen zij hebben om te bewonen; maar hun voorsteden 627 Num 34:31 | doodslagers, die schuldig is te sterven; want hij zal zekerlijk 628 Num 34:32 | dat hij zou wederkeren, om te wonen in het land, tot den 629 Num 35:2 | kinderen Israels in erfenis te geven; en mijn heer is door 630 Num 35:2 | van onzen broeder Zelafead te geven aan zijn dochteren. ~ 631 Deu 1:4 | koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, en Og, den 632 Deu 1:4 | welke woonde in Astharoth, te Edrei. ~ 633 Deu 1:5 | Mozes aan, deze wet uit te leggen, zeggende: ~ 634 Deu 1:14 | dat gij gesproken hebt, om te doen. ~ 635 Deu 1:17 | doch de zaak, die voor u te zwaar zal zijn, zult gij 636 Deu 1:18 | 18 Alzo gebood ik u te dier tijd alle zaken, die 637 Deu 1:27 | hand der Amorieten, om ons te verdelgen. ~ 638 Deu 1:33 | wandelde, om u de plaats uit te zien, waar gij zoudt legeren; 639 Deu 1:35 | gezworen heb uw vaderen te zullen geven! ~ 640 Deu 1:36 | volhard heeft den HEERE te volgen. ~ 641 Deu 1:41 | naar het gebergte henen op te trekken, ~ 642 Deu 2:10 | 10 De Emieten woonden te voren daarin, een groot, 643 Deu 2:12 | Ook woonden de Horieten te voren in Seir; maar de kinderen 644 Deu 2:15 | het midden des heirlegers te verslaan, totdat zij verteerd 645 Deu 2:20 | gehouden; de reuzen woonden te voren daarin, en de Ammonieten 646 Deu 2:24 | uw hand gegeven; begint te erven, en mengt u met hen 647 Deu 2:25 | 25 Te dezen dage zal Ik beginnen 648 Deu 2:25 | beginnen uw schrik en uw vreze te geven over het aangezicht 649 Deu 2:30 | hand gave, gelijk het is te dezen dage. ~ 650 Deu 2:31 | land voor uw aangezicht te geven; begin dan te erven, 651 Deu 2:31 | aangezicht te geven; begin dan te erven, om zijn land erfelijk 652 Deu 2:31 | erven, om zijn land erfelijk te bezitten. ~ 653 Deu 2:34 | 34 En wij namen te dier tijd al zijn steden 654 Deu 2:36 | geen stad, die voor ons te hoog was; de HEERE, onze 655 Deu 3:2 | koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, gedaan hebt. ~ 656 Deu 3:4 | 4 En wij namen te dier tijd al zijn steden; 657 Deu 3:8 | 8 Zo namen wij te dier tijd het land uit de 658 Deu 3:11 | bedstede van ijzer, is zij niet te Rabba der kinderen Ammons? 659 Deu 3:12 | Ditzelfde land nu namen wij te dier tijd in bezit; van 660 Deu 3:18 | dit land gegeven om het te erven; allen dan, die strijdbare 661 Deu 3:24 | hebt begonnen Uw knecht te tonen Uw grootheid en Uw 662 Deu 4:1 | rechten, die ik ulieden lere te doen; opdat gij leeft, en 663 Deu 4:5 | gij naar toe gaat, om het te erven. ~ 664 Deu 4:10 | zij zullen leren, om Mij te vrezen al de dagen, die 665 Deu 4:13 | verbond, dat Hij u gebood te doen, de tien woorden, en 666 Deu 4:14 | hetwelk gij doortrekt, om dat te erven. ~ 667 Deu 4:20 | erfvolk zoudt zijn, gelijk het te dezen dage is. ~ 668 Deu 4:25 | uws Gods, om Hem tot toorn te verwekken; ~ 669 Deu 4:26 | Jordaan naar toe trekt, om dat te erven; gij zult uw dagen 670 Deu 4:34 | Of: of God verzocht heeft te gaan, om Zich een volk uit 671 Deu 4:34 | het midden eens volks aan te nemen, door verzoekingen, 672 Deu 4:36 | Zijn stem laten horen, om u te onderwijzen; en op de aarde 673 Deu 4:38 | aangezicht uit de bezitting te verdrijven; om u in te brengen, 674 Deu 4:38 | bezitting te verdrijven; om u in te brengen, dat Hij u hunlieder 675 Deu 4:38 | ter erfenis gave, als het te dezen dage is. ~ 676 Deu 4:46 | koning der Amorieten, die te Hesbon woonde; welken Mozes 677 Deu 5:1 | en waarneemt, om dezelve te doen. ~ 678 Deu 5:5 | 5 (Ik stond te dier tijd tussen den HEERE 679 Deu 5:5 | om u des HEEREN woord aan te zeggen; want gij vreesdet 680 Deu 5:25 | HEEREN, onzes Gods, langer te horen, zo zouden wij sterven. ~ 681 Deu 5:29 | een hart hadden, om Mij te vrezen, en al Mijn geboden 682 Deu 5:29 | vrezen, en al Mijn geboden te allen dage te onderhouden; 683 Deu 5:29 | Mijn geboden te allen dage te onderhouden; opdat het hun 684 Deu 5:31 | Ik hun geven zal, om dat te erven. ~ 685 Deu 6:1 | God, geboden heeft om u te leren; opdat gij ze doet 686 Deu 6:1 | heentrekt, om dat erfelijk te bezitten; ~ 687 Deu 6:2 | HEERE, uw God, vrezet, om te houden al Zijn inzettingen, 688 Deu 6:10 | Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; grote en goede 689 Deu 6:16 | als gij Hem verzocht hebt te Massa. ~ 690 Deu 6:19 | vijanden voor uw aangezicht te verdrijven, gelijk als de 691 Deu 6:23 | inbracht, om ons het land te geven, dat Hij onzen vaderen 692 Deu 6:24 | 24 En de HEERE gebood ons te doen al deze inzettingen, 693 Deu 6:24 | al deze inzettingen, om te vrezen den HEERE, onzen 694 Deu 6:24 | goede, om ons in het leven te behouden, gelijk het te 695 Deu 6:24 | te behouden, gelijk het te dezen dage is. ~ 696 Deu 6:25 | als wij zullen waarnemen te doen al deze geboden, voor 697 Deu 7:1 | gij naar toe gaat, om dat te erven; en Hij vele volken 698 Deu 7:10 | zijn aangezicht, om hem te verderven; Hij zal het Zijn 699 Deu 7:11 | u heden gebiede, om die te doen. ~ 700 Deu 7:13 | vaderen gezworen heeft u te geven. ~ 701 Deu 7:22 | zult gij hen niet mogen te niet doen, opdat het wild 702 Deu 7:24 | naam van onder den hemel te niet doet; geen man zal 703 Deu 7:26 | ganselijk verfoeien, en te enenmaal een gruwel daarvan 704 Deu 8:1 | gebiede, zult gij waarnemen om te doen, opdat gij leeft, en 705 Deu 8:2 | Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, 706 Deu 8:2 | verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, wat in uw hart was, 707 Deu 8:6 | uws Gods, om in Zijn wegen te wandelen, en om Hem te vrezen. ~ 708 Deu 8:6 | wegen te wandelen, en om Hem te vrezen. ~ 709 Deu 8:16 | niet gekend hadden; om u te verootmoedigen, en om u 710 Deu 8:16 | verootmoedigen, en om u te verzoeken, opdat Hij u ten 711 Deu 8:18 | kracht geeft om vermogen te verkrijgen; opdat Hij Zijn 712 Deu 8:18 | gezworen heeft, gelijk het te dezen dage is. ~ 713 Deu 9:1 | dat gij inkomt, om volken te erven, die groter en sterker 714 Deu 9:3 | en zult hen haastelijk te niet doen, gelijk als de 715 Deu 9:4 | ingebracht, om dit land te erven; want, om de goddeloosheid 716 Deu 9:5 | er henen in, om hun land te erven; maar om de goddeloosheid 717 Deu 9:5 | bezitting: en om het woord te bevestigen, dat de HEERE, 718 Deu 9:6 | goede land geeft, om dat te erven; want gij zijt een 719 Deu 9:8 | tegen u vertoornde, om u te verdelgen. ~ 720 Deu 9:9 | den berg geklommen was, om te ontvangen de stenen tafelen, 721 Deu 9:18 | HEEREN ogen, om Hem tot toorn te verwekken. ~ 722 Deu 9:19 | ulieden vertoornd was, om u te verdelgen; doch de HEERE 723 Deu 9:20 | zeer tegen Aaron, om hem te verdelgen; doch ik bad ook 724 Deu 9:22 | vertoorndet gij den HEERE zeer te Thab-era en te Massa, en 725 Deu 9:22 | HEERE zeer te Thab-era en te Massa, en te Kibroth-Thaava. ~ 726 Deu 9:22 | Thab-era en te Massa, en te Kibroth-Thaava. ~ 727 Deu 9:28 | Hij ze uitgevoerd, om hen te doden in de woestijn. ~ 728 Deu 10:8 | des verbonds des HEEREN te dragen, om voor het aangezicht 729 Deu 10:8 | het aangezicht des HEEREN te staan, om Hem te dienen, 730 Deu 10:8 | HEEREN te staan, om Hem te dienen, en om in Zijn Naam 731 Deu 10:8 | dienen, en om in Zijn Naam te zegenen, tot op dezen dag. ~ 732 Deu 10:11 | vaderen gezworen heb, hun te geven. ~ 733 Deu 10:12 | u dan den HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen 734 Deu 10:12 | vrezen, in al Zijn wegen te wandelen, en Hem lief te 735 Deu 10:12 | te wandelen, en Hem lief te hebben, en den HEERE, uw 736 Deu 10:12 | hebben, en den HEERE, uw God, te dienen, met uw ganse hart 737 Deu 10:13 | 13 Om te houden de geboden des HEEREN, 738 Deu 10:15 | uw vaderen, om die lief te hebben, en heeft hun zaad 739 Deu 10:15 | volken verkoren, gelijk het te dezen dage is. ~ 740 Deu 11:1 | liefhebben, en gij zult te allen dage onderhouden Zijn 741 Deu 11:8 | waarheen gij overtrekt, om dat te erven; ~ 742 Deu 11:9 | aan hen en aan hun zaad te geven; een land, vloeiende 743 Deu 11:10 | gij naar toe gaat, om dat te erven, is niet als Egypteland, 744 Deu 11:11 | waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een land van bergen 745 Deu 11:13 | den HEERE, uw God, lief te hebben, en Hem te dienen, 746 Deu 11:13 | lief te hebben, en Hem te dienen, met uw ganse hart 747 Deu 11:14 | den regen uws lands geven te Zijner tijd, vroegen regen 748 Deu 11:21 | vaderen gezworen heeft hun te geven, vermenigvuldigen, 749 Deu 11:22 | die ik u gebiede om die te doen, den HEERE, uw God, 750 Deu 11:28 | gebiede, om andere goden na te wandelen, die gij niet gekend 751 Deu 11:29 | gij naar toe gaat, om dat te erven; dan zult gij den 752 Deu 11:31 | gaan, dat gij inkomet om te erven dat land, dat de HEERE, 753 Deu 11:32 | 32 Neemt dan waar te doen al de inzettingen en 754 Deu 12:1 | gijlieden zult waarnemen om te doen, in dat land, hetwelk 755 Deu 12:1 | God, gegeven heeft, om het te erven; al de dagen, die 756 Deu 12:3 | nederhouwen; en gij zult hun naam te niet doen uit diezelve plaats. ~ 757 Deu 12:5 | zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, naar Zijn woning 758 Deu 12:11 | zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen; daarheen zult 759 Deu 12:20 | uw ziel lust heeft vlees te eten, zo zult gij vlees 760 Deu 12:21 | zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, verre van u zal 761 Deu 12:22 | onreine en de reine zullen het te zamen eten. ~ 762 Deu 12:29 | heengaat, om die erfelijk te bezitten; en gij die erfelijk 763 Deu 12:32 | gebiede, zult gij waarnemen om te doen; gij zult daar niet 764 Deu 13:3 | God, verzoekt ulieden, om te weten, of gij den HEERE, 765 Deu 13:5 | diensthuis verlost; om u af te drijven van den weg, dien 766 Deu 13:5 | geboden heeft, om daarin te wandelen. Zo zult gij het 767 Deu 13:9 | eerst tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand 768 Deu 13:10 | want hij heeft u gezocht af te drijven van den HEERE, uw 769 Deu 13:11 | vreze, en niet voortvare te doen naar dit boze stuk 770 Deu 13:12 | God, u geeft, om aldaar te wonen, zult horen zeggen: ~ 771 Deu 13:18 | zult gehoorzaam zijn, om te houden al Zijn geboden, 772 Deu 13:18 | die ik u heden gebiede, om te doen wat recht is in de 773 Deu 14:2 | tot een volk des eigendoms te zijn, uit al de volken, 774 Deu 14:23 | zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen, zult gij eten 775 Deu 14:24 | Wanneer dan nog de weg voor u te veel zal zijn, dat gij zulks 776 Deu 14:24 | heendragen, omdat de plaats te verre van u zal zijn, die 777 Deu 14:24 | zal, om Zijn Naam aldaar te stellen; wanneer de HEERE, 778 Deu 15:4 | geven, om hetzelve erfelijk te bezitten; ~ 779 Deu 15:5 | gehoorzamen, dat gij waarneemt te doen al deze geboden, die 780 Deu 15:9 | geen Belials-woord zij, om te zeggen: Het zevende jaar, 781 Deu 15:22 | de onreine en de reine te zamen, als een ree, en als 782 Deu 16:2 | zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen. ~ 783 Deu 16:6 | verkiezen zal om daar Zijn Naam te doen wonen, aldaar zult 784 Deu 16:9 | de zeven weken beginnen te tellen. ~ 785 Deu 16:11 | verkiezen, om Zijnen Naam aldaar te doen wonen. ~ 786 Deu 17:7 | eerst tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand 787 Deu 17:8 | zaak aan het gericht voor u te zwaar zal zijn, tussen bloed 788 Deu 17:10 | zal, en gij zult waarnemen te doen naar alles, wat zij 789 Deu 17:12 | aldaar den HEERE, uw God, te dienen, of naar den rechter, 790 Deu 17:15 | zult niet vermogen over u te zetten een vreemden man, 791 Deu 17:16 | naar Egypte, om paarden te vermenigvuldigen; terwijl 792 Deu 17:19 | zijn God, lere vrezen, om te bewaren al de woorden dezer 793 Deu 17:19 | deze inzettingen, om die te doen; ~ 794 Deu 18:5 | verkoren, dat hij sta, om te dienen in den Naam des HEEREN, 795 Deu 18:5 | HEEREN, hij en zijn zonen, te allen dage. ~ 796 Deu 18:9 | zo zult gij niet leren te doen naar de gruwelen van 797 Deu 18:16 | Ik zal niet voortvaren te horen de stem des HEEREN, 798 Deu 18:20 | Ik hem niet geboden heb te spreken, of die spreken 799 Deu 19:2 | geven zal, om dat erfelijk te bezitten. ~ 800 Deu 19:5 | zal zijn gegaan, om hout te houwen, en zijn hand met 801 Deu 19:5 | aangedreven, om hout af te houwen, en het ijzer schiet 802 Deu 19:6 | achterhale, omdat de weg te verre zou zijn, en hem sla 803 Deu 19:8 | hetwelk Hij uw vaderen te geven gesproken heeft; ~ 804 Deu 19:9 | gebod zult waarnemen, om dat te doen, hetgeen ik u heden 805 Deu 19:14 | geeft, om dat erfelijk te bezitten. ~ 806 Deu 19:16 | een afwijking tegen hem te betuigen; ~ 807 Deu 19:19 | als hij zijn broeder dacht te doen; alzo zult gij het 808 Deu 19:20 | en niet voortvaren meer te doen naar dit boze stuk, 809 Deu 20:4 | Die met u gaat, om voor u te strijden tegen uw vijanden, 810 Deu 20:4 | tegen uw vijanden, om u te verlossen. ~ 811 Deu 20:8 | de ambtlieden voortvaren te spreken tot het volk, en 812 Deu 20:9 | geeindigd zullen hebben te spreken tot het volk, zo 813 Deu 20:10 | tot een stad om tegen haar te strijden, zo zult gij haar 814 Deu 20:18 | Opdat zij ulieden niet leren te doen naar al hun gruwelen, 815 Deu 20:19 | strijdende tegen haar, om die in te nemen, zo zult gij haar 816 Deu 21:1 | God, u geven zal, om dat te erven, een verslagene zal 817 Deu 21:5 | heeft hen verkoren, om Hem te dienen, en om in des HEEREN 818 Deu 21:5 | en om in des HEEREN Naam te zegenen, en naar hun mond 819 Deu 21:16 | vermogen de eerstgeboorte te geven aan den zoon der beminde, 820 Deu 22:10 | met een os en met een ezel te gelijk. 821 Deu 22:11 | aantrekken, wollen en linnen te gelijk. ~ 822 Deu 23:4 | Pethor uit Mesopotamie, om u te vloeken. ~ 823 Deu 23:14 | midden van uw leger, om u te verlossen, en om uw vijanden 824 Deu 23:14 | vijanden voor uw aangezicht te geven; daarom zal uw leger 825 Deu 23:20 | gij naar toe gaat, om dat te erven. ~ 826 Deu 23:21 | zult niet vertrekken die te betalen; want de HEERE, 827 Deu 23:22 | 22 Maar als gij nalaat te beloven, zo zal het geen 828 Deu 24:6 | bovensten molensteen, niet te pand nemen; want hij neemt 829 Deu 24:6 | want hij neemt de ziel te pand. ~ 830 Deu 24:8 | heb, zult gij waarnemen te doen. ~ 831 Deu 24:10 | niet ingaan, om zijn pand te pand te nemen; ~ 832 Deu 24:10 | ingaan, om zijn pand te pand te nemen; ~ 833 Deu 24:17 | het kleed der weduwe niet te pand nemen. ~ 834 Deu 24:18 | daarom gebiede ik u deze zaak te doen. ~ 835 Deu 24:19 | niet wederkeren, om die op te nemen; voor den vreemdeling, 836 Deu 24:22 | daarom gebiede ik u deze zaak te doen. ~ 837 Deu 25:3 | daarboven met meer slagen te doen slaan, uw broeder dan 838 Deu 25:7 | vrouw niet bevallen zal te nemen, zo zal zijn broeders 839 Deu 25:7 | weigert zijn broeder een naam te verwekken in Israel; hij 840 Deu 25:8 | Het bevalt mij niet haar te nemen; ~ 841 Deu 25:11 | desgenen, die hem slaat, te redden, en haar hand uitstrekt, 842 Deu 25:19 | zal, om hetzelve erfelijk te bezitten, dat gij de gedachtenis 843 Deu 26:2 | hebben, om Zijn Naam aldaar te doen wonen; ~ 844 Deu 26:3 | vaderen gezworen heeft ons te zullen geven. ~ 845 Deu 26:12 | alle tienden van uw inkomen te vertienen, in het derde 846 Deu 26:16 | 16 Te dezen dage gebiedt u de 847 Deu 26:16 | deze inzettingen en rechten te doen; houdt dan en doet 848 Deu 27:1 | 1 En Mozes, te zamen met de oudsten van 849 Deu 27:9 | 9 Voorts sprak Mozes, te zamen met de Levietische 850 Deu 27:11 | En Mozes gebood het volk te dien dage, zeggende: ~ 851 Deu 27:12 | zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, 852 Deu 27:25 | bloed eens onschuldigen, te verslaan! En al het volk 853 Deu 28:1 | gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, die 854 Deu 28:11 | vaderen gezworen heeft u te zullen geven. ~ 855 Deu 28:12 | hemel, om aan uw land regen te geven te zijner tijd, en 856 Deu 28:12 | aan uw land regen te geven te zijner tijd, en om te zegenen 857 Deu 28:12 | geven te zijner tijd, en om te zegenen al het werk uwer 858 Deu 28:13 | die ik u heden gebiede te houden en te doen; ~ 859 Deu 28:13 | heden gebiede te houden en te doen; ~ 860 Deu 28:14 | goden nawandelt, om hen te dienen. ~ 861 Deu 28:15 | gehoorzaam zijn, om waar te nemen, dat gij doet al Zijn 862 Deu 28:21 | gij naar toe gaat, om dat te erven. ~ 863 Deu 28:45 | gehoorzaam zult geweest zijn, om te houden Zijn geboden en Zijn 864 Deu 28:56 | haar voetzool op de aarde te zetten, omdat zij zich wellustig 865 Deu 28:58 | gij niet zult waarnemen te doen al de woorden dezer 866 Deu 28:58 | boek geschreven zijn, om te vrezen dezen heerlijken 867 Deu 28:63 | gij naar toe gaat, om dat te erven. ~ 868 Deu 29:1 | HEERE Mozes geboden heeft te maken met de kinderen Israels, 869 Deu 29:4 | niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te 870 Deu 29:4 | te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, 871 Deu 29:4 | om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag. ~ 872 Deu 29:12 | 12 Om over te gaan in het verbond des 873 Deu 29:18 | den HEERE, onzen God, om te gaan dienen de goden dezer 874 Deu 29:19 | wandelen, om den dronkene te doen tot den dorstige. ~ 875 Deu 29:27 | tegen dit land, om daarover te brengen al dezen vloek, 876 Deu 29:28 | ander land, gelijk het is te dezen dage. ~ 877 Deu 29:29 | kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer 878 Deu 30:6 | den HEERE, uw God, lief te hebben met uw ganse hart 879 Deu 30:9 | wederkeren, om Zich over u te verblijden ten goede, gelijk 880 Deu 30:12 | is niet in den hemel, om te zeggen: Wie zal voor ons 881 Deu 30:13 | op gene zijde der zee, om te zeggen: Wie zal voor ons 882 Deu 30:14 | mond, en in uw hart, om dat te doen. ~ 883 Deu 30:16 | den HEERE, uw God, lief te hebben, in Zijn wegen te 884 Deu 30:16 | te hebben, in Zijn wegen te wandelen, en te houden Zijn 885 Deu 30:16 | Zijn wegen te wandelen, en te houden Zijn geboden, en 886 Deu 30:16 | gij naar toe gaat, om dat te erven. ~ 887 Deu 30:18 | zijt heengaande, om daarin te komen, dat gij het erfelijk 888 Deu 30:20 | Jakob, gezworen heeft hun te zullen geven. ~  ~  ~ 889 Deu 31:7 | vaderen gezworen heeft, hun te zullen geven; en gij zult 890 Deu 31:11 | gans Israel zal komen, om te verschijnen voor het aangezicht 891 Deu 31:12 | HEERE, uw God, en waarnemen te doen alle woorden dezer 892 Deu 31:13 | hebben, horen en leren, om te vrezen den HEERE, uw God, 893 Deu 31:13 | zijt heengaande, om dat te erven. ~ 894 Deu 31:14 | dagen zijn genaderd, om te sterven; roep Jozua, en 895 Deu 31:17 | 17 Zo zal Mijn toorn te dien dage tegen hetzelve 896 Deu 31:17 | zullen het treffen; dat het te dien dage zal zeggen: Hebben 897 Deu 31:18 | dan zal Mijn aangezicht te dien dage ganselijk verbergen, 898 Deu 31:22 | Zo schreef Mozes dit lied te dien dage, en hij leerde 899 Deu 31:24 | had de woorden dezer wet te schrijven in een boek, totdat 900 Deu 31:27 | tegen den HEERE; hoe veel te meer na mijn dood! ~ 901 Deu 31:29 | werk uwer handen tot toorn te verwekken. ~ 902 Deu 32:45 | woorden tot gans Israel te spreken; ~ 903 Deu 32:46 | zult, dat zij waarnemen te doen al de woorden dezer 904 Deu 32:47 | Jordaan naar toe gaat, om dat te erven. ~ 905 Deu 32:51 | Israels, aan het twistwater te Kades, in de woestijn Zin; 906 Deu 33:17 | dezelve zal hij de volken te zamen stoten tot aan de 907 Deu 34:11 | heeft, om die in Egypteland te doen aan Farao, en aan al 908 Joz 1:6 | vaderen heb gezworen hun te geven. ~ 909 Joz 1:7 | moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet, 910 Joz 1:8 | nacht, opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin 911 Joz 1:11 | gaan, dat gij ingaat, om te erven het land, hetwelk 912 Joz 1:11 | uw God, ulieden geeft om te beerven. ~ 913 Joz 2:2 | 2 Toen werd den koning te Jericho geboodschapt, zeggende: 914 Joz 2:2 | kinderen Israels, om dit land te doorzoeken. ~ 915 Joz 2:3 | tot u gekomen zijn, die te uwen huize gekomen zijn; 916 Joz 2:3 | gekomen, om het ganse land te doorzoeken. ~ 917 Joz 2:14 | ziel zij voor ulieden om te sterven, indien gijlieden 918 Joz 2:14 | gijlieden deze onze zaak niet te kennen geeft; het zal dan 919 Joz 2:20 | indien gij deze onze zaak te kennen zult geven, zo zullen 920 Joz 3:7 | zal Ik beginnen u groot te maken voor de ogen van gans 921 Joz 3:13 | Jordaan afgesneden worden, te weten de wateren, die van 922 Joz 3:14 | tenten, om over de Jordaan te gaan, zo droegen de priesters 923 Joz 3:16 | de zee des vlakken velds, te weten de Zoutzee, afliepen, 924 Joz 3:17 | geeindigd had door de Jordaan te trekken. ~ 925 Joz 4:1 | geeindigd had over de Jordaan te trekken, dat de HEERE tot 926 Joz 4:10 | geboden had het volk aan te zeggen, naar al wat Mozes 927 Joz 4:11 | volk geeindigd had over te gaan, toen ging de ark des 928 Joz 4:14 | 14 Te dienzelven dage maakte de 929 Joz 4:19 | opgeklommen; en zij legerden zich te Gilgal, aan het oosteinde 930 Joz 4:20 | richtte die twaalf stenen te Gilgal op, die zij uit de 931 Joz 4:22 | zult gij het uw kinderen te kennen geven, zeggende: 932 Joz 4:24 | den HEERE, uw God, vrezet te allen dage. ~  ~ 933 Joz 5:2 | 2 Te dier tijd sprak de HEERE 934 Joz 5:6 | vaderen gezworen had ons te zullen geven, een land vloeiende 935 Joz 5:8 | gemaakt had van al dat volk te besnijden, zo bleven zij 936 Joz 5:10 | Terwijl de kinderen Israels te Gilgal gelegerd lagen, zo 937 Joz 6:25 | gezonden had, om Jericho te verspieden. ~ 938 Joz 7:3 | mannen optrekken, om Ai te slaan; vermoei daarheen 939 Joz 7:7 | Jordaan ooit doen gaan, om ons te geven in de hand der Amorieten, 940 Joz 7:7 | hand der Amorieten, om ons te verderven? Och, dat wij 941 Joz 7:19 | belijdenis; en geef mij toch te kennen, wat gij gedaan hebt, 942 Joz 7:25 | De HEERE zal u beroeren te dezen dage! En gans Israel 943 Joz 8:3 | al het krijgsvolk, om op te trekken naar Ai. En Jozua 944 Joz 8:16 | in de stad was, om hen na te jagen; en zij joegen Jozua 945 Joz 8:20 | om herwaarts of derwaarts te vlieden; want het volk, 946 Joz 8:24 | van al de inwoners van Ai te doden, op het veld, in de 947 Joz 8:25 | geschiedde, dat allen, die te dien dage vielen, zo mannen 948 Joz 8:25 | waren twaalf duizend, al te zamen lieden van Ai. ~ 949 Joz 8:33 | van Israel in het eerst te zegenen. ~ 950 Joz 9:2 | tegen Jozua en tegen Israel te krijgen, eenmoediglijk. ~ 951 Joz 9:3 | 3 Als de inwoners te Gibeon hoorden, wat Jozua 952 Joz 9:4 | en veinsden zich gezanten te zijn, en zij namen oude 953 Joz 9:6 | gingen tot Jozua in het leger te Gilgal, en zij zeiden tot 954 Joz 9:10 | den koning van Bazan, die te Astharoth woonde. ~ 955 Joz 9:12 | uittogen om tot ulieden te reizen; maar ziet, nu is 956 Joz 9:24 | uw knechten zekerlijk was te kennen gegeven, dat de HEERE, 957 Joz 9:25 | recht is in uw ogen ons te doen. ~ 958 Joz 10:10 | hen met een groten slag te Gibeon, en vervolgde hen 959 Joz 10:12 | Israelieten: Zon, sta stil te Gibeon, en gij, maan, in 960 Joz 10:13 | hemels, en haastte niet onder te gaan omtrent een volkomen 961 Joz 10:15 | met hem, naar het leger te Gilgal. ~ 962 Joz 10:17 | werd geboodschapt, mits te zeggen: Die vijf koningen 963 Joz 10:18 | stelt mannen daarvoor om hen te bewaren. ~ 964 Joz 10:20 | met een zeer groten slag te slaan, totdat zij vernield 965 Joz 10:33 | van Gezer, op, om Lachis te helpen; maar Jozua sloeg 966 Joz 10:43 | met hem, naar het leger te Gilgal. ~  ~ 967 Joz 11:5 | van Merom, om tegen Israel te krijgen. ~ 968 Joz 11:10 | het zwaard; want Hazor was te voren het hoofd van al deze 969 Joz 11:20 | van den HEERE, hun harten te verstokken, dat zij Israel 970 Joz 11:21 | 21 Te dier tijde nu kwam Jozua, 971 Joz 11:22 | alleenlijk bleven zij over te Gaza, te Gath, en te Asdod. ~ 972 Joz 11:22 | bleven zij over te Gaza, te Gath, en te Asdod. ~ 973 Joz 11:22 | over te Gaza, te Gath, en te Asdod. ~ 974 Joz 12:2 | koning der Amorieten, die te Hesbon woonde; die van Aroer 975 Joz 12:4 | der reuzen was, wonende te Astharoth en te Edrei. ~ 976 Joz 12:4 | wonende te Astharoth en te Edrei. ~ 977 Joz 12:23 | de koning der heidenen te Gilgal, een; ~ 978 Joz 13:1 | overgebleven, om dat erfelijk te bezitten. ~ 979 Joz 13:10 | koning der Amorieten, die te Hesbon geregeerd heeft, 980 Joz 13:12 | Bazan, die geregeerd heeft te Astharoth, en te Edrei; 981 Joz 13:12 | geregeerd heeft te Astharoth, en te Edrei; deze is overig gebleven 982 Joz 13:21 | koning der Amorieten, die te Hesbon regeerde, denwelken 983 Joz 13:27 | koninkrijk van Sihon, den koning te Hesbon, de Jordaan en haar 984 Joz 14:4 | het land, maar steden om te bewonen, en derzelver voorsteden 985 Joz 14:6 | kinderen van Juda tot Jozua, te Gilgal, en Kaleb, de zoon 986 Joz 14:6 | man Gods, gesproken heeft te Kades-Barnea, ter oorzake 987 Joz 14:7 | Kades-Barnea, om het land te verspieden, en ik hem antwoord 988 Joz 14:8 | den HEERE, mijn God, na te volgen. ~ 989 Joz 14:9 | 9 Toen zwoer Mozes te dien zelven dage, zeggende: 990 Joz 14:9 | den HEERE, mijn God, na te volgen. ~ 991 Joz 14:11 | tot den oorlog, en om uit te gaan, en om in te gaan. ~ 992 Joz 14:11 | om uit te gaan, en om in te gaan. ~ 993 Joz 14:12 | gebergte, waarvan de HEERE te dien dage gesproken heeft; 994 Joz 14:12 | heeft; want gij hebt het te dienzelven dage gehoord, 995 Joz 14:14 | HEERE, den God Israels, na te volgen. ~ 996 Joz 15:7 | haar uitgangen zullen wezen te En-rogel. ~ 997 Joz 15:11 | berg Baala gaan, en uitgaan te Jabneel; en de uitgangen 998 Joz 15:15 | de naam van Debir nu was te voren Kirjath-Sefer). ~ 999 Joz 15:18 | een veld van haar vader te begeren; en zij sprong van 1000 Joz 15:63 | bij de kinderen van Juda te Jeruzalem, tot dezen dag


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License