Book Chapter: Verse
1 Exo 26:1 | 1 Den tabernakel nu zult gij maken van tien
2 Exo 26:6 | deze haakjes, opdat het een tabernakel zij. ~
3 Exo 26:7 | maken tot een tent over den tabernakel; van elf gordijnen zult
4 Exo 26:15 | 15 Gij zult ook tot den tabernakel staande berderen maken van
5 Exo 26:18 | 18 En de berderen tot den tabernakel zult gij aldus maken; twintig
6 Exo 26:30 | 30 Dan zult gij den tabernakel oprichten naar zijn wijze,
7 Exo 35:11 | 11 De tabernakel, zijn tent en zijn deksel,
8 Exo 36:8 | die het werk maakten, den tabernakel van tien gordijnen, van
9 Exo 36:13 | deze haakjes, dat het een tabernakel werd. ~
10 Exo 36:14 | haar, tot een tent over den tabernakel; van elf gordijnen maakte
11 Exo 36:20 | 20 Hij maakte ook aan den tabernakel berderen van staand sittimhout. ~
12 Exo 36:23 | ook de berderen tot den tabernakel; twintig berderen naar de
13 Exo 38:21 | de getelde dingen van den tabernakel, van den tabernakel der
14 Exo 38:21 | den tabernakel, van den tabernakel der getuigenis, die geteld
15 Exo 39:33 | Daarna brachten zij den tabernakel tot Mozes, de tent, en al
16 Exo 40:2 | der maand, zult gij den tabernakel, de tent der samenkomst,
17 Exo 40:6 | zetten voor de deur van den tabernakel, van de tent der samenkomst. ~
18 Exo 40:9 | zalfolie nemen en zalven den tabernakel, en al wat daarin is; en
19 Exo 40:17 | eersten der maand, dat de tabernakel opgericht werd. ~
20 Exo 40:18 | 18 Want Mozes richtte den tabernakel op, en zette zijn voeten,
21 Exo 40:19 | spreidde de tent uit over den tabernakel, en hij zette het deksel
22 Exo 40:21 | hij bracht de ark in den tabernakel, en hij hing den voorhang
23 Exo 40:33 | den voorhof op, rondom den tabernakel en het altaar, en hij hing
24 Exo 40:34 | des HEEREN vervulde den tabernakel. ~
25 Exo 40:35 | heerlijkheid des HEEREN den tabernakel vervulde. ~
26 Exo 40:36 | opgeheven werd van boven den tabernakel, zo reisden de kinderen
27 Exo 40:38 | wolk des HEEREN was op den tabernakel bij dag, en het vuur was
28 Lev 8:10 | zalfolie, en zalfde den tabernakel, en al wat daarin was, en
29 Lev 15:31 | niet sterven, als zij Mijn tabernakel, die in het midden van hen
30 Lev 17:4 | offerande den HEERE voor den tabernakel des HEEREN te offeren; het
31 Lev 25:11 | 11 En Ik zal Mijn tabernakel in het midden van u zetten;
32 Num 1:50 | stel de Levieten over den tabernakel der getuigenis, en over
33 Num 1:50 | behoort; zij zullen den tabernakel dragen, en al zijn gereedschap;
34 Num 1:50 | zij zullen zich rondom den tabernakel legeren. ~
35 Num 1:51 | 51 En als de tabernakel zal optrekken, de Levieten
36 Num 1:51 | denzelven afnemen; en wanneer de tabernakel zich legeren zal, zullen
37 Num 1:53 | zich legeren rondom den tabernakel der getuigenis, opdat geen
38 Num 1:53 | Levieten de wacht van den tabernakel der getuigenis waarnemen. ~
39 Num 3:23 | zich legeren achter den tabernakel, westwaarts. ~
40 Num 3:25 | der samenkomst zal zijn de tabernakel en de tent, haar deksel,
41 Num 3:26 | voorhofs, welke bij den tabernakel en bij het altaar rondom
42 Num 3:38 | legeren zullen voor den tabernakel oostwaarts, voor de tent
43 Num 4:26 | voorhofs, hetwelk is bij den tabernakel en bij het altaar rondom;
44 Num 7:1 | Mozes geeindigd had den tabernakel op te richten, en dat hij
45 Num 7:3 | en brachten ze voor den tabernakel. ~
46 Num 9:15 | tabernakels bedekte de wolk den tabernakel, op de tent der getuigenis;
47 Num 9:15 | in den avond was over den tabernakel als een gedaante des vuurs,
48 Num 9:18 | dewelke de wolk over den tabernakel bleef, legerden zij zich. ~
49 Num 9:19 | wolk vele dagen over den tabernakel verbleef, zo namen de kinderen
50 Num 9:20 | wolk weinige dagen op den tabernakel was, naar den mond des HEEREN
51 Num 9:22 | vele dagen vertoog op den tabernakel, blijvende daarop, zo legerden
52 Num 10:11 | verheven werd van boven den tabernakel der getuigenis. ~
53 Num 10:17 | 17 Toen werd de tabernakel afgenomen, en de zonen van
54 Num 10:17 | Merari togen op, dragende den tabernakel. ~
55 Num 10:21 | de anderen richtten den tabernakel op, tegen dat dezen kwamen. ~
56 Num 16:9 | den dienst van des HEEREN tabernakel te bedienen, en te staan
57 Num 17:13 | enigzins nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven;
58 Num 18:13 | enigzins nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven;
59 Num 31:30 | geven, die de wacht van de tabernakel des HEEREN waarnemen. ~
60 Num 31:47 | Levieten, die de wacht van den tabernakel des HEEREN waarnamen, gelijk
61 Joz 23:19 | bezitting des HEEREN, waar de tabernakel des HEEREN woont, en neemt
62 Joz 23:29 | onzen God, dat voor Zijn tabernakel is. ~
63 2Sa 7:6 | gewandeld in een tent en in een tabernakel. ~
64 1Kro 6:32| En zij dienden voor den tabernakel van de tent der samenkomst
65 1Kro 16:39| de priesters, voor den tabernakel des HEEREN op de hoogte,
66 1Kro 17:5 | van tent tot tent, en van tabernakel tot tabernakel. ~
67 1Kro 17:5 | tent, en van tabernakel tot tabernakel. ~
68 1Kro 22:29| 29 Want de tabernakel des HEEREN, dien Mozes in
69 1Kro 24:26| de Levieten, dat zij den tabernakel, noch enig van deszelfs
70 2Kro 1:5 | gemaakt had, aldaar voor den tabernakel des HEEREN; Salomo nu en
71 2Kro 29:6 | hun aangezichten van den tabernakel des HEEREN omgewend, en
72 Psa 78:60 | 60 Dies verliet Hij den tabernakel te Silo, de tent, die Hij
73 Eze 37:27 | 27 En Mijn tabernakel zal bij hen zijn, en Ik
74 Hand 9:16| wederkeren, en weder opbouwen de tabernakel van David, die vervallen
75 2Kor 5:4 | Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard
76 Heb 8:5 | vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou: Want zie,
77 Heb 9:2 | 2 Want de tabernakel was toebereid, namelijk
78 Heb 9:3 | tweede voorhangsel was de tabernakel, genaamd het heilige der
79 Heb 9:6 | priesters in den eersten tabernakel, te allen tijde, om de gods
80 Heb 9:7 | 7 Maar in den tweeden tabernakel ging alleen de hogepriester,
81 Heb 9:8 | gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog stand had; ~
82 Heb 9:11 | meerderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt,
83 Heb 9:21 | besprengde desgelijks ook den tabernakel, en al de vaten van den
84 Heb 13:10 | hebben te eten, die den tabernakel dienen. ~
85 2Pet 1:13| zijn, zolang ik in deze tabernakel ben, dat ik u opwekke door
86 Open 13:6 | Naam te lasteren, en Zijn tabernakel, en die in den hemel wonen. ~
87 Open 21:3 | hemel, zeggende: Ziet, de tabernakel Gods is bij de mensen, en
|