Book Chapter: Verse
1 Gen 10:20 | hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in
2 Gen 10:31 | hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, naar
3 Gen 31:13 | vader, bedriegelijk, en spraken (overmits dat hij Dina,
4 Gen 31:20 | hunner stadspoort; en zij spraken tot de mannen hunner stad,
5 Gen 39:19 | huis van Jozef was, en zij spraken tot hem aan de deur van
6 Gen 41:15 | weende over hen; en daarna spraken zijn broeders met hem. ~
7 Gen 46:17 | weende, als zij tot hem spraken. ~
8 Exo 5:10 | deszelfs ambtlieden, en spraken tot het volk, zeggende:
9 Exo 6:26 | den koning van Egypte, spraken, opdat zij de kinderen Israels
10 Exo 7:7 | oud, toen zij tot Farao spraken. ~
11 Exo 14:12 | dat wij in Egypte tot u spraken, zeggende: Houd af van ons,
12 Exo 15:1 | Israels de HEERE dit lied, en spraken, zeggende: Ik zal den HEERE
13 Exo 36:5 | 5 En zij spraken tot Mozes, zeggende: Het
14 Num 14:7 | 7 En zij spraken tot de ganse vergadering
15 Num 17:12 | 12 Toen spraken de kinderen Israels tot
16 Num 18:12 | 12 Toen spraken de kinderen Israels tot
17 Num 20:3 | twistte met Mozes, en zij spraken, zeggende: Och, of wij den
18 Num 22:7 | kwamen zij tot Bileam, en spraken tot hem de woorden van Balak. ~
19 Num 26:3 | en Eleazar, de priester, spraken hen aan, in de vlakke velden
20 Num 31:55 | de kinderen van Ruben, en spraken tot Mozes, en tot Eleazar,
21 Num 31:78 | 25 Toen spraken de kinderen van Gad en de
22 Num 35:1 | van Jozef, traden toe, en spraken voor het aangezicht van
23 Joz 2:14 | 14 Toen spraken die mannen tot haar: Onze
24 Joz 9:11 | 11 Daarom spraken tot ons onze oudsten, en
25 Joz 17:14 | 14 Toen spraken de kinderen van Jozef tot
26 Joz 21:2 | 2 En zij spraken tot hen, te Silo, in het
27 Joz 23:15 | in het land Gilead, zo spraken zij met hen, zeggende: ~
28 Joz 23:21 | stam van Manasse, en zij spraken met de hoofden der duizenden
29 Ric 8:3 | 3 Toen spraken de broeders zijner moeder
30 Ric 14:13 | 13 En zij spraken tot hem, zeggende: Neen,
31 Ric 18:22 | kloppende op de deur; en zij spraken tot den ouden man, den heer
32 1Sa 4:20 | tijd van haar sterven, zo spraken de vrouwen, die bij haar
33 1Sa 11:4 | te Gibea-Sauls kwamen, zo spraken zij deze woorden voor de
34 1Sa 18:23 | En de knechten van Saul spraken deze woorden voor de oren
35 1Sa 25:40 | gekomen waren te Karmel, zo spraken zij tot haar, zeggende:
36 2Sa 5:1 | David te Hebron; en zij spraken, zeggende: Zie, wij, uw
37 2Sa 5:6 | dat land woonden. En zij spraken tot David, zeggende: Gij
38 2Sa 12:18 | het kind nog levend was, spraken wij tot hem, maar hij hoorde
39 2Sa 20:18 | zeggende: In voortijden spraken zij gemeenlijk, zeggende:
40 1Kon 3:22| levende is mijn zoon! Alzo spraken zij voor het aangezicht
41 1Kon 12:3 | gemeente van Israel kwamen en spraken tot Rehabeam, zeggende: ~
42 1Kon 12:7 | 7 En zij spraken tot hem, zeggende: Indien
43 1Kon 12:10| met hem opgewassen waren, spraken tot hem, zeggende: Alzo
44 2Kon 5:13| traden zijn knechten toe, en spraken tot hem, en zeiden: Mijn
45 2Kon 19:26| 26 Daarom spraken zij tot den koning van Assyrie,
46 2Kon 24:14| het tweede deel), en zij spraken tot haar. ~
47 2Kon 27:6 | Babel, naar Ribla; en zij spraken een oordeel tegen hem. ~
48 2Kro 11:3 | het ganse Israel, en zij spraken tot Rehabeam, zeggende: ~
49 2Kro 11:7 | 7 En zij spraken tot hem, zeggende: Indien
50 2Kro 11:10| met hem opgewassen waren, spraken tot hem, zeggende: Alzo
51 2Kro 32:16| 16 Daartoe spraken zijn knechten nog meer tegen
52 2Kro 32:19| 19 En zij spraken van den God van Jeruzalem,
53 2Kro 34:22| het tweede deel; en zij spraken zulks tot haar. ~
54 2Kro 35:25| alle zangers en zangeressen spraken in hun klaagliederen van
55 2Kro 36:25| alle zangers en zangeressen spraken in hun klaagliederen van
56 Neh 13:24 | 24 En hun kinderen spraken half Asdodisch, en zij konden
57 Est 30:14 | 14 Toen zij nog met hem spraken, zo kwamen des konings kamerlingen
58 Job 29:22 | 22 Na mijn woord spraken zij niet weder, en mijn
59 Psa 78:19 | 19 En zij spraken tegen God, zij zeiden: Zou
60 Jer 26:11 | 11 Toen spraken de priesters en de profeten
61 Jer 26:17 | de oudsten des lands, en spraken tot de ganse gemeente des
62 Jer 29:23 | vrouwen hunner naasten, en spraken het woord valselijk in Mijn
63 Jer 36:25 | bij den koning daarvoor spraken, dat hij de rol niet zou
64 Dan 2:4 | 4 Toen spraken de Chaldeen, tot den koning
65 Dan 6:13 | Toen kwamen zij nader, en spraken voor den koning van het
66 Dan 9:6 | profeten, die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze
67 Mark 9:4 | Elias met Mozes, en zij spraken met Jezus. ~
68 Luk 4:36 | verbaasdheid over allen; en zij spraken samen tot elkander, zeggende:
69 Luk 6:11 | vervuld met uitzinnigheid, en spraken samen met elkander, wat
70 Luk 9:30 | 30 En ziet, twee mannen spraken met Hem, welke waren Mozes
71 Luk 20:2 | 2 En spraken tot Hem zeggende: Zeg ons,
72 Luk 24:14 | 14 En zij spraken samen onder elkander van
73 Luk 24:15 | geschiedde, terwijl zij samen spraken, en elkander ondervraagden,
74 Luk 24:36 | als zij van deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in het
75 Joha 1:25| 25 En zij vraagden hem en spraken tot hem: Waarom doopt gij
76 Hand 4:1 | terwijl zij tot het volk spraken, kwamen daarover tot hen
77 Hand 4:31| met den Heiligen Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid. ~
78 Hand 6:20| Antiochie gekomen zijnde, spraken tot de Grieksen, verkondigende
79 Hand 7:43| Barnabas; welke tot hen spraken, en hen vermaanden te blijven
80 Hand 8:1 | synagoge der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte,
81 Hand 10:13| en nedergezeten zijnde, spraken wij tot de vrouwen, die
82 Hand 10:32| 32 En zij spraken tot hem het woord des Heeren,
83 Hand 13:6 | Heilige Geest op hen; en zij spraken met vreemde talen, en profeteerden. ~
84 Hand 20:31| een zijde gegaan zijnde, spraken zij tot elkander, zeggende:
85 1Kor 14:23| zij allen in vreemde talen spraken, en enige ongeleerden of
86 Open 10:3 | en als hij geroepen had, spraken de zeven donderslagen hun
|