Book Chapter: Verse
1 Gen 22:15 | een land van vierhonderd sikkelen zilvers, wat is dat tussen
2 Gen 22:16 | zonen Heths, vierhonderd sikkelen zilvers, onder den koopman
3 Gen 23:22 | welker gewicht was tien sikkelen gouds. ~
4 Exo 38:24 | en zevenhonderd en dertig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~
5 Exo 38:25 | zevenhonderd vijf en zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~
6 Exo 38:28 | zevenhonderd vijf en zeventig sikkelen maakte hij de haken aan
7 Exo 38:29 | twee duizend vierhonderd sikkelen. ~
8 Lev 5:15 | uw schatting aan zilveren sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms,
9 Lev 26:3 | schatting zijn van vijftig sikkelen zilvers, naar den sikkel
10 Lev 26:4 | uw schatting zijn dertig sikkelen. ~
11 Lev 26:5 | schatting van een man twintig sikkelen zijn, en voor een vrouw
12 Lev 26:5 | en voor een vrouw tien sikkelen. ~
13 Lev 26:6 | schatting van een man zijn vijf sikkelen zilvers, en uw schatting
14 Lev 26:6 | een vrouw zal zijn drie sikkelen zilvers. ~
15 Lev 26:7 | schatting zijn vijftien sikkelen, en voor een vrouw tien
16 Lev 26:7 | en voor een vrouw tien sikkelen. ~
17 Lev 26:16 | gerstezaad zal zijn op vijftig sikkelen zilvers. ~
18 Num 3:50 | driehonderd vijf en zestig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~
19 Num 7:13 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
20 Num 7:13 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
21 Num 7:14 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
22 Num 7:19 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
23 Num 7:19 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
24 Num 7:20 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
25 Num 7:25 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
26 Num 7:25 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
27 Num 7:26 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
28 Num 7:31 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
29 Num 7:31 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
30 Num 7:32 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
31 Num 7:37 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
32 Num 7:37 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
33 Num 7:38 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
34 Num 7:43 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
35 Num 7:43 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
36 Num 7:44 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
37 Num 7:49 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
38 Num 7:49 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
39 Num 7:50 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
40 Num 7:55 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
41 Num 7:55 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
42 Num 7:56 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
43 Num 7:61 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
44 Num 7:61 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
45 Num 7:62 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
46 Num 7:67 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
47 Num 7:67 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
48 Num 7:68 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
49 Num 7:73 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
50 Num 7:73 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
51 Num 7:74 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
52 Num 7:79 | gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken
53 Num 7:79 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
54 Num 7:80 | reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; ~
55 Num 7:85 | schotel was van honderd dertig sikkelen, en een sprengbekken van
56 Num 7:85 | twee duizend en vierhonderd sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~
57 Num 7:86 | reukschaal was van tien sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms;
58 Num 7:86 | reukschalen was honderd en twintig sikkelen. ~
59 Num 18:29 | voor het geld van vijf sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms,
60 Num 19:16 | voor het geld van vijf sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms,
61 Num 31:52 | zevenhonderd en vijftig sikkelen, van de hoofdlieden der
62 Joz 7:21 | overkleed, en tweehonderd sikkelen zilvers, en een gouden tong,
63 Joz 7:21 | welker gewicht was vijftig sikkelen; en ik kreeg lust daartoe,
64 Ric 7:26 | duizend en zevenhonderd sikkelen gouds, zonder de maantjes,
65 1Sa 17:5 | pantsier was vijf duizend sikkelen kopers; ~
66 1Sa 17:7 | spies was van zeshonderd sikkelen ijzers; en de schilddrager
67 2Sa 14:26 | zijns hoofds tweehonderd sikkelen, naar des konings gewicht. ~
68 2Sa 24:24 | runderen voor vijftig zilveren sikkelen. ~
69 1Kon 10:16| geslagen goud; zeshonderd sikkelen gouds liet hij opwegen tot
70 1Kon 10:29| Egypte, voor zeshonderd sikkelen zilvers, en een paard voor
71 2Kon 5:5 | zilvers, en zes duizend sikkelen gouds, en tien wisselklederen. ~
72 1Kro 22:25| plaats zeshonderd gouden sikkelen van gewicht. ~
73 2Kro 1:17| van Egypte voor zeshonderd sikkelen zilvers, en een paard voor
74 2Kro 3:9 | nagelen was tot vijftig sikkelen gouds; en hij overtoog de
75 2Kro 10:15| geslagen goud; zeshonderd sikkelen van geslagen goud liet hij
76 2Kro 10:16| geslagen goud; driehonderd sikkelen gouds liet hij opwegen tot
77 Neh 5:15 | daarna veertig zilveren sikkelen; ook heersten hun jongens
78 Jes 2:4 | spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen
79 Jer 32:9 | toe, zeventien zilveren sikkelen. ~
80 Eze 4:10 | in gewicht zijn twintig sikkelen daags; van tijd tot tijd
81 Eze 45:12 | van twintig gera; twintig sikkelen, vijf en twintig sikkelen,
82 Eze 45:12 | sikkelen, vijf en twintig sikkelen, en vijftien sikkelen, zal
83 Eze 45:12 | twintig sikkelen, en vijftien sikkelen, zal ulieden een pond zijn. ~
84 Joe 3:10 | spaden tot zwaarden, en uw sikkelen tot spiesen; de zwakke zegge:
85 Mic 4:3 | spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen
|