1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026
Book Chapter: Verse
501 Num 7:5 | opdat zij zijn mogen om te bedienen den dienst van
502 Num 7:89 | samenkomst ging, om met Hem te spreken, zo hoorde hij een
503 Num 8:7 | zult gij hun doen, om hen te reinigen: spreng op hen
504 Num 8:11 | om den dienst des HEEREN te bedienen. ~
505 Num 8:12 | over de Levieten verzoening te doen. ~
506 Num 8:15 | om de tent der samenkomst te bedienen; en gij zult hen
507 Num 8:19 | in de tent der samenkomst te bedienen, en om voor de
508 Num 8:19 | kinderen Israels verzoening te doen, dat er geen plage
509 Num 8:21 | verzoening over hen, om hen te reinigen. ~
510 Num 8:22 | Levieten, om hun dienst te bedienen in de tent der
511 Num 8:24 | zij inkomen, om den strijd te strijden, in den dienst
512 Num 8:26 | samenkomst, om de wacht waar te nemen; maar den dienst zal
513 Num 9:13 | en nalaten zal het pascha te houden, zo zal diezelve
514 Num 10:33 | voor hen een rustplaats uit te speuren. ~
515 Num 11:4 | zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven? ~
516 Num 11:13 | vlees hebben, om al dit volk te geven? Want zij wenen tegen
517 Num 11:14 | dragen; want het is mij te zwaar! ~
518 Num 11:18 | zeggende: Wie zal ons vlees te eten geven? want het ging
519 Num 11:21 | zeide: Zeshonderd duizend te voet is dit volk, in welks
520 Num 12:8 | Mijn knecht, tegen Mozes, te spreken? ~
521 Num 13:16 | Mozes zond, om dat land te verspieden; en Mozes noemde
522 Num 13:17 | hen, om het land Kanaan te verspieden; en hij zeide
523 Num 13:32 | doorgegaan zijn, om het te verspieden, is een land,
524 Num 14:3 | goed zijn naar Egypte weder te keren? ~
525 Num 14:7 | getrokken zijn, om hetzelve te verspieden, is een uitermate
526 Num 14:24 | hij volhard heeft Mij na te volgen, zo zal Ik hem brengen
527 Num 14:35 | zullen in deze woestijn te niet worden, en zullen daar
528 Num 14:36 | gezonden had, om het land te verspieden, en wedergekomen
529 Num 14:38 | heengegaan waren, om het land te verspieden. ~
530 Num 14:44 | om op de hoogte des bergs te klimmen; maar de ark des
531 Num 15:3 | brandoffer, of slachtoffer, om af te zonderen een gelofte, of
532 Num 15:3 | HEERE een liefelijken reuk te maken, van runderen of van
533 Num 15:8 | slachtoffer, om een gelofte af te zonderen, of ten dankoffer
534 Num 15:41 | uitgevoerd heb, om u tot een God te zijn; Ik ben de HEERE, uw
535 Num 16:3 | en zeiden tot hen: Het is te veel voor u, want deze ganse
536 Num 16:7 | zal heilig zijn. Het is te veel voor u, gij, kinderen
537 Num 16:9 | 9 Is het u te weinig, dat de God van Israel
538 Num 16:9 | afgescheiden, om ulieden tot Zich te doen naderen; om den dienst
539 Num 16:9 | van des HEEREN tabernakel te bedienen, en te staan voor
540 Num 16:9 | tabernakel te bedienen, en te staan voor het aangezicht
541 Num 16:9 | der vergadering, om hen te dienen? ~
542 Num 16:12 | Abiram, de zonen van Eliab, te roepen; maar zij zeiden:
543 Num 16:13 | 13 Is het te weinig, dat gij ons uit
544 Num 16:13 | hebt opgevoerd, om ons te doden in de woestijn, dat
545 Num 16:28 | heeft, om al deze daden te doen, dat zij niet uit mijn
546 Num 16:31 | geeindigd had al deze woorden te spreken, zo werd het aardrijk,
547 Num 16:38 | 38 Te weten de wierookvaten van
548 Num 16:40 | nadere om reukwerk aan te steken voor het aangezicht
549 Num 18:19 | van de tent der samenkomst te bedienen. ~
550 Num 18:35 | der samenkomst, om zonde te dragen en te sterven. ~
551 Num 18:35 | samenkomst, om zonde te dragen en te sterven. ~
552 Num 19:6 | van de tent der samenkomst te bedienen. ~
553 Num 19:22 | der samenkomst, om zonde te dragen en te sterven. ~
554 Num 19:22 | samenkomst, om zonde te dragen en te sterven. ~
555 Num 20:1 | maand, zo bleef het volk te Kades. En Mirjam stierf
556 Num 20:5 | optrekken uit Egypte, om ons te brengen in deze kwade plaats?
557 Num 20:5 | ook is er geen water om te drinken. ~
558 Num 20:16 | Egypte; en ziet, wij zijn te Kades, en stad aan het uiterste
559 Num 20:19 | alleenlijk, zonder iets anders, te voet doortrekken. ~
560 Num 20:21 | weigerde Edom Israel toe te laten door zijn landpale
561 Num 20:21 | laten door zijn landpale te trekken; daarom week Israel
562 Num 21:10 | Israels, en zij legerden zich te Oboth. ~
563 Num 21:23 | toe, door zijn landpale te trekken; maar Sihon vergaderde
564 Num 21:23 | de woestijn, en hij kwam te Jahza, en streed tegen Israel; ~
565 Num 21:25 | de steden der Amorieten, te Hesbon, en in al haar onderhorige
566 Num 21:32 | Daarna zond Mozes om Jaezer te verspieden; en zij namen
567 Num 21:34 | koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, gedaan hebt. ~
568 Num 22:4 | groente des velds oplikt. Te dier tijd nu was Balak,
569 Num 22:5 | Bileam, den zoon van Beor, te Pethor, hetwelk aan de rivier
570 Num 22:5 | kinderen zijns volks, om hem te roepen, zeggende: Zie, er
571 Num 22:13 | de HEERE weigert mij toe te laten met ulieden te gaan. ~
572 Num 22:13 | toe te laten met ulieden te gaan. ~
573 Num 22:14 | heeft geweigerd met ons te gaan. ~
574 Num 22:15 | Balak voer nog voort vorsten te zenden, meer en eerlijker,
575 Num 22:16 | toch niet beletten tot mij te komen! ~
576 Num 22:18 | bevel des HEEREN mijns Gods te overtreden, om te doen klein
577 Num 22:18 | mijns Gods te overtreden, om te doen klein of groot. ~
578 Num 22:20 | mannen gekomen zijn, om u te roepen, sta op, ga met hen;
579 Num 22:23 | om dezelve naar den weg te doen wenden. ~
580 Num 22:25 | daarom voer hij voort haar te slaan. ~
581 Num 22:26 | plaats, waar geen weg was om te wijken ter rechterhand noch
582 Num 22:30 | ooit gewend geweest u alzo te doen? Hij dan zeide: Neen! ~
583 Num 22:37 | ernstiglijk tot u gezonden, om u te roepen? Waarom zijt gij
584 Num 22:37 | mij gekomen? Kan ik u niet te recht vereren? ~
585 Num 22:39 | met Balak; en zij kwamen te Kirjath-Huzzoth.
586 Num 23:11 | genomen, om mijn vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt
587 Num 23:12 | Zal ik dat niet waarnemen te spreken, wat de HEERE in
588 Num 23:20 | 20 Zie, ik heb ontvangen te zegenen; dewijl Hij zegent,
589 Num 23:23 | waarzeggerij tegen Israel. Te dezer tijd zal van Jakob
590 Num 24:10 | geroepen, om mijn vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt
591 Num 25:1 | 1 En Israel verbleef te Sittim, en het volk begon
592 Num 25:1 | Sittim, en het volk begon te hoereren met de dochteren
593 Num 27:14 | de wateren voor hun ogen te heiligen. Dat zijn de wateren
594 Num 27:20 | heerlijkheid, opdat zij horen, te weten de ganse vergadering
595 Num 28:2 | zult gij waarnemen, om Mij te offeren op zijn gezetten
596 Num 28:22 | over ulieden verzoening te doen. ~
597 Num 28:30 | geitenbok, om voor u verzoening te doen. ~
598 Num 29:5 | over ulieden verzoening te doen; ~
599 Num 30:8 | gelofte, die op haar was, zal te niet maken, mitsgaders de
600 Num 30:12 | man die dingen ganselijk te niet maakt, ten dage als
601 Num 30:12 | bestaan; haar man heeft ze te niet gemaakt, en de HEERE
602 Num 30:13 | verbintenis, om de ziel te verootmoedigen, die zal
603 Num 30:13 | bevestigen, of die zal haar man te niet maken.
604 Num 30:15 | Doch zo hij ze ganselijk te niet maken zal, nadat hij
605 Num 31:3 | om de wraak des HEEREN te doen aan de Midianieten. ~
606 Num 31:16 | overtreding tegen den HEERE te geven, in de zaak van Peor;
607 Num 31:36 | 36 En de helft, te weten het deel dergenen,
608 Num 31:50 | voor onze zielen verzoening te doen voor het aangezicht
609 Num 31:61 | Kades-Barnea zond, om dit land te bezien. ~
610 Num 31:63 | ontstak de toorn des HEEREN te dien dage, en Hij zwoer,
611 Num 31:64 | hebben niet volhard Mij na te volgen; ~
612 Num 31:65 | hebben volhard den HEERE na te volgen. ~
613 Num 31:67 | HEEREN toorn tegen Israel te vermeerderen. ~
614 Num 31:68 | Hij wijders voortvaren het te laten in de woestijn; en
615 Num 32:5 | waren, zo legerden zij zich te Sukkoth. ~
616 Num 32:9 | verreisden van Mara, en kwamen te Elim; in Elim nu waren twaalf
617 Num 32:14 | water voor het volk, om te drinken. ~
618 Num 32:53 | gegeven, om hetzelve erfelijk te bezitten.
619 Num 32:56 | gelijk als Ik hun dacht te doen. ~ ~ ~ ~
620 Num 33:8 | aftekenen tot daar men komt te Hamath; en de uitgangen
621 Num 33:9 | haar uitgangen zullen zijn te Hazar-Enan; dit zal u de
622 Num 33:13 | halven stam van Manasse te geven geboden heeft. ~
623 Num 33:18 | om het land ten erve uit te delen. ~
624 Num 33:29 | Israels de erfenissen uit te delen, in het land Kanaan. ~ ~
625 Num 34:2 | Levieten steden zullen geven om te bewonen; daartoe zult gijlieden
626 Num 34:3 | steden zullen zij hebben om te bewonen; maar hun voorsteden
627 Num 34:31 | doodslagers, die schuldig is te sterven; want hij zal zekerlijk
628 Num 34:32 | dat hij zou wederkeren, om te wonen in het land, tot den
629 Num 35:2 | kinderen Israels in erfenis te geven; en mijn heer is door
630 Num 35:2 | van onzen broeder Zelafead te geven aan zijn dochteren. ~
631 Deu 1:4 | koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, en Og, den
632 Deu 1:4 | welke woonde in Astharoth, te Edrei. ~
633 Deu 1:5 | Mozes aan, deze wet uit te leggen, zeggende: ~
634 Deu 1:14 | dat gij gesproken hebt, om te doen. ~
635 Deu 1:17 | doch de zaak, die voor u te zwaar zal zijn, zult gij
636 Deu 1:18 | 18 Alzo gebood ik u te dier tijd alle zaken, die
637 Deu 1:27 | hand der Amorieten, om ons te verdelgen. ~
638 Deu 1:33 | wandelde, om u de plaats uit te zien, waar gij zoudt legeren;
639 Deu 1:35 | gezworen heb uw vaderen te zullen geven! ~
640 Deu 1:36 | volhard heeft den HEERE te volgen. ~
641 Deu 1:41 | naar het gebergte henen op te trekken, ~
642 Deu 2:10 | 10 De Emieten woonden te voren daarin, een groot,
643 Deu 2:12 | Ook woonden de Horieten te voren in Seir; maar de kinderen
644 Deu 2:15 | het midden des heirlegers te verslaan, totdat zij verteerd
645 Deu 2:20 | gehouden; de reuzen woonden te voren daarin, en de Ammonieten
646 Deu 2:24 | uw hand gegeven; begint te erven, en mengt u met hen
647 Deu 2:25 | 25 Te dezen dage zal Ik beginnen
648 Deu 2:25 | beginnen uw schrik en uw vreze te geven over het aangezicht
649 Deu 2:30 | hand gave, gelijk het is te dezen dage. ~
650 Deu 2:31 | land voor uw aangezicht te geven; begin dan te erven,
651 Deu 2:31 | aangezicht te geven; begin dan te erven, om zijn land erfelijk
652 Deu 2:31 | erven, om zijn land erfelijk te bezitten. ~
653 Deu 2:34 | 34 En wij namen te dier tijd al zijn steden
654 Deu 2:36 | geen stad, die voor ons te hoog was; de HEERE, onze
655 Deu 3:2 | koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, gedaan hebt. ~
656 Deu 3:4 | 4 En wij namen te dier tijd al zijn steden;
657 Deu 3:8 | 8 Zo namen wij te dier tijd het land uit de
658 Deu 3:11 | bedstede van ijzer, is zij niet te Rabba der kinderen Ammons?
659 Deu 3:12 | Ditzelfde land nu namen wij te dier tijd in bezit; van
660 Deu 3:18 | dit land gegeven om het te erven; allen dan, die strijdbare
661 Deu 3:24 | hebt begonnen Uw knecht te tonen Uw grootheid en Uw
662 Deu 4:1 | rechten, die ik ulieden lere te doen; opdat gij leeft, en
663 Deu 4:5 | gij naar toe gaat, om het te erven. ~
664 Deu 4:10 | zij zullen leren, om Mij te vrezen al de dagen, die
665 Deu 4:13 | verbond, dat Hij u gebood te doen, de tien woorden, en
666 Deu 4:14 | hetwelk gij doortrekt, om dat te erven. ~
667 Deu 4:20 | erfvolk zoudt zijn, gelijk het te dezen dage is. ~
668 Deu 4:25 | uws Gods, om Hem tot toorn te verwekken; ~
669 Deu 4:26 | Jordaan naar toe trekt, om dat te erven; gij zult uw dagen
670 Deu 4:34 | Of: of God verzocht heeft te gaan, om Zich een volk uit
671 Deu 4:34 | het midden eens volks aan te nemen, door verzoekingen,
672 Deu 4:36 | Zijn stem laten horen, om u te onderwijzen; en op de aarde
673 Deu 4:38 | aangezicht uit de bezitting te verdrijven; om u in te brengen,
674 Deu 4:38 | bezitting te verdrijven; om u in te brengen, dat Hij u hunlieder
675 Deu 4:38 | ter erfenis gave, als het te dezen dage is. ~
676 Deu 4:46 | koning der Amorieten, die te Hesbon woonde; welken Mozes
677 Deu 5:1 | en waarneemt, om dezelve te doen. ~
678 Deu 5:5 | 5 (Ik stond te dier tijd tussen den HEERE
679 Deu 5:5 | om u des HEEREN woord aan te zeggen; want gij vreesdet
680 Deu 5:25 | HEEREN, onzes Gods, langer te horen, zo zouden wij sterven. ~
681 Deu 5:29 | een hart hadden, om Mij te vrezen, en al Mijn geboden
682 Deu 5:29 | vrezen, en al Mijn geboden te allen dage te onderhouden;
683 Deu 5:29 | Mijn geboden te allen dage te onderhouden; opdat het hun
684 Deu 5:31 | Ik hun geven zal, om dat te erven. ~
685 Deu 6:1 | God, geboden heeft om u te leren; opdat gij ze doet
686 Deu 6:1 | heentrekt, om dat erfelijk te bezitten; ~
687 Deu 6:2 | HEERE, uw God, vrezet, om te houden al Zijn inzettingen,
688 Deu 6:10 | Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; grote en goede
689 Deu 6:16 | als gij Hem verzocht hebt te Massa. ~
690 Deu 6:19 | vijanden voor uw aangezicht te verdrijven, gelijk als de
691 Deu 6:23 | inbracht, om ons het land te geven, dat Hij onzen vaderen
692 Deu 6:24 | 24 En de HEERE gebood ons te doen al deze inzettingen,
693 Deu 6:24 | al deze inzettingen, om te vrezen den HEERE, onzen
694 Deu 6:24 | goede, om ons in het leven te behouden, gelijk het te
695 Deu 6:24 | te behouden, gelijk het te dezen dage is. ~
696 Deu 6:25 | als wij zullen waarnemen te doen al deze geboden, voor
697 Deu 7:1 | gij naar toe gaat, om dat te erven; en Hij vele volken
698 Deu 7:10 | zijn aangezicht, om hem te verderven; Hij zal het Zijn
699 Deu 7:11 | u heden gebiede, om die te doen. ~
700 Deu 7:13 | vaderen gezworen heeft u te geven. ~
701 Deu 7:22 | zult gij hen niet mogen te niet doen, opdat het wild
702 Deu 7:24 | naam van onder den hemel te niet doet; geen man zal
703 Deu 7:26 | ganselijk verfoeien, en te enenmaal een gruwel daarvan
704 Deu 8:1 | gebiede, zult gij waarnemen om te doen, opdat gij leeft, en
705 Deu 8:2 | Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten,
706 Deu 8:2 | verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, wat in uw hart was,
707 Deu 8:6 | uws Gods, om in Zijn wegen te wandelen, en om Hem te vrezen. ~
708 Deu 8:6 | wegen te wandelen, en om Hem te vrezen. ~
709 Deu 8:16 | niet gekend hadden; om u te verootmoedigen, en om u
710 Deu 8:16 | verootmoedigen, en om u te verzoeken, opdat Hij u ten
711 Deu 8:18 | kracht geeft om vermogen te verkrijgen; opdat Hij Zijn
712 Deu 8:18 | gezworen heeft, gelijk het te dezen dage is. ~
713 Deu 9:1 | dat gij inkomt, om volken te erven, die groter en sterker
714 Deu 9:3 | en zult hen haastelijk te niet doen, gelijk als de
715 Deu 9:4 | ingebracht, om dit land te erven; want, om de goddeloosheid
716 Deu 9:5 | er henen in, om hun land te erven; maar om de goddeloosheid
717 Deu 9:5 | bezitting: en om het woord te bevestigen, dat de HEERE,
718 Deu 9:6 | goede land geeft, om dat te erven; want gij zijt een
719 Deu 9:8 | tegen u vertoornde, om u te verdelgen. ~
720 Deu 9:9 | den berg geklommen was, om te ontvangen de stenen tafelen,
721 Deu 9:18 | HEEREN ogen, om Hem tot toorn te verwekken. ~
722 Deu 9:19 | ulieden vertoornd was, om u te verdelgen; doch de HEERE
723 Deu 9:20 | zeer tegen Aaron, om hem te verdelgen; doch ik bad ook
724 Deu 9:22 | vertoorndet gij den HEERE zeer te Thab-era en te Massa, en
725 Deu 9:22 | HEERE zeer te Thab-era en te Massa, en te Kibroth-Thaava. ~
726 Deu 9:22 | Thab-era en te Massa, en te Kibroth-Thaava. ~
727 Deu 9:28 | Hij ze uitgevoerd, om hen te doden in de woestijn. ~
728 Deu 10:8 | des verbonds des HEEREN te dragen, om voor het aangezicht
729 Deu 10:8 | het aangezicht des HEEREN te staan, om Hem te dienen,
730 Deu 10:8 | HEEREN te staan, om Hem te dienen, en om in Zijn Naam
731 Deu 10:8 | dienen, en om in Zijn Naam te zegenen, tot op dezen dag. ~
732 Deu 10:11 | vaderen gezworen heb, hun te geven. ~
733 Deu 10:12 | u dan den HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen
734 Deu 10:12 | vrezen, in al Zijn wegen te wandelen, en Hem lief te
735 Deu 10:12 | te wandelen, en Hem lief te hebben, en den HEERE, uw
736 Deu 10:12 | hebben, en den HEERE, uw God, te dienen, met uw ganse hart
737 Deu 10:13 | 13 Om te houden de geboden des HEEREN,
738 Deu 10:15 | uw vaderen, om die lief te hebben, en heeft hun zaad
739 Deu 10:15 | volken verkoren, gelijk het te dezen dage is. ~
740 Deu 11:1 | liefhebben, en gij zult te allen dage onderhouden Zijn
741 Deu 11:8 | waarheen gij overtrekt, om dat te erven; ~
742 Deu 11:9 | aan hen en aan hun zaad te geven; een land, vloeiende
743 Deu 11:10 | gij naar toe gaat, om dat te erven, is niet als Egypteland,
744 Deu 11:11 | waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een land van bergen
745 Deu 11:13 | den HEERE, uw God, lief te hebben, en Hem te dienen,
746 Deu 11:13 | lief te hebben, en Hem te dienen, met uw ganse hart
747 Deu 11:14 | den regen uws lands geven te Zijner tijd, vroegen regen
748 Deu 11:21 | vaderen gezworen heeft hun te geven, vermenigvuldigen,
749 Deu 11:22 | die ik u gebiede om die te doen, den HEERE, uw God,
750 Deu 11:28 | gebiede, om andere goden na te wandelen, die gij niet gekend
751 Deu 11:29 | gij naar toe gaat, om dat te erven; dan zult gij den
752 Deu 11:31 | gaan, dat gij inkomet om te erven dat land, dat de HEERE,
753 Deu 11:32 | 32 Neemt dan waar te doen al de inzettingen en
754 Deu 12:1 | gijlieden zult waarnemen om te doen, in dat land, hetwelk
755 Deu 12:1 | God, gegeven heeft, om het te erven; al de dagen, die
756 Deu 12:3 | nederhouwen; en gij zult hun naam te niet doen uit diezelve plaats. ~
757 Deu 12:5 | zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, naar Zijn woning
758 Deu 12:11 | zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen; daarheen zult
759 Deu 12:20 | uw ziel lust heeft vlees te eten, zo zult gij vlees
760 Deu 12:21 | zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, verre van u zal
761 Deu 12:22 | onreine en de reine zullen het te zamen eten. ~
762 Deu 12:29 | heengaat, om die erfelijk te bezitten; en gij die erfelijk
763 Deu 12:32 | gebiede, zult gij waarnemen om te doen; gij zult daar niet
764 Deu 13:3 | God, verzoekt ulieden, om te weten, of gij den HEERE,
765 Deu 13:5 | diensthuis verlost; om u af te drijven van den weg, dien
766 Deu 13:5 | geboden heeft, om daarin te wandelen. Zo zult gij het
767 Deu 13:9 | eerst tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand
768 Deu 13:10 | want hij heeft u gezocht af te drijven van den HEERE, uw
769 Deu 13:11 | vreze, en niet voortvare te doen naar dit boze stuk
770 Deu 13:12 | God, u geeft, om aldaar te wonen, zult horen zeggen: ~
771 Deu 13:18 | zult gehoorzaam zijn, om te houden al Zijn geboden,
772 Deu 13:18 | die ik u heden gebiede, om te doen wat recht is in de
773 Deu 14:2 | tot een volk des eigendoms te zijn, uit al de volken,
774 Deu 14:23 | zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen, zult gij eten
775 Deu 14:24 | Wanneer dan nog de weg voor u te veel zal zijn, dat gij zulks
776 Deu 14:24 | heendragen, omdat de plaats te verre van u zal zijn, die
777 Deu 14:24 | zal, om Zijn Naam aldaar te stellen; wanneer de HEERE,
778 Deu 15:4 | geven, om hetzelve erfelijk te bezitten; ~
779 Deu 15:5 | gehoorzamen, dat gij waarneemt te doen al deze geboden, die
780 Deu 15:9 | geen Belials-woord zij, om te zeggen: Het zevende jaar,
781 Deu 15:22 | de onreine en de reine te zamen, als een ree, en als
782 Deu 16:2 | zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen. ~
783 Deu 16:6 | verkiezen zal om daar Zijn Naam te doen wonen, aldaar zult
784 Deu 16:9 | de zeven weken beginnen te tellen. ~
785 Deu 16:11 | verkiezen, om Zijnen Naam aldaar te doen wonen. ~
786 Deu 17:7 | eerst tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand
787 Deu 17:8 | zaak aan het gericht voor u te zwaar zal zijn, tussen bloed
788 Deu 17:10 | zal, en gij zult waarnemen te doen naar alles, wat zij
789 Deu 17:12 | aldaar den HEERE, uw God, te dienen, of naar den rechter,
790 Deu 17:15 | zult niet vermogen over u te zetten een vreemden man,
791 Deu 17:16 | naar Egypte, om paarden te vermenigvuldigen; terwijl
792 Deu 17:19 | zijn God, lere vrezen, om te bewaren al de woorden dezer
793 Deu 17:19 | deze inzettingen, om die te doen; ~
794 Deu 18:5 | verkoren, dat hij sta, om te dienen in den Naam des HEEREN,
795 Deu 18:5 | HEEREN, hij en zijn zonen, te allen dage. ~
796 Deu 18:9 | zo zult gij niet leren te doen naar de gruwelen van
797 Deu 18:16 | Ik zal niet voortvaren te horen de stem des HEEREN,
798 Deu 18:20 | Ik hem niet geboden heb te spreken, of die spreken
799 Deu 19:2 | geven zal, om dat erfelijk te bezitten. ~
800 Deu 19:5 | zal zijn gegaan, om hout te houwen, en zijn hand met
801 Deu 19:5 | aangedreven, om hout af te houwen, en het ijzer schiet
802 Deu 19:6 | achterhale, omdat de weg te verre zou zijn, en hem sla
803 Deu 19:8 | hetwelk Hij uw vaderen te geven gesproken heeft; ~
804 Deu 19:9 | gebod zult waarnemen, om dat te doen, hetgeen ik u heden
805 Deu 19:14 | geeft, om dat erfelijk te bezitten. ~
806 Deu 19:16 | een afwijking tegen hem te betuigen; ~
807 Deu 19:19 | als hij zijn broeder dacht te doen; alzo zult gij het
808 Deu 19:20 | en niet voortvaren meer te doen naar dit boze stuk,
809 Deu 20:4 | Die met u gaat, om voor u te strijden tegen uw vijanden,
810 Deu 20:4 | tegen uw vijanden, om u te verlossen. ~
811 Deu 20:8 | de ambtlieden voortvaren te spreken tot het volk, en
812 Deu 20:9 | geeindigd zullen hebben te spreken tot het volk, zo
813 Deu 20:10 | tot een stad om tegen haar te strijden, zo zult gij haar
814 Deu 20:18 | Opdat zij ulieden niet leren te doen naar al hun gruwelen,
815 Deu 20:19 | strijdende tegen haar, om die in te nemen, zo zult gij haar
816 Deu 21:1 | God, u geven zal, om dat te erven, een verslagene zal
817 Deu 21:5 | heeft hen verkoren, om Hem te dienen, en om in des HEEREN
818 Deu 21:5 | en om in des HEEREN Naam te zegenen, en naar hun mond
819 Deu 21:16 | vermogen de eerstgeboorte te geven aan den zoon der beminde,
820 Deu 22:10 | met een os en met een ezel te gelijk.
821 Deu 22:11 | aantrekken, wollen en linnen te gelijk. ~
822 Deu 23:4 | Pethor uit Mesopotamie, om u te vloeken. ~
823 Deu 23:14 | midden van uw leger, om u te verlossen, en om uw vijanden
824 Deu 23:14 | vijanden voor uw aangezicht te geven; daarom zal uw leger
825 Deu 23:20 | gij naar toe gaat, om dat te erven. ~
826 Deu 23:21 | zult niet vertrekken die te betalen; want de HEERE,
827 Deu 23:22 | 22 Maar als gij nalaat te beloven, zo zal het geen
828 Deu 24:6 | bovensten molensteen, niet te pand nemen; want hij neemt
829 Deu 24:6 | want hij neemt de ziel te pand. ~
830 Deu 24:8 | heb, zult gij waarnemen te doen. ~
831 Deu 24:10 | niet ingaan, om zijn pand te pand te nemen; ~
832 Deu 24:10 | ingaan, om zijn pand te pand te nemen; ~
833 Deu 24:17 | het kleed der weduwe niet te pand nemen. ~
834 Deu 24:18 | daarom gebiede ik u deze zaak te doen. ~
835 Deu 24:19 | niet wederkeren, om die op te nemen; voor den vreemdeling,
836 Deu 24:22 | daarom gebiede ik u deze zaak te doen. ~
837 Deu 25:3 | daarboven met meer slagen te doen slaan, uw broeder dan
838 Deu 25:7 | vrouw niet bevallen zal te nemen, zo zal zijn broeders
839 Deu 25:7 | weigert zijn broeder een naam te verwekken in Israel; hij
840 Deu 25:8 | Het bevalt mij niet haar te nemen; ~
841 Deu 25:11 | desgenen, die hem slaat, te redden, en haar hand uitstrekt,
842 Deu 25:19 | zal, om hetzelve erfelijk te bezitten, dat gij de gedachtenis
843 Deu 26:2 | hebben, om Zijn Naam aldaar te doen wonen; ~
844 Deu 26:3 | vaderen gezworen heeft ons te zullen geven. ~
845 Deu 26:12 | alle tienden van uw inkomen te vertienen, in het derde
846 Deu 26:16 | 16 Te dezen dage gebiedt u de
847 Deu 26:16 | deze inzettingen en rechten te doen; houdt dan en doet
848 Deu 27:1 | 1 En Mozes, te zamen met de oudsten van
849 Deu 27:9 | 9 Voorts sprak Mozes, te zamen met de Levietische
850 Deu 27:11 | En Mozes gebood het volk te dien dage, zeggende: ~
851 Deu 27:12 | zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim,
852 Deu 27:25 | bloed eens onschuldigen, te verslaan! En al het volk
853 Deu 28:1 | gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, die
854 Deu 28:11 | vaderen gezworen heeft u te zullen geven. ~
855 Deu 28:12 | hemel, om aan uw land regen te geven te zijner tijd, en
856 Deu 28:12 | aan uw land regen te geven te zijner tijd, en om te zegenen
857 Deu 28:12 | geven te zijner tijd, en om te zegenen al het werk uwer
858 Deu 28:13 | die ik u heden gebiede te houden en te doen; ~
859 Deu 28:13 | heden gebiede te houden en te doen; ~
860 Deu 28:14 | goden nawandelt, om hen te dienen. ~
861 Deu 28:15 | gehoorzaam zijn, om waar te nemen, dat gij doet al Zijn
862 Deu 28:21 | gij naar toe gaat, om dat te erven. ~
863 Deu 28:45 | gehoorzaam zult geweest zijn, om te houden Zijn geboden en Zijn
864 Deu 28:56 | haar voetzool op de aarde te zetten, omdat zij zich wellustig
865 Deu 28:58 | gij niet zult waarnemen te doen al de woorden dezer
866 Deu 28:58 | boek geschreven zijn, om te vrezen dezen heerlijken
867 Deu 28:63 | gij naar toe gaat, om dat te erven. ~
868 Deu 29:1 | HEERE Mozes geboden heeft te maken met de kinderen Israels,
869 Deu 29:4 | niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te
870 Deu 29:4 | te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen,
871 Deu 29:4 | om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag. ~
872 Deu 29:12 | 12 Om over te gaan in het verbond des
873 Deu 29:18 | den HEERE, onzen God, om te gaan dienen de goden dezer
874 Deu 29:19 | wandelen, om den dronkene te doen tot den dorstige. ~
875 Deu 29:27 | tegen dit land, om daarover te brengen al dezen vloek,
876 Deu 29:28 | ander land, gelijk het is te dezen dage. ~
877 Deu 29:29 | kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer
878 Deu 30:6 | den HEERE, uw God, lief te hebben met uw ganse hart
879 Deu 30:9 | wederkeren, om Zich over u te verblijden ten goede, gelijk
880 Deu 30:12 | is niet in den hemel, om te zeggen: Wie zal voor ons
881 Deu 30:13 | op gene zijde der zee, om te zeggen: Wie zal voor ons
882 Deu 30:14 | mond, en in uw hart, om dat te doen. ~
883 Deu 30:16 | den HEERE, uw God, lief te hebben, in Zijn wegen te
884 Deu 30:16 | te hebben, in Zijn wegen te wandelen, en te houden Zijn
885 Deu 30:16 | Zijn wegen te wandelen, en te houden Zijn geboden, en
886 Deu 30:16 | gij naar toe gaat, om dat te erven. ~
887 Deu 30:18 | zijt heengaande, om daarin te komen, dat gij het erfelijk
888 Deu 30:20 | Jakob, gezworen heeft hun te zullen geven. ~ ~ ~
889 Deu 31:7 | vaderen gezworen heeft, hun te zullen geven; en gij zult
890 Deu 31:11 | gans Israel zal komen, om te verschijnen voor het aangezicht
891 Deu 31:12 | HEERE, uw God, en waarnemen te doen alle woorden dezer
892 Deu 31:13 | hebben, horen en leren, om te vrezen den HEERE, uw God,
893 Deu 31:13 | zijt heengaande, om dat te erven. ~
894 Deu 31:14 | dagen zijn genaderd, om te sterven; roep Jozua, en
895 Deu 31:17 | 17 Zo zal Mijn toorn te dien dage tegen hetzelve
896 Deu 31:17 | zullen het treffen; dat het te dien dage zal zeggen: Hebben
897 Deu 31:18 | dan zal Mijn aangezicht te dien dage ganselijk verbergen,
898 Deu 31:22 | Zo schreef Mozes dit lied te dien dage, en hij leerde
899 Deu 31:24 | had de woorden dezer wet te schrijven in een boek, totdat
900 Deu 31:27 | tegen den HEERE; hoe veel te meer na mijn dood! ~
901 Deu 31:29 | werk uwer handen tot toorn te verwekken. ~
902 Deu 32:45 | woorden tot gans Israel te spreken; ~
903 Deu 32:46 | zult, dat zij waarnemen te doen al de woorden dezer
904 Deu 32:47 | Jordaan naar toe gaat, om dat te erven. ~
905 Deu 32:51 | Israels, aan het twistwater te Kades, in de woestijn Zin;
906 Deu 33:17 | dezelve zal hij de volken te zamen stoten tot aan de
907 Deu 34:11 | heeft, om die in Egypteland te doen aan Farao, en aan al
908 Joz 1:6 | vaderen heb gezworen hun te geven. ~
909 Joz 1:7 | moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet,
910 Joz 1:8 | nacht, opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin
911 Joz 1:11 | gaan, dat gij ingaat, om te erven het land, hetwelk
912 Joz 1:11 | uw God, ulieden geeft om te beerven. ~
913 Joz 2:2 | 2 Toen werd den koning te Jericho geboodschapt, zeggende:
914 Joz 2:2 | kinderen Israels, om dit land te doorzoeken. ~
915 Joz 2:3 | tot u gekomen zijn, die te uwen huize gekomen zijn;
916 Joz 2:3 | gekomen, om het ganse land te doorzoeken. ~
917 Joz 2:14 | ziel zij voor ulieden om te sterven, indien gijlieden
918 Joz 2:14 | gijlieden deze onze zaak niet te kennen geeft; het zal dan
919 Joz 2:20 | indien gij deze onze zaak te kennen zult geven, zo zullen
920 Joz 3:7 | zal Ik beginnen u groot te maken voor de ogen van gans
921 Joz 3:13 | Jordaan afgesneden worden, te weten de wateren, die van
922 Joz 3:14 | tenten, om over de Jordaan te gaan, zo droegen de priesters
923 Joz 3:16 | de zee des vlakken velds, te weten de Zoutzee, afliepen,
924 Joz 3:17 | geeindigd had door de Jordaan te trekken. ~
925 Joz 4:1 | geeindigd had over de Jordaan te trekken, dat de HEERE tot
926 Joz 4:10 | geboden had het volk aan te zeggen, naar al wat Mozes
927 Joz 4:11 | volk geeindigd had over te gaan, toen ging de ark des
928 Joz 4:14 | 14 Te dienzelven dage maakte de
929 Joz 4:19 | opgeklommen; en zij legerden zich te Gilgal, aan het oosteinde
930 Joz 4:20 | richtte die twaalf stenen te Gilgal op, die zij uit de
931 Joz 4:22 | zult gij het uw kinderen te kennen geven, zeggende:
932 Joz 4:24 | den HEERE, uw God, vrezet te allen dage. ~ ~
933 Joz 5:2 | 2 Te dier tijd sprak de HEERE
934 Joz 5:6 | vaderen gezworen had ons te zullen geven, een land vloeiende
935 Joz 5:8 | gemaakt had van al dat volk te besnijden, zo bleven zij
936 Joz 5:10 | Terwijl de kinderen Israels te Gilgal gelegerd lagen, zo
937 Joz 6:25 | gezonden had, om Jericho te verspieden. ~
938 Joz 7:3 | mannen optrekken, om Ai te slaan; vermoei daarheen
939 Joz 7:7 | Jordaan ooit doen gaan, om ons te geven in de hand der Amorieten,
940 Joz 7:7 | hand der Amorieten, om ons te verderven? Och, dat wij
941 Joz 7:19 | belijdenis; en geef mij toch te kennen, wat gij gedaan hebt,
942 Joz 7:25 | De HEERE zal u beroeren te dezen dage! En gans Israel
943 Joz 8:3 | al het krijgsvolk, om op te trekken naar Ai. En Jozua
944 Joz 8:16 | in de stad was, om hen na te jagen; en zij joegen Jozua
945 Joz 8:20 | om herwaarts of derwaarts te vlieden; want het volk,
946 Joz 8:24 | van al de inwoners van Ai te doden, op het veld, in de
947 Joz 8:25 | geschiedde, dat allen, die te dien dage vielen, zo mannen
948 Joz 8:25 | waren twaalf duizend, al te zamen lieden van Ai. ~
949 Joz 8:33 | van Israel in het eerst te zegenen. ~
950 Joz 9:2 | tegen Jozua en tegen Israel te krijgen, eenmoediglijk. ~
951 Joz 9:3 | 3 Als de inwoners te Gibeon hoorden, wat Jozua
952 Joz 9:4 | en veinsden zich gezanten te zijn, en zij namen oude
953 Joz 9:6 | gingen tot Jozua in het leger te Gilgal, en zij zeiden tot
954 Joz 9:10 | den koning van Bazan, die te Astharoth woonde. ~
955 Joz 9:12 | uittogen om tot ulieden te reizen; maar ziet, nu is
956 Joz 9:24 | uw knechten zekerlijk was te kennen gegeven, dat de HEERE,
957 Joz 9:25 | recht is in uw ogen ons te doen. ~
958 Joz 10:10 | hen met een groten slag te Gibeon, en vervolgde hen
959 Joz 10:12 | Israelieten: Zon, sta stil te Gibeon, en gij, maan, in
960 Joz 10:13 | hemels, en haastte niet onder te gaan omtrent een volkomen
961 Joz 10:15 | met hem, naar het leger te Gilgal. ~
962 Joz 10:17 | werd geboodschapt, mits te zeggen: Die vijf koningen
963 Joz 10:18 | stelt mannen daarvoor om hen te bewaren. ~
964 Joz 10:20 | met een zeer groten slag te slaan, totdat zij vernield
965 Joz 10:33 | van Gezer, op, om Lachis te helpen; maar Jozua sloeg
966 Joz 10:43 | met hem, naar het leger te Gilgal. ~ ~
967 Joz 11:5 | van Merom, om tegen Israel te krijgen. ~
968 Joz 11:10 | het zwaard; want Hazor was te voren het hoofd van al deze
969 Joz 11:20 | van den HEERE, hun harten te verstokken, dat zij Israel
970 Joz 11:21 | 21 Te dier tijde nu kwam Jozua,
971 Joz 11:22 | alleenlijk bleven zij over te Gaza, te Gath, en te Asdod. ~
972 Joz 11:22 | bleven zij over te Gaza, te Gath, en te Asdod. ~
973 Joz 11:22 | over te Gaza, te Gath, en te Asdod. ~
974 Joz 12:2 | koning der Amorieten, die te Hesbon woonde; die van Aroer
975 Joz 12:4 | der reuzen was, wonende te Astharoth en te Edrei. ~
976 Joz 12:4 | wonende te Astharoth en te Edrei. ~
977 Joz 12:23 | de koning der heidenen te Gilgal, een; ~
978 Joz 13:1 | overgebleven, om dat erfelijk te bezitten. ~
979 Joz 13:10 | koning der Amorieten, die te Hesbon geregeerd heeft,
980 Joz 13:12 | Bazan, die geregeerd heeft te Astharoth, en te Edrei;
981 Joz 13:12 | geregeerd heeft te Astharoth, en te Edrei; deze is overig gebleven
982 Joz 13:21 | koning der Amorieten, die te Hesbon regeerde, denwelken
983 Joz 13:27 | koninkrijk van Sihon, den koning te Hesbon, de Jordaan en haar
984 Joz 14:4 | het land, maar steden om te bewonen, en derzelver voorsteden
985 Joz 14:6 | kinderen van Juda tot Jozua, te Gilgal, en Kaleb, de zoon
986 Joz 14:6 | man Gods, gesproken heeft te Kades-Barnea, ter oorzake
987 Joz 14:7 | Kades-Barnea, om het land te verspieden, en ik hem antwoord
988 Joz 14:8 | den HEERE, mijn God, na te volgen. ~
989 Joz 14:9 | 9 Toen zwoer Mozes te dien zelven dage, zeggende:
990 Joz 14:9 | den HEERE, mijn God, na te volgen. ~
991 Joz 14:11 | tot den oorlog, en om uit te gaan, en om in te gaan. ~
992 Joz 14:11 | om uit te gaan, en om in te gaan. ~
993 Joz 14:12 | gebergte, waarvan de HEERE te dien dage gesproken heeft;
994 Joz 14:12 | heeft; want gij hebt het te dienzelven dage gehoord,
995 Joz 14:14 | HEERE, den God Israels, na te volgen. ~
996 Joz 15:7 | haar uitgangen zullen wezen te En-rogel. ~
997 Joz 15:11 | berg Baala gaan, en uitgaan te Jabneel; en de uitgangen
998 Joz 15:15 | de naam van Debir nu was te voren Kirjath-Sefer). ~
999 Joz 15:18 | een veld van haar vader te begeren; en zij sprong van
1000 Joz 15:63 | bij de kinderen van Juda te Jeruzalem, tot dezen dag
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026 |