Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
derzelven 1
derzelver 101
derzulken 3
des 5858
desem 1
desgelijks 81
desgenen 75
Frequency    [«  »]
6044 u
6026 te
5967 heere
5858 des
5824 hem
5303 met
5157 op

Bijbel

IntraText - Concordances

des

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5858

     Book Chapter: Verse
1 Gen 1:14 | lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te 2 Gen 1:15 | lichten in het uitspansel des hemels, om licht te geven 3 Gen 1:16 | grote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine licht 4 Gen 1:16 | kleine licht tot heerschappij des nachts; ook de sterren. ~ 5 Gen 1:17 | stelde ze in het uitspansel des hemels, om licht te geven 6 Gen 1:20 | aarde, in het uitspansel des hemels! ~ 7 Gen 1:25 | al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard. 8 Gen 1:26 | zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, 9 Gen 1:28 | zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, 10 Gen 1:30 | en aan al het gevogelte des hemels, en aan al het kruipende 11 Gen 2:4 | 4 Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde, als 12 Gen 2:5 | 5 En allen struik des velds, eer hij in de aarde 13 Gen 2:5 | aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot; 14 Gen 2:7 | neusgaten geblazen de adem des levens; alzo werd de mens 15 Gen 2:9 | tot spijze; en den boom des levens in het midden van 16 Gen 2:9 | hof, en de boom der kennis des goeds en des kwaads. ~ 17 Gen 2:9 | der kennis des goeds en des kwaads. ~ 18 Gen 2:17 | van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan 19 Gen 2:17 | der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij 20 Gen 2:19 | de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte 21 Gen 2:19 | velds, en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht 22 Gen 2:20 | vee, en van het gevogelte des hemels, en van al het gedierte 23 Gen 2:20 | en van al het gedierte des velds; maar voor de mens 24 Gen 3:1 | listiger dan al het gedierte des velds, hetwelk de HEERE 25 Gen 3:3 | 3 Maar van de vrucht des booms, die in het midden 26 Gen 3:3 | booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: 27 Gen 3:8 | in den hof, aan de wind des daags. Toen verborg zich 28 Gen 3:8 | midden van het geboomte des hofs. ~ 29 Gen 3:14 | en boven al het gedierte des velds! Op uw buik zult gij 30 Gen 3:18 | voortbrengen, en gij zult het kruid des velds eten. ~ 31 Gen 3:22 | en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve 32 Gen 3:24 | cherubim tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig 33 Gen 3:24 | bewaren den weg van den boom des levens. ~  ~ 34 Gen 4:3 | dat Kain van de vrucht des lands den HEERE offer bracht. ~ 35 Gen 4:10 | gedaan? daar is een stem des bloeds van uw broeder, dat 36 Gen 4:16 | ging uit van het aangezicht des HEEREN; en hij woonde in 37 Gen 4:26 | Toen begon men den naam des HEEREN aan te roepen. ~  ~ 38 Gen 6:5 | HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op 39 Gen 6:7 | gedierte, en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt 40 Gen 6:8 | Noach vond genade in de ogen des HEEREN. ~ 41 Gen 6:17 | vlees, waarin een geest des levens is, van onder den 42 Gen 6:20 | al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard, 43 Gen 7:3 | 3 Ook van het gevogelte des hemels zeven en zeven, het 44 Gen 7:7 | ark, vanwege de wateren des vloeds. ~ 45 Gen 7:10 | zeven dagen, dat de wateren des vloeds op de aarde waren. ~ 46 Gen 7:11 | In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de 47 Gen 7:11 | dag zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken, 48 Gen 7:11 | opengebroken, en de sluizen des hemels geopend. ~ 49 Gen 7:15 | vlees, waarin een geest des levens was, kwamen er twee 50 Gen 7:22 | 22 Al wat een adem des geestes des levens in zijn 51 Gen 7:22 | wat een adem des geestes des levens in zijn neusgaten 52 Gen 7:23 | gedierte, en tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd 53 Gen 8:2 | Ook werden de fonteinen des afgronds, en de sluizen 54 Gen 8:2 | afgronds, en de sluizen des hemels gesloten, en de plasregen 55 Gen 8:21 | niet meer vervloeken om des mensen wil; want het gedichtsel 56 Gen 9:2 | en over al het gevogelte des hemels; in al wat zich op 57 Gen 9:5 | het eisen; ook van de hand des mensen, van de hand eens 58 Gen 9:5 | broeders zal Ik de ziel des mensen eisen. ~ 59 Gen 9:6 | 6 Wie des mensen bloed vergiet, zijn 60 Gen 9:11 | alle vlees door de wateren des vloeds zal worden uitgeroeid; 61 Gen 9:12 | zeide: Dit is het teken des verbonds, dat Ik geef tussen 62 Gen 9:13 | die zal zijn tot een teken des verbonds tussen Mij en tussen 63 Gen 9:17 | Noach: Dit is het teken des verbonds, dat Ik opgericht 64 Gen 10:9 | jager voor het aangezicht des HEEREN; daarom wordt gezegd: 65 Gen 10:9 | jager voor het aangezicht des HEEREN. ~ 66 Gen 10:25 | werden twee zonen geboren; des enen naam was Peleg; want 67 Gen 12:3 | u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. ~ 68 Gen 12:8 | altaar, en riep den naam des HEEREN aan. ~ 69 Gen 13:4 | 4 Tot de plaats des altaars, dat hij in het 70 Gen 13:4 | Abram heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen. ~ 71 Gen 13:10 | had, was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, 72 Gen 14:15 | verdeelde zich tegen hen des nachts, hij en zijn knechten, 73 Gen 14:17 | Schave, dat is, het dal des konings. ~ 74 Gen 14:18 | en hij was een priester des allerhoogsten Gods. ~ 75 Gen 14:25 | dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een 76 Gen 14:28 | 4 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: 77 Gen 15:7 | 7 En de Engel des HEEREN vond haar aan een 78 Gen 15:9 | 9 Toen zeide de Engel des HEEREN tot haar: Keer weder 79 Gen 15:10 | 10 Voorts zeide de Engel des HEEREN tot haar: Ik zal 80 Gen 15:11 | 11 Ook zeide des HEEREN Engel tot haar: Zie, 81 Gen 15:13 | 13 En zij noemde den Naam des HEEREN, Die tot haar sprak: 82 Gen 15:13 | tot haar sprak: Gij, God des aanziens! want zij zeide: 83 Gen 16:27 | zijn huis, de ingeborenen des huizes, en de gekochten 84 Gen 17:10 | komen, omtrent dezen tijd des levens; en zie, Sara, uw 85 Gen 17:14 | wederkomen, omtrent dezen tijd des levens, en Sara zal een 86 Gen 17:19 | bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen 87 Gen 17:22 | staande voor het aangezicht des HEEREN. ~ 88 Gen 18:13 | geworden is voor het aangezicht des HEEREN, en de HEERE ons 89 Gen 18:16 | dochteren, om de verschoning des HEEREN over hem; en zij 90 Gen 18:25 | dezer steden, ook het gewas des lands. ~ 91 Gen 18:27 | hij voor het aangezicht des HEEREN gestaan had. ~ 92 Gen 18:34 | 34 En het geschiedde des anderen daags, dat de eerstgeborene 93 Gen 19:3 | tot Abimelech in een droom des nachts, en Hij zeide tot 94 Gen 19:8 | 8 Toen stond Abimelech des morgens vroeg op, en riep 95 Gen 20:14 | 14 Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en nam 96 Gen 20:17 | niet; want God heeft naar des jongens stem gehoord, ter 97 Gen 20:33 | en riep aldaar den Naam des HEEREN, des eeuwigen Gods, 98 Gen 20:33 | aldaar den Naam des HEEREN, des eeuwigen Gods, aan. ~ 99 Gen 21:3 | 3 Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en zadelde 100 Gen 21:6 | En Abraham nam het hout des brandoffers, en legde het 101 Gen 21:11 | 11 Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van 102 Gen 21:14 | gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal het voorzien 103 Gen 21:15 | 15 Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden 104 Gen 21:17 | vermenigvuldigen, als de sterren des hemels, en als het zand, 105 Gen 22:1 | jaren; dit waren de jaren des levens van Sara. ~ 106 Gen 22:7 | zich neder voor het volk des lands, voor de zonen Heths; ~ 107 Gen 22:12 | aangezicht van het volk des lands; ~ 108 Gen 22:13 | voor de oren van het volk des lands, zeggende: Trouwens, 109 Gen 22:13 | hoor mij; ik zal het geld des akkers geven; neem het van 110 Gen 22:19 | huisvrouw Sara in de spelonk des akkers van Machpela, tegenover 111 Gen 23:3 | zweren bij den HEERE, den God des hemels, en den God der aarde, 112 Gen 23:7 | 7 De HEERE, de God des hemels, Die mij uit mijns 113 Gen 23:11 | stad, bij een waterput, des avondtijds, ten tijde, als 114 Gen 23:31 | Kom in, gij, gezegende des HEEREN! waarom zoudt gij 115 Gen 23:48 | geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer voor 116 Gen 23:54 | vernachtten, en zij stonden des morgens op, en hij zeide: 117 Gen 23:74 | zijn de dagen der jaren des levens van Abraham, welke 118 Gen 23:75 | in goede ouderdom, oud en des levens zat, en hij werd 119 Gen 23:84 | 17 En dit zijn de jaren des levens van Ismael, honderd 120 Gen 24:4 | vermenigvuldigen, als de sterren des hemels, en zal aan uw zaad 121 Gen 24:25 | altaar, en riep den Naam des HEEREN aan. En hij sloeg 122 Gen 24:29 | Gij zijt nu de gezegende des HEEREN! ~ 123 Gen 24:31 | 31 En zij stonden des morgens vroeg op, en zwoeren 124 Gen 24:32 | boodschapten hem van de zaak des puts, dien zij gegraven 125 Gen 24:35 | en Rebekka een bitterheid des geestes. ~ 126 Gen 25:7 | zegenen voor het aangezicht des HEEREN, voor mijn dood. 127 Gen 25:27 | mijns zoons is als de reuk des velds, hetwelk de HEERE 128 Gen 25:28 | geve u dan God van de dauw des hemels, en de vettigheid 129 Gen 25:39 | woningen zijn, en van den dauw des hemels van boven af zult 130 Gen 26:14 | zaad zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. ~ 131 Gen 26:17 | Gods, en dit is de poort des hemels! ~ 132 Gen 26:18 | 18 Toen stond Jakob des morgens vroeg op, en hij 133 Gen 27:3 | wentelden den steen van den mond des puts, en drenkten de schapen, 134 Gen 27:8 | men den steen van den mond des puts afwentele, opdat wij 135 Gen 27:10 | wentelde den steen van den mond des puts, en drenkte de schapen 136 Gen 27:23 | 23 En het geschiedde des avonds, dat hij zijn dochter 137 Gen 27:25 | 25 En het geschiedde des morgens, en ziet, het was 138 Gen 27:37 | plaats van God, Die de vrucht des buiks van u geweerd heeft? ~ 139 Gen 27:51 | 16 Als nu Jakob des avonds uit het veld kwam, 140 Gen 28:24 | den Syrier, in een droom des nachts, en Hij zeide tot 141 Gen 28:39 | mijn hand geeist, het ware des daags gestolen, of des nachts 142 Gen 28:39 | ware des daags gestolen, of des nachts gestolen. ~ 143 Gen 28:55 | 55 En Laban stond des morgens vroeg op, en kuste 144 Gen 30:19 | 19 En hij kocht een deel des velds, waarop hij zijn tent 145 Gen 31:26 | Sichem, dood met de scherpte des zwaards; en zij namen Dina 146 Gen 34:3 | want hij was hem een zoon des ouderdoms; en hij maakte 147 Gen 34:7 | schoven bindende in het midden des velds; en ziet, mijn schoof 148 Gen 35:7 | eerstgeborene van Juda, was kwaad in des HEEREN ogen; daarom doodde 149 Gen 35:10 | 10 En het was kwaad in des HEEREN ogen, wat hij deed; 150 Gen 36:5 | gesteld had, dat de HEERE des Egyptenaars huis zegende, 151 Gen 36:5 | Jozefs wil; ja, de zegen des HEEREN was in alles, wat 152 Gen 36:11 | en niemand van de lieden des huizes was daar binnenshuis. 153 Gen 36:20 | gevangenhuis, ter plaatse, waar des konings gevangenen gevangen 154 Gen 36:24 | dingen, dat de schenker des konings van Egypte en de 155 Gen 36:28 | schenker en de bakker, die des konings van Egypte waren, 156 Gen 36:29 | 6 En Jozef kwam des morgens tot hen, en hij 157 Gen 37:27 | aren zullen zeven jaren des hongers wezen. ~ 158 Gen 37:30 | zullen er opstaan zeven jaren des hongers; dan zal in het 159 Gen 37:34 | en neme het vijfde deel des lands van Egypte in de zeven 160 Gen 37:34 | Egypte in de zeven jaren des overvloeds. ~ 161 Gen 37:36 | het land, voor zeven jaren des hongers, die in Egypteland 162 Gen 37:47 | voort, in de zeven jaren des overvloeds, bij handvollen. ~ 163 Gen 37:50 | geboren, eer er een jaar des hongers aankwam, die Asnath, 164 Gen 37:51 | En Jozef noemde den naam des eerstgeborenen Manasse; 165 Gen 37:52 | 52 En den naam des tweeden noemde hij Efraim; 166 Gen 37:53 | eindigden de zeven jaren des overvloeds, die in Egypte 167 Gen 37:54 | 54 En de zeven jaren des hongers begonnen aan te 168 Gen 38:6 | verkocht aan al het volk des lands; en Jozefs broederen 169 Gen 38:30 | gehouden voor verspieders des lands. ~ 170 Gen 40:2 | in den mond van den zak des kleinsten, met het geld 171 Gen 40:3 | 3 Des morgens, als het licht werd, 172 Gen 40:20 | vader, en een jongeling des ouderdoms, den kleinsten, 173 Gen 41:5 | gezonden, tot behoudenis des levens. ~ 174 Gen 41:6 | Want het zijn nu twee jaren des hongers in het midden des 175 Gen 41:6 | des hongers in het midden des lands; en er zijn nog vijf 176 Gen 41:11 | er zullen nog vijf jaren des hongers zijn, opdat gij 177 Gen 42:2 | tot Israel in gezichten des nachts, en zeide: Jakob, 178 Gen 43:9 | bereikt de dagen van de jaren des levens mijner vaderen, in 179 Gen 43:24 | zullen voor u zijn, tot zaad des velds, en tot uw spijze 180 Gen 44:16 | in menigte, in het midden des lands! ~ 181 Gen 45:17 | nevens het pad, bijtende des paards verzenen, dat zijn 182 Gen 45:25 | zegenen, met zegeningen des hemels van boven, met zegeningen 183 Gen 45:25 | van boven, met zegeningen des afgronds, die daaronder 184 Gen 45:26 | en op den hoofdschedel des afgezonderden zijner broederen! ~ 185 Gen 45:27 | als een wolf verscheuren; des morgens zal hij roof eten, 186 Gen 45:27 | morgens zal hij roof eten, en des avonds zal hij buit uitdelen. ~ 187 Gen 46:7 | zijn huis, en al de oudsten des lands van Egypte; ~ 188 Gen 46:11 | 11 Als de inwoners des lands, de Kanaanieten, dien 189 Gen 46:13 | begroeven hem in de spelonk des akkers van Machpela, welke 190 Exo 2:8 | jonge maagd ging, en riep des knechtjes moeder. ~ 191 Exo 2:13 | 13 Des anderen daags ging hij wederom 192 Exo 3:2 | 2 En de Engel des HEEREN verscheen hem in 193 Exo 4:14 | 14 Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, en Hij 194 Exo 4:28 | te kennen al de woorden des HEEREN, Die hem gezonden 195 Exo 4:30 | de tekenen voor de ogen des volks. ~ 196 Exo 5:5 | zeide Farao: Ziet, het volk des lands is alreeds te veel; 197 Exo 5:10 | Toen gingen de aandrijvers des volks uit, en deszelfs ambtlieden, 198 Exo 6:8 | vanwege de benauwdheid des geestes, en vanwege de harde 199 Exo 6:15 | en Merari. En de jaren des levens van Levi waren honderd 200 Exo 6:17 | en Uzziel, en de jaren des levens van Kehath waren 201 Exo 6:19 | Aaron en Mozes; en de jaren des levens van Amram waren honderd 202 Exo 6:29 | Mozes voor het aangezicht des HEEREN: Zie, ik ben onbesneden 203 Exo 9:3 | 3 Zie, de hand des HEEREN zal zijn over uw 204 Exo 9:6 | de HEERE deed deze zaak des anderen daags; en al het 205 Exo 9:20 | Wie onder Farao's knechten des HEEREN woord vreesde, die 206 Exo 9:21 | zijn hart niet zette tot des HEEREN woord, die liet zijn 207 Exo 9:22 | vee, en over al het kruid des velds in Egypteland. ~ 208 Exo 9:24 | hagel, en vuur in het midden des hagels vervangen; hij was 209 Exo 9:25 | sloeg de hagel al het kruid des velds, en verbrak al het 210 Exo 9:25 | verbrak al het geboomte des velds. ~ 211 Exo 9:29 | opdat gij weet, dat de aarde des HEEREN is! ~ 212 Exo 10:5 | En zij zullen het gezicht des lands bedekken, alzo dat 213 Exo 10:9 | want wij hebben een feest des HEEREN. ~ 214 Exo 10:12 | Egypteland, en al het kruid des lands opeten, al wat de 215 Exo 10:13 | gansen nacht; het geschiedde des morgens, dat de oostenwind 216 Exo 10:15 | zij bedekten het gezicht des gansen lands, alzo dat het 217 Exo 10:15 | en zij aten al het kruid des lands op, en al de vruchten 218 Exo 10:15 | bomen, noch aan de kruiden des velds, in het ganse Egypteland. ~ 219 Exo 11:2 | 2 Spreek nu voor de oren des volks, dat ieder man van 220 Exo 11:3 | knechten, en voor de ogen des volks.) ~ 221 Exo 11:8 | ging uit van Farao in hitte des toorns. ~ 222 Exo 12:2 | de eerste van de maanden des jaars zijn. ~ 223 Exo 12:11 | het met haast eten; het is des HEEREN pascha. ~ 224 Exo 12:19 | vreemdeling of een ingeborene des lands. ~ 225 Exo 12:41 | geschied, dat al de heiren des HEEREN uit Egypteland gegaan 226 Exo 12:42 | heeft; deze is de nacht des HEEREN, die op het vlijtigst 227 Exo 12:48 | wezen als een ingeborene des lands; maar geen onbesnedene 228 Exo 13:9 | tussen uw ogen, opdat de wet des HEEREN in uw mond zij, omdat 229 Exo 13:12 | zult; de mannetjes zullen des HEEREN zijn. ~ 230 Exo 13:13 | maar alle eerstgeborenen des mensen onder uw zonen zult 231 Exo 13:15 | eerstgeborenen in Egypteland, van des mensen eerstgeborene af, 232 Exo 13:21 | toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, 233 Exo 13:21 | hen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, 234 Exo 13:22 | 22 Hij nam de wolkkolom des daags, noch de vuurkolom 235 Exo 13:22 | daags, noch de vuurkolom des nachts niet weg van het 236 Exo 13:22 | niet weg van het aangezicht des volks. ~  ~ 237 Exo 14:13 | staat vast, en ziet het heil des HEEREN, dat Hij heden aan 238 Exo 14:24 | dat de HEERE, in de kolom des vuurs en der wolk, zag op 239 Exo 15:26 | gij met ernst naar de stem des HEEREN uws Gods horen zult, 240 Exo 16:3 | gestorven waren door de hand des HEEREN, toen wij bij de 241 Exo 16:7 | En morgen, dan zult gij des HEEREN heerlijkheid zien, 242 Exo 16:9 | Nadert voor het aangezicht des HEEREN, want Hij heeft uw 243 Exo 16:10 | zo ziet, de heerlijkheid des HEEREN verscheen in de wolk. ~ 244 Exo 16:23 | rust, de heilige sabbat des HEEREN! wat gij bakken zoudt, 245 Exo 16:25 | want het is heden de sabbat des HEEREN; gij zult het heden 246 Exo 16:33 | die voor het aangezicht des HEEREN, tot bewaring voor 247 Exo 17:1 | woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en zij legerden 248 Exo 17:5 | heen voor het aangezicht des volks, en neem met u uit 249 Exo 17:9 | morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan, en de staf 250 Exo 17:10 | Hur klommen op de hoogte des heuvels. ~ 251 Exo 17:13 | krenkte, door de scherpte des zwaards. ~ 252 Exo 17:16 | Dewijl de hand op den troon des HEEREN is, zo zal de oorlog 253 Exo 17:16 | HEEREN is, zo zal de oorlog des HEEREN tegen Amalek zijn, 254 Exo 18:4 | 4 En de naam des anderen was Eliezer, want, 255 Exo 18:13 | 13 Doch het geschiedde des anderen daags, zo zat Mozes 256 Exo 19:7 | kwam en riep de oudsten des volks, en stelde voor hun 257 Exo 19:8 | Mozes bracht de woorden des volks weder tot den HEERE. ~ 258 Exo 19:9 | had de HEERE de woorden des volks verkondigd. ~ 259 Exo 19:17 | stonden aan het onderste des bergs. ~ 260 Exo 19:20 | berg Sinai, op de spits des bergs, zo riep de HEERE 261 Exo 19:20 | HEERE Mozes op de spits des bergs; en Mozes klom op. ~ 262 Exo 20:7 | 7 Gij zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk 263 Exo 20:10 | zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult 264 Exo 21:34 | 34 De heer des kuils zal het vergelden; 265 Exo 22:8 | gevonden wordt, zo zal de heer des huizes tot de goden gebracht 266 Exo 22:11 | 11 Zo zal des HEEREN eed tussen hen beiden 267 Exo 23:9 | want gij kent het gemoed des vreemdelings, dewijl gij 268 Exo 23:11 | overige daarvan de beesten des velds eten mogen; alzo zult 269 Exo 23:16 | 16 En het feest des oogstes, der eerste vruchten 270 Exo 23:16 | inzameling, op den uitgang des jaars, wanneer gij uw arbeid 271 Exo 23:17 | 17 Drie malen des jaars zullen al uw mannen 272 Exo 23:17 | mannen voor het aangezicht des Heeren HEEREN verschijnen. ~ 273 Exo 23:19 | lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. 274 Exo 24:3 | aan het volk al de woorden des HEEREN, en al de rechten, 275 Exo 24:4 | beschreef al de woorden des HEEREN, en hij maakte zich 276 Exo 24:4 | HEEREN, en hij maakte zich des morgens vroeg op, en hij 277 Exo 24:7 | 7 En hij nam het boek des verbonds, en hij las het 278 Exo 24:7 | hij las het voor de oren des volks; en zij zeiden: Al 279 Exo 24:8 | Ziet, dit is het bloed des verbonds, hetwelk de HEERE 280 Exo 24:10 | saffierstenen, en als de gestaltenis des hemels in Zijn klaarheid. 281 Exo 24:16 | 16 En de heerlijkheid des HEEREN woonde op den berg 282 Exo 24:17 | aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend 283 Exo 25:18 | maken, uit de beide einden des verzoendeksels. ~ 284 Exo 25:32 | zijden uitgaan; drie rieten des kandelaars uit zijn ene 285 Exo 25:32 | ene zijde, en drie rieten des kandelaars uit zijn andere 286 Exo 26:12 | aan de achterste delen des tabernakels. ~ 287 Exo 26:13 | overhangen aan de zijden des tabernakels, aan deze en 288 Exo 26:17 | gij het met al de berderen des tabernakels maken. ~ 289 Exo 26:20 | zijn aan de andere zijde des tabernakels, aan den noorderhoek, ~ 290 Exo 26:22 | 22 Doch aan de zijde des tabernakels tegen het westen 291 Exo 26:23 | maken tot de hoekberderen des tabernakels, aan de beide 292 Exo 26:26 | berderen van de ene zijde des tabernakels; ~ 293 Exo 26:27 | berderen van de andere zijde des tabernakels; alsook vijf 294 Exo 26:27 | de berderen van de zijde des tabernakels, aan de beide 295 Exo 26:35 | tafel over, aan de ene zijde des tabernakels, zuidwaarts; 296 Exo 27:5 | zult het onder den omloop des altaars van beneden opleggen, 297 Exo 27:5 | dat het net tot het midden des altaars zij. ~ 298 Exo 27:7 | handbomen zijn aan beide zijden des altaars, als men het draagt. ~ 299 Exo 27:9 | Gij zult ook den voorhof des tabernakels maken; aan den 300 Exo 27:12 | 12 En in de breedte des voorhofs, aan den westerhoek, 301 Exo 27:13 | gelijken zal de breedte des voorhofs, aan den oosterhoek 302 Exo 27:16 | 16 In de poort nu des voorhofs zal een deksel 303 Exo 27:17 | 17 Al de pilaren des voorhofs zullen rondom met 304 Exo 27:18 | 18 De lengte des voorhofs zal honderd ellen 305 Exo 27:19 | Aangaande al het gereedschap des tabernakels, in al deszelfs 306 Exo 27:19 | pennen, en al de pennen des voorhofs, zullen van koper 307 Exo 27:21 | morgen, voor het aangezicht des HEEREN; dit zal een eeuwige 308 Exo 28:12 | stenen aan de schouderbanden des efods zetten, zijnde stenen 309 Exo 28:12 | gedachtenis, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 310 Exo 28:15 | Gij zult ook een borstlap des gerichts maken, van het 311 Exo 28:15 | allerkunstelijkste werk, gelijk het werk des efods zult gij hem maken; 312 Exo 28:26 | zult ze aan de twee einden des borstlaps zetten; inwendig 313 Exo 28:27 | boven den kunstelijken riem des efods. ~ 314 Exo 28:29 | dragen aan den borstlap des gerichts, op zijn hart, 315 Exo 28:29 | gedachtenis voor het aangezicht des HEEREN geduriglijk. ~ 316 Exo 28:30 | zult ook in den borstlap des gerichts de Urim en de Thummim 317 Exo 28:30 | hij voor het aangezicht des HEEREN ingaan zal; alzo 318 Exo 28:30 | dragen, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 319 Exo 28:31 | Gij zult ook den mantel des efods geheel van hemelsblauw 320 Exo 28:34 | granaatappel, aan de zomen des mantels rondom. ~ 321 Exo 28:35 | heilige, voor het aangezicht des HEEREN, ingaat, en als hij 322 Exo 28:36 | graveert: De HEILIGHEID DES HEEREN! 323 Exo 28:37 | zij; aan de voorste zijde des hoeds zal zij zijn. ~ 324 Exo 28:38 | henlieden voor het aangezicht des HEEREN aangenaam te maken. ~ 325 Exo 29:5 | Aaron den rok, en den mantel des efods, en den efod, en den 326 Exo 29:5 | met den kunstelijken riem des efods. ~ 327 Exo 29:11 | slachten voor het aangezicht des HEEREN, voor de deur van 328 Exo 29:12 | Daarna zult gij van het bloed des vars nemen, en met uw vinger 329 Exo 29:12 | uw vinger op de hoornen des altaars doen; en al het 330 Exo 29:12 | uitgieten aan den bodem des altaars. ~ 331 Exo 29:14 | 14 Maar het vlees des vars, en zijn vel, en zijn 332 Exo 29:15 | hun handen op het hoofd des rams leggen; ~ 333 Exo 29:19 | zonen zullen hun handen op des rams hoofd leggen; ~ 334 Exo 29:23 | die voor het aangezicht des HEEREN zijn zal; ~ 335 Exo 29:24 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN. ~ 336 Exo 29:25 | reuk voor het aangezicht des HEEREN; het is een vuuroffer 337 Exo 29:26 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; en het zal u ten 338 Exo 29:27 | 27 En gij zult de borst des beweegoffers heiligen, en 339 Exo 29:27 | heiligen, en de schouder des hefoffers, die bewogen, 340 Exo 29:27 | opgeheven zal zijn van den ram des vuloffers, van hetgeen dat 341 Exo 29:36 | 36 Gij zult ook des daags een var des zondoffers 342 Exo 29:36 | zult ook des daags een var des zondoffers bereiden, tot 343 Exo 29:38 | lammeren, die eenjarig zijn, des daags, geduriglijk. ~ 344 Exo 29:39 | 39 Het ene lam zult gij des morgens bereiden; maar het 345 Exo 29:42 | samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN; aldaar zal Ik met 346 Exo 30:1 | zult ook een reukaltaar des reukwerks maken; van sittimhout 347 Exo 30:8 | zijn, voor het aangezicht des HEEREN, bij uw geslachten. ~ 348 Exo 30:10 | verzoening doen, met het bloed des zondoffers der verzoeningen; 349 Exo 30:13 | sikkels, naar de sikkel des heiligdoms (deze sikkel 350 Exo 30:14 | daarboven, zal het hefoffer des HEEREN geven. ~ 351 Exo 30:15 | verminderen van de helft des sikkels, als gij het hefoffer 352 Exo 30:15 | sikkels, als gij het hefoffer des HEEREN geeft om voor uw 353 Exo 30:16 | zijn, voor het aangezicht des HEEREN, om voor uw zielen 354 Exo 30:24 | vijfhonderd, naar den sikkels des heiligdoms, en olie van 355 Exo 30:28 | 28 En het altaar des brandoffers, met al zijn 356 Exo 30:35 | daaruit maken, naar het werk des apothekers, gemengd, rein, 357 Exo 31:9 | 9 Ook des brandoffers altaar, met 358 Exo 31:15 | der rust, een heiligheid des HEEREN! Wie op de sabbatdag 359 Exo 32:6 | 6 En zij stonden des anderen daags vroeg op, 360 Exo 32:11 | Mozes aanbad het aangezicht des HEEREN zijns Gods, en hij 361 Exo 32:13 | vermenigvuldigen als de sterren des hemels; en dit gehele land, 362 Exo 32:17 | 17 Toen nu Jozua des volks stem hoorde, als het 363 Exo 32:18 | zeide: Het is geen stem des geroeps van overwinning, 364 Exo 32:18 | overwinning, het is ook geen stem des geroeps van nederlaag; ik 365 Exo 32:26 | Mozes staan in de poort des legers, en zeide: Wie den 366 Exo 32:30 | 30 En het geschiedde des anderen daags, dat Mozes 367 Exo 33:6 | 6 En zij stonden des anderen daags vroeg op, 368 Exo 33:11 | Mozes aanbad het aangezicht des HEEREN zijns Gods, en hij 369 Exo 33:13 | vermenigvuldigen als de sterren des hemels; en dit gehele land, 370 Exo 33:17 | 17 Toen nu Jozua des volks stem hoorde, als het 371 Exo 33:18 | zeide: Het is geen stem des geroeps van overwinning, 372 Exo 33:18 | overwinning, het is ook geen stem des geroeps van nederlaag; ik 373 Exo 33:26 | Mozes staan in de poort des legers, en zeide: Wie den 374 Exo 33:30 | 30 En het geschiedde des anderen daags, dat Mozes 375 Exo 34:19 | laten gaan, en zal den Naam des HEEREN uitroepen voor uw 376 Exo 34:25 | aldaar voor Mij, op den top des bergs. ~ 377 Exo 34:27 | de eerste; en Mozes stond des morgens vroeg op, en klom 378 Exo 34:28 | en Hij riep uit den Naam des HEEREN. ~ 379 Exo 34:33 | in welks midden gij zijt, des HEEREN werk zien zal, dat 380 Exo 34:35 | verbond maakt met den inwoners des lands, waarin gij komen 381 Exo 34:37 | voor een anderen god; want des HEEREN Naam is Ijveraar! 382 Exo 34:46 | verschijnen voor het aangezicht des Heeren HEEREN, den God van 383 Exo 34:47 | verschijnen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal 384 Exo 34:49 | lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. 385 Exo 34:51 | op de tafelen de woorden des verbonds, de tien woorden. ~ 386 Exo 34:57 | Mozes voor het aangezicht des HEEREN kwam, om met Hem 387 Exo 35:5 | het brengen, ten hefoffer des HEEREN: goud, en zilver, 388 Exo 35:12 | verzoendeksel en den voorhang des deksels; ~ 389 Exo 35:15 | deksel der deur aan de deur des tabernakels; ~ 390 Exo 35:16 | 16 Het altaar des brandoffers, en den koperen 391 Exo 35:17 | 17 De behangselen des voorhofs, zijn pilaren en 392 Exo 35:17 | het deksel van de poort des voorhofs; ~ 393 Exo 35:18 | 18 De nagelen des tabernakels, en de pennen 394 Exo 35:18 | tabernakels, en de pennen des voorhofs, met derzelver 395 Exo 35:21 | vrijwillig maakte, die brachten des HEEREN hefoffer tot het 396 Exo 35:24 | brachten het ten hefoffer des HEEREN; en allen, bij welke 397 Exo 35:35 | hen vervuld met wijsheid des harten, om te maken alle 398 Exo 35:35 | werk eens werkmeesters, en des allervernuftigsten handwerkers, 399 Exo 35:35 | allervernuftigsten handwerkers, en des borduurders en hemelsblauw, 400 Exo 35:35 | scharlaken, en in fijn linnen, en des wevers; makende alle werk, 401 Exo 36:1 | zouden alle werk ten dienste des heiligdoms naar alles, dat 402 Exo 36:3 | het werk van den dienst des heiligdoms, om dat te maken; 403 Exo 36:4 | wijzen, die al het werk des heiligdoms maakten, ieder 404 Exo 36:5 | dan genoeg is ten dienste des werks, hetwelk de HEERE 405 Exo 36:6 | geen werk meer ten hefoffer des heiligdoms! Alzo werd het 406 Exo 36:22 | hij het met al de berderen des tabernakels. ~ 407 Exo 36:25 | berderen aan de andere zijde des tabernakels, aan den noorderhoek. ~ 408 Exo 36:27 | 27 Doch aan de zijde des tabernakels tegen het westen, 409 Exo 36:28 | berderen tot hoekberderen des tabernakels, aan de beide 410 Exo 36:31 | de berderen der ene zijde des tabernakels; ~ 411 Exo 36:32 | berderen van de andere zijde des tabernakels; alsook vijf 412 Exo 36:32 | richelen aan de berderen des tabernakels, aan de beide 413 Exo 37:7 | ze, uit de beide einden des verzoendeksels. ~ 414 Exo 37:18 | zijn zijden; drie rieten des kandelaars uit zijn ene 415 Exo 37:18 | ene zijde, en drie rieten des kandelaars uit zijn andere 416 Exo 38:3 | maakte ook al het gereedschap des altaars, de potten, en de 417 Exo 38:5 | ringen aan de vier einden des koperen roosters, tot plaatsen 418 Exo 38:7 | de ringen, aan de zijden des altaars, dat men het met 419 Exo 38:15 | andere zijde van de deur des voorhofs, van hier en van 420 Exo 38:16 | 16 Al de behangselen des voorhofs waren rondom van 421 Exo 38:17 | zilver, en al de pilaren des voorhofs waren met zilver 422 Exo 38:18 | het deksel van de poort des voorhofs was van geborduurd 423 Exo 38:18 | tegenover de behangselen des voorhofs. ~ 424 Exo 38:20 | 20 En al de pennen des tabernakels en des voorhofs 425 Exo 38:20 | pennen des tabernakels en des voorhofs rondom waren van 426 Exo 38:24 | verarbeid is, in het ganse werk des heiligdoms, te weten, het 427 Exo 38:24 | heiligdoms, te weten, het goud des beweegoffers, was negen 428 Exo 38:24 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~ 429 Exo 38:25 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~ 430 Exo 38:26 | sikkel, naar den sikkel des heiligdoms, van een ieder, 431 Exo 38:27 | om te gieten de voeten des heiligdoms, en de voeten 432 Exo 38:27 | heiligdoms, en de voeten des voorhangs; tot honderd voeten 433 Exo 38:29 | 29 Het koper nu des beweegoffers was zeventig 434 Exo 38:30 | had, en al het gereedschap des altaars. ~ 435 Exo 38:31 | 31 En de voeten des voorhofs rondom, en de voeten 436 Exo 38:31 | en de voeten van de poort des voorhofs, ook al de pennen 437 Exo 38:31 | voorhofs, ook al de pennen des tabernakels, en al de pennen 438 Exo 38:31 | tabernakels, en al de pennen des voorhofs rondom. ~  ~ 439 Exo 39:7 | ze op de schouderbanden des efods, tot stenen der gedachtenis 440 Exo 39:8 | allerkunstelijkste werk, gelijk het werk des efods, van goud, hemelsblauw, 441 Exo 39:16 | ringen aan de beide einden des borstlaps. ~ 442 Exo 39:18 | ze aan de schouderbanden des efods, recht op de voorste 443 Exo 39:19 | aan de twee andere einden des borstlaps zetten, inwendig 444 Exo 39:19 | boord, die aan de zijde des efods is. ~ 445 Exo 39:20 | boven den kunstelijke riem des efods. ~ 446 Exo 39:22 | En hij maakte den mantel des efods van geweven werk, 447 Exo 39:23 | 23 En het gat des mantels was in deszelfs 448 Exo 39:24 | 24 En aan de zomen des mantels maakten zij granaatappelen 449 Exo 39:25 | granaatappelen, aan de zomen des mantels rondom, tussen de 450 Exo 39:26 | granaatappel; aan de zomen des mantels rondom; om te dienen, 451 Exo 39:30 | zegelgravering: De HEILIGHEID DES HEEREN. ~ 452 Exo 39:32 | 32 Aldus werd al het werk des tabernakels, van de tent 453 Exo 39:40 | 40 De behangselen des voorhofs, zijn pilaren en 454 Exo 39:40 | het deksel van de poort des voorhofs, zijn zelen, en 455 Exo 39:40 | gereedschap van den dienst des tabernakels, tot de tent 456 Exo 40:5 | gij het deksel van de deur des tabernakels ophangen. ~ 457 Exo 40:6 | Gij zult ook het altaar des brandoffers zetten voor 458 Exo 40:8 | deksel ophangen aan de poort des voorhofs. ~ 459 Exo 40:10 | Gij zult ook het altaar des brandoffers zalven, en al 460 Exo 40:22 | samenkomst, aan de zijde des tabernakels tegen het noorden, 461 Exo 40:23 | orde, voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als de HEERE 462 Exo 40:24 | over de tafel, aan de zijde des tabernakels, zuidwaarts. ~ 463 Exo 40:25 | aan voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als de HEERE 464 Exo 40:28 | ook het deksel van de deur des tabernakels. ~ 465 Exo 40:29 | En hij zette het altaar des brandoffers aan de deur 466 Exo 40:29 | brandoffers aan de deur des tabernakels, van de tent 467 Exo 40:33 | het deksel van de poort des voorhofs op. Alzo voleindigde 468 Exo 40:34 | samenkomst; en de heerlijkheid des HEEREN vervulde den tabernakel. ~ 469 Exo 40:35 | bleef, en de heerlijkheid des HEEREN den tabernakel vervulde. ~ 470 Exo 40:38 | 38 Want de wolk des HEEREN was op den tabernakel 471 Lev 1:3 | welgevallen, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 472 Lev 1:4 | zal zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen, opdat 473 Lev 1:5 | slachten voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van 474 Lev 1:11 | noordwaarts, voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van 475 Lev 1:15 | zijn bloed zal aan den wand des altaars uitgeduwd worden. ~ 476 Lev 2:3 | heiligheden van de vuurofferen des HEEREN. ~ 477 Lev 2:4 | van spijsoffer, een gebak des ovens; het zullen zijn ongezuurde 478 Lev 2:7 | offerande een spijsoffer des ketels is, het zal van meelbloem 479 Lev 2:10 | heiligheden van de vuurofferen des HEEREN. ~ 480 Lev 2:13 | zout zouten, en het zout des verbonds van uw God van 481 Lev 3:1 | offeren, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 482 Lev 3:7 | offeren voor het aangezicht des HEEREN. ~ 483 Lev 3:11 | altaar; het is een spijs des vuuroffers den HEERE. ~ 484 Lev 3:12 | offeren voor het aangezicht des HEEREN. ~ 485 Lev 3:16 | altaar; het is een spijs des vuuroffers, tot een liefelijken 486 Lev 3:16 | liefelijken reuk; alle vet zal des HEEREN zijn. ~ 487 Lev 4:2 | afdwaling van enige geboden des HEEREN, dat niet zou gedaan 488 Lev 4:3 | gezondigd hebben, tot schuld des volks, zo zal hij voor zijn 489 Lev 4:4 | samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN; en hij zal zijn 490 Lev 4:4 | slachten voor het aangezicht des HEEREN. ~ 491 Lev 4:6 | sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang 492 Lev 4:7 | bloed doen op de hoornen des reukaltaars der welriekende 493 Lev 4:7 | specerijen, voor het aangezicht des HEEREN, dat in de tent der 494 Lev 4:7 | den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk is 495 Lev 4:8 | al het vet van den var des zondoffers zal hij daarvan 496 Lev 4:10 | Gelijk als het van den os des dankoffers opgenomen wordt; 497 Lev 4:10 | aansteken op het altaar des brandoffers. ~ 498 Lev 4:13 | enige van allen geboden des HEEREN, dat niet zoude gedaan 499 Lev 4:15 | leggen, voor het aangezicht des HEEREN; en hij zal den var 500 Lev 4:15 | slachten voor het aangezicht des HEEREN. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5858

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License