1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5967
Book Chapter: Verse
2501 2Kro 15:6 | jaren tegen hem, dewijl de HEERE hem rust gaf. ~
2502 2Kro 15:7 | aangezicht; want wij hebben den HEERE, onzen God, gezocht, wij
2503 2Kro 15:11 | 11 En Asa riep tot den HEERE, zijn God, en zeide: HEERE,
2504 2Kro 15:11 | HEERE, zijn God, en zeide: HEERE, het is niets bij U, te
2505 2Kro 15:11 | krachteloze; help ons, o HEERE, onze God! Want wij steunen
2506 2Kro 15:11 | gekomen tegen deze menigte; o HEERE! Gij zijt onze God; laat
2507 2Kro 15:12 | 12 En de HEERE plaagde de Moren voor Asa
2508 2Kro 15:13 | waren verbroken voor den HEERE en voor Zijn leger; en zij
2509 2Kro 16:2 | gans Juda, en Benjamin! De HEERE is met ulieden, terwijl
2510 2Kro 16:4 | hun nood bekeerden tot den HEERE, den God Israels, en Hem
2511 2Kro 16:9 | menigte, als zij zagen, dat de HEERE, zijn God, met hem was. ~
2512 2Kro 16:11 | 11 En zij offerden den HEERE ten zelfden dage van den
2513 2Kro 16:12 | een verbond, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen,
2514 2Kro 16:13 | 13 En al wie den HEERE, den God Israels, niet zou
2515 2Kro 16:14 | 14 En zij zwoeren den HEERE met luider stem en met gejuich,
2516 2Kro 16:15 | van hen gevonden, en de HEERE gaf hun rust rondom henen. ~
2517 2Kro 17:7 | niet gesteund hebt op den HEERE, uw God, daarom is het heir
2518 2Kro 17:8 | Toen gij nochtans op den HEERE steundet, heeft Hij hen
2519 2Kro 17:9 | 9 Want den HEERE aangaande, Zijn ogen doorlopen
2520 2Kro 17:12 | daartoe ook zocht hij den HEERE niet in zijn krankheid,
2521 2Kro 18:3 | 3 En de HEERE was met Josafat; want hij
2522 2Kro 18:5 | 5 En de HEERE bevestigde het koninkrijk
2523 2Kro 18:16 | die zich vrijwillig den HEERE overgegeven had; en met
2524 2Kro 19:7 | een man, om door hem den HEERE te vragen; maar ik haat
2525 2Kro 19:10 | en hij zeide: Zo zegt de HEERE: Met deze zult gij de Syriers
2526 2Kro 19:11 | voorspoedig zijn, want de HEERE zal hen in de hand des konings
2527 2Kro 19:13 | zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft, hetgeen mijn God
2528 2Kro 19:16 | geen herder hebben; en de HEERE zeide: Dezen hebben geen
2529 2Kro 19:18 | woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende op Zijn troon,
2530 2Kro 19:19 | 19 En de HEERE zeide: Wie zal Achab, den
2531 2Kro 19:20 | zal hem overreden. En de HEERE zeide tot hem: Waarmede? ~
2532 2Kro 19:22 | 22 Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in
2533 2Kro 19:22 | profeten gegeven, en de HEERE heeft kwaad over u gesproken. ~
2534 2Kro 19:27 | vrede wederkomt, zo heeft de HEERE door mij niet gesproken.
2535 2Kro 19:31 | maar Josafat riep, en de HEERE hielp hem, en God wendde
2536 2Kro 20:2 | goddeloze helpen, en die den HEERE haten, liefhebben? Nu is
2537 2Kro 20:4 | deed hen wederkeren tot den HEERE, hunner vaderen God. ~
2538 2Kro 20:6 | niet den mens, maar den HEERE; en Hij is bij u in de zaak
2539 2Kro 20:7 | en doet het; want bij den HEERE, onzen God, is geen onrecht,
2540 2Kro 20:10 | schuldig worden aan den HEERE, en een grote toornigheid
2541 2Kro 20:11 | sterk en doet het, en de HEERE zal met den goede zijn. ~ ~ ~ ~ ~
2542 2Kro 21:3 | zijn aangezicht, om den HEERE te zoeken; en hij riep een
2543 2Kro 21:4 | werd vergaderd, om van den HEERE hulp te zoeken; ook kwamen
2544 2Kro 21:4 | steden van Juda, om den HEERE te zoeken. ~
2545 2Kro 21:6 | 6 En hij zeide: O, HEERE, God onzer vaderen, zijt
2546 2Kro 21:15 | koning Josafat! Alzo zegt de HEERE tot ulieden: Vreest gijlieden
2547 2Kro 21:17 | uit, hun tegen, want de HEERE zal met u wezen. ~
2548 2Kro 21:18 | HEEREN, aanbiddende den HEERE. ~
2549 2Kro 21:19 | Korahieten, stonden op, om den HEERE, den God Israels, met luider
2550 2Kro 21:20 | Jeruzalem! Gelooft in den HEERE, uw God, zo zult gij bevestigd
2551 2Kro 21:21 | volk, en hij stelde den HEERE zangers, die de heilige
2552 2Kro 21:21 | uitgaande en zeggende: Looft den HEERE, want Zijn goedertierenheid
2553 2Kro 21:22 | vreugdegeroep en lofzang, stelde de HEERE achterlagen tegen de kinderen
2554 2Kro 21:26 | want daar loofden zij den HEERE; daarom noemden zij den
2555 2Kro 21:27 | Jeruzalem te komen; want de HEERE had hen verblijd over hun
2556 2Kro 21:29 | als zij hoorden, dat de HEERE tegen de vijanden van Israel
2557 2Kro 21:37 | vergezelschapt hebt, heeft de HEERE uw werken verscheurd. Alzo
2558 2Kro 22:7 | 7 Doch de HEERE wilde het huis Davids niet
2559 2Kro 22:10 | gebied, want hij had den HEERE, den God zijner vaderen,
2560 2Kro 22:12 | zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader David:
2561 2Kro 22:14 | 14 Zie, de HEERE zal u plagen met een grote
2562 2Kro 22:16 | 16 Zo verwekte de HEERE tegen Joram den geest der
2563 2Kro 22:18 | dit alles plaagde hem de HEERE in zijn ingewand met een
2564 2Kro 22:27 | 7 Doch de HEERE wilde het huis Davids niet
2565 2Kro 22:30 | gebied, want hij had den HEERE, den God zijner vaderen,
2566 2Kro 22:32 | zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader David:
2567 2Kro 22:34 | 14 Zie, de HEERE zal u plagen met een grote
2568 2Kro 22:36 | 16 Zo verwekte de HEERE tegen Joram den geest der
2569 2Kro 22:38 | dit alles plaagde hem de HEERE in zijn ingewand met een
2570 2Kro 23:7 | van Nimsi, denwelken de HEERE gezalfd had, om het huis
2571 2Kro 23:9 | zoon van Josafat, die den HEERE met zijn ganse hart gezocht
2572 2Kro 23:16 | koning zijn, gelijk als de HEERE van de zonen van David gesproken
2573 2Kro 23:29 | den koning, dat zij den HEERE tot een volk zouden zijn. ~
2574 2Kro 24:9 | in Jeruzalem, dat men den HEERE inbrengen zou de schatting
2575 2Kro 24:19 | onder hen, om hen tot den HEERE te doen wederkeren; die
2576 2Kro 24:20 | voorspoedig zijn; dewijl gij den HEERE verlaten hebt, zo zal Hij
2577 2Kro 24:22 | als hij stierf, zeide: De HEERE zal het zien en zoeken! ~
2578 2Kro 24:24 | mannen kwam, evenwel gaf de HEERE in hun hand een heirkracht
2579 2Kro 24:24 | menigte, dewijl zij den HEERE, den God hunner vaderen,
2580 2Kro 25:4 | geschreven is, waar de HEERE geboden heeft, zeggende:
2581 2Kro 25:7 | met u niet gaan; want de HEERE is niet met Israel, met
2582 2Kro 25:9 | En de man Gods zeide: De HEERE heeft meer dan dit, om u
2583 2Kro 25:27 | afgeweken was van achter den HEERE, zo maakten zij in Jeruzalem
2584 2Kro 26:5 | de dagen nu, dat hij den HEERE zocht, maakte hem God voorspoedig. ~
2585 2Kro 26:16 | en hij overtrad tegen den HEERE, zijn God; want hij ging
2586 2Kro 26:18 | komt u niet toe, Uzzia, den HEERE te roken, maar den priesteren,
2587 2Kro 26:18 | niet tot eer zijn van den HEERE God. ~
2588 2Kro 26:20 | gedreven uit te gaan, omdat de HEERE hem geplaagd had. ~
2589 2Kro 28:3 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der
2590 2Kro 28:5 | 5 Daarom gaf hem de HEERE, zijn God, in de hand des
2591 2Kro 28:6 | strijdbare mannen, omdat zij den HEERE, den God hunner vaderen,
2592 2Kro 28:10 | zijn schulden tegen den HEERE, uw God. ~
2593 2Kro 28:13 | schuld over ons tegen den HEERE; denkt gijlieden toe te
2594 2Kro 28:19 | 19 Want de HEERE vernederde Juda, om der
2595 2Kro 28:19 | zeer overtrad tegen den HEERE. ~
2596 2Kro 28:22 | des overtredens tegen den HEERE nog meer; dit was de koning
2597 2Kro 28:25 | roken; alzo verwekte hij den HEERE, zijner vaderen God, tot
2598 2Kro 29:10 | verbond te maken met den HEERE, den God Israels, opdat
2599 2Kro 29:11 | weest nu niet traag; want de HEERE heeft u verkoren, dat gij
2600 2Kro 29:30 | de Levieten, dat zij den HEERE loven zouden, met de woorden
2601 2Kro 29:31 | Nu hebt gij uw handen den HEERE gevuld, treedt toe, en brengt
2602 2Kro 29:32 | lammeren; deze alle den HEERE ten brandoffer. ~
2603 2Kro 30:1 | HEEREN te Jeruzalem, om den HEERE, den God Israels, pascha
2604 2Kro 30:5 | komen om het pascha den HEERE, den God Israels, te houden
2605 2Kro 30:6 | Israels, bekeert u tot den HEERE, den God van Abraham, Izak
2606 2Kro 30:7 | broeders, die tegen den HEERE, den God hunner vaderen,
2607 2Kro 30:8 | gelijk uw vaderen; geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn
2608 2Kro 30:8 | eeuwigheid, en dient den HEERE, uw God; zo zal de hitte
2609 2Kro 30:9 | als gij u bekeert tot den HEERE, zullen uw broederen en
2610 2Kro 30:9 | zullen wederkomen; want de HEERE, uw God, is genadig en barmhartig,
2611 2Kro 30:17 | niet rein was, om die den HEERE te heiligen. ~
2612 2Kro 30:18 | bad voor hen, zeggende: De HEERE, die goed is, make verzoening
2613 2Kro 30:19 | gericht heeft, om God den HEERE, den God zijner vaderen,
2614 2Kro 30:20 | 20 En de HEERE verhoorde Jehizkia, en heelde
2615 2Kro 30:21 | de priesteren prezen den HEERE, dag op dag, met sterk luidende
2616 2Kro 30:22 | dankofferen, en lovende den HEERE, den God hunner vaderen. ~
2617 2Kro 31:6 | heilige dingen, die den HEERE, hun God, geheiligd waren,
2618 2Kro 31:8 | zagen, zegenden zij den HEERE en Zijn volk Israel. ~
2619 2Kro 31:10 | tot overvloed toe; want de HEERE heeft Zijn volk gezegend,
2620 2Kro 32:8 | arm, maar met ons is de HEERE, onze God, om ons te helpen,
2621 2Kro 32:11 | te sterven, zeggende: De HEERE, onze God, zal ons uit de
2622 2Kro 32:16 | nog meer tegen God, den HEERE, en tegen Zijn knecht Jehizkia. ~
2623 2Kro 32:17 | schreef hij brieven, om den HEERE, den God Israels, te honen
2624 2Kro 32:21 | 21 En de HEERE zond een engel, die alle
2625 2Kro 32:22 | 22 Alzo verloste de HEERE Jehizkia en de inwoners
2626 2Kro 32:23 | brachten geschenken tot den HEERE te Jeruzalem, en kostelijkheden
2627 2Kro 32:24 | toe, en hij bad tot den HEERE, Die sprak tot hem, en Hij
2628 2Kro 33:2 | gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der
2629 2Kro 33:4 | des HEEREN, van hetwelk de HEERE gezegd had: Te Jeruzalem
2630 2Kro 33:9 | dan de heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der
2631 2Kro 33:10 | 10 De HEERE sprak wel tot Manasse en
2632 2Kro 33:11 | 11 Daarom bracht de HEERE over hen de krijgsoversten,
2633 2Kro 33:13 | erkende Manasse, dat de HEERE God is. ~
2634 2Kro 33:16 | zeide tot Juda, dat zij den HEERE, den God Israels, dienen
2635 2Kro 33:17 | hoogten, hoewel aan den HEERE, hun God. ~
2636 2Kro 33:18 | hebben in den Naam van den HEERE, den God Israels, ziet,
2637 2Kro 34:21 | 21 Gaat heen, vraagt den HEERE voor mij, en voor het overgeblevene
2638 2Kro 34:23 | zeide tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zegt den
2639 2Kro 34:24 | 24 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over
2640 2Kro 34:26 | ulieden gezonden heeft, om den HEERE te vragen, tot hem zult
2641 2Kro 34:26 | alzo zeggen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Aangaande
2642 2Kro 34:27 | ook verhoord, spreekt de HEERE. ~
2643 2Kro 34:31 | HEEREN aangezicht, om den HEERE na te wandelen, en om Zijn
2644 2Kro 34:33 | te dienen; te dienen den HEERE, hun God; al zijn dagen
2645 2Kro 34:33 | weken zij niet af van den HEERE, den God hunner vaderen,
2646 2Kro 35:1 | hield Josia het pascha den HEERE te Jeruzalem; en zij slachtten
2647 2Kro 35:3 | Israel onderwezen, die den HEERE heilig waren: Zet de heilige
2648 2Kro 35:3 | schouderen; dient nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~
2649 2Kro 35:12 | volk geven mochten, om den HEERE te offeren, gelijk geschreven
2650 2Kro 36:1 | hield Josia het pascha den HEERE te Jeruzalem; en zij slachtten
2651 2Kro 36:3 | Israel onderwezen, die den HEERE heilig waren: Zet de heilige
2652 2Kro 36:3 | schouderen; dient nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~
2653 2Kro 36:12 | volk geven mochten, om den HEERE te offeren, gelijk geschreven
2654 2Kro 37:13 | zich niet bekeerde tot den HEERE, den God Israels. ~
2655 2Kro 37:15 | 15 En de HEERE, de God hunner vaderen,
2656 2Kro 37:22 | van Jeremia, verwekte de HEERE den geest van Kores, koning
2657 2Kro 37:23 | Kores, koning van Perzie: De HEERE, de God des hemels, heeft
2658 2Kro 37:23 | ulieden van al Zijn volk? De HEERE, zijn God, zij met hem,
2659 Ezra 1:1 | van Jeremia, verwekte de HEERE den geest van Kores, koning
2660 Ezra 1:2 | Kores, koning van Perzie: De HEERE, de God des hemels, heeft
2661 Ezra 3:3 | daarop brandofferen den HEERE, brandofferen des morgens
2662 Ezra 3:5 | vrijwillige offerande den HEERE vrijwilliglijk offerde. ~
2663 Ezra 3:6 | zevende maand begonnen zij den HEERE brandofferen te offeren;
2664 Ezra 3:10 | zonen, met cimbalen, om den HEERE te loven, naar de instelling
2665 Ezra 3:11 | zongen bij beurten, met den HEERE te loven en te danken, dat
2666 Ezra 3:11 | groot gejuich, als men den HEERE loofde over de grondlegging
2667 Ezra 4:1 | kinderen der gevangenis den HEERE, den God Israels, den tempel
2668 Ezra 4:3 | wij alleen zullen het den HEERE, den God Israels, bouwen,
2669 Ezra 6:21 | afgezonderd had, om den HEERE, den God Israels, te zoeken. ~
2670 Ezra 6:22 | met blijdschap; want de HEERE had hen verblijd, en het
2671 Ezra 7:6 | de wet van Mozes, die de HEERE, de God Israels, gegeven
2672 Ezra 7:27 | 27 Geloofd zij de HEERE, de God onzer vaderen, Die
2673 Ezra 8:28 | hen: Gij zijt heilig den HEERE, en deze vaten zijn heilig;
2674 Ezra 8:28 | de vrijwillige gave, den HEERE, den God uwer vaderen. ~
2675 Ezra 8:35 | alles ten brandoffer den HEERE. ~
2676 Ezra 9:5 | mijn handen uit tot den HEERE, mijn God. ~
2677 Ezra 9:8 | genade geschied van den HEERE, onzen God, om ons een ontkoming
2678 Ezra 9:15 | 15 O HEERE, God van Israel! Gij zijt
2679 Ezra 10:11 | 11 Nu dan, doet den HEERE, uwer vaderen God, belijdenis
2680 Neh 1:5 | 5 En ik zeide: Och, HEERE, God des hemels, Gij, grote
2681 Neh 1:11 | 11 Och, HEERE, laat toch Uw oor opmerkende
2682 Neh 4:14 | dien groten en vreselijken HEERE, en strijdt voor uw broederen,
2683 Neh 5:13 | Amen! En zij prezen de HEERE. En het volk deed naar dit
2684 Neh 8:2 | Mozes zou halen, die de HEERE Israel geboden had. ~
2685 Neh 8:7 | 7 En Ezra loofde den HEERE, den groten God; en al het
2686 Neh 8:7 | neigden zich, en aanbaden den HEERE, met de aangezichten ter
2687 Neh 8:10 | het volk: Deze dag is den HEERE, uw God, heilig; bedrijft
2688 Neh 8:11 | want deze dag is onzen Heere heilig; zo bedroeft u niet,
2689 Neh 8:15 | de wet geschreven, dat de HEERE door de hand van Mozes geboden
2690 Neh 9:3 | belijdenis, en aanbaden den HEERE, hun God. ~
2691 Neh 9:4 | met luider stem tot den HEERE, hun God; ~
2692 Neh 9:5 | zeiden: Staat op, looft den HEERE, uw God, van eeuwigheid
2693 Neh 9:6 | 6 Gij zijt die HEERE alleen, Gij hebt gemaakt
2694 Neh 9:7 | 7 Gij zijt die HEERE, de God, Die Abram hebt
2695 Job 1:6 | kwamen, om zich voor den HEERE te stellen, dat de satan
2696 Job 1:7 | 7 Toen zeide de HEERE tot den satan; Van waar
2697 Job 1:7 | de satan antwoordde den HEERE, en zeide: Van om te trekken
2698 Job 1:8 | 8 En de HEERE zeide tot den satan: Hebt
2699 Job 1:9 | antwoordde de satan den HEERE, en zeide: Is het om niet,
2700 Job 1:12 | 12 En de HEERE zeide tot den satan: Zie,
2701 Job 1:21 | daarhenen wederkeren. De HEERE heeft gegeven, en de HEERE
2702 Job 1:21 | HEERE heeft gegeven, en de HEERE heeft genomen; de Naam des
2703 Job 2:1 | kwamen, om zich voor den HEERE te stellen, dat de satan
2704 Job 2:1 | hen kwam, om zich voor den HEERE te stellen. ~
2705 Job 2:2 | 2 Toen zeide de HEERE tot den satan: Van waar
2706 Job 2:2 | de satan antwoordde den HEERE, en zeide: Van om te trekken
2707 Job 2:3 | 3 En de HEERE zeide tot den satan: Hebt
2708 Job 2:4 | antwoordde de satan den HEERE, en zeide: Huid voor huid,
2709 Job 2:6 | 6 En de HEERE zeide tot den satan: Zie,
2710 Job 37:1 | 1 Daarna antwoordde de HEERE Job uit een onweder, en
2711 Job 38:34 | 34 En de HEERE antwoordde Job, en zeide: ~
2712 Job 38:36 | Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide: ~
2713 Job 39:1 | 1 En de HEERE antwoordde Job uit een onweder,
2714 Job 41:1 | Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide: ~
2715 Job 41:7 | geschiedde nu, nadat de HEERE die woorden tot Job gesproken
2716 Job 41:7 | Job gesproken had, dat de HEERE tot Elifaz, den Themaniet,
2717 Job 41:9 | en deden, gelijk als de HEERE tot hen gesproken had; en
2718 Job 41:9 | hen gesproken had; en de HEERE nam het aangezicht van Job
2719 Job 41:10 | 10 En de HEERE wendde de gevangenis van
2720 Job 41:10 | voor zijn vrienden; en de HEERE vermeerderde al hetgeen
2721 Job 41:11 | over al het kwaad, dat de HEERE over hem gebracht had; en
2722 Job 41:12 | 12 En de HEERE zegende Jobs laatste meer
2723 Psa 1:6 | 6Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen;
2724 Psa 2:2 | beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en tegen Zijn Gezalfde,
2725 Psa 2:4 | hemel woont, zal lachen; de HEERE zal hen bespotten. ~
2726 Psa 2:7 | het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij
2727 Psa 2:11 | 11 Dient den HEERE met vreze, en verheugt u
2728 Psa 3:2 | 2O HEERE! hoe zijn mijn tegenpartijders
2729 Psa 3:4 | 4Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij,
2730 Psa 3:5 | riep met mijn stem tot den HEERE, en Hij verhoorde mij van
2731 Psa 3:6 | sliep; ik ontwaakte, want de HEERE ondersteunde mij. ~
2732 Psa 3:8 | 8Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God; want
2733 Psa 4:4 | 4Weet toch, dat de HEERE Zich een gunstgenoot heeft
2734 Psa 4:4 | gunstgenoot heeft afgezonderd; de HEERE zal horen, als ik tot Hem
2735 Psa 4:6 | gerechtigheid, en vertrouwt op den HEERE. ~
2736 Psa 4:7 | licht Uws aanschijns, o HEERE! ~
2737 Psa 4:9 | nederliggen en slapen; want Gij, o HEERE! alleen zult mij doen zeker
2738 Psa 5:2 | 2 O HEERE, neem mijn redenen ter ore;
2739 Psa 5:4 | 4 Des morgens, HEERE, zult Gij mijn stem horen;
2740 Psa 5:7 | en des bedrogs heeft de HEERE een gruwel. ~
2741 Psa 5:9 | 9 HEERE! Leid mij in Uw gerechtigheid,
2742 Psa 5:13 | 13 Want Gij, HEERE, zult den rechtvaardige
2743 Psa 6:2 | 2 O HEERE, straf mij niet in Uw toorn,
2744 Psa 6:3 | 3 Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt; genees
2745 Psa 6:3 | ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn
2746 Psa 6:4 | zeer verschrikt; en Gij, HEERE, hoe lange? ~
2747 Psa 6:5 | 5 Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij,
2748 Psa 6:9 | ongerechtigheid; want de HEERE heeft de stem mijns geweens
2749 Psa 6:10 | 10 De HEERE heeft mijn smeking gehoord;
2750 Psa 6:10 | mijn smeking gehoord; de HEERE zal mijn gebed aannemen. ~
2751 Psa 7:1 | Schiggajon, dat hij den HEERE gezongen heeft, over de
2752 Psa 7:2 | 2 HEERE, mijn God, op U betrouw
2753 Psa 7:4 | 4 HEERE, mijn God, indien ik dat
2754 Psa 7:7 | 7 Sta op, HEERE, in Uw toorn, verhef U om
2755 Psa 7:9 | 9 De HEERE zal den volken recht doen;
2756 Psa 7:9 | volken recht doen; richt mij, HEERE, naar mijn gerechtigheid,
2757 Psa 7:18 | 18 Ik zal den HEERE loven naar Zijn gerechtigheid,
2758 Psa 8:2 | 2 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk
2759 Psa 8:2 | 2 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam
2760 Psa 8:10 | 10 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk
2761 Psa 8:10 | 10 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam
2762 Psa 9:2 | 2 Ik zal den HEERE loven met mijn ganse hart;
2763 Psa 9:8 | 8 Maar de HEERE zal in eeuwigheid zitten;
2764 Psa 9:10 | 10 En de HEERE zal een Hoog Vertrek zijn
2765 Psa 9:11 | U vertrouwen, omdat Gij, HEERE, niet hebt verlaten degenen,
2766 Psa 9:12 | 12 Psalmzingt den HEERE, Die te Sion woont; verkondigt
2767 Psa 9:14 | 14 Wees mij genadig, HEERE, zie mijn ellende aan, van
2768 Psa 9:17 | 17 De HEERE is bekend geworden; Hij
2769 Psa 9:20 | 20 Sta op, HEERE, laat de mens zich niet
2770 Psa 9:21 | 21 O HEERE! jaag hun vreze aan; laat
2771 Psa 10:1 | 1 O HEERE! waarom staat Gij van verre?
2772 Psa 10:3 | gierigaard, hij lastert den HEERE. ~
2773 Psa 10:12 | 12 Sta op, HEERE God! hef Uw hand op, vergeet
2774 Psa 10:16 | 16 De HEERE is Koning eeuwiglijk en
2775 Psa 10:17 | 17 HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen
2776 Psa 11:1 | opperzangmeester. Ik betrouw op den HEERE; hoe zegt gijlieden tot
2777 Psa 11:4 | 4De HEERE is in het paleis Zijner
2778 Psa 11:5 | 5De HEERE proeft den rechtvaardige;
2779 Psa 11:7 | 7Want de HEERE is rechtvaardig, Hij heeft
2780 Psa 12:2 | 2Behoud, o HEERE; want de goedertierene ontbreekt,
2781 Psa 12:4 | 4De HEERE snijde af alle vleiende
2782 Psa 12:6 | zal Ik nu opstaan, zegt de HEERE; Ik zal in behoudenis zetten,
2783 Psa 12:8 | 8Gij, HEERE, zult hen bewaren; Gij zult
2784 Psa 13:2 | 2Hoe lang, HEERE, zult Gij mij steeds vergeten?
2785 Psa 13:4 | 4Aanschouw, verhoor mij, HEERE, mijn God; verlicht mijn
2786 Psa 13:6 | verheugen in Uw heil; ik zal den HEERE zingen, omdat Hij aan mij
2787 Psa 14:2 | 2De HEERE heeft uit den hemel nedergezien
2788 Psa 14:4 | brood aten? Zij roepen den HEERE niet aan. ~
2789 Psa 14:6 | des ellendigen, omdat de HEERE zijn Toevlucht is. ~
2790 Psa 14:7 | verlossing uit Sion kwam! Als de HEERE de gevangenen Zijns volks
2791 Psa 15:1 | 1Een psalm van David. HEERE, wie zal verkeren in Uw
2792 Psa 15:4 | hij eert degenen, die den HEERE vrezen; heeft hij gezworen
2793 Psa 16:2 | mijn ziel! gij hebt tot den HEERE gezegd: Gij zijt de HEERE,
2794 Psa 16:2 | HEERE gezegd: Gij zijt de HEERE, mijn goedheid raakt niet
2795 Psa 16:5 | 5 De HEERE is het deel mijner erve,
2796 Psa 16:7 | 7 Ik zal den HEERE loven, Die mij raad heeft
2797 Psa 16:8 | 8 Ik stel den HEERE geduriglijk voor mij, omdat
2798 Psa 17:1 | 1 Een gebed van David. HEERE! hoor de gerechtigheid,
2799 Psa 17:13 | 13 Sta op, HEERE, kom zijn aangezicht voor,
2800 Psa 17:14 | Uw hand van de lieden, o HEERE! van de lieden, die van
2801 Psa 18:1 | woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten dage,
2802 Psa 18:1 | heeft, ten dage, als de HEERE hem gered had uit de hand
2803 Psa 18:2 | U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte! ~
2804 Psa 18:3 | 3 De HEERE is mijn Steenrots, en mijn
2805 Psa 18:4 | 4 Ik riep den HEERE aan, Die te prijzen is,
2806 Psa 18:7 | mij bange was, riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God;
2807 Psa 18:14 | 14 En de HEERE donderde in den hemel, en
2808 Psa 18:16 | ontdekt, van Uw schelden, o HEERE! van het geblaas des winds
2809 Psa 18:19 | mijns ongevals; maar de HEERE was mij tot een Steunsel. ~
2810 Psa 18:21 | 21 De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid,
2811 Psa 18:25 | 25 Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn gerechtigheid,
2812 Psa 18:29 | doet mijn lamp lichten; de HEERE, mijn God, doet mijn duisternis
2813 Psa 18:32 | Want wie is God, behalve de HEERE? En wie is een Rotssteen,
2814 Psa 18:42 | geen verlosser; tot den HEERE, maar Hij antwoordde hun
2815 Psa 18:47 | 47 De HEERE leeft, en geloofd zij mijn
2816 Psa 18:50 | 50 Daarom zal ik U, o HEERE! loven onder de heidenen;
2817 Psa 19:15 | zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn
2818 Psa 20:2 | 2 De HEERE verhore u in den dag der
2819 Psa 20:6 | den Naam onzes Gods. De HEERE vervulle al uw begeerten. ~
2820 Psa 20:7 | 7 Alsnu weet ik, dat de HEERE Zijn Gezalfde behoudt; Hij
2821 Psa 20:10 | 10 O HEERE! behoud; die Koning verhore
2822 Psa 21:2 | 2 O HEERE! de koning is verblijd over
2823 Psa 21:8 | koning vertrouwt op den HEERE, en door de goedertierenheid
2824 Psa 21:10 | toornigen aangezichts; de HEERE zal hen in Zijn toorn verslinden,
2825 Psa 21:14 | 14 Verhoog U, HEERE! in Uw sterkte; zo zullen
2826 Psa 22:9 | 9 Hij heeft het op den HEERE gewenteld, dat Hij hem nu
2827 Psa 22:20 | 20 Maar Gij, HEERE! wees niet verre; mijn Sterkte!
2828 Psa 22:24 | 24 Gij, die den HEERE vreest! prijst Hem; al gij
2829 Psa 22:27 | verzadigd worden; zij zullen den HEERE prijzen, die Hem zoeken;
2830 Psa 22:28 | gedenken, en zich tot den HEERE bekeren; en alle geslachten
2831 Psa 22:31 | Hem dienen; het zal den HEERE aangeschreven worden tot
2832 Psa 23:1 | 1Een psalm van David. De HEERE is mijn Herder, mij zal
2833 Psa 24:5 | zegen ontvangen van den HEERE, en gerechtigheid van den
2834 Psa 24:8 | is de Koning der ere? De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE,
2835 Psa 24:8 | HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in den strijd. ~
2836 Psa 24:10 | deze Koning der ere? De HEERE der heirscharen, Die is
2837 Psa 25:1 | van David. Aleph. Tot U, o HEERE! hef ik mijn ziel op. ~
2838 Psa 25:4 | 4 Daleth. HEERE! maak mij Uw wegen bekend,
2839 Psa 25:6 | 6 Zain. Gedenk, HEERE! Uwer barmhartigheden en
2840 Psa 25:7 | om Uwer goedheid wil, o HEERE! ~
2841 Psa 25:8 | 8 Teth. De HEERE is goed en recht; daarom
2842 Psa 25:11 | Lamed. Om Uws Naams wil, HEERE! zo vergeef mijn ongerechtigheid,
2843 Psa 25:12 | Wie is de man, die den HEERE vreest? Hij zal hem onderwijzen
2844 Psa 25:15 | zijn geduriglijk op den HEERE, want Hij zal mijn voeten
2845 Psa 26:1 | van David! Doe mij recht, HEERE! want ik wandel in mijn
2846 Psa 26:1 | oprechtigheid; en ik vertrouw op den HEERE, ik zal niet wankelen. ~
2847 Psa 26:2 | 2 Proef mij, HEERE, en verzoek mij; toets mijn
2848 Psa 26:6 | ik ga rondom uw altaar, o HEERE! ~
2849 Psa 26:8 | 8 HEERE! ik heb lief de woning van
2850 Psa 26:12 | op effen baan; ik zal den HEERE loven in de vergaderingen. ~ ~
2851 Psa 27:1 | Een psalm van David. De HEERE is mijn Licht en mijn Heil,
2852 Psa 27:1 | voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht,
2853 Psa 27:4 | Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken:
2854 Psa 27:6 | zingen, ja, psalmzingen den HEERE. ~
2855 Psa 27:7 | 7 Hoor, HEERE! mijn stem, als ik roep;
2856 Psa 27:8 | ik zoek Uw aangezicht, o HEERE! ~
2857 Psa 27:10 | hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen. ~
2858 Psa 27:11 | 11 HEERE! leer mij Uw weg, en leid
2859 Psa 27:14 | 14 Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij zal
2860 Psa 27:14 | versterken, ja, wacht op den HEERE. ~ ~
2861 Psa 28:1 | van David. Tot U roep ik, HEERE! mijn Rotssteen, houd U
2862 Psa 28:6 | 6Geloofd zij de HEERE, want Hij heeft de stem
2863 Psa 28:7 | 7De HEERE is mijn Sterkte en mijn
2864 Psa 28:8 | 8De HEERE is hunlieder Sterkte, en
2865 Psa 29:1 | psalm van David. Geeft den HEERE, gij kinderen der machtigen!
2866 Psa 29:1 | der machtigen! geeft den HEERE eer en sterkte. ~
2867 Psa 29:2 | 2 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, aanbidt
2868 Psa 29:2 | Zijns Naams, aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms. ~
2869 Psa 29:3 | God der ere dondert; de HEERE is op de grote wateren. ~
2870 Psa 29:5 | breekt de cederen; ja, de HEERE verbreekt de cederen van
2871 Psa 29:8 | doet de woestijn beven; de HEERE doet de woestijn Kades beven. ~
2872 Psa 29:10 | 10 De HEERE heeft gezeten over den watervloed;
2873 Psa 29:10 | over den watervloed; ja, de HEERE zit, Koning in eeuwigheid. ~
2874 Psa 29:11 | 11 De HEERE zal Zijn volk sterkte geven;
2875 Psa 29:11 | Zijn volk sterkte geven; de HEERE zal Zijn volk zegenen met
2876 Psa 30:2 | 2 Ik zal U verhogen, HEERE, want Gij hebt mij opgetrokken,
2877 Psa 30:3 | 3 HEERE, mijn God! ik heb tot U
2878 Psa 30:4 | 4 HEERE! Gij hebt mijn ziel uit
2879 Psa 30:5 | 5 Psalmzingt den HEERE, gij Zijn gunstgenoten!
2880 Psa 30:8 | 8 Want, HEERE! Gij hadt mijn berg door
2881 Psa 30:9 | 9 Tot U, HEERE! riep ik, en ik smeekte
2882 Psa 30:9 | ik, en ik smeekte tot den HEERE: ~
2883 Psa 30:11 | 11 Hoor, HEERE! en wees mij genadig; HEERE!
2884 Psa 30:11 | HEERE! en wees mij genadig; HEERE! wees mij een Helper. ~
2885 Psa 30:13 | psalmzinge, en niet zwijge. HEERE, mijn God! in eeuwigheid
2886 Psa 31:2 | 2 Op U, o HEERE! betrouw ik, laat mij niet
2887 Psa 31:6 | geest; Gij hebt mij verlost, HEERE, Gij, God der waarheid! ~
2888 Psa 31:7 | nemen, en ik betrouw op den HEERE. ~
2889 Psa 31:10 | 10 Wees mij genadig, HEERE! want mij is bange; van
2890 Psa 31:15 | Maar ik vertrouw op U, o HEERE! Ik zeg: Gij zijt mijn God. ~
2891 Psa 31:18 | 18 HEERE! laat mij niet beschaamd
2892 Psa 31:22 | 22 Geloofd zij de HEERE, want Hij heeft Zijn goedertierenheid
2893 Psa 31:24 | 24 Hebt den HEERE lief, gij, al Zijn gunstgenoten!
2894 Psa 31:24 | Zijn gunstgenoten! want de HEERE behoedt de gelovigen, en
2895 Psa 31:25 | versterken, allen gij, die op den HEERE hoopt! ~ ~
2896 Psa 32:2 | Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de ongerechtigheid niet
2897 Psa 32:5 | overtredingen doen voor den HEERE; en Gij vergaaft de ongerechtigheid
2898 Psa 32:10 | smarten, maar die op den HEERE vertrouwt, dien zal de goedertierenheid
2899 Psa 32:11 | 11 Verblijdt u in den HEERE, en verheugt u, gij rechtvaardigen!
2900 Psa 33:1 | rechtvaardigen! zingt vrolijk in den HEERE; lof betaamt den oprechten. ~
2901 Psa 33:2 | 2 Looft den HEERE met de harp; psalmzingt
2902 Psa 33:8 | de ganse aarde voor den HEERE vrezen; laat alle inwoners
2903 Psa 33:10 | 10 De HEERE vernietigt den raad der
2904 Psa 33:12 | is het volk, welks God de HEERE is; het volk, dat Hij Zich
2905 Psa 33:13 | 13 De HEERE schouwt uit den hemel, en
2906 Psa 33:20 | 20 Onze ziel verbeidt den HEERE: Hij is onze Hulp en ons
2907 Psa 33:22 | 22 Uw goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als
2908 Psa 34:1 | rechtvaardigen! zingt vrolijk in den HEERE; lof betaamt den oprechten. ~
2909 Psa 34:2 | 2 Looft den HEERE met de harp; psalmzingt
2910 Psa 34:8 | de ganse aarde voor den HEERE vrezen; laat alle inwoners
2911 Psa 34:10 | 10 De HEERE vernietigt den raad der
2912 Psa 34:12 | is het volk, welks God de HEERE is; het volk, dat Hij Zich
2913 Psa 34:13 | 13 De HEERE schouwt uit den hemel, en
2914 Psa 34:20 | 20 Onze ziel verbeidt den HEERE: Hij is onze Hulp en ons
2915 Psa 34:22 | 22 Uw goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als
2916 Psa 35:2 | 2 Aleph. Ik zal den HEERE loven te aller tijd; Zijn
2917 Psa 35:3 | zal zich beroemen in den HEERE; de zachtmoedigen zullen
2918 Psa 35:4 | 4 Gimel. Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons
2919 Psa 35:5 | 5 Daleth. Ik heb den HEERE gezocht, en Hij heeft mij
2920 Psa 35:7 | Deze ellendige riep, en de HEERE hoorde; en Hij verloste
2921 Psa 35:9 | Smaakt en ziet, dat de HEERE goed is; welgelukzalig is
2922 Psa 35:10 | 10 Jod. Vreest den HEERE, gij Zijn heiligen! want
2923 Psa 35:11 | en hongeren; maar die den HEERE zoeken, hebben geen gebrek
2924 Psa 35:18 | Tsade. Zij roepen, en de HEERE hoort, en Hij redt hen uit
2925 Psa 35:19 | 19 Koph. De HEERE is nabij de gebrokenen van
2926 Psa 35:20 | uit alle die redt hem de HEERE. ~
2927 Psa 35:23 | 23 De HEERE verlost de ziel Zijner knechten;
2928 Psa 36:1 | psalm van David. Twist, HEERE! met mijn twisters; strijd
2929 Psa 36:9 | ziel zich verheugen in den HEERE; zij zal vrolijk zijn in
2930 Psa 36:10 | beenderen zullen zeggen: HEERE, wie is U gelijk! U, Die
2931 Psa 36:17 | 17 HEERE! hoe lang zult Gij toezien?
2932 Psa 36:22 | 22 HEERE! Gij hebt het gezien, zwijg
2933 Psa 36:22 | het gezien, zwijg niet; HEERE! wees niet verre van mij. ~
2934 Psa 36:23 | mijn recht; mijn God en HEERE! tot mijn twistzaak. ~
2935 Psa 36:24 | recht naar Uw gerechtigheid, HEERE, mijn God! en laat hen zich
2936 Psa 36:27 | zeggen: Groot gemaakt zij de HEERE, Die lust heeft tot den
2937 Psa 37:6 | 6 O HEERE! Uw goedertierenheid is
2938 Psa 37:7 | zijn een grote afgrond; HEERE! Gij behoudt mensen en beesten. ~
2939 Psa 38:3 | 3 Beth. Vertrouw op den HEERE, en doe het goede; bewoon
2940 Psa 38:4 | 4 En verlustig u in den HEERE, zo zal Hij u geven de begeerten
2941 Psa 38:5 | Gimel. Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij
2942 Psa 38:7 | 7 Daleth. Zwijg den HEERE, en verbeid Hem; ontsteek
2943 Psa 38:9 | uitgeroeid worden, maar die den HEERE verwachten, die zullen de
2944 Psa 38:13 | 13 De Heere belacht hem, want Hij ziet,
2945 Psa 38:17 | verbroken worden; maar de HEERE ondersteunt de rechtvaardigen. ~
2946 Psa 38:18 | 18 Jod. De HEERE kent de dagen der oprechten;
2947 Psa 38:23 | deszelven mans worden van den HEERE bevestigd; en Hij heeft
2948 Psa 38:24 | niet weggeworpen, want de HEERE ondersteunt zijn hand. ~
2949 Psa 38:28 | 28 Want de HEERE heeft het recht lief, en
2950 Psa 38:33 | 33 Maar de HEERE laat hem niet in zijn hand;
2951 Psa 38:34 | 34 Koph. Wacht op den HEERE, en houd Zijn weg, en Hij
2952 Psa 38:39 | rechtvaardigen is van den HEERE; hun Sterkte ter tijd van
2953 Psa 38:40 | 40 En de HEERE zal hen helpen, en zal hen
2954 Psa 39:2 | 2 O HEERE! straf mij niet in Uw groten
2955 Psa 39:10 | 10 HEERE! voor U is al mijn begeerte;
2956 Psa 39:16 | 16 Want op U, HEERE! hoop ik; Gij zult verhoren,
2957 Psa 39:16 | hoop ik; Gij zult verhoren, HEERE, mijn God! ~
2958 Psa 39:22 | 22 Verlaat mij niet, o HEERE, mijn God! wees niet verre
2959 Psa 39:23 | 23 Haast U tot mijn hulp, HEERE, mijn Heil! ~ ~
2960 Psa 40:5 | 5 HEERE! maak mij bekend mijn einde,
2961 Psa 40:8 | En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is op U. ~
2962 Psa 40:13 | 13 Hoor, HEERE! mijn gebed, en neem mijn
2963 Psa 41:2 | 2 Ik heb den HEERE lang verwacht; en Hij heeft
2964 Psa 41:4 | zien, en vrezen, en op den HEERE vertrouwen. ~
2965 Psa 41:5 | Welgelukzalig is de man, die den HEERE tot zijn vertrouwen stelt,
2966 Psa 41:6 | 6 Gij, o HEERE, mijn God! hebt Uw wonderen
2967 Psa 41:10 | lippen bedwing ik niet; HEERE! Gij weet het. ~
2968 Psa 41:12 | 12 Gij, o HEERE! zult Uw barmhartigheden
2969 Psa 41:14 | 14 Het behage U, HEERE! mij te verlossen; HEERE!
2970 Psa 41:14 | HEERE! mij te verlossen; HEERE! haast U tot mijn hulp. ~
2971 Psa 41:17 | heils geduriglijk zeggen: De HEERE zij groot gemaakt! ~
2972 Psa 41:18 | en nooddruftig, maar de HEERE denkt aan mij; Gij zijt
2973 Psa 42:2 | jegens een ellendige; de HEERE zal hem bevrijden ten dage
2974 Psa 42:3 | 3 De HEERE zal hem bewaren, en zal
2975 Psa 42:4 | 4 De HEERE zal hem ondersteunen op
2976 Psa 42:5 | 5 Ik zeide: O HEERE! wees mij genadig; genees
2977 Psa 42:11 | 11 Maar Gij, o HEERE! wees mij genadig, en richt
2978 Psa 42:14 | 14 Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid
2979 Psa 42:23 | 9 Maar de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid
2980 Psa 44:24 | waarom zoudt Gij slapen, HEERE! Ontwaak, verstoot niet
2981 Psa 45:12 | schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder. ~
2982 Psa 46:8 | 8 De HEERE der heirscharen is met ons;
2983 Psa 46:12 | 12 De HEERE der heirscharen is met ons;
2984 Psa 47:3 | 3 Want de HEERE, de Allerhoogste, is vreselijk,
2985 Psa 47:6 | vaart op met gejuich, de HEERE met geklank der bazuin. ~
2986 Psa 48:2 | 2 De HEERE is groot en zeer te prijzen,
2987 Psa 50:1 | Asaf. De God der goden, de HEERE spreekt, en roept de aarde,
2988 Psa 51:17 | 17 Heere, open mijn lippen, zo zal
2989 Psa 54:6 | God is mij een Helper; de Heere is onder degenen, die mijn
2990 Psa 54:8 | offeren; ik zal Uw Naam, o HEERE! loven, want Hij is goed. ~
2991 Psa 55:10 | 10 Verslind hen, HEERE! deel hun tong; want ik
2992 Psa 55:17 | zal tot God roepen, en de HEERE zal mij verlossen. ~
2993 Psa 55:23 | 23 Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden;
2994 Psa 56:11 | het woord prijzen; in den HEERE zal ik het woord prijzen. ~
2995 Psa 57:10 | loven onder de volken, o Heere! ik zal U psalmzingen onder
2996 Psa 58:7 | baktanden der jonge leeuwen, o HEERE! ~
2997 Psa 59:4 | en zonder mijn zonde, o HEERE! ~
2998 Psa 59:6 | 6 Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, God
2999 Psa 59:9 | 9 Maar Gij, HEERE! zult hen belachen; Gij
3000 Psa 59:12 | macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild! ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5967 |