Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
tast 5
tastelijken 1
tasten 8
te 6026
tebah 1
tebalja 1
tebeth 1
Frequency    [«  »]
6228 der
6208 uw
6044 u
6026 te
5967 heere
5858 des
5824 hem

Bijbel

IntraText - Concordances

te

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026

     Book Chapter: Verse
2001 2Kon 6:1 | aangezicht, is voor ons te eng. ~ 2002 2Kon 6:2 | een plaats maken, om er te wonen. En hij zeide: Gaat 2003 2Kon 6:3 | een: Het believe u toch te gaan met uw knechten. En 2004 2Kon 6:11 | hen: Zult gij mij dan niet te kennen geven, wie van de 2005 2Kon 6:12 | geeft den koning van Israel te kennen de woorden, die gij 2006 2Kon 6:13 | halen late. En hem werd te kennen gegeven, zeggende: 2007 2Kon 6:13 | gegeven, zeggende: Zie, hij is te Dothan. ~ 2008 2Kon 6:20 | het geschiedde, als zij te Samaria gekomen waren, dat 2009 2Kon 6:32 | heeft, om mijn hoofd af te nemen? Ziet toe, als die 2010 2Kon 7:5 | in het leger der Syriers te komen. Toen zij aan het 2011 2Kon 7:6 | Egyptenaren, om tegen ons te komen. ~ 2012 2Kon 7:12 | zijn knechten: Ik zal u nu te kennen geven, wat de Syriers 2013 2Kon 7:12 | gegaan, om zich in het veld te versteken, zeggende: Als 2014 2Kon 8:7 | 7 Daarna kwam Elisa te Damaskus, als Benhadad, 2015 2Kon 8:9 | een geschenk in zijn hand, te weten, alle goed van Damaskus, 2016 2Kon 8:9 | heeft mij tot u gezonden, om te zeggen: Zal ik van deze 2017 2Kon 8:16 | Josafat, den koning van Juda, te regeren. ~ 2018 2Kon 8:17 | hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 2019 2Kon 8:19 | gezegd had, dat Hij hem te allen tijde voor zijn zonen 2020 2Kon 8:25 | Jeroham, den koning van Juda, te regeren. ~ 2021 2Kon 8:26 | werd, en regeerde een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner 2022 2Kon 8:28 | Achab, naar den strijd, te Ramoth in Gilead, tegen 2023 2Kon 8:29 | wederom, opdat hij zich te Jizreel helen liet van de 2024 2Kon 8:29 | slagen, die hem de Syriers te Rama geslagen hadden, als 2025 2Kon 8:29 | Joram, den zoon van Achab, te Jizreel te bezien, want 2026 2Kon 8:29 | zoon van Achab, te Jizreel te bezien, want hij was krank. ~  ~ 2027 2Kon 9:12 | leugen; geef het ons nu te kennen. En hij zeide: Zo 2028 2Kon 9:15 | wedergekeerd, opdat hij zich te Jizreel helen liet van de 2029 2Kon 9:15 | ontkome, om dit in Jizreel te gaan verkondigen. ~ 2030 2Kon 9:16 | was afgekomen, om Joram te bezien. ~ 2031 2Kon 9:17 | wachter nu stond op den toren te Jizreel, en zag den hoop 2032 2Kon 9:18 | 18 En de ruiter te paard toog heen hem tegemoet, 2033 2Kon 9:18 | Wat hebt gij met den vrede te doen? Keer om naar achter 2034 2Kon 9:18 | mij. En de wachter gaf het te kennen, zeggende: De bode 2035 2Kon 9:19 | zond hij een anderen ruiter te paard; en als deze tot hen 2036 2Kon 9:19 | Wat hebt gij met den vrede te doen? Keer om achter mij. ~ 2037 2Kon 9:20 | 20 En de wachter gaf dit te kennen, zeggende: Hij is 2038 2Kon 9:30 | 30 En Jehu kwam te Jizreel. Als Izebel dat 2039 2Kon 9:35 | zij gingen heen om haar te begraven; doch zij vonden 2040 2Kon 9:36 | weder, en gaven het hem te kennen, en hij zeide: Dit 2041 2Kon 10:1 | Achab nu had zeventig zonen te Samaria; en Jehu schreef 2042 2Kon 10:11 | overgeblevenen van het huis van Achab te Jizreel, en al zijn groten, 2043 2Kon 10:12 | naar Samaria; en zijnde te Beth-Heked der herderen, 2044 2Kon 10:13 | en de zonen der koningin te groeten. 2045 2Kon 10:17 | 17 En toen hij te Samaria kwam, sloeg hij 2046 2Kon 10:17 | hij allen, die aan Achab te Samaria overgebleven waren, 2047 2Kon 10:24 | slachtofferen en brandofferen te doen, bestelde zich Jehu 2048 2Kon 10:25 | voleind had het brandoffer te doen, dat Jehu zeide tot 2049 2Kon 10:29 | Israel zondigen deed, na te volgen, week Jehu niet af, 2050 2Kon 10:29 | volgen, week Jehu niet af, te weten, van de gouden kalveren, 2051 2Kon 10:29 | de gouden kalveren, die te Beth-El en die te Dan waren. ~ 2052 2Kon 10:29 | kalveren, die te Beth-El en die te Dan waren. ~ 2053 2Kon 10:31 | Maar Jehu nam niet waar te wandelen in de wet des HEEREN, 2054 2Kon 10:32 | begon de HEERE Israel af te korten, want Hazael sloeg 2055 2Kon 10:35 | vaderen, en zij begroeven hem te Samaria, en zijn zoon Joahaz 2056 2Kon 12:1 | en regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2057 2Kon 12:4 | in het huis des HEEREN, te weten het geld desgenen, 2058 2Kon 12:4 | ieders hart komt, om dat te brengen in het huis des 2059 2Kon 12:8 | bewilligden van het volk geen geld te nemen, noch de breuken van 2060 2Kon 12:8 | de breuken van het huis te verbeteren. ~ 2061 2Kon 12:12 | hout en gehouwen stenen te kopen, om de breuken van 2062 2Kon 12:12 | van het huis des HEEREN te verbeteren, en voor al wat 2063 2Kon 12:12 | werd voor het huis, om dat te beteren. ~ 2064 2Kon 12:15 | degenen, die het werk deden, te geven; want zij handelden 2065 2Kon 12:17 | aangezicht, om tegen Jeruzalem op te trekken. ~ 2066 2Kon 13:1 | en regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2067 2Kon 13:4 | in het huis des HEEREN, te weten het geld desgenen, 2068 2Kon 13:4 | ieders hart komt, om dat te brengen in het huis des 2069 2Kon 13:8 | bewilligden van het volk geen geld te nemen, noch de breuken van 2070 2Kon 13:8 | de breuken van het huis te verbeteren. ~ 2071 2Kon 13:12 | hout en gehouwen stenen te kopen, om de breuken van 2072 2Kon 13:12 | van het huis des HEEREN te verbeteren, en voor al wat 2073 2Kon 13:12 | werd voor het huis, om dat te beteren. ~ 2074 2Kon 13:15 | degenen, die het werk deden, te geven; want zij handelden 2075 2Kon 13:17 | aangezicht, om tegen Jeruzalem op te trekken. ~ 2076 2Kon 14:1 | Jehu, koning over Israel, te Samaria, en regeerde zeventien 2077 2Kon 14:5 | woonden in hun tenten, als te voren. ~ 2078 2Kon 14:6 | het bos bleef ook staan te Samaria.) ~ 2079 2Kon 14:9 | vaderen, en zij begroeven hem te Samaria; en Joas, zijn zoon, 2080 2Kon 14:10 | Joahaz, koning over Israel, te Samaria, en regeerde zestien 2081 2Kon 14:13 | troon. En Joas werd begraven te Samaria, bij de koningen 2082 2Kon 15:2 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2083 2Kon 15:11 | elkanders aangezicht zagen te Beth-Semes, dat in Juda 2084 2Kon 15:13 | Joas, den zoon van Ahazia, te Beth-Semes, en kwam te Jeruzalem; 2085 2Kon 15:13 | te Beth-Semes, en kwam te Jeruzalem; en hij brak aan 2086 2Kon 15:16 | met zijn vaderen, en werd te Samaria begraven bij de 2087 2Kon 15:19 | een verbintenis tegen hem te Jeruzalem, dat hij vluchtte 2088 2Kon 15:20 | op paarden; en hij werd te Jeruzalem begraven, bij 2089 2Kon 15:23 | den koning van Juda, werd te Samaria koning, Jerobeam, 2090 2Kon 16:2 | regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2091 2Kon 16:8 | van Jerobeam, over Israel te Samaria, zes maanden. ~ 2092 2Kon 16:13 | regeerde een volle maand te Samaria. ~ 2093 2Kon 16:14 | toog op van Thirza, en kwam te Samaria, en sloeg Sallum, 2094 2Kon 16:14 | Sallum, den zoon van Jabes, te Samaria, en doodde hem, 2095 2Kon 16:17 | en regeerde tien jaren te Samaria. ~ 2096 2Kon 16:19 | koninkrijk in zijn hand te sterken. ~ 2097 2Kon 16:20 | om den koning van Assyrie te geven, voor elk man vijftig 2098 2Kon 16:23 | en regeerde twee jaren te Samaria. ~ 2099 2Kon 16:25 | tegen hem, en sloeg hem te Samaria, in het paleis van 2100 2Kon 16:27 | en regeerde twintig jaren te Samaria. ~ 2101 2Kon 16:33 | en regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2102 2Kon 16:37 | dagen begon de HEERE in Juda te zenden Rezin, den koning 2103 2Kon 17:2 | hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet 2104 2Kon 17:6 | 6 Te dierzelfder tijd bracht 2105 2Kon 17:6 | Elath; en de Syriers kwamen te Elath, en hebben daar gewoond 2106 2Kon 17:10 | hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo zond de 2107 2Kon 17:15 | altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~ 2108 2Kon 18:2 | hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet 2109 2Kon 18:6 | 6 Te dierzelfder tijd bracht 2110 2Kon 18:6 | Elath; en de Syriers kwamen te Elath, en hebben daar gewoond 2111 2Kon 18:10 | hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo zond de 2112 2Kon 18:15 | altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~ 2113 2Kon 19:1 | Ela, koning over Israel te Samaria, en regeerde negen 2114 2Kon 19:4 | koning van Assyrie niet als te voren van jaar tot jaar 2115 2Kon 19:11 | om den HEERE tot toorn te verwekken. ~ 2116 2Kon 19:17 | en verkochten zich, om te doen dat kwaad was in de 2117 2Kon 19:17 | HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~ 2118 2Kon 19:28 | weggevoerd hadden, en woonde te Beth-El; en hij leerde hun, 2119 2Kon 19:37 | heeft, zult gij waarnemen te doen te allen dag; en gij 2120 2Kon 19:37 | zult gij waarnemen te doen te allen dag; en gij zult andere 2121 2Kon 20:2 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem, en de naam zijner 2122 2Kon 20:6 | hij week niet van Hem na te volgen, en hij hield Zijn 2123 2Kon 20:16 | 16 Te dier tijd sneed Hizkia het 2124 2Kon 20:22 | altaar zult gij u buigen te Jeruzalem? ~ 2125 2Kon 20:25 | tegen deze plaats, om die te verderven? De HEERE heeft 2126 2Kon 20:27 | gezonden, om deze woorden te spreken? Is het niet tot 2127 2Kon 20:37 | hem de woorden van Rabsake te kennen. ~  ~  2128 2Kon 21:3 | en er is geen kracht om te baren. ~ 2129 2Kon 21:4 | heeft, om den levenden God te honen, en te schelden, met 2130 2Kon 21:4 | levenden God te honen, en te schelden, met woorden, die 2131 2Kon 21:9 | is uitgetogen om tegen u te strijden, zond hij weder 2132 2Kon 21:16 | heeft, om den levenden God te honen. ~ 2133 2Kon 21:25 | gehoord, dat Ik zulks lang te voren gedaan heb en dat 2134 2Kon 21:25 | zijn, om de vaste steden te verstoren tot woeste hopen. ~ 2135 2Kon 21:34 | stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil, 2136 2Kon 21:36 | keerde weder; en hij bleef te Nineve. ~ 2137 2Kon 22:10 | tien graden nederwaarts te gaan; neen, maar dat de 2138 2Kon 22:12 | 12 Te dier tijd zond Berodach 2139 2Kon 23:1 | regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2140 2Kon 23:4 | waarvan de HEERE gezegd had: te Jeruzalem zal Ik Mijn Naam 2141 2Kon 23:6 | HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~ 2142 2Kon 23:8 | voortvaren den voet van Israel te bewegen uit dit land, dat 2143 2Kon 23:8 | alleenlijk, zo zij waarnemen te doen, naar alles, wat Ik 2144 2Kon 23:19 | hij regeerde twee jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2145 2Kon 24:1 | regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2146 2Kon 24:5 | de breuken van het huis te beteren; ~ 2147 2Kon 24:6 | hout en gehouwene stenen te kopen, om het huis te beteren. ~ 2148 2Kon 24:6 | stenen te kopen, om het huis te beteren. ~ 2149 2Kon 24:10 | de schrijver, den koning te kennen, zeggende: De priester 2150 2Kon 24:13 | woorden dezes boeks, om te doen naar al wat voor ons 2151 2Kon 24:14 | klederbewaarder (zij nu woonde te Jeruzalem, in het tweede 2152 2Kon 24:18 | gezonden heeft, om den HEERE te vragen, alzo zult gij tot 2153 2Kon 25:3 | aangezicht, om den HEERE na te wandelen, en Zijn geboden, 2154 2Kon 25:3 | harte en met ganser ziele te houden, bevestigende de 2155 2Kon 25:9 | op het altaar des HEEREN te Jeruzalem; maar zij aten 2156 2Kon 25:15 | Daartoe ook het altaar, dat te Beth-El was, en de hoogte, 2157 2Kon 25:15 | zondigen deed, gemaakt had; te zamen dat altaar en die 2158 2Kon 25:19 | om den HEERE tot toorn te verwekken; en hij deed dezelve 2159 2Kon 25:19 | naar al de daden, die hij te Beth-El gedaan had. ~ 2160 2Kon 25:23 | werd dit pascha den HEERE te Jeruzalem gehouden. ~ 2161 2Kon 25:29 | tegemoet, en hij doodde hem te Megiddo, als hij hem gezien 2162 2Kon 25:30 | Megiddo, en brachten hem te Jeruzalem, en begroeven 2163 2Kon 25:31 | hij regeerde drie maanden te Jeruzalem; en de naam zijner 2164 2Kon 25:33 | Farao Necho liet hem binden te Ribla in het land van Hamath, 2165 2Kon 25:33 | land van Hamath, opdat hij te Jeruzalem niet regeren zou; 2166 2Kon 25:35 | naar het bevel van Farao te geven; een ieder naar zijn 2167 2Kon 25:35 | lands, om aan Farao Necho te geven. ~ 2168 2Kon 25:36 | werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2169 2Kon 26:2 | zond hen tegen Juda, om dat te verderven, naar het woord 2170 2Kon 26:8 | en regeerde drie maanden te Jeruzalem; en de naam zijner 2171 2Kon 26:10 | 10 Te dier tijd togen de knechten 2172 2Kon 26:18 | en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2173 2Kon 27:8 | knecht des konings van Babel, te Jeruzalem. ~ 2174 2Kon 27:21 | sloeg hen, en doodde hen te Ribla, in het land van Hamath. 2175 2Kon 27:24 | tot hen: Vreest niet van te zijn knechten der Chaldeen, 2176 2Kon 27:25 | de Chaldeen, die met hem te Mizpa waren. ~ 2177 2Kon 27:28 | der koningen, die bij hem te Babel waren. ~ 2178 1Kro 1:10 | Nimrod; die begon geweldig te zijn op aarde. 2179 1Kro 2:55 | huisgezinnen der schrijvers, die te Jabes woonden, de Tirathieten, 2180 1Kro 3:1 | kinderen van David, die hem te Hebron geboren zijn: de 2181 1Kro 3:2 | dochter van Thalmai, de koning te Gesur; de vierde Adonia, 2182 1Kro 3:4 | 4 Zes zijn hem te Hebron geboren; want hij 2183 1Kro 3:4 | dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem. ~ 2184 1Kro 3:5 | 5 Dezen nu zijn hem te Jeruzalem geboren: Simea, 2185 1Kro 4:15 | en de kinderen van Ela, te weten Kenaz. ~ 2186 1Kro 4:28 | 28 En zij woonden te Ber-seba, en te Molada, 2187 1Kro 4:28 | woonden te Ber-seba, en te Molada, en te Hazar-Sual, 2188 1Kro 4:28 | Ber-seba, en te Molada, en te Hazar-Sual, 2189 1Kro 4:29 | 29 En te Bilha, en te Ezem, en te 2190 1Kro 4:29 | 29 En te Bilha, en te Ezem, en te Tholad, ~ 2191 1Kro 4:29 | te Bilha, en te Ezem, en te Tholad, ~ 2192 1Kro 4:30 | 30 En te Bethuel, en te Horma, en 2193 1Kro 4:30 | 30 En te Bethuel, en te Horma, en te Ziklag, ~ 2194 1Kro 4:30 | Bethuel, en te Horma, en te Ziklag, ~ 2195 1Kro 4:31 | 31 En te Beth-markaboth, en te Hazar-Susim, 2196 1Kro 4:31 | En te Beth-markaboth, en te Hazar-Susim, en te Beth-Biri, 2197 1Kro 4:31 | Beth-markaboth, en te Hazar-Susim, en te Beth-Biri, en te Saaraim. 2198 1Kro 4:31 | Hazar-Susim, en te Beth-Biri, en te Saaraim. Dit waren hun steden, 2199 1Kro 4:39 | oosten des dals, om weide te zoeken voor hun schapen. ~ 2200 1Kro 4:42 | 42 Ook gingen uit hen, te weten uit de kinderen van 2201 1Kro 5:8 | zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot aan Nebo, 2202 1Kro 5:24 | hunner vaderlijke huizen, te weten: Hefer, en Jisei, 2203 1Kro 5:26 | voerde hen gevankelijk weg, te weten de Rubenieten, en 2204 1Kro 5:26 | Manasse; en hij bracht hen te Halah, en Habor, en Hara, 2205 1Kro 6:10 | in het huis, dat Salomo te Jeruzalem gebouwd had. ~ 2206 1Kro 6:32 | Salomo het huis des HEEREN te Jeruzalem bouwde; en zij 2207 1Kro 6:49 | om over Israel verzoening te doen, naar alles wat Mozes, 2208 1Kro 7:3 | Jisia; deze vijf waren al te zamen hoofden. ~ 2209 1Kro 7:21 | afgekomen waren om hun vee te nemen. ~ 2210 1Kro 7:22 | zijn broeders kwamen om hem te troosten. ~ 2211 1Kro 8:6 | vaderen van de inwoners te Geba, en hij voerde hen 2212 1Kro 8:13 | vaderen van de inwoners te Ajalon; dezen hebben de 2213 1Kro 8:28 | geslachten; dezen woonden te Jeruzalem. ~ 2214 1Kro 8:29 | 29 En te Gibeon woonde de vader van 2215 1Kro 8:32 | tegenover hun broederen te Jeruzalem, met hun broederen. ~ 2216 1Kro 9:3 | 3 Maar te Jeruzalem woonden van de 2217 1Kro 9:20 | Pinehas, de zoon van Eleazar, te voren voorganger bij hen 2218 1Kro 9:25 | tijd tot tijd, om met hen te dienen; ~ 2219 1Kro 9:32 | toerichting, om die alle sabbatten te bereiden. 2220 1Kro 9:33 | het op hen, in dat werk te zijn. ~ 2221 1Kro 9:34 | geslachten; dezen woonden te Jeruzalem. ~ 2222 1Kro 9:35 | 35 Maar te Gibeon hadden gewoond Jeiel, 2223 1Kro 9:38 | Simeam; dezen woonden ook te Jeruzalem, tegenover hun 2224 1Kro 10:8 | kwamen om de verslagenen te plunderen, zo vonden zij 2225 1Kro 10:9 | Filistijnen land rondom, om dit te boodschappen aan hun afgoden, 2226 1Kro 10:12 | zonen, en zij brachten ze te Jabes; en zij begroeven 2227 1Kro 10:12 | beenderen onder een eikenboom te Jabes, en zij vastten zeven 2228 1Kro 11:2 | 2 Zelfs ook te voren, toen Saul nog koning 2229 1Kro 11:3 | maakte een verbond met hen te Hebron, voor het aangezicht 2230 1Kro 11:10 | geheel Israel, om hem koning te maken, naar het woord des 2231 1Kro 11:13 | 13 Hij was met David te Pas-Dammim, als de Filistijnen 2232 1Kro 11:16 | der Filistijnen was toen te Bethlehem. ~ 2233 1Kro 11:17 | zeide: Wie zal mij water te drinken geven uit Bethlehems 2234 1Kro 11:19 | van mij zijn, van zulks te doen! Zou ik het bloed dezer 2235 1Kro 12:17 | mij gekomen zijt, om mij te helpen, zo zal mijn hart 2236 1Kro 12:17 | vijanden bedriegelijk over te leveren, daar toch geen 2237 1Kro 12:19 | Filistijnen kwam, om tegen Saul te strijden, alhoewel zij hen 2238 1Kro 12:22 | 22 Want er kwamen er te dier tijd dag bij dag tot 2239 1Kro 12:22 | bij dag tot David, om hem te helpen, tot een groot leger 2240 1Kro 12:23 | ten heire, die tot David te Hebron kwamen, om het koninkrijk 2241 1Kro 12:23 | koninkrijk van Saul tot hem te wenden, naar den mond des 2242 1Kro 12:31 | kwamen, om David koning te maken; ~ 2243 1Kro 12:32 | verstand van de tijden, om te weten wat Israel doen moest; 2244 1Kro 12:33 | duizend; en om een slagorde te houden met een onwankelbaar 2245 1Kro 12:36 | het heir, om krijgsorde te houden, waren veertig duizend; ~ 2246 1Kro 12:38 | kwamen met een volkomen hart te Hebron, om David koning 2247 1Kro 12:38 | Hebron, om David koning te maken over gans Israel. 2248 1Kro 12:38 | hart, om David tot koning te maken. ~ 2249 1Kro 13:2 | van den HEERE, onzen God, te zijn, laat ons ons uitbreiden, 2250 1Kro 13:5 | Sichor af, tot daar men komt te Hamath, om de ark Gods te 2251 1Kro 13:5 | te Hamath, om de ark Gods te brengen van Kirjath-Jearim. ~ 2252 1Kro 13:9 | zijn hand uit, om de ark te houden, want de runderen 2253 1Kro 13:12 | David vreesde den HEERE te dien dage, zeggende: Hoe 2254 1Kro 14:3 | En David nam meer vrouwen te Jeruzalem, en David gewon 2255 1Kro 14:4 | namen der kinderen, die hij te Jeruzalem had: Sammua, en 2256 1Kro 14:8 | Filistijnen op om David te zoeken. Toen David dat hoorde 2257 1Kro 14:15 | het leger der Filistijnen te slaan. ~ 2258 1Kro 15:2 | verkoren, om de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen 2259 1Kro 15:2 | Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid. ~ 2260 1Kro 15:3 | vergaderde David gans Israel te Jeruzalem, om de ark des 2261 1Kro 15:3 | om de ark des HEEREN op te halen aan haar plaats, die 2262 1Kro 15:14 | des Gods van Israel, op te brengen. ~ 2263 1Kro 15:21 | Scheminith, om den toon te versterken. ~ 2264 1Kro 15:25 | des verbonds des HEEREN op te halen, uit het huis van 2265 1Kro 16:2 | dankofferen geeindigd had te offeren, zo zegende hij 2266 1Kro 16:4 | HEERE, den God Israels, te vermelden, en te loven, 2267 1Kro 16:4 | Israels, te vermelden, en te loven, en te prijzen. ~ 2268 1Kro 16:4 | vermelden, en te loven, en te prijzen. ~ 2269 1Kro 16:7 | 7 Te dienzelven dage gaf David 2270 1Kro 16:7 | dezen psalm, om den HEERE te loven, door den dienst van 2271 1Kro 16:21 | Hij liet niemand toe hen te onderdrukken; ook bestrafte 2272 1Kro 16:25 | HEERE is groot, en zeer te prijzen, en Hij is vreselijk 2273 1Kro 16:33 | omdat Hij komt, om de aarde te richten. ~ 2274 1Kro 16:37 | broederen, om geduriglijk te dienen voor de ark, naardat 2275 1Kro 16:39 | HEEREN op de hoogte, welke te Gibeon is; ~ 2276 1Kro 16:40 | brandofferen geduriglijk te offeren op het brandofferaltaar, 2277 1Kro 16:41 | uitgedrukt zijn om den HEERE te loven; want Zijn goedertierenheid 2278 1Kro 16:43 | keerde zich, om zijn huis te gaan zegenen. ~  ~  2279 1Kro 17:4 | geen huis bouwen, om in te wonen. ~ 2280 1Kro 17:6 | denwelken Ik gebood Mijn volk te weiden, zeggende: Waarom 2281 1Kro 17:10 | Ik geboden heb richters te wezen over Mijn volk Israel; 2282 1Kro 17:10 | vernederd; ook heb Ik u te kennen gegeven, dat u de 2283 1Kro 17:19 | deze grote dingen bekend te maken. ~ 2284 1Kro 17:21 | heengegaan is Zich tot een volk te verlossen, dat Gij U een 2285 1Kro 17:21 | dingen, met de heidenen uit te stoten van het aangezicht 2286 1Kro 17:25 | gevonden, om voor Uw aangezicht te bidden. ~ 2287 1Kro 17:27 | dan, het heeft U beliefd te zegenen het huis Uws knechts, 2288 1Kro 18:3 | hij heentoog, om zijn hand te stellen aan de rivier Frath. ~ 2289 1Kro 18:4 | en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde 2290 1Kro 18:5 | Hadar-ezer, den koning van Zoba, te helpen; maar David sloeg 2291 1Kro 18:7 | waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~ 2292 1Kro 18:10 | om hem naar zijn welstand te vragen, en om hem te zegenen, 2293 1Kro 18:10 | welstand te vragen, en om hem te zegenen, vanwege dat hij 2294 1Kro 19:3 | hij heentoog, om zijn hand te stellen aan de rivier Frath. ~ 2295 1Kro 19:4 | en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde 2296 1Kro 19:5 | Hadar-ezer, den koning van Zoba, te helpen; maar David sloeg 2297 1Kro 19:7 | waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~ 2298 1Kro 19:10 | om hem naar zijn welstand te vragen, en om hem te zegenen, 2299 1Kro 19:10 | welstand te vragen, en om hem te zegenen, vanwege dat hij 2300 1Kro 20:2 | zond David boden, om hem te troosten over zijn vader. 2301 1Kro 20:2 | tot Hanun kwamen, om hem te troosten, ~ 2302 1Kro 20:3 | knechten tot u gekomen, om te doorzoeken, en om om te 2303 1Kro 20:3 | te doorzoeken, en om om te keren, en om het land te 2304 1Kro 20:3 | te keren, en om het land te verspieden? ~ 2305 1Kro 20:5 | koning dan zeide: Blijft te Jericho, totdat ulieder 2306 1Kro 20:6 | zich wagenen en ruiters te huren uit Mesopotamie, en 2307 1Kro 20:12 | zeide: Indien mij de Syriers te sterk worden, zo zult gij 2308 1Kro 20:12 | indien de kinderen Ammons u te sterk worden, zo zal ik 2309 1Kro 20:15 | in de stad; en Joab kwam te Jeruzalem. ~ 2310 1Kro 20:18 | en veertig duizend mannen te voet; daartoe doodde hij 2311 1Kro 21:1 | Rabba; maar David bleef te Jeruzalem. En Joab sloeg 2312 1Kro 21:4 | krijg met de Filistijnen te Gezer opstond, toen sloeg 2313 1Kro 21:6 | 6Daarna was er nog een krijg te Gath; en daar was een zeer 2314 1Kro 21:8 | 8Dezen waren van Rafa geboren te Gath; en zij vielen door 2315 1Kro 22:4 | Israel; daarna kwam hij weder te Jeruzalem. ~ 2316 1Kro 22:12 | of drie maanden verteerd te worden voor het aangezicht 2317 1Kro 22:15 | engel naar Jeruzalem, om die te verderven; en als hij haar 2318 1Kro 22:18 | den HEERE een altaar op te richten op den dorsvloer 2319 1Kro 22:29 | altaar des brandoffers, was te dier tijd op de hoogte te 2320 1Kro 22:29 | te dier tijd op de hoogte te Gibeon. ~ 2321 1Kro 22:30 | heengaan voor hetzelve, om God te zoeken; want hij was verschrikt 2322 1Kro 23:2 | bestelde steenhouwers, om uit te houwen stenen, welke men 2323 1Kro 23:2 | behouwen zou, om het huis Gods te bouwen. ~ 2324 1Kro 23:6 | den God Israels, een huis te bouwen. ~ 2325 1Kro 23:7 | HEEREN, mijns Gods, een huis te bouwen; ~ 2326 1Kro 23:12 | bevel over Israel, en dat om te onderhouden de wet des HEEREN, 2327 1Kro 23:13 | als gij waarnemen zult te doen de inzettingen en de 2328 1Kro 23:19 | nu uw hart en uw ziel, om te zoeken den HEERE, uw God, 2329 1Kro 24:4 | het huis des HEEREN aan te drijven; en zes duizend 2330 1Kro 24:5 | heb, zeide David, om lof te zingen. ~ 2331 1Kro 24:13 | zonen, tot in eeuwigheid, om te roken voor het aangezicht 2332 1Kro 24:13 | aangezicht des HEEREN, om Hem te dienen en om in Zijn Naam 2333 1Kro 24:13 | Zijn Naam tot in eeuwigheid te zegenen. ~ 2334 1Kro 24:25 | rust gegeven, en Hij zal te Jeruzalem wonen tot in eeuwigheid. ~ 2335 1Kro 24:29 | 29 Te weten tot het brood der 2336 1Kro 24:30 | 30 En om alle morgens te staan, om den HEERE te loven 2337 1Kro 24:30 | morgens te staan, om den HEERE te loven en te prijzen; en 2338 1Kro 24:30 | om den HEERE te loven en te prijzen; en desgelijks des 2339 1Kro 25:19 | dezen in hun dienst was te gaan in het huis des HEEREN, 2340 1Kro 26:3 | profeterende met den HEERE te danken en te loven. ~ 2341 1Kro 26:3 | met den HEERE te danken en te loven. ~ 2342 1Kro 26:5 | woorden Gods, om den hoorn te verheffen; want God had 2343 1Kro 27:12 | tegen hun broederen, om te dienen in het huis des HEEREN. ~ 2344 1Kro 27:27 | om het huis des HEEREN te onderhouden. ~ 2345 1Kro 28:24 | van Zeruja, had begonnen te tellen, maar hij voleindde 2346 1Kro 29:1 | 1 Toen vergaderde David te Jeruzalem alle oversten 2347 1Kro 29:2 | des verbonds des HEEREN te bouwen, en voor de voetbank 2348 1Kro 29:2 | heb gereedschap gemaakt om te bouwen. ~ 2349 1Kro 29:7 | geboden en Mijn rechten te doen, gelijk te dezen dage. ~ 2350 1Kro 29:7 | rechten te doen, gelijk te dezen dage. ~ 2351 1Kro 29:18 | het voorbeeld des wagens, te weten der cherubim, die 2352 1Kro 29:19 | zeide David, bij geschrift te verstaan gegeven van de 2353 1Kro 29:19 | van de hand des HEEREN, te weten al de werken dezes 2354 1Kro 30:4 | om de wanden der huizen te overtrekken; ~ 2355 1Kro 30:5 | de hand der werkmeesteren te maken. En wie is er willig, 2356 1Kro 30:5 | heden zijn hand den HEERE te vullen? ~ 2357 1Kro 30:12 | het in Uw hand alles groot te maken en sterk te maken. ~ 2358 1Kro 30:12 | groot te maken en sterk te maken. ~ 2359 1Kro 30:14 | verkregen hebben, om vrijwillig te geven als dit is? Want het 2360 1Kro 30:16 | bereid hebben om U een huis te bouwen, den Naam Uwer heiligheid, 2361 1Kro 30:19 | Salomo een volkomen hart, om te houden Uw geboden, Uw getuigenissen 2362 1Kro 30:19 | inzettingen; en om alles te doen, en om dit paleis te 2363 1Kro 30:19 | te doen, en om dit paleis te bouwen, hetwelk ik bereid 2364 1Kro 30:27 | Israel, zijn veertig jaren; te Hebron regeerde hij zeven 2365 1Kro 30:27 | regeerde hij zeven jaren, en te Jeruzalem regeerde hij drie 2366 2Kro 1:3 | hem, naar de hoogte, die te Gibeon was; want daar was 2367 2Kro 1:4 | hij had voor haar een tent te Jeruzalem gespannen.) ~ 2368 2Kro 1:13 | 13 Alzo kwam Salomo te Jeruzalem, van de hoogte, 2369 2Kro 1:13 | Jeruzalem, van de hoogte, die te Gibeon is, van voor de tent 2370 2Kro 1:14 | wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. ~ 2371 2Kro 1:15 | en het goud in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen 2372 2Kro 1:15 | en de cederen maakte hij te zijn als wilde vijgebomen, 2373 2Kro 2:1 | Naam des HEEREN een huis te bouwen, en een huis voor 2374 2Kro 2:3 | gezonden, om voor hem een huis te bouwen, om daarin te wonen, 2375 2Kro 2:3 | huis te bouwen, om daarin te wonen, zo doe ook met mij. ~ 2376 2Kro 2:4 | mijns Gods, bouwen, om Hem te heiligen, om reukwerk der 2377 2Kro 2:4 | voor Zijn aangezicht aan te steken, en voor de toerichting 2378 2Kro 2:6 | hebben, om voor Hem een huis te bouwen, dewijl de hemelen, 2379 2Kro 2:6 | voor Zijn aangezicht aan te steken? ~ 2380 2Kro 2:7 | mij nu een wijzen man, om te werken in goud, en in zilver, 2381 2Kro 2:7 | en die weet graveerselen te graveren, met de wijzen, 2382 2Kro 2:8 | het hout van Libanon weten te houwen; en zie, mijn knechten 2383 2Kro 2:9 | dat om mij hout in menigte te bereiden; want het huis, 2384 2Kro 2:14 | geweest is van Tyrus, die weet te werken in goud, en in zilver, 2385 2Kro 2:14 | en om alle graveersels te graveren, en om te bedenken 2386 2Kro 2:14 | graveersels te graveren, en om te bedenken allen vernuftigen 2387 2Kro 2:18 | zeshonderd opzieners, om het volk te doen arbeiden. ~  ~ 2388 2Kro 3:1 | begon het huis des HEEREN te bouwen te Jeruzalem, op 2389 2Kro 3:1 | huis des HEEREN te bouwen te Jeruzalem, op den berg Moria, 2390 2Kro 3:2 | 2 Hij begon nu te bouwen in de tweede maand, 2391 2Kro 3:3 | Salomo, om het huis Gods te bouwen: de lengte in ellen, 2392 2Kro 4:6 | ter linkerhand, om daarin te wassen; wat ten brandoffer 2393 2Kro 4:11 | voleindde Huram het werk te maken, dat hij voor de koning 2394 2Kro 4:12 | twee bollen der kapitelen te bedekken, die op der pilaren 2395 2Kro 4:13 | twee bollen der kapitelen te bedekken, die boven op de 2396 2Kro 4:20 | om die naar de wijze aan te steken, voor de aanspraakplaats; ~ 2397 2Kro 5:2 | onder de kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark des 2398 2Kro 5:2 | des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad Davids, 2399 2Kro 5:11 | geheiligd, zonder de verdelingen te houden; ~ 2400 2Kro 5:13 | zongen, om een eenparige stem te laten horen, prijzende en 2401 2Kro 5:14 | die wolk, niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid 2402 2Kro 6:2 | onder de kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark des 2403 2Kro 6:2 | des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad Davids, 2404 2Kro 6:11 | geheiligd, zonder de verdelingen te houden; ~ 2405 2Kro 6:13 | zongen, om een eenparige stem te laten horen, prijzende en 2406 2Kro 6:14 | die wolk, niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid 2407 2Kro 7:5 | van Israel, om een huis te bouwen, dat Mijn Naam daar 2408 2Kro 7:5 | verkoren om een voorganger te zijn over Mijn volk Israel. ~ 2409 2Kro 7:7 | mijn vader David, een huis te bouwen den Naam des HEEREN, 2410 2Kro 7:8 | geweest is, Mijn Naam een huis te bouwen, gij hebt welgedaan, 2411 2Kro 7:15 | hand vervuld, gelijk het te dezen dage is. ~ 2412 2Kro 7:16 | zonen hun weg bewaren, om te wandelen in Mijn wet, gelijk 2413 2Kro 7:18 | niet begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd 2414 2Kro 7:19 | smeking, o HEERE, mijn God, om te horen naar het geroep en 2415 2Kro 7:20 | gezegd hebt, Uw Naam daar te zullen zetten; om te horen 2416 2Kro 7:20 | daar te zullen zetten; om te horen naar het gebed, hetwelk 2417 2Kro 7:22 | zal hebben, om zichzelven te vervloeken, en de eed des 2418 2Kro 7:31 | 31 Opdat zij U vrezen, om te wandelen in Uw wegen, al 2419 2Kro 7:33 | Uw Naam kennen, zo om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel, 2420 2Kro 7:33 | gelijk Uw volk Israel, als om te weten, dat Uw Naam genoemd 2421 2Kro 8:1 | Als nu Salomo voleind had te bidden, zo daalde het vuur 2422 2Kro 8:6 | gemaakt had, om den HEERE te loven, dat Zijn weldadigheid 2423 2Kro 8:11 | des HEEREN en in zijn huis te maken, richtte hij voorspoedig 2424 2Kro 8:13 | sprinkhaan gebiede, het land te verteren, of zo Ik pest 2425 2Kro 8:16 | en Mijn hart zullen daar te allen dage zijn. ~ 2426 2Kro 9:6 | begeerte van Salomo begeerd had te bouwen, in Jeruzalem, en 2427 2Kro 9:14 | over hun wachten, om God te prijzen, en voor de priesteren 2428 2Kro 9:14 | prijzen, en voor de priesteren te dienen, naar den eis van 2429 2Kro 10:1 | om Salomo met raadselen te verzoeken, te Jeruzalem, 2430 2Kro 10:1 | raadselen te verzoeken, te Jeruzalem, met een zeer 2431 2Kro 10:8 | uw God, tot een koning te zetten; overmits uw God 2432 2Kro 10:8 | hetzelve tot in eeuwigheid op te richten, zo heeft Hij u 2433 2Kro 10:8 | om recht en gerechtigheid te doen. ~ 2434 2Kro 10:11 | zangers; desgelijks ook was te voren in het land van Juda 2435 2Kro 10:23 | aangezicht, om zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart 2436 2Kro 10:25 | wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. ~ 2437 2Kro 10:27 | het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen 2438 2Kro 10:27 | en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, 2439 2Kro 10:30 | 30 En Salomo regeerde te Jeruzalem over gans Israel, 2440 2Kro 11:1 | want het ganse Israel was te Sichem gekomen, om hem koning 2441 2Kro 11:1 | Sichem gekomen, om hem koning te maken. ~ 2442 2Kro 11:7 | woorden spreken, zo zullen zij te allen dage uw knechten zijn. ~ 2443 2Kro 11:18 | verkloekte zich, om op een wagen te klimmen, dat hij naar Jeruzalem 2444 2Kro 12:1 | 1 Toen nu Rehabeam te Jeruzalem gekomen was, vergaderde 2445 2Kro 12:1 | oorlog, om tegen Israel te strijden, opdat hij het 2446 2Kro 12:4 | weder van tegen Jerobeam te trekken. ~ 2447 2Kro 12:5 | 5 Rehabeam nu woonde te Jeruzalem; en hij bouwde 2448 2Kro 12:14 | het priesterdom des HEEREN te mogen bedienen. ~ 2449 2Kro 12:16 | alle stammen van Israel te Jeruzalem, die hun hart 2450 2Kro 12:16 | HEERE, den God Israels, te zoeken, dat zij den HEERE, 2451 2Kro 12:22 | een hoofd, om een overste te zijn onder zijn broederen; 2452 2Kro 12:22 | want het was om hem koning te maken. ~ 2453 2Kro 13:5 | de oversten van Juda, die te Jeruzalem verzameld waren, 2454 2Kro 13:13 | verkoren had, om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner 2455 2Kro 13:14 | niet richtte, om den HEERE te zoeken. ~ 2456 2Kro 14:2 | Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2457 2Kro 14:5 | 5 Staat het u niet toe te weten, dat de HEERE, de 2458 2Kro 14:8 | 8 En nu, gij denkt u te versterken tegen het koninkrijk 2459 2Kro 14:9 | iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met een jong rund 2460 2Kro 14:11 | lampen, om die op elken avond te doen branden; want wij nemen 2461 2Kro 14:12 | om tegen u alarmgeklank te maken; o kinderen Israels, 2462 2Kro 14:13 | omwenden, om van achter hen te komen; zo waren zij voor 2463 2Kro 14:18 | kinderen Israels vernederd te dier tijd; maar de kinderen 2464 2Kro 15:11 | HEERE, het is niets bij U, te helpen hetzij den machtige, 2465 2Kro 15:15 | kemelen; en kwamen weder te Jeruzalem. ~  ~ 2466 2Kro 16:10 | En zij vergaderden zich te Jeruzalem, in de derde maand, 2467 2Kro 17:1 | hij niemand toeliet uit te gaan en in te komen tot 2468 2Kro 17:1 | toeliet uit te gaan en in te komen tot Asa, den koning 2469 2Kro 17:2 | den koning van Syrie, die te Damaskus woonde, zeggende: ~ 2470 2Kro 17:3 | ga heen, maak uw verbond te niet met Baesa, den koning 2471 2Kro 17:5 | dat hij afliet van Rama te bouwen, en zijn werk staakte. ~ 2472 2Kro 17:9 | ganse aarde, om Zich sterk te bewijzen aan degenen, welker 2473 2Kro 19:2 | hij porde hem aan, om op te trekken naar Ramoth in Gilead. ~ 2474 2Kro 19:7 | man, om door hem den HEERE te vragen; maar ik haat hem, 2475 2Kro 19:12 | heengegaan was, om Micha te roepen, sprak tot hem, zeggende: 2476 2Kro 19:19 | dat hij optrekke, en valle te Ramoth in Gilead? Daarna 2477 2Kro 19:23 | mij doorgegaan, om u aan te spreken? ~ 2478 2Kro 19:24 | van kamer in kamer, om u te versteken. ~ 2479 2Kro 19:31 | zij togen rondom hem, om te strijden; maar Josafat riep, 2480 2Kro 20:1 | vrede weder naar zijn huis te Jeruzalem. ~ 2481 2Kro 20:3 | en uw hart gericht om God te zoeken. ~ 2482 2Kro 20:8 | Daartoe stelde Josafat ook te Jeruzalem enige van de Levieten, 2483 2Kro 20:8 | rechtsgeschillen, als zij weder te Jeruzalem gekomen waren. ~ 2484 2Kro 21:2 | Syrie, en zie, zij zijn te Hazezon-Thamar, hetwelk 2485 2Kro 21:3 | aangezicht, om den HEERE te zoeken; en hij riep een 2486 2Kro 21:4 | vergaderd, om van den HEERE hulp te zoeken; ook kwamen zij uit 2487 2Kro 21:4 | steden van Juda, om den HEERE te zoeken. ~ 2488 2Kro 21:10 | Gij Israel niet toeliet te trekken, als zij uit Egypteland 2489 2Kro 21:11 | uit Uw erve, die Gij ons te erven gegeven hebt, te verdrijven. ~ 2490 2Kro 21:11 | ons te erven gegeven hebt, te verdrijven. ~ 2491 2Kro 21:17 | zult in dezen strijd niet te strijden hebben; stelt uzelven, 2492 2Kro 21:19 | luider stem ten hoogste te prijzen. ~ 2493 2Kro 21:23 | van het gebergte Seir, om te verbannen en te verdelgen; 2494 2Kro 21:23 | Seir, om te verbannen en te verdelgen; en als zij met 2495 2Kro 21:25 | volk kwamen, om hun buit te roven, en zij vonden bij 2496 2Kro 21:27 | blijdschap tot Jeruzalem te komen; want de HEERE had 2497 2Kro 21:28 | 28 En zij kwamen te Jeruzalem, met luiten, en 2498 2Kro 21:31 | regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner 2499 2Kro 21:36 | zich met hem, om schepen te maken, om naar Tharsis te 2500 2Kro 21:36 | te maken, om naar Tharsis te gaan; en zij maakten de


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License