Book Chapter: Verse
1 Jes 25:9 | verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE,
2 Matt 1:21| want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. ~
3 Matt 5:3 | 3 Zalig zijn de armen van geest;
4 Matt 5:4 | 4 Zalig zijn die treuren; want zij
5 Matt 5:5 | 5 Zalig zijn de zachtmoedigen; want
6 Matt 5:6 | 6 Zalig zijn die hongeren en dorsten
7 Matt 5:7 | 7 Zalig zijn de barmhartigen; want
8 Matt 5:8 | 8 Zalig zijn de reinen van hart;
9 Matt 5:9 | 9 Zalig zijn de vreedzamen; want
10 Matt 5:10| 10 Zalig zijn die vervolgd worden
11 Matt 5:11| 11 Zalig zijt gij, als u de mensen
12 Matt 10:22| blijven tot het einde, die zal zalig worden. ~
13 Matt 11:6 | 6 En zalig is hij, die aan Mij niet
14 Matt 13:16| 16 Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren,
15 Matt 16:17| antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Bar-Jona!
16 Matt 18:11| des mensen is gekomen om zalig te maken, dat verloren was. ~
17 Matt 19:25| verslagen, zeggende: Wie kan dan zalig worden? ~
18 Matt 24:13| zal tot het einde, die zal zalig worden.
19 Matt 24:46| 46 Zalig is die dienstknecht, welken
20 Mark 10:26| tot elkander: Wie kan dan zalig worden? ~
21 Mark 13:13| zal tot het einde, die zal zalig worden. ~
22 Mark 16:16| en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal
23 Luk 1:45 | 45 En zalig is zij, die geloofd heeft;
24 Luk 1:48 | zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten. ~
25 Luk 6:20 | Zijn discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want uwer
26 Luk 6:21 | 21 Zalig zijt gij, die nu hongert;
27 Luk 6:21 | gij zult verzadigd worden. Zalig zijt gij, die nu weent;
28 Luk 6:22 | 22 Zalig zijt gij, wanneer u de mensen
29 Luk 7:23 | 23 En zalig is hij, die aan Mij niet
30 Luk 8:12 | niet zouden geloven, en zalig worden. ~
31 Luk 10:23 | zeide Hij tot hen alleen: Zalig zijn de ogen, die zien,
32 Luk 11:27 | de schare, tot Hem zeide: Zalig is de buik, die U gedragen
33 Luk 11:28 | 28 Maar Hij zeide: Ja, zalig zijn degenen, die het Woord
34 Luk 12:37 | 37 Zalig zijn die dienstknechten,
35 Luk 12:38 | wake, en vindt hen alzo, zalig zijn dezelve dienstknechten. ~
36 Luk 12:43 | 43 Zalig is de dienstknecht, welken
37 Luk 13:23 | zijn er ook weinigen, die zalig worden? En Hij zeide tot
38 Luk 14:14 | 14 En gij zult zalig zijn, omdat zij niet hebben,
39 Luk 14:15 | hoorde, zeide hij tot Hem: Zalig is hij, die brood eet in
40 Luk 18:26 | hoorden, zeiden: Wie kan dan zalig worden? ~
41 Luk 19:10 | gekomen, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was. ~
42 Luk 23:29 | in welke men zeggen zal: Zalig zijn de onvruchtbaren, en
43 Joha 12:47| maar opdat Ik de wereld zalig make. ~
44 Joha 13:17| Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij dezelve
45 Joha 20:29| Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen
46 Hand 2:21| des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden. ~
47 Hand 2:47| dagelijks tot de Gemeente, die zalig werden. ~ ~
48 Hand 4:12| door Welken wij moeten zalig worden. ~
49 Hand 6:14| spreken, door welke gij zult zalig worden, en al uw huis. ~
50 Hand 9:1 | Mozes, zo kunt gij niet zalig worden. ~
51 Hand 9:11| den Heere Jezus Christus, zalig te worden, op zulke wijze
52 Hand 10:30| wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? ~
53 Hand 10:31| Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis. ~
54 Rom 4:6 | Gelijk ook David den mens zalig spreekt, welken God de rechtvaardigheid
55 Rom 4:7 | 7 Zeggende: Zalig zijn zij, welker ongerechtigheden
56 Rom 4:8 | 8 Zalig is de man, welken de Heere
57 Rom 8:24 | 24 Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die
58 Rom 10:9 | opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden. ~
59 Rom 10:13 | Heeren zal aanroepen, zal zalig worden. ~
60 Rom 11:26 | En alzo zal geheel Israel zalig worden; gelijk geschreven
61 Rom 14:22 | dat bij uzelven voor God. Zalig is hij, die zichzelven niet
62 1Kor 1:21| dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven; ~
63 1Kor 7:16| vrouw, of gij den man zult zalig maken? Of wat weet gij,
64 1Kor 7:16| man, of gij de vrouw zult zalig maken? ~
65 1Kor 15:2 | 2 Door hetwelk gij ook zalig wordt, indien gij het behoudt
66 2Kor 2:15| Christus, in degenen, die zalig worden, en in degenen, die
67 Efez 2:5 | Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden) ~
68 Efez 2:8 | Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof;
69 1The 2:16| tot de heidenen, dat zij zalig mochten worden; opdat zij
70 2The 2:10| niet aangenomen hebben, om zalig te worden. ~
71 1Tim 1:15| gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de
72 1Tim 2:4 | Welke wil, dat alle mensen zalig worden, en tot kennis der
73 1Tim 2:15| 15 Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren,
74 2Tim 1:9 | 9 Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met
75 Tit 3:5 | 5 Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken
76 Heb 7:25 | Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door
77 Jako 1:12| 12 Zalig is de man, die verzoeking
78 1Pet 3:14| gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; en vreest niet uit vreze
79 1Pet 4:14| van Christus, zo zijt gij zalig; want de Geest der heerlijkheid,
80 1Pet 4:18| rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze
81 Open 1:3 | 3 Zalig is hij, die leest, en zijn
82 Open 14:13| tot mij zeide: Schrijf, zalig zijn de doden, die in den
83 Open 16:15| Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij, die waakt en zijn
84 Open 19:9 | zeide tot mij: Schrijf, zalig zijn zij, die geroepen zijn
85 Open 20:6 | 6 Zalig en heilig is hij, die deel
86 Open 21:24| 24 En de volken, die zalig worden, zullen in haar licht
87 Open 22:7 | Zie, Ik kom haastiglijk zalig is hij, die de woorden der
88 Open 22:14| 14 Zalig zijn zij, die Zijn geboden
|