Book Chapter: Verse
1 Gen 10:30 | 30 En hun woning was van Mescha af, daar
2 Exo 12:40 | 40 De tijd nu der woning, die de kinderen Israels
3 Exo 15:2 | zal ik Hem een liefelijke woning maken; Hij is mijns vaders
4 Exo 15:13 | sterkte tot de liefelijke woning Uwer heiligheid. ~
5 Exo 15:17 | HEERE! gemaakt hebt tot Uw woning, het heiligdom, hetwelk
6 Lev 13:46 | buiten het leger zal zijn woning wezen. ~
7 Num 16:24 | zeggende: Gaat op van rondom de woning van Korach, Dathan en Abiram. ~
8 Num 16:27 | Zo gingen zij op van de woning van Korach, Dathan en Abiram,
9 Num 24:21 | spreuk op, en zeide: Uw woning is vast, en gij hebt uw
10 Deu 12:5 | aldaar te zetten, naar Zijn woning zult gijlieden vragen, en
11 Deu 26:15 | nederwaarts van Uw heilige woning, van den hemel, en zegen
12 Deu 33:27 | De eeuwige God zij u een woning, en van onder eeuwige armen;
13 1Sa 2:29 | hetwelk Ik geboden heb in de woning; en eert uw zonen meer dan
14 1Sa 2:32 | aanschouwen de benauwdheid der woning Gods, in plaats van al het
15 2Sa 7:5 | een huis bouwen tot Mijn woning? ~
16 2Sa 15:25 | laten zien, mitsgaders Zijn woning. ~
17 1Kon 8:13| vaste plaats tot Uw eeuwige woning. ~
18 1Kon 8:30| hoor in de plaats Uwer woning, in den hemel, ja, hoor,
19 1Kon 8:39| hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en doe, en
20 1Kon 8:43| hemel, de vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom
21 1Kon 8:49| hemel, de vaste plaats Uwer woning, hun gebed en hun smeking
22 2Kon 2:19| tot Elisa: Zie toch, de woning dezer stad is goed, gelijk
23 2Kon 19:25| geschiedde in het begin hunner woning aldaar, dat zij den HEERE
24 1Kro 7:28| En hun bezitting en hun woning was Beth-El, en haar onderhorige
25 2Kro 7:2 | vaste plaats tot Uw eeuwige woning. ~
26 2Kro 7:21| hoor Gij uit de plaats Uwer woning, uit den hemel, ja, hoor,
27 2Kro 7:30| hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en geef een
28 2Kro 7:33| uit de vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom
29 2Kro 7:39| uit de vaste plaats Uwer woning, hun gebed en hun smekingen,
30 2Kro 30:27| gebed kwam tot Zijn heilige woning in den hemel. ~ ~ ~
31 2Kro 37:15| verschoonde Zijn volk en Zijn woning. ~
32 Ezra 7:15| aan den God Israels, Wiens woning te Jeruzalem is; ~
33 Job 5:3 | terstond vervloekte ik zijn woning. ~
34 Job 5:24 | vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet
35 Job 8:6 | uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken. ~
36 Job 18:15 | zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel overstrooid
37 Psa 26:8 | 8 HEERE! ik heb lief de woning van Uw huis, en de plaats
38 Psa 49:15 | verslijten, elk uit zijn woning. ~
39 Psa 55:16 | want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen. ~
40 Psa 68:17 | heeft God begeerd tot Zijn woning; ook zal er de HEERE wonen
41 Psa 74:7 | aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. ~
42 Psa 76:3 | Salem is Zijn hut, en Zijn woning in Sion. ~
43 Psa 78:60 | de tent, die Hij tot een woning gesteld had onder de mensen. ~
44 Psa 79:7 | zij hebben zijn liefelijke woning verwoest. ~
45 Psa 107:4 | wildernis, die geen stad ter woning vonden; ~
46 Psa 107:7 | te gaan tot een stad ter woning. ~
47 Psa 107:36 | zij stichten een stad ter woning; ~
48 Spre 3:33| des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij
49 Spre 21:20| 20 In des wijzen woning is een gewenste schat, en
50 Spre 24:15| niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest
51 Jes 4:5 | En de HEERE zal over alle woning van den berg Sions, en over
52 Jes 18:4 | stil zijn, en zien in Mijn woning, als de glinsterende hitte
53 Jes 22:16 | hoogte uithouwt, die een woning voor zich op een rotssteen
54 Jes 34:13 | vestingen; en het zal een woning der draken zijn, een zaal
55 Jes 64:15 | heilige en Uw heerlijke woning; waar zijn Uw ijver en Uw
56 Jer 9:6 | 6 Uw woning is in het midden van bedrog;
57 Jer 9:11 | tot steen hopen, tot een woning der draken; en de steden
58 Jer 10:22 | tot een verwoesting, een woning der draken. ~
59 Jer 10:25 | en hem verteerd, en zijn woning verwoest. ~ ~
60 Jer 25:30 | Zijn stem verheffen uit de woning Zijner heiligheid; Hij zal
61 Jer 31:23 | HEERE zegene u, gij woning der gerechtigheid, gij berg
62 Jer 35:9 | geen huizen bouwen tot onze woning; ook hebben wij geen wijngaard,
63 Jer 49:19 | opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal hem in een
64 Jer 49:20 | nedertrekken! Indien hij hunlieder woning niet boven hen zal verwoesten! ~
65 Jer 50:7 | hebben tegen den HEERE, in de woning der gerechtigheid,
66 Jer 50:19 | zal Israel weder tot zijn woning brengen, en hij zal weiden
67 Jer 50:44 | opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal hen in een
68 Jer 50:45 | nedertrekken! Zo hij de woning boven hen niet zal verwoesten! ~
69 Jer 51:37 | worden tot steen hopen, een woning der draken, een ontzetting
70 Dan 2:11 | geven, dan de goden, welker woning bij het vlees niet is. ~
71 Dan 4:25 | gedierte des velds zal uw woning zijn, en men zal u het kruid,
72 Dan 4:32 | mensen verstoten, en uw woning zal bij de beesten des velds
73 Dan 5:21 | gelijk gemaakt, en zijn woning was bij de woudezelen; men
74 Dan 8:11 | het gedurig offer, en de woning Zijns heiligdoms werd nedergeworpen. ~
75 Oba 1:3 | steenrotsen, in zijn hoge woning; die in zijn hart zegt:
76 Nah 2:11 | 11 Waar is nu de woning der leeuwen, en die weide
77 Zep 3:7 | tucht aannemen, opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden;
78 Zac 2:13 | ontwaakt uit Zijn heilige woning. ~ ~
79 Mark 5:3 | 3 Dewelke zijn woning in de graven had, en niemand
80 Joha 14:23| tot hem komen, en zullen woning bij hem maken. ~
81 Hand 6:37| en een licht scheen in de woning, en slaande de zijde van
82 Hand 11:26| en de bepalingen van hun woning. ~
83 Hand 22:30| jaren in zijn eigen gehuurde woning; en ontving allen, die tot
|