1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5967
Book Chapter: Verse
2001 2Sa 15:21 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft, en mijn heer de koning
2002 2Sa 15:31 | verbonden. Dies zeide David: O, HEERE! maak toch Achitofels raad
2003 2Sa 16:8 | 8 De HEERE heeft op u doen wederkomen
2004 2Sa 16:8 | geregeerd hebt; nu heeft de HEERE het koninkrijk gegeven in
2005 2Sa 16:10 | laat hem vloeken; want de HEERE toch heeft tot hem gezegd:
2006 2Sa 16:11 | dat hij vloeke, want de HEERE heeft het hem gezegd. ~
2007 2Sa 16:12 | 12 Misschien zal de HEERE mijn ellende aanzien; en
2008 2Sa 16:12 | mijn ellende aanzien; en de HEERE zal mij goed vergelden voor
2009 2Sa 16:18 | Absalom: Neen, maar welken de HEERE verkiest, en al dit volk,
2010 2Sa 17:14 | Achitofels raad. Doch de HEERE had het geboden, om den
2011 2Sa 17:14 | te vernietigen, opdat de HEERE het kwaad over Absalom bracht. ~
2012 2Sa 18:19 | koning boodschappen, dat de HEERE hem recht gedaan heeft van
2013 2Sa 18:28 | hij zeide: Geloofd zij de HEERE, uw God, Die de mannen,
2014 2Sa 18:31 | wordt geboodschapt, dat u de HEERE heden heeft recht gedaan
2015 2Sa 19:7 | knechten; want ik zweer bij den HEERE, als gij niet uitgaat, zo
2016 2Sa 21:1 | aangezicht des HEEREN. En de HEERE zeide: Het is om Saul en
2017 2Sa 21:6 | worden, dat wij hen den HEERE ophangen te Gibea Sauls,
2018 2Sa 22:1 | woorden dezes lieds tot den HEERE, ten dage als de HEERE hem
2019 2Sa 22:1 | den HEERE, ten dage als de HEERE hem verlost had uit de hand
2020 2Sa 22:2 | 2 Hij zeide dan: De HEERE is mij mijn Steenrots, en
2021 2Sa 22:4 | 4 Ik riep den HEERE aan, Die te prijzen is,
2022 2Sa 22:7 | mij bange was, riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God;
2023 2Sa 22:14 | 14 De HEERE donderde van den hemel,
2024 2Sa 22:19 | mijns ongevals; maar de HEERE was mij een Steunsel. ~
2025 2Sa 22:21 | 21 De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid;
2026 2Sa 22:25 | 25 Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn gerechtigheid,
2027 2Sa 22:29 | Want Gij zijt mijn Lamp, o HEERE, en de HEERE doet mijn duisternis
2028 2Sa 22:29 | mijn Lamp, o HEERE, en de HEERE doet mijn duisternis opklaren. ~
2029 2Sa 22:32 | Want wie is God, behalve de HEERE, en wie is een rotssteen,
2030 2Sa 22:42 | geen verlosser; naar den HEERE, maar Hij antwoordde hun
2031 2Sa 22:47 | 47 De HEERE leeft, en geloofd zij mijn
2032 2Sa 22:50 | 50 Daarom zal ik U, o HEERE, loven onder de heidenen,
2033 2Sa 23:10 | het zwaard kleefde; en de HEERE wrocht een groot heil ten
2034 2Sa 23:12 | sloeg de Filistijnen; en de HEERE wrocht een groot heil. ~
2035 2Sa 23:16 | maar goot het uit voor den HEERE. ~
2036 2Sa 23:17 | Het zij verre van mij, o HEERE, dat ik dit zou doen; zou
2037 2Sa 24:3 | tot den koning: Nu doe de HEERE, uw God, tot dit volk, zoals
2038 2Sa 24:10 | en David zeide tot den HEERE: Ik heb zeer gezondigd in
2039 2Sa 24:10 | ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad Uws
2040 2Sa 24:12 | tot David: Alzo zegt de HEERE: Drie dingen draag Ik u
2041 2Sa 24:15 | 15 Toen gaf de HEERE een pestilentie in Israel,
2042 2Sa 24:16 | verderven, berouwde het den HEERE over dat kwaad, en Hij zeide
2043 2Sa 24:17 | volk sloeg, sprak tot den HEERE, en zeide: Zie ik, ik heb
2044 2Sa 24:18 | tot hem: Ga op, richt den HEERE een altaar op, op den dorsvloer
2045 2Sa 24:19 | woord van Gad, gelijk als de HEERE geboden had. ~
2046 2Sa 24:21 | dorsvloer van u te kopen, om den HEERE een altaar te bouwen, opdat
2047 2Sa 24:23 | Arauna tot den koning: De HEERE uw God neme een welgevallen
2048 2Sa 24:24 | den prijs; want ik zal den HEERE, mijn God, niet offeren
2049 2Sa 24:25 | David bouwde aldaar den HEERE een altaar, en offerde brandofferen
2050 2Sa 24:25 | dankofferen. Alzo werd de HEERE den lande verbeden, en deze
2051 1Kon 1:17 | hebt uw dienstmaagd bij den HEERE, uw God, gezworen: Voorzeker
2052 1Kon 1:29 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft, die mijn ziel uit
2053 1Kon 1:30 | ik u gezworen heb bij den HEERE, den God Israels, zeggende:
2054 1Kon 1:36 | zeide: Amen; alzo zegge de HEERE, de God van mijn heer den
2055 1Kon 1:37 | 37 Gelijk als de HEERE met mijn heer den koning
2056 1Kon 1:48 | aldus gezegd: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die heden
2057 1Kon 2:4 | 4 Opdat de HEERE bevestige Zijn woord, dat
2058 1Kon 2:8 | en ik zwoer hem bij den HEERE, zeggende: Zo ik hem met
2059 1Kon 2:15 | is; want het is van den HEERE hem geworden. ~
2060 1Kon 2:23 | koning Salomo zwoer bij den HEERE, zeggende: Zo doe mij God,
2061 1Kon 2:24 | nu, zo waarachtig als de HEERE leeft, Die mij bevestigd
2062 1Kon 2:32 | 32 Zo zal de HEERE zijn bloed op zijn hoofd
2063 1Kon 2:33 | zal vrede hebben van den HEERE tot in eeuwigheid. ~
2064 1Kon 2:42 | ik u niet beedigd bij den HEERE, en tegen u betuigd, zeggende:
2065 1Kon 2:44 | gedaan hebt; daarom heeft de HEERE uw boosheid op uw hoofd
2066 1Kon 3:3 | 3 En Salomo had den HEERE lief, wandelende in de inzettingen
2067 1Kon 3:5 | 5 Te Gibeon verscheen de HEERE aan Salomo in een droom
2068 1Kon 3:7 | 7 Nu dan, HEERE, mijn God! Gij hebt Uw knecht
2069 1Kon 5:3 | hem omsingelden, totdat de HEERE hen onder zijn voetzolen
2070 1Kon 5:4 | 4 Maar nu heeft de HEERE, mijn God, mij van rondom
2071 1Kon 5:5 | denk voor den Naam van den HEERE, mijn God, een huis te bouwen;
2072 1Kon 5:5 | te bouwen; gelijk als de HEERE gesproken heeft tot mijn
2073 1Kon 5:7 | en zeide: Gezegend zij de HEERE heden, Die David een wijzen
2074 1Kon 5:12 | 12 De HEERE dan gaf Salomo wijsheid,
2075 1Kon 6:2 | hetwelk de koning Salomo den HEERE bouwde, was van zestig ellen
2076 1Kon 8:9 | daarin gelegd had, als de HEERE een verbond maakte met de
2077 1Kon 8:12 | 12 Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, dat Hij in
2078 1Kon 8:15 | hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die met
2079 1Kon 8:17 | een huis den Naam van den HEERE, den God Israels, te bouwen. ~
2080 1Kon 8:18 | 18 Maar de HEERE zeide tot David, mijn vader:
2081 1Kon 8:20 | 20 Ze heeft de HEERE bevestigd Zijn woord, dat
2082 1Kon 8:20 | van Israel, gelijk als de HEERE gesproken heeft; en ik heb
2083 1Kon 8:23 | 23 En hij zeide: HEERE, God van Israel, er is geen
2084 1Kon 8:25 | 25 En nu HEERE, God van Israel, houd Uw
2085 1Kon 8:28 | en tot zijn smeking, o HEERE, mijn God, om te horen naar
2086 1Kon 8:44 | zult, en zullen tot den HEERE bidden naar den weg dezer
2087 1Kon 8:53 | vaderen uit Egypte uitvoerdet, Heere HEERE! ~
2088 1Kon 8:53 | Egypte uitvoerdet, Heere HEERE! ~
2089 1Kon 8:54 | en deze smeking tot den HEERE te bidden, dat hij van voor
2090 1Kon 8:56 | 56 Geloofd zij de HEERE, Die aan Zijn volk Israel
2091 1Kon 8:57 | 57 De HEERE, onze God, zij met ons,
2092 1Kon 8:59 | woorden, waarmede ik voor den HEERE gesmeekt heb, mogen nabij
2093 1Kon 8:59 | mogen nabij zijn voor den HEERE, onzen God, dag en nacht;
2094 1Kon 8:60 | der aarde weten, dat de HEERE die God is, niemand meer; ~
2095 1Kon 8:61 | hart volkomen zij met den HEERE, onzen God, om te wandelen
2096 1Kon 8:63 | ten dankoffer, dat hij den HEERE offerde, twee en twintig
2097 1Kon 8:66 | over al het goede, dat de HEERE aan David, Zijn knecht,
2098 1Kon 9:2 | 2 Dat de HEERE ten anderen male aan Salomo
2099 1Kon 9:3 | 3 En de HEERE zeide tot hem: Ik heb uw
2100 1Kon 9:8 | zeggen: Waarom heeft de HEERE alzo gedaan aan dit land
2101 1Kon 9:9 | zal zeggen: Omdat zij den HEERE, hun God, verlaten hebben,
2102 1Kon 9:9 | gediend; daarom heeft de HEERE al dit kwaad over hen gebracht. ~
2103 1Kon 9:25 | het altaar, dat hij den HEERE gebouwd had, en rookte op
2104 1Kon 10:9 | 9 Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in
2105 1Kon 10:9 | Israel te zetten! Omdat de HEERE Israel in eeuwigheid bemint,
2106 1Kon 11:2 | Van die volken, waarvan de HEERE gezegd had tot de kinderen
2107 1Kon 11:4 | niet volkomen was met den HEERE, zijn God, gelijk het hart
2108 1Kon 11:6 | HEEREN; en volhardde niet den HEERE te volgen, gelijk zijn vader
2109 1Kon 11:9 | Daarom vertoornde Zich de HEERE tegen Salomo, omdat hij
2110 1Kon 11:9 | hart geneigd had van den HEERE, den God Israels, Die hem
2111 1Kon 11:10 | doch hij hield niet, wat de HEERE geboden had. ~
2112 1Kon 11:11 | 11 Daarom zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij
2113 1Kon 11:14 | 14 Zo verwekte de HEERE Salomo een tegenpartijder,
2114 1Kon 11:31 | stukken; want alzo zegt de HEERE, de God Israels: Zie, Ik
2115 1Kon 12:15 | deze omwending was van den HEERE, opdat Hij Zijn woord bevestigde,
2116 1Kon 12:15 | woord bevestigde, hetwelk de HEERE door den dienst van Ahia,
2117 1Kon 12:24 | 24 Zo zegt de HEERE: Gij zult niet optrekken,
2118 1Kon 13:2 | Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Zie, een zoon zal aan het
2119 1Kon 13:3 | wonderteken, waarvan de HEERE gesproken heeft; ziet, het
2120 1Kon 13:9 | 9 Want zo heeft mij de HEERE geboden door Zijn woord,
2121 1Kon 13:21 | was, zeggende: Zo zegt de HEERE: Daarom dat gij den mond
2122 1Kon 13:21 | hebt het gebod, dat u de HEERE, uw God, geboden had, ~
2123 1Kon 13:26 | geweest; daarom heeft de HEERE hem den leeuw overgegeven
2124 1Kon 14:5 | 5 Maar de HEERE zeide tot Ahia: Zie, Jerobeams
2125 1Kon 14:7 | zeg Jerobeam: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Daarom,
2126 1Kon 14:11 | des hemels eten; want de HEERE heeft het gesproken. ~
2127 1Kon 14:13 | in hem wat goeds voor den HEERE, den God Israels, in het
2128 1Kon 14:14 | 14 Doch de HEERE zal Zich een koning verwekken
2129 1Kon 14:15 | 15 De HEERE zal ook Israel slaan, gelijk
2130 1Kon 14:15 | bossen gemaakt hebben, den HEERE tot toorn verwekkende. ~
2131 1Kon 14:21 | Jeruzalem, in de stad, die de HEERE verkoren had uit al de stammen
2132 1Kon 14:24 | gruwelen der heidenen, die de HEERE van het aangezicht der kinderen
2133 1Kon 15:3 | was niet volkomen met den HEERE, zijn God, gelijk het hart
2134 1Kon 15:4 | Maar om Davids wil, gaf de HEERE, zijn God, hem een lamp
2135 1Kon 15:14 | van Asa volkomen met den HEERE, al zijn dagen. ~
2136 1Kon 15:30 | terging, waarmede hij den HEERE, den God Israels, getergd
2137 1Kon 16:13 | tot toorn verwekkende den HEERE, den God Israels, door hun
2138 1Kon 16:26 | zondigen, verwekkende den HEERE, den God Israels, tot toorn,
2139 1Kon 16:33 | Achab nog meer deed, om den HEERE, den God Israels, tot toorn
2140 1Kon 17:1 | Achab: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israels, leeft,
2141 1Kon 17:12 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, indien ik
2142 1Kon 17:14 | 14 Want zo zegt de HEERE, de God Israels: Het meel
2143 1Kon 17:14 | tot op den dag, dat de HEERE regen op den aardbodem geven
2144 1Kon 17:20 | 20 En hij riep den HEERE aan, en zeide: HEERE, mijn
2145 1Kon 17:20 | den HEERE aan, en zeide: HEERE, mijn God, hebt Gij dan
2146 1Kon 17:21 | over dat kind, en riep den HEERE aan, en zeide: HEERE, mijn
2147 1Kon 17:21 | den HEERE aan, en zeide: HEERE, mijn God, laat toch de
2148 1Kon 17:22 | 22 En de HEERE verhoorde de stem van Elia;
2149 1Kon 18:3 | geroepen; en Obadja was den HEERE zeer vrezende. ~
2150 1Kon 18:10 | 10 Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, zo er een
2151 1Kon 18:12 | uw knecht, nu vrees den HEERE van mijn jonkheid af. ~
2152 1Kon 18:15 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft, voor
2153 1Kon 18:21 | op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en
2154 1Kon 18:36 | Elia naderde, en zeide: HEERE, God van Abraham, Izak en
2155 1Kon 18:37 | 37 Antwoord mij, HEERE, antwoord mij; opdat dit
2156 1Kon 18:37 | volk erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en dat Gij
2157 1Kon 18:39 | aangezichten, en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God! ~
2158 1Kon 18:39 | zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God! ~
2159 1Kon 19:4 | Het is genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben
2160 1Kon 19:10 | heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen;
2161 1Kon 19:11 | des HEEREN. En ziet, de HEERE ging voorbij, en een grote
2162 1Kon 19:11 | de steenrotsen, voor den HEERE henen; doch de HEERE was
2163 1Kon 19:11 | den HEERE henen; doch de HEERE was in den wind niet; en
2164 1Kon 19:11 | wind een aardbeving; de HEERE was ook in de aardbeving
2165 1Kon 19:12 | aardbeving een vuur; de HEERE was ook in het vuur niet;
2166 1Kon 19:14 | heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen;
2167 1Kon 19:15 | 15 En de HEERE zeide tot hem: Ga, keer
2168 1Kon 20:13 | Israel, en zeide: Zo zegt de HEERE: Hebt gij gezien al deze
2169 1Kon 20:13 | opdat gij weet, dat Ik de HEERE ben. ~
2170 1Kon 20:14 | En hij zeide: Zo zegt de HEERE: Door de jongens van de
2171 1Kon 20:28 | Israel, en zeide: Zo zegt de HEERE: Daarom dat de Syriers gezegd
2172 1Kon 20:28 | Syriers gezegd hebben: De HEERE is een God der bergen, en
2173 1Kon 20:28 | gijlieden weet, dat Ik de HEERE ben.
2174 1Kon 20:42 | zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Omdat gij den man, dien
2175 1Kon 21:3 | zeide tot Achab: Dat late de HEERE verre van mij zijn, dat
2176 1Kon 21:19 | zeggende: Alzo zegt de HEERE: Hebt gij doodgeslagen,
2177 1Kon 21:19 | zeggende: Alzo zegt de HEERE: In plaats dat de honden
2178 1Kon 21:23 | ook over Izebel sprak de HEERE, zeggende: De honden zullen
2179 1Kon 22:6 | zeiden: Trek op, want de HEERE zal ze in de hand des konings
2180 1Kon 22:8 | een man, om door hem den HEERE te vragen; maar ik haat
2181 1Kon 22:11 | en hij zeide: Zo zegt de HEERE: Met deze zult gij de Syriers
2182 1Kon 22:12 | voorspoedig zijn; want de HEERE zal hen in de hand des konings
2183 1Kon 22:14 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft, hetgeen de HEERE
2184 1Kon 22:14 | HEERE leeft, hetgeen de HEERE tot mij zeggen zal, dat
2185 1Kon 22:15 | voorspoedig zijn, want de HEERE zal ze in de hand des konings
2186 1Kon 22:17 | geen herder hebben; en de HEERE zeide: Dezen hebben geen
2187 1Kon 22:19 | woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende op Zijn troon,
2188 1Kon 22:20 | 20 En de HEERE zeide: Wie zal Achab overreden,
2189 1Kon 22:21 | zal hem overreden. En de HEERE zeide tot hem: Waarmede? ~
2190 1Kon 22:23 | 23 Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in
2191 1Kon 22:23 | profeten gegeven; en de HEERE heeft kwaad over u gesproken. ~
2192 1Kon 22:28 | vrede wederkomt, zo heeft de HEERE door mij niet gesproken!
2193 1Kon 22:54 | voor hem, en vertoornde den HEERE, den God Israels, naar alles,
2194 2Kon 1:4 | 4 Daarom nu zegt de HEERE alzo: Gij zult niet afkomen
2195 2Kon 1:6 | spreekt tot hem: Zo zegt de HEERE: Is het, omdat er geen God
2196 2Kon 1:16 | sprak tot hem: Zo zegt de HEERE: Daarom, dat gij boden gezonden
2197 2Kon 2:1 | Het geschiedde nu, als de HEERE Elia met een onweder ten
2198 2Kon 2:2 | Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar Beth-El gezonden.
2199 2Kon 2:2 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft ik
2200 2Kon 2:3 | tot hem: Weet gij, dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd
2201 2Kon 2:4 | blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar Jericho gezonden.
2202 2Kon 2:4 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft,
2203 2Kon 2:5 | tot hem: Weet gij, dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd
2204 2Kon 2:6 | Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar de Jordaan
2205 2Kon 2:6 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft,
2206 2Kon 2:14 | water, en zeide: Waar is de HEERE, de God van Elia? Ja, Dezelve?
2207 2Kon 2:21 | daarin, en zeide: Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water gezond
2208 2Kon 3:10 | van Israel: Ach, dat de HEERE deze drie koningen geroepen
2209 2Kon 3:11 | HEEREN, dat wij door hem den HEERE mochten vragen? Toen antwoordde
2210 2Kon 3:13 | zeide tot hem: Neen, want de HEERE heeft deze drie koningen
2211 2Kon 3:14 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft, voor
2212 2Kon 3:16 | En hij zeide: Zo zegt de HEERE: Maakt in dit dal vele grachten. ~
2213 2Kon 3:17 | 17 Want zo zegt de HEERE: Gijlieden zult geen wind
2214 2Kon 4:1 | weet, dat uw knecht den HEERE was vrezende; nu is de schuldheer
2215 2Kon 4:27 | bitterlijk bedroefd, en de HEERE heeft het voor mij verborgen,
2216 2Kon 4:30 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft,
2217 2Kon 4:33 | beiden toe, en bad tot den HEERE. ~
2218 2Kon 4:43 | eten; want alzo zegt de HEERE: Men zal eten en overhouden. ~
2219 2Kon 5:1 | aanzien; want door hem had de HEERE den Syriers verlossing gegeven;
2220 2Kon 5:16 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft, voor Wiens aangezicht
2221 2Kon 5:17 | andere goden doen, maar den HEERE. ~
2222 2Kon 5:18 | In deze zaak vergeve de HEERE uw knecht: wanneer mijn
2223 2Kon 5:18 | het huis van Rimmon, de HEERE vergeve toch uw knecht in
2224 2Kon 5:20 | maar zo waarachtig als de HEERE leeft, ik zal hem nalopen,
2225 2Kon 6:17 | En Elisa bad, en zeide: HEERE, open toch zijn ogen, dat
2226 2Kon 6:17 | ogen, dat hij zie! En de HEERE opende de ogen van den jongen,
2227 2Kon 6:18 | afkwamen, bad Elisa tot den HEERE, en zeide: Sla toch dit
2228 2Kon 6:20 | waren, dat Elisa zeide: HEERE, open de ogen van dezen,
2229 2Kon 6:20 | dezen, dat zij zien! En de HEERE opende hun ogen, dat zij
2230 2Kon 6:27 | 27 En hij zeide: De HEERE helpt u niet; waarvan zou
2231 2Kon 6:33 | Zie, dat kwaad is van den HEERE; wat zou ik verder op den
2232 2Kon 6:33 | wat zou ik verder op den HEERE wachten? ~ ~
2233 2Kon 7:1 | woord des HEEREN; zo zegt de HEERE: Morgen omtrent dezen tijd
2234 2Kon 7:2 | Gods, en zeide: Zie, zo de HEERE vensteren in den hemel maakte,
2235 2Kon 7:6 | 6 Want de HEERE had het heir der Syriers
2236 2Kon 7:19 | geantwoord en gezegd: Zie, zo de HEERE vensteren in den hemel maakte,
2237 2Kon 8:1 | gij verkeren kunt; want de HEERE heeft een honger geroepen,
2238 2Kon 8:8 | tegemoet; en vraag door hem den HEERE, zeggende: Zal ik van deze
2239 2Kon 8:10 | ganselijk niet genezen; want de HEERE heeft mij getoond, dat hij
2240 2Kon 8:13 | zou? En Elisa zeide: De HEERE heeft mij getoond, dat gij
2241 2Kon 8:19 | 19 Doch de HEERE wilde Juda niet verderven,
2242 2Kon 9:3 | hoofd, en zeg: Zo zegt de HEERE: Ik heb u tot koning gezalfd
2243 2Kon 9:6 | zeide tot hem: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb
2244 2Kon 9:12 | gesproken, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ik heb u gezalfd tot koning
2245 2Kon 9:25 | Achab reden, dat hem de HEERE dezen last oplegde, zeggende: ~
2246 2Kon 9:26 | bloed zijner zonen, zegt de HEERE, en Ik u dat niet vergelde
2247 2Kon 9:26 | dit stuk lands, zegt de HEERE. Nu dan, neem, werp hem
2248 2Kon 10:10 | woord des HEEREN, hetwelk de HEERE tegen het huis van Achab
2249 2Kon 10:10 | de aarde vallen; want de HEERE heeft gedaan, wat Hij door
2250 2Kon 10:16 | mijn ijver aan voor den HEERE. Zo deden zij hem rijden
2251 2Kon 10:30 | 30 De HEERE dan zeide tot Jehu: Daarom
2252 2Kon 10:32 | 32 In die dagen begon de HEERE Israel af te korten, want
2253 2Kon 11:17 | maakte een verbond tussen den HEERE en tussen den koning, en
2254 2Kon 11:17 | tussen het volk, dat het den HEERE tot een volk zou zijn; mitsgaders
2255 2Kon 14:4 | aangezicht ernstelijk aan; en de HEERE verhoorde hem; want Hij
2256 2Kon 14:5 | 5 (Zo gaf de HEERE Israel een verlosser, dat
2257 2Kon 14:23 | 23 Doch de HEERE was hun genadig, en ontfermde
2258 2Kon 15:6 | wetboek van Mozes, waar de HEERE geboden heeft, zeggende:
2259 2Kon 15:26 | 26 Want de HEERE zag, dat de ellende van
2260 2Kon 15:27 | 27 En de HEERE had niet gesproken, dat
2261 2Kon 16:5 | 5 En de HEERE plaagde den koning, dat
2262 2Kon 16:37 | 37 In die dagen begon de HEERE in Juda te zenden Rezin,
2263 2Kon 17:3 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels
2264 2Kon 18:3 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels
2265 2Kon 19:7 | gezondigd hadden tegen den HEERE, hun God, Die hen uit Egypteland
2266 2Kon 19:8 | inzettingen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der
2267 2Kon 19:9 | niet recht zijn, tegen den HEERE, hun God, bemanteld; en
2268 2Kon 19:11 | gelijk de heidenen, die de HEERE van hun aangezichten weggevoerd
2269 2Kon 19:11 | kwade dingen gedaan, om den HEERE tot toorn te verwekken. ~
2270 2Kon 19:12 | drekgoden gediend, waarvan de HEERE tot hen gezegd had: Gij
2271 2Kon 19:13 | 13 Als nu de HEERE tegen Israel en tegen Juda,
2272 2Kon 19:14 | geweest was, die aan den HEERE, hun God, niet geloofd hadden. ~
2273 2Kon 19:15 | hen waren, van dewelke de HEERE hun geboden had, dat zij
2274 2Kon 19:18 | Daarom vertoornde zich de HEERE zeer over Israel, dat Hij
2275 2Kon 19:20 | 20 Zo verwierp de HEERE het ganse zaad van Israel,
2276 2Kon 19:21 | Israel af van achter den HEERE, en hij deed ze een grote
2277 2Kon 19:23 | 23 Totdat de HEERE Israel van Zijn aangezicht
2278 2Kon 19:25 | woning aldaar, dat zij den HEERE niet vreesden; zo zond de
2279 2Kon 19:25 | niet vreesden; zo zond de HEERE leeuwen onder hen, die enigen
2280 2Kon 19:28 | leerde hun, hoe zij den HEERE vrezen zouden. ~
2281 2Kon 19:32 | 32 Ook vreesden zij den HEERE, en maakten zich van hun
2282 2Kon 19:33 | 33 Zij vreesden den HEERE, en dienden ook hun goden,
2283 2Kon 19:34 | eerste wijzen; zij vrezen den HEERE niet, en zij doen niet naar
2284 2Kon 19:34 | en naar het gebod, dat de HEERE geboden heeft aan de kinderen
2285 2Kon 19:35 | 35 Nochtans had de HEERE een verbond met hen gemaakt,
2286 2Kon 19:36 | 36 Maar den HEERE, Die u uit Egypteland met
2287 2Kon 19:39 | 39 Maar den HEERE, uw God, zult gij vrezen;
2288 2Kon 19:41 | deze volken vreesden den HEERE, en dienden hun gesneden
2289 2Kon 20:5 | 5 Hij betrouwde op den HEERE, den God Israels, zodat
2290 2Kon 20:6 | 6 Want hij kleefde den HEERE aan; hij week niet van Hem
2291 2Kon 20:6 | hield Zijn geboden, die de HEERE aan Mozes geboden had. ~
2292 2Kon 20:7 | 7 Zo was de HEERE met hem; overal, waar hij
2293 2Kon 20:22 | zegt: Wij vertrouwen op den HEERE, onzen God; is Hij die niet,
2294 2Kon 20:25 | 25 Nu, ben ik zonder den HEERE opgetogen tegen deze plaats,
2295 2Kon 20:25 | om die te verderven? De HEERE heeft tot mij gezegd: Trek
2296 2Kon 20:30 | niet doe vertrouwen op den HEERE, zeggende: De HEERE zal
2297 2Kon 20:30 | den HEERE, zeggende: De HEERE zal ons zekerlijk redden,
2298 2Kon 20:32 | hitst u op, zeggende: De HEERE zal ons redden. ~
2299 2Kon 20:35 | hand gered hebben, dat de HEERE Jeruzalem uit mijn hand
2300 2Kon 21:4 | 4 Misschien zal de HEERE, uw God, horen al de woorden
2301 2Kon 21:4 | schelden, met woorden, die de HEERE, uw God, gehoord heeft;
2302 2Kon 21:6 | heer zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor de woorden,
2303 2Kon 21:15 | des HEEREN, en zeide: O HEERE, God Israels, Die tussen
2304 2Kon 21:16 | 16 O, HEERE! neig Uw oor en hoor, doe,
2305 2Kon 21:16 | neig Uw oor en hoor, doe, HEERE! Uw ogen open en zie, en
2306 2Kon 21:17 | 17 Waarlijk, HEERE, hebben de koningen van
2307 2Kon 21:19 | 19 Nu dan, HEERE, onze God, verlos ons toch
2308 2Kon 21:19 | der aarde weten, dat Gij, HEERE, alleen God zijt. ~
2309 2Kon 21:20 | zeggende: Zo spreekt de HEERE, de God Israels: Dat gij
2310 2Kon 21:21 | Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken heeft:
2311 2Kon 21:23 | uwer boden hebt gij den HEERE gehoond, en gezegd: Ik heb
2312 2Kon 21:31 | berg Sion; de ijver van den HEERE der heirscharen zal dit
2313 2Kon 21:32 | 32 Daarom zo zegt de HEERE van den koning van Assyrie:
2314 2Kon 21:33 | hij niet komen, zegt de HEERE. ~
2315 2Kon 22:1 | zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis,
2316 2Kon 22:2 | wand, en hij bad tot den HEERE, zeggende: ~
2317 2Kon 22:3 | 3 Och, HEERE, gedenk toch, dat ik voor
2318 2Kon 22:5 | Mijns volks: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David:
2319 2Kon 22:8 | Welk is het teken, dat de HEERE mij gezond maken zal, en
2320 2Kon 22:9 | zal u een teken van den HEERE zijn, dat de HEERE het woord,
2321 2Kon 22:9 | van den HEERE zijn, dat de HEERE het woord, dat Hij gesproken
2322 2Kon 22:11 | Jesaja, de profeet, riep den HEERE aan; en Hij deed de schaduw
2323 2Kon 22:17 | overgelaten worden, zegt de HEERE. ~
2324 2Kon 23:2 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der
2325 2Kon 23:4 | huis des HEEREN, waarvan de HEERE gezegd had: te Jeruzalem
2326 2Kon 23:7 | in het huis waarvan de HEERE gezegd had tot David, en
2327 2Kon 23:9 | dan de heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der
2328 2Kon 23:10 | 10 Toen sprak de HEERE door den dienst van Zijn
2329 2Kon 23:12 | 12 Daarom, alzo zegt de HEERE, de God Israels: Ziet, Ik
2330 2Kon 23:22 | 22 Zo verliet hij den HEERE, den God zijner vaderen,
2331 2Kon 24:13 | 13 Gaat henen, vraagt den HEERE voor mij, en voor het volk,
2332 2Kon 24:15 | zeide tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zegt tot
2333 2Kon 24:16 | 16 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over
2334 2Kon 24:18 | u gezonden heeft, om den HEERE te vragen, alzo zult gij
2335 2Kon 24:18 | tot hem zeggen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Aangaande
2336 2Kon 24:19 | ook verhoord, spreekt de HEERE. ~
2337 2Kon 25:3 | HEEREN aangezicht, om den HEERE na te wandelen, en Zijn
2338 2Kon 25:19 | Israel gemaakt hadden, om den HEERE tot toorn te verwekken;
2339 2Kon 25:21 | volk, zeggende: Houdt den HEERE, uw God, pascha, gelijk
2340 2Kon 25:23 | Josia, werd dit pascha den HEERE te Jeruzalem gehouden. ~
2341 2Kon 25:25 | gelijke, die zich tot den HEERE, met zijn ganse hart, en
2342 2Kon 25:26 | Nochtans keerde zich de HEERE van den brand Zijns groten
2343 2Kon 25:27 | 27 En de HEERE zeide: Ik zal Juda ook van
2344 2Kon 26:2 | 2 En de HEERE zond tegen hem de benden
2345 2Kon 26:4 | vervuld had; daarom wilde de HEERE niet vergeven. ~
2346 2Kon 26:13 | gemaakt had, gelijk als de HEERE gesproken had. ~
2347 1Kro 6:15 | Jozadak ging mede, als de HEERE Juda en Jeruzalem gevankelijk
2348 1Kro 9:20 | bij hen was, met welken de HEERE was. ~
2349 1Kro 10:13 | overtreden had tegen den HEERE, tegen het woord des HEEREN
2350 1Kro 10:14 | 14 En den HEERE niet gezocht had; daarom
2351 1Kro 11:2 | en ingeleid; ook heeft de HEERE, uw God, tot u gezegd: Gij
2352 1Kro 11:9 | en werd groot, want de HEERE der heirscharen was met
2353 1Kro 11:14 | sloegen de Filistijnen; en de HEERE verloste hen door een grote
2354 1Kro 11:18 | hij goot het uit voor den HEERE; ~
2355 1Kro 13:2 | ulieden goeddunkt, en van den HEERE, onzen God, te zijn, laat
2356 1Kro 13:11 | En David ontstak, dat de HEERE een scheur gescheurd had
2357 1Kro 13:12 | 12 En David vreesde den HEERE te dien dage, zeggende:
2358 1Kro 13:14 | huis, drie maanden; en de HEERE zegende het huis van Obed-Edom,
2359 1Kro 14:2 | David merkte, dat hem de HEERE tot koning bevestigd had
2360 1Kro 14:10 | in mijn hand geven? En de HEERE zeide tot hem: Trek op,
2361 1Kro 14:17 | in al die landen; en de HEERE gaf Zijn verschrikking over
2362 1Kro 15:2 | Levieten; want die heeft de HEERE verkoren, om de ark Gods
2363 1Kro 15:13 | dit niet deedt, heeft de HEERE, onze God, onder ons een
2364 1Kro 16:4 | dienaars, en dat, om den HEERE, den God Israels, te vermelden,
2365 1Kro 16:7 | eerste dezen psalm, om den HEERE te loven, door den dienst
2366 1Kro 16:8 | 8 Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt
2367 1Kro 16:10 | het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde. ~
2368 1Kro 16:11 | 11 Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte, zoekt Zijn
2369 1Kro 16:14 | 14 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen
2370 1Kro 16:23 | 23 Zingt den HEERE, gij, ganse aarde, boodschapt
2371 1Kro 16:25 | 25 Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen,
2372 1Kro 16:26 | volken zijn afgoden; maar de HEERE heeft de hemelen gemaakt. ~
2373 1Kro 16:28 | 28 Geeft den HEERE, gij, geslachten der volken,
2374 1Kro 16:28 | geslachten der volken, geeft den HEERE eer en sterkte. ~
2375 1Kro 16:29 | 29 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, brengt
2376 1Kro 16:29 | aangezicht; aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms. ~
2377 1Kro 16:31 | onder de heidenen zegge: De HEERE regeert. ~
2378 1Kro 16:34 | 34 Looft den HEERE, want Hij is goed, want
2379 1Kro 16:36 | 36 Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid
2380 1Kro 16:36 | Amen! en het loofde den HEERE. ~
2381 1Kro 16:40 | 40 Om den HEERE de brandofferen geduriglijk
2382 1Kro 16:41 | namen uitgedrukt zijn om den HEERE te loven; want Zijn goedertierenheid
2383 1Kro 17:4 | Mijn knecht: Alzo zegt de HEERE: Gij zult Mij geen huis
2384 1Kro 17:7 | knecht, tot David: Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb
2385 1Kro 17:10 | kennen gegeven, dat u de HEERE een huis bouwen zal. ~
2386 1Kro 17:16 | en hij zeide: Wie ben ik, HEERE God, en wat is mijn huis,
2387 1Kro 17:17 | voorzien met deze verhoging, o HEERE God! ~
2388 1Kro 17:19 | 19 HEERE, om Uws knechts wil, en
2389 1Kro 17:20 | 20 HEERE, er is niemand gelijk Gij,
2390 1Kro 17:22 | der eeuwigheid; en Gij, HEERE, zijt hun tot een God geworden. ~
2391 1Kro 17:23 | 23 Nu dan, HEERE, het woord, dat Gij over
2392 1Kro 17:24 | eeuwigheid, dat men zegge: De HEERE der heirscharen, de God
2393 1Kro 17:26 | 26 Nu dan, HEERE, Gij zijt die God; en Gij
2394 1Kro 17:27 | aangezicht zij; want Gij, HEERE, hebt het gezegend, en het
2395 1Kro 18:6 | geschenken brengende. En de HEERE behoedde David overal, waar
2396 1Kro 18:11 | de koning David ook den HEERE, met het zilver en het goud,
2397 1Kro 18:13 | Davids knechten werden; en de HEERE behoedde David overal, waar
2398 1Kro 19:6 | geschenken brengende. En de HEERE behoedde David overal, waar
2399 1Kro 19:11 | de koning David ook den HEERE, met het zilver en het goud,
2400 1Kro 19:13 | Davids knechten werden; en de HEERE behoedde David overal, waar
2401 1Kro 20:13 | de steden onzes Gods; de HEERE nu doe, wat goed is in Zijn
2402 1Kro 22:3 | 3 Toen zeide Joab: De HEERE doe tot Zijn volk, gelijk
2403 1Kro 22:9 | 9 De HEERE nu sprak tot Gad, den ziener
2404 1Kro 22:10 | zeggende: Aldus zegt de HEERE: Drie dingen leg Ik u voor;
2405 1Kro 22:11 | zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Neem u uit: ~
2406 1Kro 22:14 | 14 De HEERE dan gaf pestilentie in Israel;
2407 1Kro 22:15 | haar verdierf, zag het de HEERE, en het berouwde Hem over
2408 1Kro 22:17 | wat hebben die gedaan? O HEERE, mijn God, dat toch Uw hand
2409 1Kro 22:18 | David zou opgaan, om den HEERE een altaar op te richten
2410 1Kro 22:22 | dorsvloers, dat ik op dezelve den HEERE een altaar bouwe; geef ze
2411 1Kro 22:24 | geld; want ik zal voor den HEERE niet nemen wat uw is, dat
2412 1Kro 22:26 | bouwde David aldaar den HEERE een altaar, en hij offerde
2413 1Kro 22:26 | dankofferen. Als hij den HEERE aanriep, zo antwoordde Hij
2414 1Kro 22:27 | 27 En de HEERE zeide tot den engel, dat
2415 1Kro 22:28 | toen David zag, dat de HEERE hem geantwoord had op den
2416 1Kro 23:5 | en het huis, dat men den HEERE bouwen zal, zal men ten
2417 1Kro 23:6 | Salomo, en gebood hem den HEERE, den God Israels, een huis
2418 1Kro 23:11 | 11 Nu, mijn zoon, de HEERE zal met u zijn, en gij zult
2419 1Kro 23:12 | 12 Alleenlijk de HEERE geve u kloekheid en verstand,
2420 1Kro 23:13 | inzettingen en de rechten, die de HEERE aan Mozes geboden heeft
2421 1Kro 23:16 | u op, en doe het, en de HEERE zal met u zijn. ~
2422 1Kro 23:18 | 18 Is niet de HEERE, uw God, met ulieden, en
2423 1Kro 23:19 | uw ziel, om te zoeken den HEERE, uw God, en maakt u op,
2424 1Kro 24:25 | Want David had gezegd: De HEERE, de God Israels, heeft Zijn
2425 1Kro 24:30 | morgens te staan, om den HEERE te loven en te prijzen;
2426 1Kro 25:19 | vaders; gelijk als hem de HEERE, de God Israels, geboden
2427 1Kro 26:3 | harpen profeterende met den HEERE te danken en te loven. ~
2428 1Kro 28:23 | beneden waren; omdat de HEERE gezegd had, dat Hij Israel
2429 1Kro 29:4 | 4 Nu heeft mij de HEERE, de God Israels, verkoren
2430 1Kro 29:5 | uit al mijn zonen (want de HEERE heeft mij vele zonen gegeven)
2431 1Kro 29:9 | een willige ziel; want de HEERE doorzoekt alle harten, en
2432 1Kro 29:10 | 10 Zie nu toe, want de HEERE heeft u verkoren, dat gij
2433 1Kro 29:20 | niet verslagen; want de HEERE God, mijn God, zal met u
2434 1Kro 30:1 | mens, maar voor God, den HEERE. ~
2435 1Kro 30:5 | willig, heden zijn hand den HEERE te vullen? ~
2436 1Kro 30:9 | met een volkomen hart den HEERE vrijwillig; en de koning
2437 1Kro 30:10 | Daarom loofde David den HEERE voor de ogen der ganse gemeente;
2438 1Kro 30:10 | zeide: Geloofd zijt Gij, HEERE, God van onzen vader Israel,
2439 1Kro 30:11 | 11 Uw, o HEERE, is de grootheid, en de
2440 1Kro 30:11 | op aarde is, is Uw: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk, en Gij
2441 1Kro 30:16 | 16 HEERE, onze God, al deze menigte,
2442 1Kro 30:18 | 18 O HEERE, Gij, God onzer vaderen,
2443 1Kro 30:20 | ganse gemeente: Looft nu den HEERE, uw God! Toen loofde de
2444 1Kro 30:20 | loofde de ganse gemeente den HEERE, den God hunner vaderen;
2445 1Kro 30:20 | bogen zich neder voor den HEERE, en voor den koning. ~
2446 1Kro 30:21 | 21 En zij offerden den HEERE slachtofferen; ook offerden
2447 1Kro 30:21 | slachtofferen; ook offerden zij den HEERE brandofferen, des anderen
2448 1Kro 30:22 | en zij zalfden hem den HEERE tot voorganger, en Zadok
2449 1Kro 30:25 | 25 En de HEERE maakte Salomo groot ten
2450 2Kro 1:1 | zijn koninkrijk, want de HEERE, zijn God, was met hem,
2451 2Kro 1:9 | 9 Nu, HEERE God, laat Uw woord waar
2452 2Kro 2:11 | tot Salomo: Daarom dat de HEERE Zijn volk lief heeft, heeft
2453 2Kro 2:12 | zeide Huram: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die den
2454 2Kro 2:12 | heeft, die een huis voor den HEERE, en een huis voor zijn koninkrijk
2455 2Kro 5:10 | daarin gedaan had als de HEERE een verbond maakte met de
2456 2Kro 5:13 | prijzende en lovende den HEERE; en als zij de stem verhieven
2457 2Kro 5:13 | instrumenten, en als zij den HEERE prezen, dat Hij goed is,
2458 2Kro 6:10 | daarin gedaan had als de HEERE een verbond maakte met de
2459 2Kro 6:13 | prijzende en lovende den HEERE; en als zij de stem verhieven
2460 2Kro 6:13 | instrumenten, en als zij den HEERE prezen, dat Hij goed is,
2461 2Kro 7:1 | 1 Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, dat Hij in
2462 2Kro 7:4 | hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God van Israel, Die
2463 2Kro 7:8 | 8 Maar de HEERE zeide tot mijn vader David:
2464 2Kro 7:10 | 10 Zo heeft de HEERE Zijn woord bevestigd, dat
2465 2Kro 7:10 | van Israel, gelijk als de HEERE gesproken heeft; en ik heb
2466 2Kro 7:14 | 14 En hij zeide: HEERE, God van Israel, er is geen
2467 2Kro 7:16 | 16 En nu, HEERE, God van Israel, houd Uw
2468 2Kro 7:17 | 17 Nu dan, o HEERE, God van Israel! Laat Uw
2469 2Kro 7:19 | en tot zijn smeking, o HEERE, mijn God, om te horen naar
2470 2Kro 7:41 | 41 En nu, HEERE God, maak U op tot Uw rust,
2471 2Kro 7:41 | kracht; laat Uw priesters, HEERE God, met heil bekleed worden,
2472 2Kro 7:42 | 42 O HEERE God! wend het aangezicht
2473 2Kro 8:3 | aanbaden en loofden den HEERE, dat Hij goedig is, dat
2474 2Kro 8:6 | David gemaakt had, om den HEERE te loven, dat Zijn weldadigheid
2475 2Kro 8:10 | goedsmoeds over het goede, dat de HEERE aan David en Salomo, en
2476 2Kro 8:12 | 12 En de HEERE verscheen Salomo des nachts,
2477 2Kro 8:21 | zeggen: Waarom heeft de HEERE aan dit land en aan dit
2478 2Kro 8:22 | zal zeggen: Omdat zij den HEERE, hunner vaderen God, verlaten
2479 2Kro 9:12 | Toen offerde Salomo den HEERE brandofferen op het altaar
2480 2Kro 10:8 | 8 Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in
2481 2Kro 10:8 | om u op Zijn troon, den HEERE, uw God, tot een koning
2482 2Kro 11:15 | omwending was van God, opdat de HEERE Zijn woord bevestigde, hetwelk
2483 2Kro 12:4 | 4 Zo zegt de HEERE: Gij zult niet optrekken,
2484 2Kro 12:16 | hun hart begaven, om den HEERE, den God Israels, te zoeken,
2485 2Kro 12:16 | te zoeken, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen,
2486 2Kro 13:2 | hadden overtreden tegen den HEERE), ~
2487 2Kro 13:5 | zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE: Gij hebt Mij verlaten,
2488 2Kro 13:6 | koning, en zij zeiden: De HEERE is rechtvaardig. ~
2489 2Kro 13:7 | 7 Als nu de HEERE zag, dat zij zich verootmoedigden,
2490 2Kro 13:13 | Jeruzalem, de stad, die de HEERE uit alle stammen van Israel
2491 2Kro 13:14 | hart niet richtte, om den HEERE te zoeken. ~
2492 2Kro 14:5 | niet toe te weten, dat de HEERE, de God Israels, het koninkrijk
2493 2Kro 14:10 | 10 Maar ons aangaande, de HEERE is onze God, en wij hebben
2494 2Kro 14:10 | en de priesters, die den HEERE dienen, zijn de zonen van
2495 2Kro 14:11 | zij steken aan voor den HEERE brandofferen, op elken morgen
2496 2Kro 14:12 | strijdt niet tegen den HEERE, den God uwer vaderen, want
2497 2Kro 14:14 | achter; en zij riepen tot den HEERE, en de priesters trompetten
2498 2Kro 14:18 | machtig, dewijl zij op den HEERE, hunner vaderen God, gesteund
2499 2Kro 14:20 | dagen van Abia; maar de HEERE sloeg hem, dat hij stierf. ~
2500 2Kro 15:4 | zeide tot Juda, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5967 |