1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026
Book Chapter: Verse
2001 2Kon 6:1 | aangezicht, is voor ons te eng. ~
2002 2Kon 6:2 | een plaats maken, om er te wonen. En hij zeide: Gaat
2003 2Kon 6:3 | een: Het believe u toch te gaan met uw knechten. En
2004 2Kon 6:11 | hen: Zult gij mij dan niet te kennen geven, wie van de
2005 2Kon 6:12 | geeft den koning van Israel te kennen de woorden, die gij
2006 2Kon 6:13 | halen late. En hem werd te kennen gegeven, zeggende:
2007 2Kon 6:13 | gegeven, zeggende: Zie, hij is te Dothan. ~
2008 2Kon 6:20 | het geschiedde, als zij te Samaria gekomen waren, dat
2009 2Kon 6:32 | heeft, om mijn hoofd af te nemen? Ziet toe, als die
2010 2Kon 7:5 | in het leger der Syriers te komen. Toen zij aan het
2011 2Kon 7:6 | Egyptenaren, om tegen ons te komen. ~
2012 2Kon 7:12 | zijn knechten: Ik zal u nu te kennen geven, wat de Syriers
2013 2Kon 7:12 | gegaan, om zich in het veld te versteken, zeggende: Als
2014 2Kon 8:7 | 7 Daarna kwam Elisa te Damaskus, als Benhadad,
2015 2Kon 8:9 | een geschenk in zijn hand, te weten, alle goed van Damaskus,
2016 2Kon 8:9 | heeft mij tot u gezonden, om te zeggen: Zal ik van deze
2017 2Kon 8:16 | Josafat, den koning van Juda, te regeren. ~
2018 2Kon 8:17 | hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~
2019 2Kon 8:19 | gezegd had, dat Hij hem te allen tijde voor zijn zonen
2020 2Kon 8:25 | Jeroham, den koning van Juda, te regeren. ~
2021 2Kon 8:26 | werd, en regeerde een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner
2022 2Kon 8:28 | Achab, naar den strijd, te Ramoth in Gilead, tegen
2023 2Kon 8:29 | wederom, opdat hij zich te Jizreel helen liet van de
2024 2Kon 8:29 | slagen, die hem de Syriers te Rama geslagen hadden, als
2025 2Kon 8:29 | Joram, den zoon van Achab, te Jizreel te bezien, want
2026 2Kon 8:29 | zoon van Achab, te Jizreel te bezien, want hij was krank. ~ ~
2027 2Kon 9:12 | leugen; geef het ons nu te kennen. En hij zeide: Zo
2028 2Kon 9:15 | wedergekeerd, opdat hij zich te Jizreel helen liet van de
2029 2Kon 9:15 | ontkome, om dit in Jizreel te gaan verkondigen. ~
2030 2Kon 9:16 | was afgekomen, om Joram te bezien. ~
2031 2Kon 9:17 | wachter nu stond op den toren te Jizreel, en zag den hoop
2032 2Kon 9:18 | 18 En de ruiter te paard toog heen hem tegemoet,
2033 2Kon 9:18 | Wat hebt gij met den vrede te doen? Keer om naar achter
2034 2Kon 9:18 | mij. En de wachter gaf het te kennen, zeggende: De bode
2035 2Kon 9:19 | zond hij een anderen ruiter te paard; en als deze tot hen
2036 2Kon 9:19 | Wat hebt gij met den vrede te doen? Keer om achter mij. ~
2037 2Kon 9:20 | 20 En de wachter gaf dit te kennen, zeggende: Hij is
2038 2Kon 9:30 | 30 En Jehu kwam te Jizreel. Als Izebel dat
2039 2Kon 9:35 | zij gingen heen om haar te begraven; doch zij vonden
2040 2Kon 9:36 | weder, en gaven het hem te kennen, en hij zeide: Dit
2041 2Kon 10:1 | Achab nu had zeventig zonen te Samaria; en Jehu schreef
2042 2Kon 10:11 | overgeblevenen van het huis van Achab te Jizreel, en al zijn groten,
2043 2Kon 10:12 | naar Samaria; en zijnde te Beth-Heked der herderen,
2044 2Kon 10:13 | en de zonen der koningin te groeten.
2045 2Kon 10:17 | 17 En toen hij te Samaria kwam, sloeg hij
2046 2Kon 10:17 | hij allen, die aan Achab te Samaria overgebleven waren,
2047 2Kon 10:24 | slachtofferen en brandofferen te doen, bestelde zich Jehu
2048 2Kon 10:25 | voleind had het brandoffer te doen, dat Jehu zeide tot
2049 2Kon 10:29 | Israel zondigen deed, na te volgen, week Jehu niet af,
2050 2Kon 10:29 | volgen, week Jehu niet af, te weten, van de gouden kalveren,
2051 2Kon 10:29 | de gouden kalveren, die te Beth-El en die te Dan waren. ~
2052 2Kon 10:29 | kalveren, die te Beth-El en die te Dan waren. ~
2053 2Kon 10:31 | Maar Jehu nam niet waar te wandelen in de wet des HEEREN,
2054 2Kon 10:32 | begon de HEERE Israel af te korten, want Hazael sloeg
2055 2Kon 10:35 | vaderen, en zij begroeven hem te Samaria, en zijn zoon Joahaz
2056 2Kon 12:1 | en regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2057 2Kon 12:4 | in het huis des HEEREN, te weten het geld desgenen,
2058 2Kon 12:4 | ieders hart komt, om dat te brengen in het huis des
2059 2Kon 12:8 | bewilligden van het volk geen geld te nemen, noch de breuken van
2060 2Kon 12:8 | de breuken van het huis te verbeteren. ~
2061 2Kon 12:12 | hout en gehouwen stenen te kopen, om de breuken van
2062 2Kon 12:12 | van het huis des HEEREN te verbeteren, en voor al wat
2063 2Kon 12:12 | werd voor het huis, om dat te beteren. ~
2064 2Kon 12:15 | degenen, die het werk deden, te geven; want zij handelden
2065 2Kon 12:17 | aangezicht, om tegen Jeruzalem op te trekken. ~
2066 2Kon 13:1 | en regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2067 2Kon 13:4 | in het huis des HEEREN, te weten het geld desgenen,
2068 2Kon 13:4 | ieders hart komt, om dat te brengen in het huis des
2069 2Kon 13:8 | bewilligden van het volk geen geld te nemen, noch de breuken van
2070 2Kon 13:8 | de breuken van het huis te verbeteren. ~
2071 2Kon 13:12 | hout en gehouwen stenen te kopen, om de breuken van
2072 2Kon 13:12 | van het huis des HEEREN te verbeteren, en voor al wat
2073 2Kon 13:12 | werd voor het huis, om dat te beteren. ~
2074 2Kon 13:15 | degenen, die het werk deden, te geven; want zij handelden
2075 2Kon 13:17 | aangezicht, om tegen Jeruzalem op te trekken. ~
2076 2Kon 14:1 | Jehu, koning over Israel, te Samaria, en regeerde zeventien
2077 2Kon 14:5 | woonden in hun tenten, als te voren. ~
2078 2Kon 14:6 | het bos bleef ook staan te Samaria.) ~
2079 2Kon 14:9 | vaderen, en zij begroeven hem te Samaria; en Joas, zijn zoon,
2080 2Kon 14:10 | Joahaz, koning over Israel, te Samaria, en regeerde zestien
2081 2Kon 14:13 | troon. En Joas werd begraven te Samaria, bij de koningen
2082 2Kon 15:2 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2083 2Kon 15:11 | elkanders aangezicht zagen te Beth-Semes, dat in Juda
2084 2Kon 15:13 | Joas, den zoon van Ahazia, te Beth-Semes, en kwam te Jeruzalem;
2085 2Kon 15:13 | te Beth-Semes, en kwam te Jeruzalem; en hij brak aan
2086 2Kon 15:16 | met zijn vaderen, en werd te Samaria begraven bij de
2087 2Kon 15:19 | een verbintenis tegen hem te Jeruzalem, dat hij vluchtte
2088 2Kon 15:20 | op paarden; en hij werd te Jeruzalem begraven, bij
2089 2Kon 15:23 | den koning van Juda, werd te Samaria koning, Jerobeam,
2090 2Kon 16:2 | regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2091 2Kon 16:8 | van Jerobeam, over Israel te Samaria, zes maanden. ~
2092 2Kon 16:13 | regeerde een volle maand te Samaria. ~
2093 2Kon 16:14 | toog op van Thirza, en kwam te Samaria, en sloeg Sallum,
2094 2Kon 16:14 | Sallum, den zoon van Jabes, te Samaria, en doodde hem,
2095 2Kon 16:17 | en regeerde tien jaren te Samaria. ~
2096 2Kon 16:19 | koninkrijk in zijn hand te sterken. ~
2097 2Kon 16:20 | om den koning van Assyrie te geven, voor elk man vijftig
2098 2Kon 16:23 | en regeerde twee jaren te Samaria. ~
2099 2Kon 16:25 | tegen hem, en sloeg hem te Samaria, in het paleis van
2100 2Kon 16:27 | en regeerde twintig jaren te Samaria. ~
2101 2Kon 16:33 | en regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2102 2Kon 16:37 | dagen begon de HEERE in Juda te zenden Rezin, den koning
2103 2Kon 17:2 | hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet
2104 2Kon 17:6 | 6 Te dierzelfder tijd bracht
2105 2Kon 17:6 | Elath; en de Syriers kwamen te Elath, en hebben daar gewoond
2106 2Kon 17:10 | hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo zond de
2107 2Kon 17:15 | altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~
2108 2Kon 18:2 | hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet
2109 2Kon 18:6 | 6 Te dierzelfder tijd bracht
2110 2Kon 18:6 | Elath; en de Syriers kwamen te Elath, en hebben daar gewoond
2111 2Kon 18:10 | hebbende een altaar, dat te Damaskus was, zo zond de
2112 2Kon 18:15 | altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~
2113 2Kon 19:1 | Ela, koning over Israel te Samaria, en regeerde negen
2114 2Kon 19:4 | koning van Assyrie niet als te voren van jaar tot jaar
2115 2Kon 19:11 | om den HEERE tot toorn te verwekken. ~
2116 2Kon 19:17 | en verkochten zich, om te doen dat kwaad was in de
2117 2Kon 19:17 | HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~
2118 2Kon 19:28 | weggevoerd hadden, en woonde te Beth-El; en hij leerde hun,
2119 2Kon 19:37 | heeft, zult gij waarnemen te doen te allen dag; en gij
2120 2Kon 19:37 | zult gij waarnemen te doen te allen dag; en gij zult andere
2121 2Kon 20:2 | regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem, en de naam zijner
2122 2Kon 20:6 | hij week niet van Hem na te volgen, en hij hield Zijn
2123 2Kon 20:16 | 16 Te dier tijd sneed Hizkia het
2124 2Kon 20:22 | altaar zult gij u buigen te Jeruzalem? ~
2125 2Kon 20:25 | tegen deze plaats, om die te verderven? De HEERE heeft
2126 2Kon 20:27 | gezonden, om deze woorden te spreken? Is het niet tot
2127 2Kon 20:37 | hem de woorden van Rabsake te kennen. ~ ~
2128 2Kon 21:3 | en er is geen kracht om te baren. ~
2129 2Kon 21:4 | heeft, om den levenden God te honen, en te schelden, met
2130 2Kon 21:4 | levenden God te honen, en te schelden, met woorden, die
2131 2Kon 21:9 | is uitgetogen om tegen u te strijden, zond hij weder
2132 2Kon 21:16 | heeft, om den levenden God te honen. ~
2133 2Kon 21:25 | gehoord, dat Ik zulks lang te voren gedaan heb en dat
2134 2Kon 21:25 | zijn, om de vaste steden te verstoren tot woeste hopen. ~
2135 2Kon 21:34 | stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil,
2136 2Kon 21:36 | keerde weder; en hij bleef te Nineve. ~
2137 2Kon 22:10 | tien graden nederwaarts te gaan; neen, maar dat de
2138 2Kon 22:12 | 12 Te dier tijd zond Berodach
2139 2Kon 23:1 | regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2140 2Kon 23:4 | waarvan de HEERE gezegd had: te Jeruzalem zal Ik Mijn Naam
2141 2Kon 23:6 | HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~
2142 2Kon 23:8 | voortvaren den voet van Israel te bewegen uit dit land, dat
2143 2Kon 23:8 | alleenlijk, zo zij waarnemen te doen, naar alles, wat Ik
2144 2Kon 23:19 | hij regeerde twee jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2145 2Kon 24:1 | regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2146 2Kon 24:5 | de breuken van het huis te beteren; ~
2147 2Kon 24:6 | hout en gehouwene stenen te kopen, om het huis te beteren. ~
2148 2Kon 24:6 | stenen te kopen, om het huis te beteren. ~
2149 2Kon 24:10 | de schrijver, den koning te kennen, zeggende: De priester
2150 2Kon 24:13 | woorden dezes boeks, om te doen naar al wat voor ons
2151 2Kon 24:14 | klederbewaarder (zij nu woonde te Jeruzalem, in het tweede
2152 2Kon 24:18 | gezonden heeft, om den HEERE te vragen, alzo zult gij tot
2153 2Kon 25:3 | aangezicht, om den HEERE na te wandelen, en Zijn geboden,
2154 2Kon 25:3 | harte en met ganser ziele te houden, bevestigende de
2155 2Kon 25:9 | op het altaar des HEEREN te Jeruzalem; maar zij aten
2156 2Kon 25:15 | Daartoe ook het altaar, dat te Beth-El was, en de hoogte,
2157 2Kon 25:15 | zondigen deed, gemaakt had; te zamen dat altaar en die
2158 2Kon 25:19 | om den HEERE tot toorn te verwekken; en hij deed dezelve
2159 2Kon 25:19 | naar al de daden, die hij te Beth-El gedaan had. ~
2160 2Kon 25:23 | werd dit pascha den HEERE te Jeruzalem gehouden. ~
2161 2Kon 25:29 | tegemoet, en hij doodde hem te Megiddo, als hij hem gezien
2162 2Kon 25:30 | Megiddo, en brachten hem te Jeruzalem, en begroeven
2163 2Kon 25:31 | hij regeerde drie maanden te Jeruzalem; en de naam zijner
2164 2Kon 25:33 | Farao Necho liet hem binden te Ribla in het land van Hamath,
2165 2Kon 25:33 | land van Hamath, opdat hij te Jeruzalem niet regeren zou;
2166 2Kon 25:35 | naar het bevel van Farao te geven; een ieder naar zijn
2167 2Kon 25:35 | lands, om aan Farao Necho te geven. ~
2168 2Kon 25:36 | werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2169 2Kon 26:2 | zond hen tegen Juda, om dat te verderven, naar het woord
2170 2Kon 26:8 | en regeerde drie maanden te Jeruzalem; en de naam zijner
2171 2Kon 26:10 | 10 Te dier tijd togen de knechten
2172 2Kon 26:18 | en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2173 2Kon 27:8 | knecht des konings van Babel, te Jeruzalem. ~
2174 2Kon 27:21 | sloeg hen, en doodde hen te Ribla, in het land van Hamath.
2175 2Kon 27:24 | tot hen: Vreest niet van te zijn knechten der Chaldeen,
2176 2Kon 27:25 | de Chaldeen, die met hem te Mizpa waren. ~
2177 2Kon 27:28 | der koningen, die bij hem te Babel waren. ~
2178 1Kro 1:10 | Nimrod; die begon geweldig te zijn op aarde.
2179 1Kro 2:55 | huisgezinnen der schrijvers, die te Jabes woonden, de Tirathieten,
2180 1Kro 3:1 | kinderen van David, die hem te Hebron geboren zijn: de
2181 1Kro 3:2 | dochter van Thalmai, de koning te Gesur; de vierde Adonia,
2182 1Kro 3:4 | 4 Zes zijn hem te Hebron geboren; want hij
2183 1Kro 3:4 | dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem. ~
2184 1Kro 3:5 | 5 Dezen nu zijn hem te Jeruzalem geboren: Simea,
2185 1Kro 4:15 | en de kinderen van Ela, te weten Kenaz. ~
2186 1Kro 4:28 | 28 En zij woonden te Ber-seba, en te Molada,
2187 1Kro 4:28 | woonden te Ber-seba, en te Molada, en te Hazar-Sual,
2188 1Kro 4:28 | Ber-seba, en te Molada, en te Hazar-Sual,
2189 1Kro 4:29 | 29 En te Bilha, en te Ezem, en te
2190 1Kro 4:29 | 29 En te Bilha, en te Ezem, en te Tholad, ~
2191 1Kro 4:29 | te Bilha, en te Ezem, en te Tholad, ~
2192 1Kro 4:30 | 30 En te Bethuel, en te Horma, en
2193 1Kro 4:30 | 30 En te Bethuel, en te Horma, en te Ziklag, ~
2194 1Kro 4:30 | Bethuel, en te Horma, en te Ziklag, ~
2195 1Kro 4:31 | 31 En te Beth-markaboth, en te Hazar-Susim,
2196 1Kro 4:31 | En te Beth-markaboth, en te Hazar-Susim, en te Beth-Biri,
2197 1Kro 4:31 | Beth-markaboth, en te Hazar-Susim, en te Beth-Biri, en te Saaraim.
2198 1Kro 4:31 | Hazar-Susim, en te Beth-Biri, en te Saaraim. Dit waren hun steden,
2199 1Kro 4:39 | oosten des dals, om weide te zoeken voor hun schapen. ~
2200 1Kro 4:42 | 42 Ook gingen uit hen, te weten uit de kinderen van
2201 1Kro 5:8 | zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot aan Nebo,
2202 1Kro 5:24 | hunner vaderlijke huizen, te weten: Hefer, en Jisei,
2203 1Kro 5:26 | voerde hen gevankelijk weg, te weten de Rubenieten, en
2204 1Kro 5:26 | Manasse; en hij bracht hen te Halah, en Habor, en Hara,
2205 1Kro 6:10 | in het huis, dat Salomo te Jeruzalem gebouwd had. ~
2206 1Kro 6:32 | Salomo het huis des HEEREN te Jeruzalem bouwde; en zij
2207 1Kro 6:49 | om over Israel verzoening te doen, naar alles wat Mozes,
2208 1Kro 7:3 | Jisia; deze vijf waren al te zamen hoofden. ~
2209 1Kro 7:21 | afgekomen waren om hun vee te nemen. ~
2210 1Kro 7:22 | zijn broeders kwamen om hem te troosten. ~
2211 1Kro 8:6 | vaderen van de inwoners te Geba, en hij voerde hen
2212 1Kro 8:13 | vaderen van de inwoners te Ajalon; dezen hebben de
2213 1Kro 8:28 | geslachten; dezen woonden te Jeruzalem. ~
2214 1Kro 8:29 | 29 En te Gibeon woonde de vader van
2215 1Kro 8:32 | tegenover hun broederen te Jeruzalem, met hun broederen. ~
2216 1Kro 9:3 | 3 Maar te Jeruzalem woonden van de
2217 1Kro 9:20 | Pinehas, de zoon van Eleazar, te voren voorganger bij hen
2218 1Kro 9:25 | tijd tot tijd, om met hen te dienen; ~
2219 1Kro 9:32 | toerichting, om die alle sabbatten te bereiden.
2220 1Kro 9:33 | het op hen, in dat werk te zijn. ~
2221 1Kro 9:34 | geslachten; dezen woonden te Jeruzalem. ~
2222 1Kro 9:35 | 35 Maar te Gibeon hadden gewoond Jeiel,
2223 1Kro 9:38 | Simeam; dezen woonden ook te Jeruzalem, tegenover hun
2224 1Kro 10:8 | kwamen om de verslagenen te plunderen, zo vonden zij
2225 1Kro 10:9 | Filistijnen land rondom, om dit te boodschappen aan hun afgoden,
2226 1Kro 10:12 | zonen, en zij brachten ze te Jabes; en zij begroeven
2227 1Kro 10:12 | beenderen onder een eikenboom te Jabes, en zij vastten zeven
2228 1Kro 11:2 | 2 Zelfs ook te voren, toen Saul nog koning
2229 1Kro 11:3 | maakte een verbond met hen te Hebron, voor het aangezicht
2230 1Kro 11:10 | geheel Israel, om hem koning te maken, naar het woord des
2231 1Kro 11:13 | 13 Hij was met David te Pas-Dammim, als de Filistijnen
2232 1Kro 11:16 | der Filistijnen was toen te Bethlehem. ~
2233 1Kro 11:17 | zeide: Wie zal mij water te drinken geven uit Bethlehems
2234 1Kro 11:19 | van mij zijn, van zulks te doen! Zou ik het bloed dezer
2235 1Kro 12:17 | mij gekomen zijt, om mij te helpen, zo zal mijn hart
2236 1Kro 12:17 | vijanden bedriegelijk over te leveren, daar toch geen
2237 1Kro 12:19 | Filistijnen kwam, om tegen Saul te strijden, alhoewel zij hen
2238 1Kro 12:22 | 22 Want er kwamen er te dier tijd dag bij dag tot
2239 1Kro 12:22 | bij dag tot David, om hem te helpen, tot een groot leger
2240 1Kro 12:23 | ten heire, die tot David te Hebron kwamen, om het koninkrijk
2241 1Kro 12:23 | koninkrijk van Saul tot hem te wenden, naar den mond des
2242 1Kro 12:31 | kwamen, om David koning te maken; ~
2243 1Kro 12:32 | verstand van de tijden, om te weten wat Israel doen moest;
2244 1Kro 12:33 | duizend; en om een slagorde te houden met een onwankelbaar
2245 1Kro 12:36 | het heir, om krijgsorde te houden, waren veertig duizend; ~
2246 1Kro 12:38 | kwamen met een volkomen hart te Hebron, om David koning
2247 1Kro 12:38 | Hebron, om David koning te maken over gans Israel.
2248 1Kro 12:38 | hart, om David tot koning te maken. ~
2249 1Kro 13:2 | van den HEERE, onzen God, te zijn, laat ons ons uitbreiden,
2250 1Kro 13:5 | Sichor af, tot daar men komt te Hamath, om de ark Gods te
2251 1Kro 13:5 | te Hamath, om de ark Gods te brengen van Kirjath-Jearim. ~
2252 1Kro 13:9 | zijn hand uit, om de ark te houden, want de runderen
2253 1Kro 13:12 | David vreesde den HEERE te dien dage, zeggende: Hoe
2254 1Kro 14:3 | En David nam meer vrouwen te Jeruzalem, en David gewon
2255 1Kro 14:4 | namen der kinderen, die hij te Jeruzalem had: Sammua, en
2256 1Kro 14:8 | Filistijnen op om David te zoeken. Toen David dat hoorde
2257 1Kro 14:15 | het leger der Filistijnen te slaan. ~
2258 1Kro 15:2 | verkoren, om de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen
2259 1Kro 15:2 | Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid. ~
2260 1Kro 15:3 | vergaderde David gans Israel te Jeruzalem, om de ark des
2261 1Kro 15:3 | om de ark des HEEREN op te halen aan haar plaats, die
2262 1Kro 15:14 | des Gods van Israel, op te brengen. ~
2263 1Kro 15:21 | Scheminith, om den toon te versterken. ~
2264 1Kro 15:25 | des verbonds des HEEREN op te halen, uit het huis van
2265 1Kro 16:2 | dankofferen geeindigd had te offeren, zo zegende hij
2266 1Kro 16:4 | HEERE, den God Israels, te vermelden, en te loven,
2267 1Kro 16:4 | Israels, te vermelden, en te loven, en te prijzen. ~
2268 1Kro 16:4 | vermelden, en te loven, en te prijzen. ~
2269 1Kro 16:7 | 7 Te dienzelven dage gaf David
2270 1Kro 16:7 | dezen psalm, om den HEERE te loven, door den dienst van
2271 1Kro 16:21 | Hij liet niemand toe hen te onderdrukken; ook bestrafte
2272 1Kro 16:25 | HEERE is groot, en zeer te prijzen, en Hij is vreselijk
2273 1Kro 16:33 | omdat Hij komt, om de aarde te richten. ~
2274 1Kro 16:37 | broederen, om geduriglijk te dienen voor de ark, naardat
2275 1Kro 16:39 | HEEREN op de hoogte, welke te Gibeon is; ~
2276 1Kro 16:40 | brandofferen geduriglijk te offeren op het brandofferaltaar,
2277 1Kro 16:41 | uitgedrukt zijn om den HEERE te loven; want Zijn goedertierenheid
2278 1Kro 16:43 | keerde zich, om zijn huis te gaan zegenen. ~ ~
2279 1Kro 17:4 | geen huis bouwen, om in te wonen. ~
2280 1Kro 17:6 | denwelken Ik gebood Mijn volk te weiden, zeggende: Waarom
2281 1Kro 17:10 | Ik geboden heb richters te wezen over Mijn volk Israel;
2282 1Kro 17:10 | vernederd; ook heb Ik u te kennen gegeven, dat u de
2283 1Kro 17:19 | deze grote dingen bekend te maken. ~
2284 1Kro 17:21 | heengegaan is Zich tot een volk te verlossen, dat Gij U een
2285 1Kro 17:21 | dingen, met de heidenen uit te stoten van het aangezicht
2286 1Kro 17:25 | gevonden, om voor Uw aangezicht te bidden. ~
2287 1Kro 17:27 | dan, het heeft U beliefd te zegenen het huis Uws knechts,
2288 1Kro 18:3 | hij heentoog, om zijn hand te stellen aan de rivier Frath. ~
2289 1Kro 18:4 | en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde
2290 1Kro 18:5 | Hadar-ezer, den koning van Zoba, te helpen; maar David sloeg
2291 1Kro 18:7 | waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~
2292 1Kro 18:10 | om hem naar zijn welstand te vragen, en om hem te zegenen,
2293 1Kro 18:10 | welstand te vragen, en om hem te zegenen, vanwege dat hij
2294 1Kro 19:3 | hij heentoog, om zijn hand te stellen aan de rivier Frath. ~
2295 1Kro 19:4 | en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde
2296 1Kro 19:5 | Hadar-ezer, den koning van Zoba, te helpen; maar David sloeg
2297 1Kro 19:7 | waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~
2298 1Kro 19:10 | om hem naar zijn welstand te vragen, en om hem te zegenen,
2299 1Kro 19:10 | welstand te vragen, en om hem te zegenen, vanwege dat hij
2300 1Kro 20:2 | zond David boden, om hem te troosten over zijn vader.
2301 1Kro 20:2 | tot Hanun kwamen, om hem te troosten, ~
2302 1Kro 20:3 | knechten tot u gekomen, om te doorzoeken, en om om te
2303 1Kro 20:3 | te doorzoeken, en om om te keren, en om het land te
2304 1Kro 20:3 | te keren, en om het land te verspieden? ~
2305 1Kro 20:5 | koning dan zeide: Blijft te Jericho, totdat ulieder
2306 1Kro 20:6 | zich wagenen en ruiters te huren uit Mesopotamie, en
2307 1Kro 20:12 | zeide: Indien mij de Syriers te sterk worden, zo zult gij
2308 1Kro 20:12 | indien de kinderen Ammons u te sterk worden, zo zal ik
2309 1Kro 20:15 | in de stad; en Joab kwam te Jeruzalem. ~
2310 1Kro 20:18 | en veertig duizend mannen te voet; daartoe doodde hij
2311 1Kro 21:1 | Rabba; maar David bleef te Jeruzalem. En Joab sloeg
2312 1Kro 21:4 | krijg met de Filistijnen te Gezer opstond, toen sloeg
2313 1Kro 21:6 | 6Daarna was er nog een krijg te Gath; en daar was een zeer
2314 1Kro 21:8 | 8Dezen waren van Rafa geboren te Gath; en zij vielen door
2315 1Kro 22:4 | Israel; daarna kwam hij weder te Jeruzalem. ~
2316 1Kro 22:12 | of drie maanden verteerd te worden voor het aangezicht
2317 1Kro 22:15 | engel naar Jeruzalem, om die te verderven; en als hij haar
2318 1Kro 22:18 | den HEERE een altaar op te richten op den dorsvloer
2319 1Kro 22:29 | altaar des brandoffers, was te dier tijd op de hoogte te
2320 1Kro 22:29 | te dier tijd op de hoogte te Gibeon. ~
2321 1Kro 22:30 | heengaan voor hetzelve, om God te zoeken; want hij was verschrikt
2322 1Kro 23:2 | bestelde steenhouwers, om uit te houwen stenen, welke men
2323 1Kro 23:2 | behouwen zou, om het huis Gods te bouwen. ~
2324 1Kro 23:6 | den God Israels, een huis te bouwen. ~
2325 1Kro 23:7 | HEEREN, mijns Gods, een huis te bouwen; ~
2326 1Kro 23:12 | bevel over Israel, en dat om te onderhouden de wet des HEEREN,
2327 1Kro 23:13 | als gij waarnemen zult te doen de inzettingen en de
2328 1Kro 23:19 | nu uw hart en uw ziel, om te zoeken den HEERE, uw God,
2329 1Kro 24:4 | het huis des HEEREN aan te drijven; en zes duizend
2330 1Kro 24:5 | heb, zeide David, om lof te zingen. ~
2331 1Kro 24:13 | zonen, tot in eeuwigheid, om te roken voor het aangezicht
2332 1Kro 24:13 | aangezicht des HEEREN, om Hem te dienen en om in Zijn Naam
2333 1Kro 24:13 | Zijn Naam tot in eeuwigheid te zegenen. ~
2334 1Kro 24:25 | rust gegeven, en Hij zal te Jeruzalem wonen tot in eeuwigheid. ~
2335 1Kro 24:29 | 29 Te weten tot het brood der
2336 1Kro 24:30 | 30 En om alle morgens te staan, om den HEERE te loven
2337 1Kro 24:30 | morgens te staan, om den HEERE te loven en te prijzen; en
2338 1Kro 24:30 | om den HEERE te loven en te prijzen; en desgelijks des
2339 1Kro 25:19 | dezen in hun dienst was te gaan in het huis des HEEREN,
2340 1Kro 26:3 | profeterende met den HEERE te danken en te loven. ~
2341 1Kro 26:3 | met den HEERE te danken en te loven. ~
2342 1Kro 26:5 | woorden Gods, om den hoorn te verheffen; want God had
2343 1Kro 27:12 | tegen hun broederen, om te dienen in het huis des HEEREN. ~
2344 1Kro 27:27 | om het huis des HEEREN te onderhouden. ~
2345 1Kro 28:24 | van Zeruja, had begonnen te tellen, maar hij voleindde
2346 1Kro 29:1 | 1 Toen vergaderde David te Jeruzalem alle oversten
2347 1Kro 29:2 | des verbonds des HEEREN te bouwen, en voor de voetbank
2348 1Kro 29:2 | heb gereedschap gemaakt om te bouwen. ~
2349 1Kro 29:7 | geboden en Mijn rechten te doen, gelijk te dezen dage. ~
2350 1Kro 29:7 | rechten te doen, gelijk te dezen dage. ~
2351 1Kro 29:18 | het voorbeeld des wagens, te weten der cherubim, die
2352 1Kro 29:19 | zeide David, bij geschrift te verstaan gegeven van de
2353 1Kro 29:19 | van de hand des HEEREN, te weten al de werken dezes
2354 1Kro 30:4 | om de wanden der huizen te overtrekken; ~
2355 1Kro 30:5 | de hand der werkmeesteren te maken. En wie is er willig,
2356 1Kro 30:5 | heden zijn hand den HEERE te vullen? ~
2357 1Kro 30:12 | het in Uw hand alles groot te maken en sterk te maken. ~
2358 1Kro 30:12 | groot te maken en sterk te maken. ~
2359 1Kro 30:14 | verkregen hebben, om vrijwillig te geven als dit is? Want het
2360 1Kro 30:16 | bereid hebben om U een huis te bouwen, den Naam Uwer heiligheid,
2361 1Kro 30:19 | Salomo een volkomen hart, om te houden Uw geboden, Uw getuigenissen
2362 1Kro 30:19 | inzettingen; en om alles te doen, en om dit paleis te
2363 1Kro 30:19 | te doen, en om dit paleis te bouwen, hetwelk ik bereid
2364 1Kro 30:27 | Israel, zijn veertig jaren; te Hebron regeerde hij zeven
2365 1Kro 30:27 | regeerde hij zeven jaren, en te Jeruzalem regeerde hij drie
2366 2Kro 1:3 | hem, naar de hoogte, die te Gibeon was; want daar was
2367 2Kro 1:4 | hij had voor haar een tent te Jeruzalem gespannen.) ~
2368 2Kro 1:13 | 13 Alzo kwam Salomo te Jeruzalem, van de hoogte,
2369 2Kro 1:13 | Jeruzalem, van de hoogte, die te Gibeon is, van voor de tent
2370 2Kro 1:14 | wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. ~
2371 2Kro 1:15 | en het goud in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen
2372 2Kro 1:15 | en de cederen maakte hij te zijn als wilde vijgebomen,
2373 2Kro 2:1 | Naam des HEEREN een huis te bouwen, en een huis voor
2374 2Kro 2:3 | gezonden, om voor hem een huis te bouwen, om daarin te wonen,
2375 2Kro 2:3 | huis te bouwen, om daarin te wonen, zo doe ook met mij. ~
2376 2Kro 2:4 | mijns Gods, bouwen, om Hem te heiligen, om reukwerk der
2377 2Kro 2:4 | voor Zijn aangezicht aan te steken, en voor de toerichting
2378 2Kro 2:6 | hebben, om voor Hem een huis te bouwen, dewijl de hemelen,
2379 2Kro 2:6 | voor Zijn aangezicht aan te steken? ~
2380 2Kro 2:7 | mij nu een wijzen man, om te werken in goud, en in zilver,
2381 2Kro 2:7 | en die weet graveerselen te graveren, met de wijzen,
2382 2Kro 2:8 | het hout van Libanon weten te houwen; en zie, mijn knechten
2383 2Kro 2:9 | dat om mij hout in menigte te bereiden; want het huis,
2384 2Kro 2:14 | geweest is van Tyrus, die weet te werken in goud, en in zilver,
2385 2Kro 2:14 | en om alle graveersels te graveren, en om te bedenken
2386 2Kro 2:14 | graveersels te graveren, en om te bedenken allen vernuftigen
2387 2Kro 2:18 | zeshonderd opzieners, om het volk te doen arbeiden. ~ ~
2388 2Kro 3:1 | begon het huis des HEEREN te bouwen te Jeruzalem, op
2389 2Kro 3:1 | huis des HEEREN te bouwen te Jeruzalem, op den berg Moria,
2390 2Kro 3:2 | 2 Hij begon nu te bouwen in de tweede maand,
2391 2Kro 3:3 | Salomo, om het huis Gods te bouwen: de lengte in ellen,
2392 2Kro 4:6 | ter linkerhand, om daarin te wassen; wat ten brandoffer
2393 2Kro 4:11 | voleindde Huram het werk te maken, dat hij voor de koning
2394 2Kro 4:12 | twee bollen der kapitelen te bedekken, die op der pilaren
2395 2Kro 4:13 | twee bollen der kapitelen te bedekken, die boven op de
2396 2Kro 4:20 | om die naar de wijze aan te steken, voor de aanspraakplaats; ~
2397 2Kro 5:2 | onder de kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark des
2398 2Kro 5:2 | des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad Davids,
2399 2Kro 5:11 | geheiligd, zonder de verdelingen te houden; ~
2400 2Kro 5:13 | zongen, om een eenparige stem te laten horen, prijzende en
2401 2Kro 5:14 | die wolk, niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid
2402 2Kro 6:2 | onder de kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark des
2403 2Kro 6:2 | des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad Davids,
2404 2Kro 6:11 | geheiligd, zonder de verdelingen te houden; ~
2405 2Kro 6:13 | zongen, om een eenparige stem te laten horen, prijzende en
2406 2Kro 6:14 | die wolk, niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid
2407 2Kro 7:5 | van Israel, om een huis te bouwen, dat Mijn Naam daar
2408 2Kro 7:5 | verkoren om een voorganger te zijn over Mijn volk Israel. ~
2409 2Kro 7:7 | mijn vader David, een huis te bouwen den Naam des HEEREN,
2410 2Kro 7:8 | geweest is, Mijn Naam een huis te bouwen, gij hebt welgedaan,
2411 2Kro 7:15 | hand vervuld, gelijk het te dezen dage is. ~
2412 2Kro 7:16 | zonen hun weg bewaren, om te wandelen in Mijn wet, gelijk
2413 2Kro 7:18 | niet begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd
2414 2Kro 7:19 | smeking, o HEERE, mijn God, om te horen naar het geroep en
2415 2Kro 7:20 | gezegd hebt, Uw Naam daar te zullen zetten; om te horen
2416 2Kro 7:20 | daar te zullen zetten; om te horen naar het gebed, hetwelk
2417 2Kro 7:22 | zal hebben, om zichzelven te vervloeken, en de eed des
2418 2Kro 7:31 | 31 Opdat zij U vrezen, om te wandelen in Uw wegen, al
2419 2Kro 7:33 | Uw Naam kennen, zo om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel,
2420 2Kro 7:33 | gelijk Uw volk Israel, als om te weten, dat Uw Naam genoemd
2421 2Kro 8:1 | Als nu Salomo voleind had te bidden, zo daalde het vuur
2422 2Kro 8:6 | gemaakt had, om den HEERE te loven, dat Zijn weldadigheid
2423 2Kro 8:11 | des HEEREN en in zijn huis te maken, richtte hij voorspoedig
2424 2Kro 8:13 | sprinkhaan gebiede, het land te verteren, of zo Ik pest
2425 2Kro 8:16 | en Mijn hart zullen daar te allen dage zijn. ~
2426 2Kro 9:6 | begeerte van Salomo begeerd had te bouwen, in Jeruzalem, en
2427 2Kro 9:14 | over hun wachten, om God te prijzen, en voor de priesteren
2428 2Kro 9:14 | prijzen, en voor de priesteren te dienen, naar den eis van
2429 2Kro 10:1 | om Salomo met raadselen te verzoeken, te Jeruzalem,
2430 2Kro 10:1 | raadselen te verzoeken, te Jeruzalem, met een zeer
2431 2Kro 10:8 | uw God, tot een koning te zetten; overmits uw God
2432 2Kro 10:8 | hetzelve tot in eeuwigheid op te richten, zo heeft Hij u
2433 2Kro 10:8 | om recht en gerechtigheid te doen. ~
2434 2Kro 10:11 | zangers; desgelijks ook was te voren in het land van Juda
2435 2Kro 10:23 | aangezicht, om zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart
2436 2Kro 10:25 | wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. ~
2437 2Kro 10:27 | het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen
2438 2Kro 10:27 | en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen,
2439 2Kro 10:30 | 30 En Salomo regeerde te Jeruzalem over gans Israel,
2440 2Kro 11:1 | want het ganse Israel was te Sichem gekomen, om hem koning
2441 2Kro 11:1 | Sichem gekomen, om hem koning te maken. ~
2442 2Kro 11:7 | woorden spreken, zo zullen zij te allen dage uw knechten zijn. ~
2443 2Kro 11:18 | verkloekte zich, om op een wagen te klimmen, dat hij naar Jeruzalem
2444 2Kro 12:1 | 1 Toen nu Rehabeam te Jeruzalem gekomen was, vergaderde
2445 2Kro 12:1 | oorlog, om tegen Israel te strijden, opdat hij het
2446 2Kro 12:4 | weder van tegen Jerobeam te trekken. ~
2447 2Kro 12:5 | 5 Rehabeam nu woonde te Jeruzalem; en hij bouwde
2448 2Kro 12:14 | het priesterdom des HEEREN te mogen bedienen. ~
2449 2Kro 12:16 | alle stammen van Israel te Jeruzalem, die hun hart
2450 2Kro 12:16 | HEERE, den God Israels, te zoeken, dat zij den HEERE,
2451 2Kro 12:22 | een hoofd, om een overste te zijn onder zijn broederen;
2452 2Kro 12:22 | want het was om hem koning te maken. ~
2453 2Kro 13:5 | de oversten van Juda, die te Jeruzalem verzameld waren,
2454 2Kro 13:13 | verkoren had, om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner
2455 2Kro 13:14 | niet richtte, om den HEERE te zoeken. ~
2456 2Kro 14:2 | Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2457 2Kro 14:5 | 5 Staat het u niet toe te weten, dat de HEERE, de
2458 2Kro 14:8 | 8 En nu, gij denkt u te versterken tegen het koninkrijk
2459 2Kro 14:9 | iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met een jong rund
2460 2Kro 14:11 | lampen, om die op elken avond te doen branden; want wij nemen
2461 2Kro 14:12 | om tegen u alarmgeklank te maken; o kinderen Israels,
2462 2Kro 14:13 | omwenden, om van achter hen te komen; zo waren zij voor
2463 2Kro 14:18 | kinderen Israels vernederd te dier tijd; maar de kinderen
2464 2Kro 15:11 | HEERE, het is niets bij U, te helpen hetzij den machtige,
2465 2Kro 15:15 | kemelen; en kwamen weder te Jeruzalem. ~ ~
2466 2Kro 16:10 | En zij vergaderden zich te Jeruzalem, in de derde maand,
2467 2Kro 17:1 | hij niemand toeliet uit te gaan en in te komen tot
2468 2Kro 17:1 | toeliet uit te gaan en in te komen tot Asa, den koning
2469 2Kro 17:2 | den koning van Syrie, die te Damaskus woonde, zeggende: ~
2470 2Kro 17:3 | ga heen, maak uw verbond te niet met Baesa, den koning
2471 2Kro 17:5 | dat hij afliet van Rama te bouwen, en zijn werk staakte. ~
2472 2Kro 17:9 | ganse aarde, om Zich sterk te bewijzen aan degenen, welker
2473 2Kro 19:2 | hij porde hem aan, om op te trekken naar Ramoth in Gilead. ~
2474 2Kro 19:7 | man, om door hem den HEERE te vragen; maar ik haat hem,
2475 2Kro 19:12 | heengegaan was, om Micha te roepen, sprak tot hem, zeggende:
2476 2Kro 19:19 | dat hij optrekke, en valle te Ramoth in Gilead? Daarna
2477 2Kro 19:23 | mij doorgegaan, om u aan te spreken? ~
2478 2Kro 19:24 | van kamer in kamer, om u te versteken. ~
2479 2Kro 19:31 | zij togen rondom hem, om te strijden; maar Josafat riep,
2480 2Kro 20:1 | vrede weder naar zijn huis te Jeruzalem. ~
2481 2Kro 20:3 | en uw hart gericht om God te zoeken. ~
2482 2Kro 20:8 | Daartoe stelde Josafat ook te Jeruzalem enige van de Levieten,
2483 2Kro 20:8 | rechtsgeschillen, als zij weder te Jeruzalem gekomen waren. ~
2484 2Kro 21:2 | Syrie, en zie, zij zijn te Hazezon-Thamar, hetwelk
2485 2Kro 21:3 | aangezicht, om den HEERE te zoeken; en hij riep een
2486 2Kro 21:4 | vergaderd, om van den HEERE hulp te zoeken; ook kwamen zij uit
2487 2Kro 21:4 | steden van Juda, om den HEERE te zoeken. ~
2488 2Kro 21:10 | Gij Israel niet toeliet te trekken, als zij uit Egypteland
2489 2Kro 21:11 | uit Uw erve, die Gij ons te erven gegeven hebt, te verdrijven. ~
2490 2Kro 21:11 | ons te erven gegeven hebt, te verdrijven. ~
2491 2Kro 21:17 | zult in dezen strijd niet te strijden hebben; stelt uzelven,
2492 2Kro 21:19 | luider stem ten hoogste te prijzen. ~
2493 2Kro 21:23 | van het gebergte Seir, om te verbannen en te verdelgen;
2494 2Kro 21:23 | Seir, om te verbannen en te verdelgen; en als zij met
2495 2Kro 21:25 | volk kwamen, om hun buit te roven, en zij vonden bij
2496 2Kro 21:27 | blijdschap tot Jeruzalem te komen; want de HEERE had
2497 2Kro 21:28 | 28 En zij kwamen te Jeruzalem, met luiten, en
2498 2Kro 21:31 | regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner
2499 2Kro 21:36 | zich met hem, om schepen te maken, om naar Tharsis te
2500 2Kro 21:36 | te maken, om naar Tharsis te gaan; en zij maakten de
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6026 |